Wijziging Regeling representatiekostenvergoeding OCW 2005

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 april 2006, nr. P&O/JZ/2006/15414, houdende wijziging van de Regeling representatiekostenvergoeding OCW 2005

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, tweede lid, van het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel (Stb. 527, 1993);

Gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Besluit:

Artikel I

De bijlage bedoeld in artikel 1, onder a, en artikel 2, tweede lid, van de Regeling representatiekosten vergoeding OCW 2005 wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel II

De ambtenaar die bij datum ingang van dit besluit een functie vervult die is opgenomen in de bijlage bij dit besluit en een persoonsgebonden representatiekostenvergoeding ontvangt, ontvangt deze vergoeding met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit uit hoofde van de functie die de ambtenaar bekleedt.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2006.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 april 2006.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Bij het onderhavige besluit wordt de bijlage bij de Regeling representatiekostenvergoeding OCW 2005 vervangen.

De functies van secretaris-generaal, directeur-generaal en van Inspecteur-generaal Inspectie van het Onderwijs zijn uit de lijst verwijderd aangezien deze functionarissen, behorende tot de top managementgroep, per 1 april een representatiekostenvergoeding ontvangen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Aangezien de hoogste toelage slechts toekwam aan de secretaris-generaal, is deze categorie vervallen. Er resteren nog slechts drie categorieën. Het blijft uiteraard mogelijk voor de persoonsgebonden toelage uit één van deze drie categorieën een keuze te maken, afhankelijk van de mate waarin die functionaris representatieve taken heeft.

Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt de nieuwe functielijst nader aan te laten sluiten aan de bepalingen van het Organisatie- en Mandaatbesluit OCW 2005.

De hieruit voortvloeiende wijziging betreft onder meer de functiegroep ‘Directeuren Bestuursdepartement’. Deze is gewijzigd in Directeuren van ondersteunende directies, beleidsdirecties of programmadirecties. Als gevolg van deze wijziging zijn de functies Projectdirecteur, Directeur RDMZ/ROB en Directeur ICN geschrapt. Laatstvermelde twee functies zijn directeuren van beleidsdirecties. De functie van Projectdirecteur is geen formele functie. De functie van programmadirecteur is dat wel en was ten onrechte niet vermeld in de lijst. De functionarissen die deze functie bekleden ontvangen reeds een persoonsgebonden toelage in dit verband.

Voorts is de functielijst aangevuld met de functie van Directeur Bedrijfsvoering Inspectie van het Onderwijs. Deze functionaris ontvangt al een persoonsgebonden vergoeding ingevolge de regeling. Hij kan echter in dit verband niet worden onderscheiden van functionarissen die de functie van Hoofdinspecteur Inspectie van het Onderwijs uitoefenen. De laatstgenoemde functie was echter wel opgenomen in de bijlage. Om deze reden is de eerdergenoemde functie dan ook toegevoegd aan de lijst van functies die binnen het Ministerie van OCW in aanmerking komen voor een representatiekostenvergoeding.

De toegekende representatiekostenvergoeding aan de ambtenaren die de functies van Programmadirecteur en Directeur Bedrijfsvoering Inspectie van het Onderwijs vervullen en een persoonsgebonden toelage ontvangen, zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit functiegebonden in plaats van persoonsgebonden.

Tot slot is de benaming van de functie van Directeur Inspectie Cultuur Erfgoed gewijzigd in Directeur Erfgoedinspectie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage

Het maximum aan representatietoelage toe te kennen bedrag wordt periodiek door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld.

Binnen OCW wordt hierbij de volgende onderverdeling aangebracht. De bedragen zijn gerangschikt in een aantal categorieën.

Categorie

I

€ 191,19 per maand

Categorie

II

€ 128,19 per maand

Categorie

III

€ 88,15 per maand

Lijst van functies die binnen het Ministerie van OCW in aanmerking komen voor een representatietoelage

Functie

Categorie

Netto bedrag

Per maand in €

Plaatsvervangend secretaris-generaal

I

191,19

Hoofddirecteur CFI

I

191,19

Directeur Voorlichting

I

191,19

Plaatsvervangend directeur Voorlichting

I

191,19

Directeuren van een ondersteunende directie (anders dan Voorlichting), beleidsdirectie of programmadirectie

II

128,19

Directeuren CFI

II

128,19

Hoofdinspecteur Inspectie van het Onderwijs

II

128,19

Directeur Bedrijfsvoering Inspectie van het Onderwijs

II

128,19

Algemeen secretaris Onderwijsraad

II

128,19

Algemeen secretaris Raad voor Cultuur

II

128,19

Secretaris Adviesraad voor Wetenschap- enTechnologiebeleid

II

128,19

Algemeen Rijksarchivaris

II

128,19

Directeur Erfgoedinspectie

II

128,19

Naar boven