Regeling politiehonden

4 april 2006

Nr. 2006-0000039858

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie;

Gelet op artikel 49 van de Politiewet 1993;

Besluit:

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanhoudings- en ondersteuningseenheid: eenheid als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen;

b. ambtenaar van politie: ambtenaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Politiewet 1993;

c. AOE-hond: hond in eigendom van een regio of de Staat met als doel in politiedienst te worden ingezet bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid;

d. explosieven: door de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen springstoffen;

e. geleider: ambtenaar van politie die toestemming heeft van de korpsbeheerder of de beheerder van het Korps landelijke politiediensten om dienst te doen met een politiespeurhond, politiesurveillancehond of AOE-hond;

f. keuringsreglement: als bijlage opgenomen reglement op grond waarvan keuringen plaatsvinden;

g. minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

h. politiespeurhond: hond in eigendom van een regio of de Staat met als doel in politiedienst te worden ingezet voor de taken, genoemd in artikel 3;

i. politiesurveillancehond: hond in eigendom van een regio of de Staat met als doel in politiedienst te worden ingezet bij de surveillancedienst of het optreden van de mobiele eenheid;

j. verdovende middelen: producten vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijsten I en II.

Paragraaf 2

Algemene bepalingen

Artikel 2

Een politiespeurhond, een politiesurveillancehond en een AOE-hond staan onder toezicht van een geleider die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 13.

Artikel 3

Uitrusting met politiespeurhond

1. Uitrusting met een politiespeurhond menselijke geur geschiedt uitsluitend voor de speurtaak of geuridentificatietaak, voor zover de desbetreffende politiespeurhond voor die taak is gecertificeerd.

2. Uitrusting met een politiespeurhond verdovende middelen geschiedt uitsluitend voor het opsporen van verdovende middelen.

3. Uitrusting met een politiespeurhond explosieven geschiedt uitsluitend voor het opsporen van explosieven, vuurwapens en munitie.

4. Uitrusting met een politiespeurhond stoffelijke resten geschiedt uitsluitend voor het opsporen van stoffelijke resten van mensen.

5. Uitrusting met een politiespeurhond brandversnellende middelen geschiedt uitsluitend voor het opsporen van brandversnellende middelen.

Artikel 4

Bewapening met politiesurveillancehond

Bewapening met een politiesurveillancehond geschiedt uitsluitend bij het optreden van de surveillancedienst of de mobiele eenheid.

Artikel 5

Bewapening met AOE-hond

Bewapening met een AOE-hond geschiedt uitsluitend bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid.

Paragraaf 3

Keuring en certificering

Artikel 6

Keuringscommissies

1. Er is een keuringscommissie voor de politiespeurhond waarvan de leden worden aangewezen door de minister. De rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond bepalen voor welke keuring van geleider en politiespeurhond de verschillende leden worden ingezet.

2. Er is een keuringscommissie voor de politiesurveillancehond waarvan de leden worden aangewezen door de rijksgecommitteerden voor de politiesurveillancehond, bedoeld in artikel 7. De aanwijzing vindt plaats nadat het aan te wijzen lid is aangemeld bij een door de korpschefs getroffen voorziening voor de organisatie en administratie van keuringen. Aanwijzing vindt niet plaats dan nadat het aan te wijzen lid het examen, bedoeld in het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond, met goed gevolg heeft afgelegd.

3. Er is een keuringscommissie voor de AOE-hond waarvan de leden, uit de kring van leden van de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, worden aangewezen door de rijksgecommitteerden voor de AOE-hond, bedoeld in artikel 7.

4. De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhond, van de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond en van de keuringscommissie voor de AOE-hond zijn ambtenaar van politie. Van de keuringscommissie voor de politiespeurhond kunnen tevens lid zijn buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafrecht.

5. De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhonden, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond beschikken over een ruime dressuur-technische ervaring en praktische politie-ervaring op het gebied van de inzet en het gebruik van de politiespeurhond, respectievelijk de politiesurveillancehond, respectievelijk de AOE-hond. De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhond beschikken tevens over kennis van de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 7

Rijksgecommitteerden

1. De minister wijst rijksgecommitteerden aan voor de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond.

2. De rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond, respectievelijk de rijksgecommitteerden voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de rijksgecommitteerden voor de AOE-hond houden toezicht op de kwaliteit en de objectiviteit van de keuringen en herkeuringen door de keuringscommissie voor de politiespeurhond, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond en de juiste naleving van de regels terzake.

3. De rijksgecommitteerden rapporteren jaarlijks over hun activiteiten aan de minister.

Artikel 8

Algemene keuringsvoorschriften

Voor een keuring komen in aanmerking honden die:

a. door een gediplomeerd dierenarts gezond zijn verklaard; en

b. ingeënt zijn tegen de in het keuringsreglement aangewezen ziekten.

Artikel 9

Keuringsvoorschriften politiespeurhond

1. Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond kunnen deelnemen ambtenaren van politie die zijn aangewezen als geleider.

2. De keuring vindt niet plaats dan nadat de geleider politiespeurhond het examen, bedoeld in artikel 10, met goed gevolg heeft afgelegd.

3. De keuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond op basis van het keuringsreglement voor de politiespeurhond.

4. Het keuringsreglement voor de politiespeurhond bevat ten minste de volgende eisen:

a. voor alle politiespeurhonden met uitzondering van de politiespeurhonden menselijke geur:

1°. gehoorzaamheid van de politiespeurhond aan de geleider;

2°. een goede samenwerking van de politiespeurhond met de geleider;

3°. het niet agressief zijn ten opzichte van mensen en dieren; en

4°. de vaardigheid van het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk geen belemmering mogen zijn;

b. voor de speurtaak van de politiespeurhonden menselijke geur:

1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken van kleine en grote voorwerpen met menselijke geur;

2°. het opsporen en lokaliseren van een persoon; en

3°. het speuren over gecombineerde terreinen;

c. voor de geuridentificatietaak van de politiespeurhond menselijke geur: het uitvoeren van een tweetal geuridentificatieproeven, zoals in het keuringsreglement omschreven;

d. voor de politiespeurhond verdovende middelen:

1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken van verdovende middelen; en

2°. het vermogen om binnen een redelijke tijd alleen die soorten verdovende middelen, die in het keuringsreglement zijn aangewezen, op te sporen;

e. voor de politiespeurhond explosieven:

1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar explosieven, wapens en munitie; en

2°. het vermogen om binnen redelijke tijd explosieven, wapens en munitie op te sporen en te lokaliseren;

f. voor de politiespeurhond stoffelijke resten: het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar stoffelijke resten van mensen;

g. voor de politiespeurhond brandversnellende middelen:

1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar brandversnellende middelen; en

2°. het vermogen om binnen een redelijke tijd alleen die brandversnellende middelen, die in het keuringsreglement zijn aangewezen, op te sporen.

5. De politiespeurhond menselijke geur voert geuridentificatieproeven uit op de wijze waarop deze hond gecertificeerd zal worden.

6. De verdovende middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, onder 2°, worden geplaatst en verborgen in kleine hoeveelheden, op locaties en in verpakkingen overeenkomstig de praktijk.

7. De politiespeurhond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

8. Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen. Voor een combinatie van een geleider en een politiespeurhond menselijke geur die wordt gekeurd voor de geuridentificatietaak bestaat de mogelijkheid van meer herkansingen.

9. De rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond stellen de voor de keuring en opleiding van geleiders en politiespeurhonden benodigde hoeveelheden verdovende middelen en explosieven vast.

Artikel 10

Examen geleider politiespeurhond

1. De geleider speurhond menselijke geur wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

a. zijn kennis met betrekking tot de veiligstelling van goederen en het afnemen van geurmonsters ten behoeve van een geuridentificatieproef;

b. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond menselijke geur; en

c. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

2. De geleider politiespeurhond verdovende middelen wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

a. de bekende methoden van verbergen en verpakken van verdovende middelen;

b. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond verdovende middelen;

c. de inhoud van de Opiumwet; en

d. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

3. De geleider politiespeurhond explosieven wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

a. de bekende methoden van plaatsen, verbergen en verpakken van explosieven, wapens en munitie;

b. de opslag en het vervoer van explosieven;

c. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond explosieven;

d. de inhoud van de Wet wapens en munitie en de Wet gevaarlijke stoffen; en

e. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

4. De geleider politiespeurhond stoffelijke resten wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

a. de theorie inzake het werken met een speurhond stoffelijke resten;

b. factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond stoffelijke resten; en

c. toepasselijke bepalingen van het Wetboek van strafvordering en van de Wet op de lijkbezorging.

5. De examenvragen en de examenstof worden door de keuringscommissie voor de politiespeurhond in overeenstemming met de rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond vastgesteld.

6. Indien het examen niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 11

Keuringsvoorschriften politiesurveillancehond

1. Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond kunnen deelnemen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, vanaf de rang van surveillant van politie die zijn aangewezen als geleider.

2. De keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond op basis van het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond, met dien verstande dat de leden die keuren afkomstig zijn uit een ander politiekorps dan het korps waar de geleider is aangesteld.

3. Het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond bevat tenminste de volgende eisen:

a. gehoorzaamheid van de politiesurveillancehond aan de geleider;

b. een goede samenwerking van de politiesurveillancehond met de geleider;

c. de vaardigheid van de politiesurveillancehond in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn; en

d. het vermogen van de surveillancehond om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen respectievelijk te beëindigen.

4. De politiesurveillancehond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

5. Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 12

Keuringsvoorschriften AOE-hond

1. Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een AOE-hond kunnen deelnemen ambtenaren van politie die sedert tenminste twee jaar behoren tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid en die zijn aangewezen als geleider.

2. De keuring van een combinatie van geleider en AOE-hond geschiedt door de keuringscommissie voor de AOE-hond op basis van het keuringsreglement voor de AOE-hond.

3. Het keuringsreglement voor de AOE-hond bevat ten minste de volgende eisen:

a. volgzaamheid en gehoorzaamheid van de AOE-hond aan de geleider;

b. het kunnen participeren in procedures temidden van de leden van de aanhoudings- en ondersteuningseenheid;

c. het onder bepaalde omstandigheden, op een bepaalde afstand, niet hoorbaar zijn;

d. de vaardigheid van de AOE-hond in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn; en

e. het vermogen van de AOE-hond om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen respectievelijk te beëindigen.

4. De AOE-hond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

5. Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 13

Certificering

1. De desbetreffende keuringscommissie verstrekt aan de geleider politiespeurhond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, respectievelijk aan de geleider politiesurveillancehond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, respectievelijk aan de geleider AOE-hond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd een certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de hond.

2. Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, heeft een geldigheidsduur van twee jaar en drie maanden te rekenen vanaf de datum van afgifte van het certificaat.

3. Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend voor de combinatie van geleider en hond op naam waarvan het is afgegeven.

4. De geleider van een politiespeurhond menselijke geur krijgt een certificaat waarop staat aangegeven voor welke taak de politiespeurhond is gecertificeerd:

a. de speurtaak van de politiespeurhonden menselijke geur; of

b. de geuridentificatietaak van de politiespeurhond menselijk geur.

Paragraaf 4

Herkeuringen

Artikel 14

Herkeuring

1. Een combinatie van een geleider en een politiespeurhond, respectievelijk een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond, respectievelijk een combinatie van een geleider en een AOE-hond, wordt binnen twee jaar na het behalen van het certificaat, bedoeld in artikel 13, opnieuw gekeurd door de keuringscommissie voor de politiespeurhond, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond.

2. De herkeuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond vindt niet plaats dan nadat de geleider politiespeurhond het examen, bedoeld in artikel 10, opnieuw met goed gevolg heeft afgelegd.

3. Indien de herkeuring met goed gevolg wordt afgelegd, wordt het certificaat verlengd met de duur van twee jaar en drie maanden.

4. Indien de herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, kan binnen de geldigheidsduur van het certificaat een tweede of derde herkeuring plaatsvinden.

5. Indien een eerste, tweede of derde herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd kan het certificaat voor het verstrijken van de geldigheidsduur worden ingetrokken, indien het naar het oordeel van de keuringscommissie voor de politiespeurhond, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond noodzakelijk is de inzet in politiedienst van de desbetreffende combinatie van geleider en hond met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Paragraaf 5

Overgangsrecht

Artikel 15

Na inwerkingtreding van deze regeling berust het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie van 29 oktober 2003 tot aanwijzing van rijksgecommitteerden politiespeurhond en politiesurveillancehond en samenstelling keuringscommissies op de artikelen 6, eerste lid, en 7, eerste lid, van deze regeling.

Artikel 16

Na inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de Regeling politiespeurhonden 1997 en de Regeling politiesurveillancehonden 1999 afgegeven certificaten op artikel 13 van deze regeling.

Artikel 17

Na inwerkingtreding van deze regeling berust het certificaat voor de combinatie van een geleider en een AOE-hond, dat op grond van de Regeling pilot AOE-hond is afgegeven en nadien is verlengd, op artikel 13 van deze regeling.

Paragraaf 6

Slotbepalingen

Artikel 18

De Regeling politiesurveillancehonden 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 19

De Regeling politiespeurhonden 1997 wordt ingetrokken.

Artikel 20

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling politiehonden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Met de onderhavige regeling worden de voorschriften voor de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond uit een oogpunt van overzichtelijkheid gebundeld in één nieuwe regeling: de Regeling politiehonden (verder: regeling). De voorschriften voor de politiespeurhond en de politiesurveillancehond zijn grotendeels overgenomen uit de tot dusver geldende Regeling politiespeurhonden 1997 (Stcrt. 1997, 183) en de Regeling politiesurveillancehonden 1999 (Stcrt. 1999, 62). De voorschriften voor de AOE-hond zijn ontleend aan de inmiddels vervallen Regeling pilot AOE-hond (Stcrt. 2003, 242). Zij krijgen met de onderhavige regeling een definitieve status.

Algemeen uitgangspunt blijft dat de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond onder toezicht van een geleider staan die beschikt over een geldig certificaat dat is afgegeven op naam van de combinatie van de geleider en de desbetreffende hond. Een combinatie van geleider en politiespeurhond, politiesurveillancehond of AOE-hond komt in aanmerking voor een certificaat na het met goed gevolg afleggen van een keuring. De keuring van een politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond vindt plaats door daartoe ingestelde keuringscommissies. De keuringseisen zijn opgenomen in het voor de desbetreffende hond en geleider geldende keuringsreglement.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de bestaande voorschriften voor uitrusting en bewapening van de politie met verschillende soorten politiehonden op onderdelen te actualiseren en waar mogelijk te uniformeren. Er is daarbij aangesloten bij de praktijk. Zo is een nieuw type politiespeurhond geïntroduceerd voor het opsporen van brandversnellende middelen. Daarnaast is bij de politiespeurhonden de discipline explosieven uitgebreid tot explosieven, vuurwapens en munitie. Het maximaal aantal herkansingen bij een keuring is voor alle politiehonden op twee gesteld. Voor een combinatie van een geleider en een politiespeurhond menselijke geur die wordt gekeurd voor de geuridentificatietaak bestaat echter, gelet op de zeer gespecialiseerde taak van deze hond, de mogelijkheid van meer herkansingen. De geldigheidsduur van het certificaat bedraagt voortaan voor alle combinaties van geleider en hond twee jaar en drie maanden, te rekenen vanaf de datum van afgifte van het certificaat. Ook het aantal herkansingen voor de herkeuring is voor alle soorten honden geüniformeerd: binnen de geldigheidsduur van het certificaat kan een tweede of derde herkeuring plaatsvinden. Indien een herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, kan het certificaat voor het verstrijken van de geldigheidsduur worden ingetrokken indien het naar het oordeel van de keuringscommissie voor de desbetreffende hond noodzakelijk is de inzet van de desbetreffende combinatie met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Ook de keuringsreglementen zijn op een aantal punten geactualiseerd. Zo is in het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond thans opgenomen dat de helper die de geleider bij de keuring bijstaat, ambtenaar van politie is. Zo is gewaarborgd dat de helper een ambtseed heeft afgelegd en een voor de keuringscommissie betrouwbaar oordeel kan geven over het verloop van bepaalde aspecten van de keuring. In het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond zijn tevens opleidingseisen voor aspirant-leden van de keuringscommissie neergelegd, opdat de kwaliteit van de keuringen voor de politiesurveillancehond beter is gewaarborgd. Het keuringsreglement voor de AOE-hond is gelijk aan het voorlopige keuringsreglement dat voor de AOE-hond was vastgesteld bij de Regeling pilot AOE-hond. De rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond, voor de politiesurveillancehond en voor de AOE-hond zullen de komende tijd bezien of het noodzakelijk is de keuringsreglementen meer ingrijpend te wijzigen.

Uit een evaluatie van de pilot die in 2004 met de AOE-hond is uitgevoerd, is gebleken dat de AOE-hond als geweldmiddel voldoet aan de verwachtingen. De inzet van de AOE-hond is adequaat en verantwoord en zij rechtvaardigt een uitbreiding van de geweldmiddelen die de aanhoudings- en ondersteuningseenheden ter beschikking staan. De AOE-hond is goed bruikbaar bij operaties van aanhoudings- en ondersteuningseenheden voor onder meer het schonen van panden, opzoeken van verdachten in buitengebieden, achterbewaking van panden, het onopvallend benaderen van –in het algemeen- vuurwapengevaarlijke verdachten en het op afstand houden van publiek. Ten opzichte van andere geweldmiddelen die voor deze eenheden beschikbaar zijn, heeft de AOE-hond de meerwaarde dat hij zelfstandig verdachten kan benaderen. Deze eigenschap verkleint de gevaren voor de leden van de eenheid. De AOE-hond kan derhalve definitief worden toegevoegd aan de bewapening van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid. Een snelle invoering van de AOE-hond is zeer gewenst. Voor een toelichting op de keuringsvoorschriften die gelden voor de AOE-hond wordt verwezen naar de toelichting bij de eerdergenoemde Regeling pilot AOE-hond.

De inzetcriteria van de AOE-hond als geweldmiddel zullen worden geformaliseerd in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Ambtsinstructie). De inzetcriteria van de politiesurveillancehond zijn reeds in artikel 15 van de Ambtsinstructie neergelegd. In de Ambtsinstructie zijn immers de bepalingen omtrent de uitoefening van de bevoegdheid tot geweldgebruik neergelegd. De criteria voor de inzet van de AOE-hond zullen in materiële zin niet verschillen van de voorwaarden die in de onderhavige regeling zijn verbonden aan de bewapening van de politie met een AOE-hond: een AOE-hond dient onder toezicht van een geleider te staan die beschikt over een geldig certificaat, en mag uitsluitend worden gebruikt bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid. Het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid is aan strenge regels gebonden en de eenheid mag, ook indien zij gebruik maakt van een AOE-hond, uitsluitend worden ingezet na toestemming van het bevoegd gezag.. Daarbij gelden te allen tijde de algemene voorwaarden voor het gebruik van geweld zoals neergelegd in artikel 8 van de Politiewet 1993 en hoofdstuk 2, paragraaf 1, van de Ambtsinstructie. Gelet op het bovenstaande is de invoering van de AOE-hond, vooruitlopend op de wijziging van de Ambtsinstructie, reeds met voldoende waarborgen omkleed.

De Adviescommissie Bewapening en aanverwante Uitrusting van de Raad van Hoofdcommissarissen heeft over de invoering van de AOE-hond positief geoordeeld.

Opgemerkt wordt dat de in de Regeling politiespeurhonden 1997 opgenomen paragrafen ‘opiumverlof’ en ‘explosievenopslag, explosievenvervoer en explosievendistributie’ in de onderhavige regeling niet zijn opgenomen. De betreffende bepalingen zijn nu neergelegd in interne regels van de Dienst Levende Have van het Korps landelijke politiediensten.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In de begripsbepalingen zijn in verband met de invoering van de AOE-hond de nieuwe begrippen aanhoudings- en ondersteuningseenheid en AOE-hond opgenomen. Tevens zijn enkele algemene begrippen geactualiseerd, zoals het begrip geleider. De politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond kunnen geen eigendom zijn van particulieren, noch van individuele ambtenaren van politie: de regio of de staat (als privaatrechtelijke eigenaar van de hond die wordt gebruikt door een ambtenaar van politie van het Korps landelijke politiediensten) is de eigenaar.

Artikel 2

Dit artikel strekt ertoe te verzekeren dat de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond onder toezicht staan van hun geleider. De hond en zijn geleider vormen samen een combinatie en voor die betreffende combinatie is een certificaat afgegeven.

Artikel 6 en 7

Bij het Besluit aanwijzing rijksgecommitteerden politiespeurhond en politiesurveillancehond en samenstelling keuringscommissies, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, van 29 oktober 2003 (Stcrt. 2003, 13) zijn rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond en voor de politiesurveillancehond aangewezen. Daarnaast zijn bij datzelfde besluit de leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhond aangewezen. Genoemd besluit zal op korte termijn worden geactualiseerd. Op voorstel van de korpschef wijzen de rijksgecommitteerden voor de politiesurveillancehond de leden van de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond aan. De rijksgecommitteerden voor de AOE-hond wijzen de leden van de keuringscommissie voor de AOE-hond aan, uit de kring van leden die zitting hebben in de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond. Het aantal keuringen van combinaties van geleiders en AOE-honden zal naar verwachting beperkt zijn. Mede omdat ten aanzien van deze keuringen soortgelijke kennis nodig is als bij keuringen van de politiesurveillancehond, kan aldus uit dezelfde categorie keurmeesters worden geput.

De aanwijzing van de keuringscommissies (en de rijksgecommitteerden) waarborgt de kwaliteit en uniformiteit met betrekking tot de toets inzake de wijze van optreden en de kwaliteit van de geleider en de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond.

Artikel 8, 9, 10, 11 en 12

De keuring geschiedt door het toetsen van de combinatie van de hond en de geleider aan een aantal specifieke eisen. In de door de desbetreffende rijksgecommitteerden ontworpen keuringsreglementen zijn per soort politiehond de keuringseisen uitgewerkt. Door de niet-limitatieve opsomming in de regeling wordt ruimte gelaten om extra kwaliteitseisen toe te voegen. De in de regeling opgenomen opsomming verzekert een minimum kwaliteitsniveau.

Artikel 13

De kwalificatie van de geleider en de hond als combinatie komt tot uitdrukking door het certificaat te verstrekken op naam van de combinatie, die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd. Om de kwaliteit blijvend te waarborgen heeft het certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond een beperkte geldigheidsduur tot maximaal twee jaar en drie maanden. Als de geleider en de politiespeurhond, de politiesurveillancehond of de AOE-hond niet meer als combinatie optreden kan de desbetreffende hond slechts worden ingezet als deze in combinatie met een nieuwe geleider de keuring met goed gevolg heeft afgelegd.

Artikel 14

Met het oog op de kwaliteitsbewaking is het noodzakelijk dat de gecertificeerde combinatie regelmatig een herkeuring ondergaat. Een certificaat vervalt van rechtswege na het verstrijken van de maximale geldigheidsduur. In het geval de herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van een tweede of derde herkeuring. Het certificaat vervalt niet van rechtswege door het niet met goed gevolg afleggen van een herkeuring, maar kan in dat geval wel vóór het verstrijken van de geldigheidsduur worden ingetrokken. Intrekking kan plaatsvinden indien het naar het oordeel van de desbetreffende keuringscommissie noodzakelijk is het optreden van een bepaalde combinatie van geleider en hond met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Artikel 15 tot en met 20

In het overgangsrecht is bepaald dat de op grond van de oude regelingen afgegeven certificaten met het in werking treden van de onderhavige regeling berusten op deze regeling. Het certificaat voor de combinatie van de geleider en de AOE-hond dat op basis van de Regeling Pilot AOE-hond is verstrekt en nadien is verlengd, berust tevens op deze regeling.

Ook het Besluit aanwijzing rijksgecommitteerden politiespeurhond en politiesurveillancehond en samenstelling keuringscommissies, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, van 29 oktober 2003 (Stcrt. 2003, 13) berust met het in werking treden van de onderhavige regeling op deze regeling.

De Regeling politiespeurhonden 1997 en de Regeling politiesurveillancehonden 1999 worden ingetrokken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven