Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2006, 70 pagina 11 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2006, 70 pagina 11 | Overig |
Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende bepalingen met betrekking tot de verstrekking van subsidies aan de Stichting Nederland Maritiem Land (Tijdelijke subsidieregeling Nederland Maritiem Land 2006–2009)
30 maart 2006
Nr. HDJZ/SCH/2006-204
Hoofddirectie Juridische Zaken
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 2 aanhef, onder a, en 3 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;
b. de Stichting: de Stichting Nederland Maritiem Land, gevestigd te Rotterdam;
c. bestuurs- en bureaukosten: gemaakte en betaalde kosten die betrekking hebben op het functioneren van de organisatie van de Stichting;
d. activiteitenkosten: noodzakelijke, rechtstreeks aan een al dan niet thematisch ingedeeld activiteitenplan toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten;
e. maritiem cluster: groepering van verwante maritieme sectoren met de corresponderende toeleveranciers die een specifieke sociaal-economische dynamiek teweeg brengen en daarmee bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de Nederlandse bestaansbronnen;
f. Maritime Innovation Board: een op te richten college van deskundigen uit de maritieme sector ten behoeve van het stimuleren van de innovatie in de zeescheepvaart.
De Minister verstrekt de Stichting jaarlijks een subsidie om:
a. het maritieme cluster in Nederland als ook binnen de Europese Unie te versterken door middel van voorlichting, educatie, bewustwording, samenwerking, netwerkvorming, onderzoek en andere activiteiten die daarmee verband houden of daartoe bevorderlijk zijn;
b. de oprichting van de Maritime Innovation Board voor te bereiden, alsmede de inventarisatie van de in de markt levende innovatiebehoeften en overige ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van deze Maritime Innovation Board te verrichten.
1. De subsidie voor de gezamenlijke bestuurs-, bureau- en activiteitenkosten ten behoeve van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt per boekjaar ten hoogste € 670.833,–.
2. De subsidie voor de kosten ten behoeve van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt per boekjaar ten hoogste € 345.500,–.
1. De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt per kalenderjaar 50% van de totale kosten, met een maximum van € 180.000,– voor de noodzakelijke bestuurs- en bureaukosten en een maximum van € 490.833,– voor de activiteitenkosten.
2. Binnen het in artikel 3, eerste lid, genoemde maximale subsidiebedrag kan de Minister ten behoeve van activiteiten, die rechtstreeks verband houden met lange termijn onderzoek met een precompetitief karakter of die uitstijgen boven het gebied van een thema, een subsidie verlenen tot 100% van de daarmee gepaard gaande bestuurs-, bureau- en activiteitenkosten, met een maximum van € 50.000,– per jaar.
3. De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt per kalenderjaar van de totale kosten:
a. maximaal € 67.000,– voor de inzet van personeel en bureaufaciliteiten van de Stichting voor werkzaamheden van de Maritime Innovation Board;
b. maximaal € 50.000,– voor de bezoldiging van de deeltijdvoorzitter van de Maritime Innovation Board, vergaderkosten en andere contante uitgaven inclusief reis- en verblijfskosten;
c. maximaal € 183.500,– voor de personeelskosten inclusief alle bijkomende kosten van het bij de Stichting onder te brengen bureau van de Maritime Innovation Board, voor zover deze niet behoren tot de kosten bedoeld, onder a;
d. maximaal € 45.000,– voor de inventarisatie van de in de markt levende innovatiebehoeften ten behoeve van de Maritime Innovation Board.
Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
1. De aanvraag van de subsidie voor het kalenderjaar 2006 dient uiterlijk 1 mei 2006 te zijn ontvangen door de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart.
2. De aanvraag van de subsidie voor de kalenderjaren 2007 t/m 2009 dient
jaarlijks, uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het betreffend subsidiejaar, te zijn ontvangen door de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart.
