Mandaatbesluit deskundigheid financiële dienstverlening

7 maart 2006

Nr. FM 2006-00493 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht en de schriftelijke instemming van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening van 28 februari 2006;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

minister: de Minister van Financiën;

College: het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening;

voorzitter: de voorzitter van het College of diens plaatsvervanger;

besluit: het Besluit financiële dienstverlening.

Artikel 2

1. De voorzitter oefent in naam van de minister de volgende bevoegdheden uit:

a. het ingevolge artikel 20, eerste lid, van het besluit beslissen op een aanvraag om erkenning;

b. het ingevolge artikel 20, derde lid, van het besluit verbinden van voorschriften aan een erkenning;

c. het ingevolge artikel 20, vierde lid, van het besluit intrekken van een erkenning;

d. het ingevolge artikel 22 van het besluit doen van een verzoek tot verstrekking van gegevens;

e. het ingevolge artikel 72, derde lid, van het besluit aanwijzen van andere diploma’s als geldig diploma,

f. het ingevolge artikel 1, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988, vaststellen van vacatiegeld voor de leden van het College en andere personen die op basis van werkzaamheden voor het College aanspraak hebben op vacatiegeld.

2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, heeft uitsluitend betrekking op de persoon die hiertoe een aanvraag heeft ingediend en is van kracht, totdat de minister een definitief besluit heeft genomen over de vastlegging van de aanwijzing in een ministeriële regeling die van toepassing is op alle houders van het betreffende diploma.

Artikel 3

Het College verschaft de minister desgevraagd schriftelijk informatie over de wijze waarop de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, worden uitgeoefend.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Mandaatbesluit deskundigheid financiële dienstverlening’.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

Op 19 oktober 2005 is het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening ingesteld. Dit College adviseert de minister van Financiën op diverse aspecten met betrekking tot de deskundigheidseisen die met de inwerkingtreding van de Wet financiële dienstverlening (Wfd) gelden voor financiële dienstverleners. De belangrijkste taak van het College is advisering over de vast te stellen toetstermen voor de examinering en permanente educatie voor personen die zich bezighouden met het dagelijks beleid van een financiële dienstverlener of rechtstreeks met financiële dienstverlening.

In artikel 2, eerste lid, van het Instellingsbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening is geregeld dat het College de minister ‘adviseert en ondersteunt’ bij diverse uitvoeringstaken. Bij ondersteuning gaat het met name om het in mandaat nemen van bepaalde beschikkingen. Dit mandaatbesluit voorziet in de toekenning van mandaat aan de voorzitter van het College of diens plaatsvervanger, die de beschikkingen dient te ondertekenen. Bij reguliere correspondentie van het College geldt deze ondertekeningseis uiteraard niet.

Het belangrijkste onderwerp waarop mandaatverlening plaatsvindt, is de accreditatie van exameninstituten. In het kader van die accreditatie worden diverse beschikkingen genomen, zoals het verlenen van een erkenning en intrekking van de erkenning als niet aan de voorschriften wordt voldaan. Daarnaast vindt mandaatverlening plaats op de bevoegdheid van de minister om diploma’s die nog niet door erkende exameninstituten zijn afgegeven, als geldig aan te wijzen. Voor zover een dergelijke aanwijzing een algemeen verbindend karakter heeft, is mandaat uiteraard niet mogelijk (artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht) en zal de vaststelling door de minister zelf plaatsvinden. In artikel 2, tweede lid, van het mandaatbesluit is daarom geregeld dat de aanwijzing van het College een beschikkingskarakter moet hebben en alleen geldig is, totdat een besluit wordt genomen over vastlegging van de aanwijzing in een ministeriële regeling. Het afhandelen van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures tegen de bovengenoemde beschikkingen, vindt, conform artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht niet door het college plaats, maar door de Minister van Financiën.

De bevoegdheid van de voorzitter om in mandaat de vacatiegelden vast te stellen voor zichzelf, de leden en overige voor het College werkzame personen is niet ongeclausuleerd. Voor de voorzitter en de leden zijn de vacatiegelden reeds in het Instellingsbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening vastgesteld. Voor de overige personen geldt als uitgangspunt dat de maximumbedragen van de Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004 van toepassing zijn.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven