Wijziging Regeling superheffing en melkpremie 2004

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 31 maart 2006, nr. TRCJZ/2006/938, houdende wijziging van de Regeling superheffing en melkpremie 2004

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 1 en 18, eerste lid, onderdeel f, en bijlage I van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PbEU L270);

Gelet op artikel 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling superheffing en melkpremie 20041 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

De referentiehoeveelheid die de producent beschikbaar heeft op 1 april 2006, wordt met ingang van die datum verhoogd met 0,56%.

B

Aan artikel 6 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. Een producent kan nadat hij in enige heffingsperiode een referentiehoeveelheid heeft overgedragen gekregen niet in dezelfde heffingsperiode een referentiehoeveelheid overdragen.

C

Na artikel 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, kan een overdracht van een individuele referentiehoeveelheid, niet zijnde een geheel bedrijf, plaatsvinden zonder overdracht van de voor de melkproductie gebruikte grond, als partijen dit overeenkomen en de verkrijger daarbij verklaart dat door deze overdracht van referentiehoeveelheid ingevolge artikel 18, eerste lid, onder f, van de raadsverordening, de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf verbetert of dat deze overdracht bijdraagt tot extensivering van de productie.

2. Een producent kan met toepassing van het eerste lid in een heffingsperiode ten hoogste 10% van zijn individuele referentiehoeveelheid, waarover hij bij de aanvang van die heffingsperiode beschikt, overgedragen krijgen, dan wel zoveel meer dat de referentiehoeveelheid na overdracht ten hoogste 20.000 kg per hectare voor de melkproductie op het betrokken bedrijf gebruikte grond bedraagt.

3. Artikel 6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. Een producent die met toepassing van het eerste lid in enige heffingsperiode een referentiehoeveelheid heeft overgedragen gekregen kan eerst met ingang van de derde daarop volgende heffingsperiode een referentiehoeveelheid overdragen op basis van het eerste lid of van artikel 6, eerste lid.

5. Het productschap kan van het bepaalde in het vierde lid ontheffing verlenen indien naar het oordeel van het productschap sprake is van naar behoren gemotiveerde bijzondere omstandigheden. Indien een aanvraag om een ontheffing wordt ingediend na een door het productschap te bepalen datum, wordt de eventuele aanspraak op een overgedragen referentiehoeveelheid eerst erkend met ingang van de daaropvolgende heffingsperiode.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Degenen die een referentiehoeveelheid op basis van artikel 6, 6a, of 7, eerste lid, hebben overgedragen respectievelijk overgedragen gekregen, stellen gezamenlijk binnen zes weken nadien het productschap in kennis. Daarbij worden het door het productschap voorgeschreven formulier en de voorgeschreven documenten met betrekking tot de overdracht van de referentiehoeveelheid, en in het geval dat overdracht plaatsvindt op basis van artikel 6 of artikel 7, eerste lid, met betrekking tot de overdracht van de bijbehorende grond gevoegd.

2. In het derde lid wordt ‘kan de aanspraak op de overgedragen referentiehoeveelheid eerst worden erkend’ vervangen door: wordt de aanspraak op de overgedragen referentiehoeveelheid eerst erkend.

E

In artikel 10, eerste lid, en artikel 12, eerste lid, wordt ‘de artikelen 6 en 7’ steeds vervangen door: de artikelen 6, 6a en 7.

F

Aan artikel 13, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. in geval van een overdracht op basis van artikel 6a, eerste lid: de datum waarop de betrokken partijen het formulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, hebben ondertekend.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 april 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 maart 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

De wijzigingen die met onderhavige regeling worden doorgevoerd in de Regeling superheffing en melkpremie 2004 zijn terug te voeren op twee punten.

Ten eerste voorziet de regeling in een generieke verhoging van de referentiehoeveelheden. De referentiehoeveelheden, waarover producenten beschikken per 1 april 2006, worden verhoogd met 0,56%. Deze verhoging vloeit allereerst voort uit de besluiten die de Raad van de Europese Unie heeft genomen in 2002 ter gelegenheid van de hervormingen van de zuivelmarktordening. Als gevolg daarvan krijgen de lidstaten van de Unie gedurende 3 jaren, te beginnen met het heffingsjaar 2006/2007, telkens 0,5% extra quotum toebedeeld.

Met het oog op een optimale benutting van het beschikbare Nederlandse quotum is voorts besloten om daarnaast ten laste van de nationale reserve een extra verhoging van 0,06% toe te passen. Dit acht ik verantwoord, gelet op de stand van zaken in de uitvoering van de superheffingsregeling, en dan met name op de fase waarin zaken verkeren, waarin door individuele producenten nog een beroep is of zou kunnen worden gedaan op toekenning van referentiehoeveelheden ten laste van de nationale reserve.

Ten tweede wordt de mogelijkheid van overdracht van quotum, los van grond, in de Regeling superheffing en melkpremie 2004 geïntroduceerd. Deze mogelijkheid past in het streven van ondergetekende om structurele beperkingen in de regelgeving, die het ondernemers moeilijker maken om zich aan te passen aan de eisen van veelal sterk in verandering zijnde marktomstandigheden, binnen de mogelijkheden die de relevante nationale en communautaire kaders daartoe bieden, weg te nemen.

Hiertoe wordt in dit geval gebruik gemaakt van de mogelijkheden die Verordening (EG) nr. 1788/2003 biedt om in het kader van de herstructurering van de melkproductie dan wel de verbetering van de milieusituatie overdracht van referentiehoeveelheden zonder daarmee corresponderende overdracht van voor de melkproductie gebruikte grond toe te staan (artikel 18, eerste lid, onderdeel f van genoemde verordening).

Over de wijze van invulling die daaraan met onderhavige wijzigingsregeling in de Regeling superheffing en melkpremie 2004 wordt gegeven, is overeenstemming bereikt met de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Daarbij is niet alleen van belang dat de verkrijger verklaart dat een dergelijke overdracht leidt tot structuurverbetering of extensivering, maar ook dat een aantal voorwaarden worden gesteld die waarborgen dat het hier inderdaad om overdrachten met een meer structureel karakter gaat. In dit verband zij gewezen op de volgende voorwaarden, die beogen de grondloze quotumoverdracht te beperken tot die situaties waarin deze inderdaad aan verbetering van de bedrijfsstructuur bijdraagt:

– de mogelijkheid quotum zonder grond te verwerven is gemaximeerd op 10% van het al beschikbare quotum, tenzij de verwerver na de aankoop minder dan 20.000 kg quotum per hectare heeft; e.e.a. draagt ertoe bij dat quotumuitbreidingen worden tegengegaan waarvan voor de hand ligt dat voor benutting daarvan structureel meer grond nodig is dan beschikbaar is; de toepassing van de grens van 20.000 kg sluit aan bij hetgeen thans in artikel 6 van de regeling al is bepaald over de maximumhoeveelheid quotum die per hectare kan worden overgedragen;

– na verkrijging van het quotum zonder grond is overdracht van enig quotum door de betrokken producent in de lopende en de twee daaropvolgende heffingsperioden in het algemeen niet mogelijk.

Administratieve lasten

Uit de wijzigingen die deze regeling ten aanzien van de overdracht van quotum aanbrengt vloeien als zodanig geen veranderingen voort in de administratieve lasten. De thans in te voegen mogelijkheid van overdracht van quotum zonder gelijktijdige overdracht van grond zal, evenals dat bij de overdracht met grond het geval is, moeten worden gemeld bij en geregistreerd door het Productschap Zuivel. Daarvoor heeft het productschap een meldingsformulier ontwikkeld dat sterk gelijkt op de bestaande meldingen voor overdracht van quotum met grond.

Hoewel op het punt van administratieve lasten als zodanig geen wijzigingen optreden, wordt quotumoverdracht in de gevallen waarin dit op basis van het nieuwe artikel 6a kan worden gerealiseerd, voor de producenten wel eenvoudiger omdat dergelijke overdrachten niet gepaard hoeven gaan met overdracht in eigendom of gebruik (m.n. pacht) van gronden.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (nieuw artikel 4a)

Voor de volledigheid zij opgemerkt dat ‘de referentiehoeveelheid die de producent beschikbaar heeft op 1 april’ de referentiehoeveelheid is, zoals die uiteindelijk per die datum zal blijken te zijn geregistreerd; met andere woorden: op die datum nog niet verwerkte mutaties moeten hierbij worden meegenomen.

Artikel I, onderdeel C (nieuw artikel 6a)

De volgens het voorgestelde tweede lid van artikel 6a maximaal zonder grond over te dragen hoeveelheid quotum bedraagt, behoudens de in datzelfde lid geregelde uitzonderingsgevallen, 10% van de referentiehoeveelheid waarover de verkrijgende producent bij de aanvang van het betrokken heffingsjaar beschikt. Dat wil zeggen dat ook hier het quotum per 1 april doorslaggevend is; mutatis mutandis geldt hierbij hetzelfde als hierboven is aangegeven met betrekking tot artikel 4a.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2004, 60; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 17 januari 2006, Stcrt. 2006, 16.

Naar boven