Wijziging Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur UWV en Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 maart 2006, Directie Uitvoeringsbeleid, nr. UB/S/05/80061 houdende wijziging van de Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur UWV en de Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV in verband met enkele technische aanpassingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel I

Artikel 6 van de Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur UWV wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De hoogte en duur van deze uitkering worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk, met dien verstande dat als diensttijd voor de vaststelling van hoogte en duur van genoemde uitkering tevens geldt:

a. de tijd dat de voorzitter is benoemd in de Raad van bestuur van het UWV;

b. de tijd dat de voorzitter direct voorafgaand aan zijn benoeming in de Raad van bestuur op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest bij het UWV of één van de rechtsvoorgangers van het UWV.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. Als berekeningsbasis voor de hoogte van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, geldt het salarisbedrag dat geldt voor leden van de topmanagementgroep, bedoeld in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, exclusief bijzondere toeslagen.

Artikel II

De Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, vijfde lid, komt te luiden:

5. Indien een lid naar het oordeel van de voorzitter in een kalenderjaar door hem vastgestelde bijzondere doelstellingen heeft bereikt, kan de voorzitter hem uiterlijk in de maand april van het jaar, volgend op dat kalenderjaar, een toelage toekennen van maximaal 10% van de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De hoogte en duur van deze uitkering worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk, met dien verstande dat als diensttijd voor de vaststelling van hoogte en duur van genoemde uitkering tevens geldt:

a. de tijd dat een lid is benoemd in de Raad van bestuur van het UWV;

b. de tijd dat een lid direct voorafgaand aan zijn benoeming in de Raad van bestuur op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest bij het UWV of één van de rechtsvoorgangers van het UWV.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. Als berekeningsbasis voor de hoogte van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, geldt het salarisbedrag dat geldt voor leden van de topmanagementgroep, bedoeld in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, exclusief bijzondere toeslagen.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 maart 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

De onderhavige wijziging van de rechtspositieregelingen voor de voorzitter en de leden van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) strekt tot aanpassing van het onderdeel uitkering bij ontslag en niet-herbenoeming. Dit onderdeel regelt onder meer de overeenkomstige toepassing van het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk. Dit besluit verstaat onder diensttijd – kort gezegd – ABP-diensttijd. Voorzitter en leden van de Raad bestuur van het UWV zijn echter vrijgesteld van deelname in het ABP-pensioenfonds. ABP-diensttijd kan in voorkomende gevallen dan ook uitsluitend meetellen voor zover het betreft de periode (direct) voorafgaand aan de benoeming in de Raad van bestuur van het UWV. Daarnaast wordt er door wijziging van artikel 6 in voorzien dat meetelt de tijd doorgebracht in de Raad van bestuur van het UWV of bij de rechtsvoorgangers van het UWV.

Voorts is een wijziging aangebracht in artikel 2 van de Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV. De huidige formulering van het vijfde lid van dit artikel kan de indruk wekken dat de beslissing van de voorzitter om een toelage toe te kennen aan een lid moet worden goedgekeurd door de minister. De bedoeling van het artikel is echter dat de voorzitter verantwoordelijk is voor zowel de beoordeling als de toekenning van de toelage. De wijziging voorziet hierin.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven