Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs 2006 en reboundvoorzieningen

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 maart 2006, nr. VO/S&O-2006/11318, tot vaststelling van het regionaal zorgbudget en de subsidie voor RVC’s in 2006 en houdende regels met betrekking tot subsidiëring van reboundvoorzieningen (Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs 2006 en reboundvoorzieningen)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 5, eerste lid, en artikel 6, van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging, artikel 85a, eerste lid en artikel 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit :

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft landbouwonderwijs, de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit;

b. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs;

c. RVC’s: regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 10g, tweede lid, van de WVO;

d. regionaal zorgbudget: budget als bedoeld in artikel 77, vierde lid, van de WVO;

e. leerling: leerling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en artikel 6 van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging;

f. reboundvoorziening: onderwijsopvangvoorziening waarin de leerling in het voortgezet onderwijs die wegens gedragsproblemen de veiligheid van medeleerlingen en docenten negatief beïnvloedt en die een grens heeft overschreden of dreigt te overschrijden en daardoor tijdelijk niet meer te handhaven is binnen de school, een niet vrijblijvend traject volgt om binnen een afgebakende periode van enkele maanden te worden gemotiveerd om zijn schoolloopbaan te vervolgen;

g. Swv-VO: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10h, van de WVO;

h. zorgplan: plan van het Swv-VO als bedoeld in artikel 10 h, vijfde lid, van de WVO;

i. evaluatieve voortgangsrapportage: voortgangsrapportage van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10 h, zesde lid, van de WVO;

j. kassierschool: school als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging;

k. REC: regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra.

Hoofdstuk 1

Regionaal zorgbudget en subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs 2006

Artikel 2

Regionaal zorgbudget

De hoogte van het bedrag per leerling voor de berekening van het regionaal zorgbudget voor de periode 1-1-2006 tot en met 31-12-2006 is € 160,–.

Artikel 3

Subsidie RVC’s

Voor de werkzaamheden van een RVC verstrekt de minister, binnen door de begrotingswetgever ter beschikking gestelde middelen, voor het kalenderjaar 2006 een subsidie van € 150.000,– per RVC en een aanvullende bekostiging van € 22,– per leerling.

Hoofdstuk 2

Reboundvoorzieningen

Artikel 4

Doel aanvullende bekostiging Swv’s VO

1. Deze regeling voorziet in de tegemoetkoming in de kosten van het Swv-VO om een reboundvoorziening te realiseren.

2. Aan het Swv-VO wordt via het bevoegd gezag van de kassierschool een aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening toegekend om:

a. te stimuleren dat scholen met andere scholen in het Swv-VO als onderdeel van de totale zorg voor leerlingen in het Swv-VO, reboundvoorzieningen inrichten voor die leerlingen in het voortgezet onderwijs die wegens gedragsproblemen de veiligheid van medeleerlingen en docenten negatief beïnvloeden en die een grens hebben overschreden of dreigen te overschrijden en daardoor tijdelijk niet meer te handhaven zijn binnen de school;

b. criteria op te stellen betreffende de toeleiding, de inhoud van het traject en de terugplaatsing;

c. een niet vrijblijvende kans te bieden aan de leerling om zijn schoolloopbaan te kunnen vervolgen;

d. een inspanningsverplichting aan te gaan om de leerling na afloop van zijn verblijf van enkele maanden in een reboundvoorziening zijn schoolloopbaan te kunnen laten vervolgen. Het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven, blijft gedurende de plaatsing in een reboundvoorziening verantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling;

e. via een samenhangende aanpak te garanderen dat een leerling een passende onderwijsplek krijgt; daartoe wordt samengewerkt met in ieder geval REC’s en gemeenten, en

f. te komen tot een aanpak voor een leerling die aansluit bij de aanpak van de desbetreffende leerling in het basisonderwijs of het speciaal basisonderwijs. Het Swv-VO voert daartoe overleg met betrokken samenwerkingsverbanden WSNS.

Artikel 5

Bedrag aanvullende bekostiging

1. De aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening wordt per Swv-VO jaarlijks vastgesteld op basis van het aantal bekostigde leerlingen dat op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar is vermeld op de overzichten, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt berekend door het bedrag per leerling te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen dat is ingeschreven voor het derde en vierde leerjaar bij de scholen in het Swv-VO.

2. De hoogte van het bedrag per leerling voor de berekening van de aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 6

Verstrekking aanvullende bekostiging

1. Het bevoegd gezag van de kassierschool ontvangt de aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening zonder voorafgaande aanvraagprocedure.

2. Het bevoegd gezag van de kassierschool ontvangt jaarlijks voor 1 april een beschikking omtrent de verstrekking van de aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening.

3. De betaling van de aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening vindt jaarlijks in twee gelijke termijnen plaats.

Artikel 7

Financiële verantwoording

1. De aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening wordt verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan reboundvoorzieningen die al zijn getroffen en nog getroffen worden. Verrekening van eventuele niet bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.

2. De aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening wordt herkenbaar opgenomen als baten in de jaarrekening van de kassierschool. De lasten worden verantwoord binnen de daartoe bestemde posten in de jaarrekening.

3. De verklaring van de accountant omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening.

Artikel 8

Inhoudelijke verantwoording via zorgplan en evaluatieve voortgangsrapportage

1. De inhoudelijke verantwoording vindt plaats in het zorgplan en de evaluatieve voortgangsrapportage.

2. Het zorgplan vermeldt voor een reboundvoorziening in ieder geval de omvang en de samenstelling van de beoogde doelgroep en de streefdoelen voor de in artikel 4, onderdelen a tot en met f, genoemde beleidsdoelen.

3. De evaluatieve voortgangsrapportage vermeldt voor een reboundvoorziening in ieder geval omvang en samenstelling van de uiteindelijk bereikte doelgroep en de bereikte resultaten ten aanzien van de in artikel 4, onderdelen a tot en met f, genoemde beleidsdoelen.

Artikel 9

Beleidsevaluatie

De Svw-VO verlenen medewerking aan de inhoudelijke evaluatie door de minister.

Artikel 10

Bedrag aanvullende bekostiging in 2006

De hoogte van het bedrag per leerling voor de berekening van de aanvullende bekostiging voor een reboundvoorziening, bedoeld in artikel 5, tweede lid, bedraagt in 2006 € 85,–.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs en reboundvoorzieningen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Met de onderhavige regeling wordt het bedrag per leerling voor de berekening van het regionale zorgbudget en de subsidie RVC’s voor 2006 op grond van artikel 5, eerste lid, en artikel 6, van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging vastgesteld (hoofdstuk 1) en wordt een regeling voor reboundvoorzieningen gegeven (hoofdstuk 2). In 2005 is er voor gekozen de regeling voor reboundvoorzieningen in 2005 op te nemen in de jaarlijks terugkerende regeling inzake de regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs. De regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs en reboundvoorziening 2005 is met ingang van 1 januari 2006 vervallen. Inmiddels is besloten dat de middelen voor de reboundvoorzieningen structureel op de OCW-begroting beschikbaar zullen zijn. Om die reden wordt in de onderhavige regeling de reboundvoorziening voor onbepaalde tijd geregeld.

Hoofdstuk 1. Regionaal zorgbudget en subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs 2006

Artikel 5, eerste lid, en artikel 6 van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging (hierna te noemen: het RVC-besluit) bepalen dat jaarlijks de bedragen voor de berekening van de hoogte van de subsidie aan de RVC’s VO en voor het regionaal zorgbudget bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Met deze regeling wordt vastgesteld wat de hoogte is van:

– het vaste bedrag en het bedrag per leerling voor de subsidie aan de RVC’s VO in 2006.

– het bedrag per leerling in het derde en vierde leerjaar van het vmbo (inclusief vmbo groen aan AOC’s en leerwegondersteuning) voor de berekening van de hoogte van het regionaal zorgbudget 2006.

De betaling van de subsidie aan de RVC’s vindt plaats in de maand april (artikel 5, derde lid, van het RVC-besluit). De betaling van het regionaal zorgbudget vindt plaats in twee termijnen in april en september (artikel 7, tweede lid, van het RVC-besluit).

Hoofdstuk 2. De reboundvoorziening

In het plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen is ingegaan op het belang van een veilig schoolklimaat als noodzakelijke voorwaarde voor het geven van kwalitatief goed onderwijs. Het creëren van voorzieningen voor de tijdelijke opvang van leerlingen, die om gedragsmatige redenen niet handhaafbaar zijn in de actuele schoolsituatie, de zogenaamde reboundvoorzieningen, vormen één van de curatieve maatregelen ter bevordering van een veilig schoolklimaat. De mogelijke oorzaken voor het ontstaan van onveilige situaties zijn zeer divers. Veelal gaat het om een kleine groep leerlingen die een onevenredig negatief effect kunnen hebben op het schoolklimaat en op de veiligheidssituatie op school. De problemen van deze jongeren manifesteren zich in het onderwijs, maar de oorzaak ligt veelal in de opvoeding, de gezinssituatie en/of de verdere leefomgeving van de leerling. In het plan van aanpak is benadrukt dat de school daarom moet kunnen terugvallen op de deskundigheid van voorzieningen voor jeugd en veiligheid rond de school. De primaire verantwoordelijkheid bij het creëren en handhaven van een veilig schoolklimaat blijft echter bij de school zelf liggen. Om scholen te faciliteren bij het realiseren van deze opdracht, zijn in het plan van aanpak verschillende maatregelen aangekondigd in zowel de preventieve als de meer curatieve sfeer.

In deze regeling is niet de individuele school maar het samenwerkingsverbanden VO (Swv-VO) aangewezen als spin in het web voor financiering en organisatie. De behoefte aan een reboundvoorziening hangt nauw samen met de maatregelen die zijn getroffen op het gebied van de veiligheid binnen en rond de school evenals met de ontwikkeling van de leerlingenzorg binnen de school en het Swv-VO. Om het opzetten van reboundvoorzieningen te faciliteren worden middelen beschikbaar gesteld aan het Swv-VO.

Uitgangspunt is dat de Swv-VO de ruimte voor maatwerk krijgt. Dit betekent in de praktijk dat in sommige gevallen kan worden voortgebouwd op de al bestaande time-outvoorzieningen. In andere gevallen zal een reboundvoorziening moeten worden opgebouwd vanaf een nulsituatie.

Door het Swv-VO als spin in het web voor de financiering en organisatie van de reboundvoorziening aan te wijzen, kan op dit niveau een gebundelde inzet van middelen en expertise mogelijk gemaakt worden en kan de noodzakelijke afstemming met de lokale en provinciale overheden over de inzet van aanpalende jeugd- en veiligheidsvoorzieningen plaatsvinden. Dit geldt ook voor de noodzakelijke afstemming met het aanpalende onderwijsveld. In dit kader is met name de afstemming met beleidsprogramma’s zoals ‘Herstart’ en de inzet van de 1.000 extra ZMOK-plaatsen van belangter realisatie van een passende onderwijsplek voor elke leerling in een regio. Er zijn gesprekken met het georganiseerde onderwijs gaande om de ondersteuning van de regionale samenwerking te faciliteren.

Het is aan het Swv-VO om te bepalen hoe de toeleiding naar de reboundvoorziening verloopt. In de praktijk kan het zorgadviesteam, de leerlingbegeleiding of de leerplichtambtenaar daarbij een belangrijke rol spelen. De leerling blijft ingeschreven op de eigen school en wordt tijdelijk opgevangen met het oog op terugkeer naar de eigen school. In gevallen waar terugkeer naar de eigen school niet mogelijk of gewenst is, worden afspraken gemaakt met andere scholen binnen het samenwerkingsverband. Deelname aan de reboundvoorziening is niet vrijblijvend en gebeurt zonodig met drang, in samenspraak met de leerlingen en de ouders.

De beschikbare middelen worden toegekend naar rato van het aantal vmbo-leerlingen in klas 3 en 4 van het Swv-VO. Op deze manier krijgen alle regio’s de mogelijkheid om de reboundvoorziening in te richten. Differentiatie in de toewijzing van middelen door het land heen, aansluitend op daar waar de gedragsproblemen het grootst zijn, gebeurt via de verdeling van de 1.000 plaatsen ZMOK en het programma Herstart. Hierdoor kan in alle regio’s de reboundvoorziening als basisvoorziening voor gedragsmoeilijke leerlingen worden ingericht en aanvullend daarop krijgen die regio’s waar de gedragsproblematiek het grootst is, extra middelen toegekend.

Onder doelgroep voor tijdelijke plaatsing op een reboundvoorziening wordt verstaan leerlingen in het voortgezet onderwijs die wegens gedragsproblemen de veiligheid van medeleerlingen en docenten negatief beïnvloeden en die een grens hebben overschreden of dreigen te overschrijden en daardoor tijdelijk niet meer te handhaven zijn binnen de school. Het gaat om leerlingen die ontspoord zijn of dreigen te ontsporen en niet meer binnen de leerlingenzorg in en rond de school geholpen kunnen worden, maar wel gemotiveerd zijn (of kunnen worden) om hun opleiding binnen het regulier onderwijs te vervolgen. Van de leerling wordt dan ook een actieve houding verwacht. De reboundvoorziening is niet bedoeld voor leerlingen met een ZMOK-indicatie of leerlingen die een justitieel traject moeten doorlopen.

De reboundvoorziening is ingebed in een groter geheel van samenhangende maatregelen, waaronder de versterking van leerlingbegeleiding, de realisatie van sluitende zorgstructuren in en rond de school (Operatie Jong) en de 1.000 extra plaatsen in het ZMOK-onderwijs.

Tijdens het verblijf van de leerling in de reboundvoorziening wordt een traject op maat aangeboden en wordt ingezet op motivatie- en gedragsverandering, herstel van de verhoudingen, verbetering van de leerattitude en het inhalen van leerachterstanden. Tevens kan tijdens deze periode bekeken worden welk vervolgtraject het meest geëigend is.

Samenvattend is er dus een doelstelling op schoolniveau:

– scholen ontlasten van gedragsmoeilijke leerlingen, waar het veilig schoolklimaat in het geding is en het arsenaal van leerlingenzorg is uitgeput.

En een doelstelling voor de leerling die het betreft:

– het bieden van een nieuwe maar niet vrijblijvende kans aan de leerling om te bewijzen dat hij/zij binnen het reguliere onderwijs aan zijn/haar toekomst kan en wil werken.

Dit laatste heeft tevens een positief effect op de doelstelling om het voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.

Administratieve lasten

Deze regeling bundelt de toekenning van het regionaal zorgbudget, de subsidie voor de RVC’s en de middelen voor de reboundvoorzieningen en voorziet in één structuur voor planvorming en verantwoording. Daarmee worden de extra administratieve lasten tot een minimum beperkt. De verantwoording van deze regeling leidt niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met voorgaande jaren.

Artikelsgewijs

Artikel 4

De toegewezen middelen dienen aangewend te worden voor alle leerlingen uit het voortgezet onderwijs, voor wie plaatsing op een reboundvoorziening de aangewezen oplossing is. Op grond van het tweede lid, onder a, is het aan het Swv-VO om afhankelijk van de regionale behoeften te bepalen voor welke VO-leerling een reboundvoorziening de meest geschikte oplossing is, en voor welke VO-leerling andere oplossingen (leerlingbegeleiding in de school, een ZMOK-plaats) passender zijn. Het tweede lid, onder d, bepaalt dat de school waar de leerling staat ingeschreven verantwoordelijk blijft voor de voortgang van het leerproces en de toetsing van de leerstof. De inspectie al hierop toezien. Daarnaast moet er tijd worden ingeruimd voor het aanbieden van de benodigde zorg. In de onderdelen e en f wordt geregeld dat de reboundvoorziening onderdeel moet uitmaken van een samenhangend aanbod van onderwijs en zorg dat erop gericht is voor iedere leerling een passende onderwijsplek te realiseren. Hiervoor zijn afspraken nodig over welke voorziening (reboundvoorziening, 1.000 extra ZMOK-plaatsen, leerlingbegeleiding in de school) voor welke leerling de beste oplossing biedt. Dit kan alleen bereikt worden als wordt afgestemd met de REC’s en de gemeenten in het betreffende samenwerkingsverband. Voor een goede overgang van (speciaal-)basisonderwijs naar het vervolgonderwijs is overleg met het samenwerkingsverbanden WSNS van belang. Op deze manier kan informatie die in het (speciaal-)basisonderwijs over een gedragsmoeilijke leerling is verkregen, worden benut in het voortgezet onderwijs. Overigens blijft gelden dat een leerling pas in aanmerking komt voor een reboundvoorziening als de leerling is ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs.

Ten slotte is samenwerking met het ROC, de leerlingbegeleiding in de scholen en met andere voorzieningen in het zorgadviesteam aan te bevelen. In zorgadviesteams, consultatieteams of multidisciplinaire teams werken scholen samen met een netwerk van externe jeugdvoorzieningen zoals de jeugdgezondheidszorg, de jeugdzorg, het maatschappelijke werk, de leerplichtambtenaar en politie/justitie om leerlingen (en hun ouders) met problemen zo vroeg, zo kort en zo nabij mogelijk de benodigde hulp te bieden.

Artikel 5

De aanvullende bekostiging wordt berekend door het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 5, tweede lid, te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen, dat op oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt, staat ingeschreven voor het derde en vierde leerjaar van de scholen binnen het Swv-VO.

Artikel 6

De betaling vindt plaats in twee gelijke jaarlijkse termijnen in april en september. De coördinator van het samenwerkingsverband wordt geïnformeerd over de hoogte van de bedragen en de betalingsmomenten.

Artikel 7

Overeenkomstig de OC&W-richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten is niet noodzakelijk. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening als niet geoormerkte subsidie.

Artikel 8

Om Swv-VO en scholen niet onnodig te belasten is gekozen voor aansluiting bij bestaande planverplichtingen. Zorgplan en evaluatieve voortgangsrapportage dienen conform artikel 10h van de WVO jaarlijks aan de inspectie en de minister te worden gezonden.

Artikel 9

In de evaluatie zal de inzet van de toegewezen middelen en de inrichting van de reboundvoorzieningen worden meegenomen. Hiervoor wordt tevens gebruik gemaakt van de bevindingen van de inspectie. De uitkomsten kunnen aanleiding geven tot beleidswijzigingen. De evaluatie heeft in ieder geval betrekking op de mate waarin de doelstellingen worden gerealiseerd die in artikel 4 zijn geformuleerd. Belangrijke beleidsinformatie hiervoor is:

– omvang en kenmerken van de geplaatste doelgroep,

– verblijfsduur en de kwaliteit van het onderwijs- en zorgaanbod,

– bijdrage aan de veiligheid van het onderwijs,

– het terugkeerpercentage naar de reguliere onderwijssetting op de korte en de langere termijn,

– de mate waarin de samenwerkende partners erin slagen om in de regio een sluitend aanbod te realiseren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven