Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2006/15)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 27 februari 2006, nr. 2006/15, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/6.10.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

“6.10.1.2 Algemeen

Zeelieden mogen passagieren in de gemeente waar hun schip ligt of in een aangrenzende gemeente. Hiertoe zijn zij niet verplicht zich langs een doorlaatpost te begeven. Bovendien behoeven passagierende zeelieden voor een dergelijke beperkte toegang tot Nederland ingevolge de Vw niet te beschikken over een document voor grensoverschrijding of middelen van bestaan.

Voorwaarden hiervoor zijn dat de passagierende zeelieden:

• voorkomen op de bemanningslijst (en als zodanig eveneens op de monsterrol) waarvan de gezagvoerder één exemplaar heeft afgegeven aan het hoofd van de betreffende doorlaatpost en één exemplaar in zijn bezit heeft (zie A2/2.2.4);

• geen gevaar opleveren voor de openbare orde of de nationale veiligheid (zie A2/4.2).

In dit verband zullen ook ongeregeldheden aan boord van het schip of in de haven(plaats) een gevaar voor de openbare orde kunnen opleveren.

Voor zogeheten ‘supernumeraries’ (‘boventalligen’, zijn zogenaamde werkende passagiers die de faciliteiten van bemanningsleden genieten) geldt dat ook zij mogen passagieren. Deze personen dienen vermeld te staan op de bemanningslijst.

N.B. Op grond van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht is een politieambtenaar bevoegd tot het vorderen van een identiteitsbewijs voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor zijn taakuitoefening. In dat geval dienen ook passagierende zeelieden een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Een geldig grensoverschrijdingsdocument is in dat geval voldoende.“

B

Paragraaf A3/4.2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

“4.2.2 Signalering ‘OVR’ (ongewenst vreemdeling)

Deze signalering kan onder alle hieronder genoemde voorwaarden (1t/m 8) in zowel OPS als in het (N)SIS voorkomen.

De signalering ‘OVR’ is een bijzondere aanwijzing van de Minister aan de ambtenaren belast met de grensbewaking en het toezicht op vreemdelingen, die gegeven wordt in het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid. Aan als ongewenst gesignaleerde vreemdelingen is op grond van artikel 12, eerste lid, onder d, Vw geen verblijf in de vrije termijn toegestaan. De termijn waarvoor de signalering ‘OVR’ geldt, is afhankelijk van de omstandigheden die aanleiding zijn tot de signalering.

De signalering wordt onder de volgende voorwaarden toegepast:

• verwijdering van een niet-criminele vreemdeling; termijn twee jaar;

• verwijdering van een vreemdeling ten aanzien van wie ter zake van een drugssmokkelgerelateerd misdrijf proces-verbaal werd opgemaakt, maar waarbij (nog) geen sprake is van een veroordeling; termijn twee jaar;

• verwijdering na veroordeling tot een vrijheidsstraf tot drie maanden; termijn twee jaar;

• verwijdering na veroordeling tot een vrijheidsstraf van drie tot zes maanden; termijn drie jaar;

• verwijdering na veroordeling tot een vrijheidsstraf van zes maanden of meer (geen ongewenstverklaring ex artikel 67 Vw); termijn vijf jaar;

• weigering toegang/verwijdering van een vreemdeling die gebruik gemaakt heeft van valse/vervalste reis- of identiteitspapieren danwel opzettelijk reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd die niet op hem betrekking hebben; termijn vijf jaar;

• bij onttrekking aan toezicht; hiervan is sprake indien niet voldaan wordt aan een opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dan wel sprake is van een van de maatregelen van toezicht zoals die zijn opgesomd in artikel 4.37 tot en met 4.39 en artikelen 4.42 tot en met 4.52 Vb; termijn drie jaar;

• indien er naar het oordeel van de Minister concrete aanwijzingen bestaan dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid; termijn tien jaar.

Ad. 2 Indien het proces-verbaal leidt tot een onherroepelijk vonnis kan er aanleiding zijn de signaleringsgrond te wijzigen.

Indien er geen sprake is van een proces-verbaal terzake van een drugssmokkelgerelateerd misdrijf, maar op basis van een ander misdrijf, vindt er slechts signalering plaats in het OPS voor de duur van één jaar.

Ad. 7 Voor een overzicht van de vrijheidsbeperkende maatregelen zie A5/1.1.

Indien de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft niet, ingevolge artikel 4.39, Vb, onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doet, onttrekt hij zich aan het toezicht. Als de vreemdeling onrechtmatig in Nederland verblijft of heeft verbleven en hij heeft hiervan geen mededeling gedaan, kan hij in ieder geval worden gesignaleerd omdat hij zich heeft onttrokken aan het toezicht als hij de vrije termijn heeft overschreden met meer dan drie dagen.

Ad. 8 Deze signaleringsgrond is er met name op gericht vreemdelingen met banden met terroristische netwerken te weren. Hiermee wordt aangesloten bij de wens in verschillende resoluties van de VN om de bewegingsvrijheid van terroristen aan banden te leggen, met name in het kader van grensbewaking. De signaleringsgrond ziet op vreemdelingen aan wie op grond van artikel 3, eerste lid, onder b, Vw de toegang moet worden geweigerd en aan wie op grond van artikel 12, eerste lid, onder d, Vw geen verblijf in de vrije termijn is toegestaan. In deze gevallen dienen er concrete aanwijzingen te zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. De signalering hoeft niet gerelateerd te zijn aan daadwerkelijk verblijf in Nederland van de vreemdeling in het verleden, noch aan een daadwerkelijke komst naar Nederland in de toekomst.

Bij het bestaan van concrete aanwijzingen dient in de eerste plaats te worden gedacht aan een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. In voorkomende gevallen kan echter ook worden uitgegaan van een ambtsbericht van onder andere (inter-)nationale ministeries of inlichtingendiensten.

Algemeen

Voor gemeenschapsonderdanen geldt hierbij de aanvullende eis dat er sprake moet zijn van een actuele bedreiging van de openbare orde of de nationale veiligheid. Zie B10/7.2.1. Gemeenschapsonderdanen kunnen enkel in het OPS worden gesignaleerd. EU/EER onderdanen en Zwitserse onderdanen kunnen niet ter fine van weigering toegang in (N)SIS worden gesignaleerd.

In de gevallen bedoeld onder 1 t/m 6 vangt de termijn van signalering aan op de datum dat de betrokken vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten c.q. hem de toegang is geweigerd. In het geval bedoeld onder 7 vangt de termijn van de signalering aan op de datum dat de Minister de bijzondere aanwijzing heeft gegeven. In het geval bedoeld onder 8 vangt de termijn van de signalering aan op de datum dat de Minister de bijzondere aanwijzing heeft gegeven.

In alle gevallen kan de betrokken vreemdeling verzoeken om de signalering op te heffen door een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek in te dienen bij de Dienst Internationale Netwerken van het Korps landelijke politiediensten, ter attentie van de privacyfunctionaris (zie artikel 35 en artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens). Verzoeken tot opheffing signalering en bezwaarschriften worden doorgestuurd aan en behandeld door de IND.

NB: Vreemdelingen die gedurende enige tijd om beleidsmatige dan wel technische redenen niet verwijderd mogen of kunnen worden, worden niet gesignaleerd gedurende deze periode.”

C

Paragraaf A4/6.1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

“6.1.2 Informatie-uitwisseling ten behoeve van de uitzetting

De bevelhebber van de KMar informeert de korpschef schriftelijk over de geplande vluchtdatum. De korpschef of de terugkeerfunctionaris van de DJI meldt aan de bevelhebber van de KMar vooraf alle omstandigheden, waaronder medische, die van belang kunnen zijn voor de vliegveiligheid en/of de veiligheid van de ambtenaren belast met de grensbewaking. Indien het gedrag van de vreemdeling daartoe aanleiding geeft, kan de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen aan de bevelhebber van de KMar verzoeken om begeleiding van de vreemdeling tijdens de vlucht.

Bij de overdracht van de vreemdeling aan de bevelhebber van de KMar ten behoeve van de uitzetting wordt gebruik gemaakt van een formulier Opdracht tot verwijdering (zie model M24-A). Na overname van de vreemdeling wordt een exemplaar van dit formulier door de bevelhebber van de KMar ondertekend en direct weer ter hand gesteld van de ambtenaar die de vreemdeling heeft overgedragen.

Middels het formulier Opdracht tot verwijdering (zie model M24-A) maakt de bevelhebber van de KMar van iedere uitzetting schriftelijk melding aan de korpschef. Door de korpschef of door de bevelhebber van de KMar wordt een formulier Bericht van vertrek (zie model M100) opgemaakt (zie A4/6.17). Tevens wordt een Verzoek tot signalering (zie model M93) opgemaakt (zie A4/6.16 en A3/4).

Op het formulier Opdracht tot verwijdering (zie model M24-A) moet door de korpschef worden aangegeven of de vreemdeling behoort tot de categorie asiel of niet-asiel. Het is daarom van belang dat het formulier Opdracht tot verwijdering (zie model M24-A) nimmer wordt overgegeven aan buitenlandse autoriteiten.”

D

Paragraaf A4/6.18 van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

“6.18 Bericht van vertrek

De korpschef of de Commandant der KMar dient het vertrek of de uitzetting van een vreemdeling uit Nederland door toezending van een bericht (zie model M100) aan de IND, en indien van toepassing aan het COA, te melden. Indien de vreemdeling met gebruikmaking van de Terugkeerregeling van de IOM is vertrokken, blijft toezending van dit bericht achterwege (zie A4/5). De IND verstrekt dan wel voorafgaand aan het vertrek informatie aan de IOM over eventuele ketenpartners die door de IOM van het uiteindelijke vertrek op de hoogte moeten worden gesteld. In alle gevallen kan middels een model M93 advies worden uitgebracht om de vreemdeling in het opsporingsregister te signaleren (zie A3/4).

Bij toezending van het bericht van vertrek dient te worden aangegeven op welke wijze de vreemdeling is vertrokken. Daartoe kan een keuze worden gemaakt uit de volgende vertrekcategorieën:

Uitzetting

Verwijdering met de sterke arm uit Nederland van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling (inclusief Dublinclaimanten en personen vallende onder andere overdrachtsovereenkomsten). Naast de IND ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Uitzetting vanuit strafrechttraject (conform VRIS-werkwijze)

Verwijdering met de sterke arm uit Nederland van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling die is aangehouden op grond van verdenkingen van het plegen van strafbare feiten (zijnde misdrijven en overtredingen). Zie hiervoor A4/6.11. Tot deze vertrekcategorie behoort ook de vreemdeling die voorafgaand aan zijn uitzetting op een bepaald moment vanuit het strafrechttraject in vreemdelingenbewaring is gesteld. De verwijderde geweigerde vreemdeling die strafrechtelijk is of wordt vervolgd, valt niet onder deze vertrekcategorie.

Vertrek onder toezicht van zelfmelder

Het onder begeleiding uit Nederland doen vertrekken van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, die zich zelfstandig heeft gemeld bij de KMar of de Zeehavenpolitie op een luchthaven of zeehaven voor het verkrijgen van reisdocumenten.

Vertrek onder toezicht MTV

Het met de sterke arm aan de landgrenzen doen vertrekken van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling die tijdens een MTV-controle is aangetroffen. De vreemdeling wordt hierbij niet in persoon overgedragen aan de autoriteiten van België of Duitsland.

Overgave na controle MTV aan landgrenzen

Het met de sterke arm in persoon overdragen aan de autoriteiten van het aangrenzende Schengenland (Duitsland of België) van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling die bij een MTV-controle is aangetroffen.

Opheffing in bewaring stelling met aanzegging Nederland te verlaten

Het doen van de aanzegging Nederland te verlaten bij het opheffen van de vreemdelingenbewaring van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling.

Aanzegging Nederland te verlaten

Het doen van een aanzegging Nederland te verlaten bij adrescontrole, MTV-controle of na staandehouding (die mogelijk heeft geleid tot ophouding) aan een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft, maar waarvan na een identiteits- en nationaliteitsonderzoek is gebleken dat deze niet daadwerkelijk uit Nederland kan worden verwijderd. Naast de IND ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Zelfstandig de woonruimte verlaten tijdens de procedure vóór het ingaan van de vertrektermijn

Tijdens de asielprocedure of reguliere procedure bij adrescontrole constateren dat de woonruimte van de vreemdeling definitief verlaten is. Naast de IND ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Zelfstandig de woonruimte verlaten in of na de vertrektermijn van de procedure

In of na de vertrektermijn van de asielprocedure of reguliere procedure bij adrescontrole constateren dat de woonruimte van de vreemdeling definitief verlaten is. Naast de IND ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Zelfstandig vertrek van een bij controle op uitreis illegaal gebleken vreemdeling

Zelfstandig vertrek van een vreemdeling die, al dan niet na afloop van de vrije termijn, illegaal in Nederland heeft verbleven en die is aangetroffen bij uitreiscontrole aan de buitengrens.”

E

Het model M24-A is gewijzigd.

F

Het model M100 is gewijzigd.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Den Haag, 27 februari 2006.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting bij Wijziging 2006/15

A

A2/6.10.1.2 Algemeen

Onder bepaalde voorwaarden mogen zeelieden passagieren in de gemeente waar hun schip ligt of in een aangrenzende gemeente. Hiertoe behoeven zij niet te beschikken over een document voor grensoverschrijding. Echter, op grond van de wet op de identificatieplicht dienen passagierende zeelieden wel een geldig document voor grensoverschrijding te kunnen tonen. Het betreft hier een verduidelijking.

B

A3/4.2.2 Signalering ‘OVR’ (ongewenst vreemdeling)

Vreemdelingen die zich hebben onttrokken aan toezicht kunnen worden gesignaleerd voor een periode van drie jaar. Van onttrekking aan toezicht is sprake indien niet wordt voldaan aan een van de maatregelen van toezicht zoals die zijn opgesomd in artikel 4.37 tot en met 4.39 en de artikelen 4.42 tot en met 4.52, Vb. Ingevolge artikel 4.39, Vb dient de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft van zijn aanwezigheid onmiddellijk mededeling te doen. Dit geldt zowel voor vreemdelingen die illegaal zijn ingereisd, als voor vreemdelingen die na afloop van rechtmatig verblijf illegaal in Nederland zijn gebleven. Indien een vreemdeling binnen drie dagen mededeling heeft gedaan van zijn onrechtmatige aanwezigheid in Nederland, heeft hij zich onttrokken aan toezicht, zoals bedoeld in artikel 4.39, Vb. De vreemdeling kan dan worden gesignaleerd ter fine van weigering toegang. Dat de vreemdeling de vrije termijn heeft overschreden, dan wel op andere wijze onrechtmatig in Nederland heeft verbleven, kan onder meer blijken bij uitreis uit Nederland via een grensdoorlaatpost. In dat geval dient naast een verzoek tot signalering (zie model M93) ook een bericht van vertrek (zie model M100) te worden opgemaakt.

C

A4/6.1.2.

Omdat de titel van het formulier model M24-A is gewijzigd, is hier ook de verwijzing naar het formulier gewijzigd. Omdat op het formulier model M24-A nu ook moet worden aangegeven of de te verwijderen vreemdeling behoort tot de categorie asiel of niet-asiel, is bovendien een opmerking toegevoegd dat het formulier niet mag worden overgegeven aan buitenlandse autoriteiten.

D

A4/6.18 Bericht van vertrek

Voor een betere registratie van de toepassing van de VRIS, (zie A4/6.11) is een vertrekcategorie toegevoegd “Uitzetting vanuit het strafrechttraject (conform VRIS-werkwijze)”. Tot deze vertrekcategorie behoren ook de vreemdelingen die voorafgaand aan hun uitzetting op een bepaald moment in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Verwijderde geweigerde vreemdelingen, die strafrechtelijk worden vervolgd, vallen niet onder deze vertrekcategorie. Voor geweigerde vreemdelingen wordt namelijk geen bericht van vertrek opgemaakt. Het registreren van deze categorie vreemdelingen en het rapporteren over hun vertrek doet de KMar afzonderlijk.

Dat een vreemdeling onrechtmatig in Nederland heeft verbleven, kan onder meer blijken bij uitreis uit Nederland via een grensdoorlaatpost. Dit geldt zowel voor vreemdelingen die illegaal zijn ingereisd, als voor vreemdelingen die na afloop van rechtmatig verblijf illegaal in Nederland hebben verbleven. In dat geval dient door de ambtenaar belast met de grensbewaking een bericht van vertrek te worden opgemaakt. Hiertoe is de vertrekcategorie toegevoegd “Zelfstandig vertrek van een bij controle op uitreis illegaal gebleken vreemdeling”.

E

Model M24-A

Dit model heeft oorspronkelijk de titel “Opdracht tot overgave aan buitenlandse grensautoriteiten”. In de praktijk wordt het echter sinds geruime tijd gebruikt voor alle gevallen waarin de korpschef de Commandant van de KMar een vreemdeling overdraagt voor verwijdering. Het model is daarom aan het huidige gebruik aangepast. Daarbij dient de korpschef aan te geven of het een vreemdeling betreft die behoort tot de categorie asiel of niet-asiel, en of de uitzetting plaatsvindt vanuit het strafrechttraject (conform de VRIS-werkwijze). Hiertoe wordt ook gerekend de vreemdeling die voorafgaand aan zijn uitzetting op een bepaald moment vanuit het strafrechttraject in vreemdelingenbewaring is gesteld.

F

Model M100

Er zijn twee vertrekcategorieën aan het model M100 toegevoegd. Het betreft de volgende categorieën:

– Uitzetting vanuit het strafrechttraject (conform VRIS-werkwijze);

– Zelfstandig vertrek van een bij controle op uitreis illegaal gebleken vreemdeling.

Voor een betere registratie van de toepassing van de werkwijze VRIS, (zie ook A4/6.11) is een vertrekcategorie toegevoegd “Uitzetting vanuit het strafrechttraject (conform VRIS-werkwijze)”. Tot deze vertrekcategorie behoren ook de vreemdelingen die voorafgaand aan hun uitzetting op een bepaald moment in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Verwijderde geweigerde vreemdelingen, die strafrechtelijk worden vervolgd, vallen niet onder deze vertrekcategorie. Voor geweigerde vreemdelingen wordt namelijk geen bericht van vertrek opgemaakt. Het registreren van deze categorie vreemdelingen en het rapporteren over hun vertrek doet de KMar afzonderlijk.

Dat een vreemdeling onrechtmatig in Nederland heeft verbleven, kan onder meer blijken bij uitreis uit Nederland via een grensdoorlaatpost. Dit geldt zowel voor vreemdelingen die illegaal zijn ingereisd, als voor vreemdelingen die na afloop van rechtmatig verblijf illegaal in Nederland zijn gebleven. In dat geval dient door de ambtenaar belast met de grensbewaking een bericht van vertrek te worden opgemaakt. Hiertoe is de vertrekcategorie toegevoegd “Zelfstandig vertrek van een bij controle op uitreis illegaal gebleken vreemdeling”.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

stcrt-2006-61-p16-SC74357-1.gifstcrt-2006-61-p16-SC74357-2.gifstcrt-2006-61-p16-SC74357-3.gif
Naar boven