3. In aanvulling op artikel 4:61, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht gaat elke aanvraag vergezeld van een activiteitenplan, inclusief een gespecificeerde begroting, welke zijn goedgekeurd door het bestuur van de Stichting en de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart.
Onder toepassing van artikel 4:50, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de Minister de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de Stichting wijzigen indien;
a. de Stichting voor de uitoefening van de gesubsidieerde activiteiten tevens geheel of gedeeltelijk financiële bijdragen krijgt van (overheids)instanties, anders dan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Transport en Luchtvaart, of anders dan al vermeld in de subsidieaanvraag;
b. vermogen is gevormd met de door de subsidie verstrekte gelden; of
c. de Stichting wordt ontbonden.
De Minister kan de Stichting voorschotten verlenen.
1. De verklaring van de accountant, bedoeld in art. 4.78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voldoet aan het in de bijlage bij deze regeling opgenomen model controleprotocol subsidies.
2. De Minister of een door hem aan te wijzen accountant kan een review houden bij de fungerende derdeaccountant ter toetsing van de naleving van het controleprotocol. De kosten hiervan zijn voor rekening van de Minister, tenzij van onjuistheden blijkt. Indien een review wordt gehouden wordt hierover tevens overleg gevoerd met de Stichting.
1. De Minister brengt in 2008 een verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van de gesubsidieerde activiteiten.
2. De Stichting verleent op verzoek van de Minister alle medewerking, nodig voor de opstelling van het verslag, bedoeld in het eerste lid.
De subsidies die voor 2003, 2004 en 2005 zijn verleend, op grond van de inmiddels vervallen Tijdelijke Subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land, bij beschikking nr. DGG/T&I/TZ-03/0022625, van 24 april 2003, berusten na de inwerkingtreding van deze regeling op artikel 2.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2006–2009.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De onderhavige regeling strekt tot vervanging voor de periode 2006 tot en met 2009 van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land, die met ingang van 1 januari 2006 is vervallen. Een in 2004 gehouden evaluatie van de activiteiten van de Stichting Nederland Maritiem Land (hierna: de Stichting) heeft aangetoond dat deze in de afgelopen jaren succesvol is geweest. Het maritieme cluster is helder in beeld gebracht, het imago van de maritieme sector is versterkt, brancheorganisaties werken meer samen en er is een beter aanspreekpunt voor de overheid. Deze positieve evaluatieresultaten hebben doen besluiten de relatie met de Stichting voort te zetten; zij het dat de subsidie voor de promotie van het maritieme cluster substantieel lager is dan in de voorgaande periode.
Voorts zal de Stichting ook een rol krijgen bij de uitvoering van de innovatie-impuls ten behoeve van de zeescheepvaart in het kader van de Nota Mobiliteit1 . De doelstellingen van de innovatie-impuls zullen worden bereikt door gedurende een viertal jaren (van 2006 t/m 2009), in het kader van een nieuwe in 2006 in te voeren subsidieregeling, concrete projecten of programma’s te subsidiëren die voldoende samenhang vertonen en door de sector als zinvol worden beschouwd. Om dit laatste te waarborgen wordt onder auspiciën van de Stichting een clusterbrede Maritime Innovation Board (MIB) ingesteld, waarin het maritieme bedrijfsleven vertegenwoordigd is. Deze MIB heeft een belangrijke functie in het kader van de strategische vraagarticulatie, de advisering over de grotere projectvoorstellen, de inhoudelijke monitoring van projecten respectievelijk de verspreiding van de kennis die met deze projecten zal worden opgedaan. Ten behoeve van haar werkzaamheden zal de MIB worden ondersteund door een bureau dat tot taak krijgt stimulerende activiteiten te ontplooien om de markt te prikkelen tot het inbrengen van zinvolle projectvoorstellen. De praktijk heeft uitgewezen dat zonder deze activiteiten innovatie-subsidies veelal weinig succes ressorteren. Daarnaast zal dit bureau de MIB ondersteunen in het kader van het opstellen van de strategische onderzoeksagenda, de inhoudelijke beoordeling van projecten, het bewaken van de inhoudelijke samenhang tussen de projecten en bij de verspreiding van kennis. Gegeven de nauwe betrokkenheid van het maritieme cluster als geheel bij innovaties voor de zeescheepvaart is besloten dat dit bureau gevestigd zal worden bij de Stichting. Om praktische redenen is besloten de financiering van de activiteiten van het bureau in de onderhavige regeling te regelen.
De onderhavige subsidieregeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag. Er is namelijk geen sprake van vervalsing of dreigende vervalsing van de mededinging en evenmin van ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Hierbij valt nog op te merken dat de Stichting geen onderneming drijft.
Aangezien de onderhavige regeling slechts gericht is op de subsidiëring van één specifieke stichting en deze stichting voornamelijk wordt gefinancierd door de overheid moet de Stichting eerder worden beschouwd als een verlengstuk van de overheid dan als een onderdeel van het bedrijfsleven. Derhalve levert de onderhavige regeling geen lastenverzwaring voor het bedrijfsleven op en zijn een administratieve lastenberekening en de toetsing door het adviescollege Actal niet nodig.
In onderdeel a hebben de subsidiabele activiteiten van de Stichting een Europese dimensie gekregen. Daarnaast is in onderdeel b de grondslag opgenomen voor de subsidiëring van werkzaamheden ten behoeve van de Maritime Innovation Board in oprichting. De ondersteunende werkzaamheden die door het bureau ten behoeve van de MIB in oprichting worden uitgevoerd betreffen met name: het definiëren van innovatievraagstukken, het omzetten van vraagstukken in concrete projectvoorstellen, het aanvragen van subsidie, het bewaken van de voortgang van projecten en verspreiden van ontwikkelde kennis. Daarnaast zal het bureau activiteiten ontplooien in het kader van een ontwikkelingsprogramma dat zich specifiek richt op MKB-bedrijven.
Het jaarlijks maximale subsidiebedrag is in verband met de toenemende financiële bijdragen van andere partijen aan de stichting Nederland Maritiem Land, alsook door het terugbrengen van de subsidiemiddelen binnen de rijksbegroting, verlaagd naar jaarlijks maximaal € 670.833,–.
Naast een maximum van 50% overheidsbijdrage aan de bureaukosten wordt ook een maximale overheidsbijdrage gesteld aan de activiteitenkosten. Gestart wordt met een gemiddelde van maximaal 50% overheidsbijdrage over het gehele activiteitenplan. Dit gemiddelde betekent dat per activiteitenthema de overheidsbijdrage kan verschillen. Gestreefd wordt naar een verdere afbouw van de overheidssubsidie, daarom kunnen per jaar in de subsidiebeschikking nieuwe maximale subsidiebedragen voor de overheidsbijdrage neergelegd worden. Vanaf 1 januari 2006 mag de overheidsbijdrage per thema de 50% niet meer overschrijden. Buiten deze bovengenoemde beperkingen aan de overheidsbijdrage wordt aan de Stichting de gelegenheid geboden om voor een beperkt bedrag van maximaal € 50.000,– per jaar thema overstijgende activiteiten of lange termijn onderzoek te verrichten. Het percentage overheidssubsidie is afhankelijk van het pre-competitieve karakter van de activiteit. Deze uitzondering wordt gemaakt, omdat anders bepaalde clusterbevorderende activiteiten niet tot stand komen vanwege het lange termijn of clusteroverstijgende karakter. Bij de bepaling van de maximale bijdrage aan de personeelskosten voor het innovatiebureau is uitgegaan van een maximale inzet van twee voltijds werkkrachten. De maximale bijdrage aan activiteiten in het kader van vraagarticulatie betreffen de kosten van onder andere seminars en communicatie.
Door te bepalen dat afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, zijn op eenvoudige wijze enkele belangrijke aspecten van de subsidieverstrekking geregeld. Het betreft hier voorschriften met betrekking tot de aanvraag (artikelen 4:60–4:65 Awb), de verplichtingen van de Stichting (artikelen 4:68–4:72 Awb) alsmede de subsidievaststelling (artikelen 4:73–4:80 Awb). Uiteraard laat dit onverlet, dat overige relevante bepalingen van de Awb eveneens van toepassing zijn.
Om de ondersteuning van de maritieme sectoren breed tot uitdrukking te laten komen, wordt de Stichting verplicht om een door het bestuur goedgekeurd activiteitenplan met een daarbij horende begroting in te dienen. Daarnaast behoeven het activiteitenplan en de daarbij behorende begroting de instemming van de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart. Dit met name omdat maxima zijn vastgesteld met betrekking tot de subsidie voor de te onderscheiden activiteiten. Uit oogpunt van doelmatigheid en doeltreffendheid is jaarlijks een afweging noodzakelijk ten aanzien van de daadwerkelijk te subsidiëren activiteiten. Om redenen van efficiency dient deze afweging vooruitlopend op de indiening van de aanvraag plaats te vinden op het hierboven genoemd niveau.
Krachtens het derde lid dient de aanvraag vergezeld te gaan van een gespecificeerde begroting. Op de inhoud van de begroting is artikel 4:63 Awb van toepassing, hetgeen voor de onderhavige regeling betekent dat de begroting van de kosten van de in artikel 2, onder a, bedoelde activiteiten een raming dient te bevatten van de bestuurs- en bureaukosten alsmede een per thema dan wel per activiteit gespecificeerde kostenraming. De begroting van de kosten van de in artikel 2, onder b, bedoelde activiteiten dient te bevatten:
a. een gespecificeerde raming van de kosten voor de inzet van personeel en bureaufaciliteiten van de Stichting ten behoeve van de Maritime Innovation Board;
b. een gespecificeerde raming van de kosten voor de deeltijdvoorzitter van het Maritime Innovation Board;
c. een gespecificeerde raming van de kosten voor de personeelskosten en alle bijkomende kosten van het bij de Stichting onder te brengen bureau van de Maritime Innovation Board, voor zover deze niet behoren tot de onder a bedoelde kosten;
d. een gespecificeerde raming van de kosten voor de inventarisatie van de in de markt levende innovatiebehoeften ten behoeve van de Maritime Innovation Board.
Artikel 7 bevat de in artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Awb bedoelde gevallen op grond waarvan een subsidieverlening kan worden ingetrokken of gewijzigd.
Dit artikel stelt buiten twijfel dat aan de Stichting voorschotten verleend kunnen worden. De voorschotverlening geschiedt bij beschikking, waarin het bedrag of de bedragen zijn vermeld, dan wel de wijze waarop het bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 Awb). Eventueel kunnen subsidieverlening en voorschotverlening in één beschikking worden gecombineerd.
Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:79 Awb.
Na twee jaar zal een evaluatie uitgevoerd worden om te bezien of de activiteiten en werkwijze van de Stichting wijziging behoeven. De evaluatie zal mede worden gebruikt om te bepalen of en zo ja hoe de subsidierelatie met de Stichting kan worden voortgezet.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Model Controleprotocol Subsidies
Dit controleprotocol heeft betrekking op de bijdrage die door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt verstrekt aan de Stichting Nederland Maritiem Land zoals geregeld in artikel 2 van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2006–2009.
Naast de begrippen, genoemd in artikel 1, van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2006–2009 zijn de volgende begrippen zijn van toepassing:
– derde accountant: de externe accountant van de subsidie-ontvanger;
– de beschikking: de beschikking tot subsidieverlening.
De volgende regelgeving en overige van belang zijnde stukken zijn van toepassing:
– de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;
– de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2006–2009;
– de beschikking;
het Plan van Aanpak 2006–2009 versie 151105 zoals ingebracht in het bestuurlijk overleg van 9 december 2005;
het Projectbudget 2006 versie februari 2006 en de voor de jaren 2007 tot en met 2009 jaarlijks in te dienen projectbudgetten;
– alle overige van toepassing zijnde correspondentie.
Dit controleprotocol is een nadere uitwerking van artikel 9 van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederland Maritiem Land 2006–2009.
In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de controle door de derde accountant ten behoeve van de onder 1.1. bedoelde subsidie alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd.
Wij wijzen er op dat mogelijk, op verzoek van de Minister, door accountants van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door door haar aangewezen accountants een review kan worden uitgevoerd bij de fungerende derde accountant ter toetsing op de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd wordt de subsidie-ontvanger daarover bericht. Alsdan zal de subsidie-ontvanger over de uitkomst daarvan worden geïnformeerd als ook met subsidie-ontvanger daarover overleg worden gepleegd.
2. Algemene uitgangspunten voor de controle
2.1. De controle dient zowel de getrouwe weergave van de ingediende verantwoording alsmede de rechtmatige besteding van de ter beschikking gestelde middelen te omvatten.
Van de derde accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwe weergave controleert, maar ook dat hij de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen toetst.
2.2. Ten aanzien van de uitvoering van de controle door de derde accountant geldt, voor wat betreft de rechtmatigheid en/of juistheid, een controletolerantie van 1% en voor wat betreft de betrouwbaarheid een controletolerantie van 3%. Beide percentages hebben betrekking op het totaal toegezegde subsidiebedrag, conform het vastgestelde bedrag in de beschikking.
3.1. Bij de uitvoering van de controle van de verantwoording dient, met inachtneming van de onder punt 2 genoemde uitgangspunten, door de derde accountant te worden vastgesteld dat aan de volgende specifieke vereisten is voldaan;
dat de door de subsidie-ontvanger gevoerde administratie zodanig juist is ingericht dat daaruit door de Minister op ieder moment op eenvoudige en eenduidige wijze de directe aan bestuur en bureau, alsmede aan het innovatiebureau en de activiteiten gerelateerde kosten kunnen worden afgeleid;
of er activiteiten hebben plaatsgevonden welke hebben geresulteerd in de totstandkoming van rapporten, documenten en dergelijke, welke door de subsidie-ontvanger niet ter kennisname aan de Minister zijn gezonden;
of er bij het opzetten van de verantwoording zoveel mogelijk is aangesloten bij de indeling van de subsidie-aanvraag;
of er aan de subsidie-ontvanger sursèance van betaling is aangevraagd, dan wel dat er een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
4.1. Een model van de goedkeurende accountantsverklaring in het kader van deze subsidieregeling luidt als volgt:
ACCOUNTANTSVERKLARING M.B.T. <TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING NEDERLAND MARITIEM LAND 2006–2009/SUBSIDIEBESCHIKKING DGTL 06/…….. >
Afgegeven t.b.v. het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Wij hebben (in dit rapport/verslag opgenomen) de door ons gewaarmerkte verantwoording inzake de kosten van <naam project> in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Nederland Maritiem Land 2006–2009 gecontroleerd. De verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken. Deze verantwoording is bestemd voor de bepaling van de definitieve bijdrage in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Nederland Maritiem Land 2006–2009/Subsidiebeschikking DGTL/06……. De gewaarmerkte verantwoording is genummerd van blad <blad nummer> tot en met blad < blad nummer>.
Onze controle in verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder is ons onderzoek verricht met inachtneming van hetgeen is vermeld in het ‘< naam controleprotocol>’ d.d. <datum>.
Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de terzake geldende eisen.
<plaats>
<datum>
<handtekening>
<naam van de ondertekenaar>
<paraaf voor waarmerkingsdoeleinden>
<naam van de parafeerder>
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-70-p11-SC74499.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.