Wijziging Warenwetregeling Monsterneming en Warenwetregeling Verontreinigingen
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 maart 2006, nr. VGP/VV 2668406, houdende wijziging van de Warenwetregeling Monsterneming en van de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen in verband met verordening (EG) 401/2006
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;
Gelet op artikel 3 van verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (PbEU L 70), alsmede op artikel 26, tweede lid, van de Warenwet;
Besluit:
Artikel I
De Warenwetregeling Monsterneming1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5f vervalt.
B
Artikel 5h vervalt.
C
Artikel 5k vervalt.
D
Artikel 5n vervalt.
E
Artikel 6, vierde lid, komt te luiden:
4. Een wijziging van:
a. richtlijn nr. 87/524/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 1987 tot vaststelling van communautaire methoden voor de monsterneming voor chemisch onderzoek met het oog op de controle op verduurzaamde melkproducten (PbEG L 306);
b. richtlijn nr. 86/424/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1986 tot vaststelling van de bemonsteringsmethoden voor chemische analyse van caseïne en caseïnaten (PbEG L 243);
c. richtlijn nr. 2001/22/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 maart 2001 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan lood, cadmium, kwik en 3-MCPD in levensmiddelen (PbEG L 77);
d. richtlijn nr. 2002/63/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juli 2002 (PbEG L 187) houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van richtlijn 79/700/EG;
e. richtlijn nr. 2002/69/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op dioxinen en de gehaltebepaling van dioxineachtige PCB’s in levensmiddelen (PbEG L 209);
f. richtlijn nr. 2004/16/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 februari 2004 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het tingehalte in levensmiddelen (PbEU L 77);
g. richtlijn nr. 2005/10/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 februari 2005 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan benzo(a)pyreen in levensmiddelen (PbEU L 34);
gaat voor de toepassing van de artikelen 5, 5e, 5g, 5i, 5j, 5l onderscheidenlijk 5m gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Artikel II
De Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen2 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervallen de onderdelen d, e, h en k, waarna de onderdelen f, g, i, en j worden geletterd d, e, f en g.
B
In artikel 10 vervallen het tweede, derde, vijfde en achtste lid, waarna het vierde, zesde en zevende lid worden genummerd tweede, derde en vierde lid.
C
In artikel 13 vervallen het tweede, derde, vijfde en achtste lid, waarna het vierde, zesde en zevende lid worden genummerd tweede, derde en vierde lid.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.
Toelichting
Op 9 maart 2006 is gepubliceerd verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (PbEU L 70), verder te noemen: verordening (EG) 401/2006.
Verordening (EG) 401/2006 bevat bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen, en is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten met ingang van 1 juli 2006.
Bij verordening (EG) 401/2006 worden per 1 juli 2006 vier richtlijnen ingetrokken:
a. richtlijn nr. 98/53/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 201);
b. richtlijn nr. 2002/26/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 maart 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan ochratoxine A in levensmiddelen (PbEG L 75);
c. richtlijn nr. 2003/78/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 augustus 2003 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het patulinegehalte in levensmiddelen (PbEU L 203);
d. richtlijn nr. 2005/38/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juni 2005 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan Fusarium-toxinen in levensmiddelen (PbEU L 143).
De desbetreffende voorschriften zijn inmiddels opgenomen in verordening (EG) 401/2006.
Deze vier richtlijnen waren uitgevoerd bij de Warenwetregeling Monsterneming en de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen. Door de intrekking van deze vier richtlijnen dient de uitvoering daarvan in beide Warenwetregelingen ongedaan te worden gemaakt. Deze regeling zorgt daarvoor.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.F. Hoogervorst
- 1
Stcrt. 1989, 89; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 22 juni 2005, Stcrt. 124.
- 2
Stcrt. 1999, 30; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 22 november 2005, Stcrt. 231.