Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 maart 2006, nr. PO/ZO-2006/10847, houdende voorschriften van OCW inzake dagarrangementen en Combinatiefuncties (Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Paragraaf 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. cofinanciering: de financiering die een aanvrager uit publieke en private gelden voor het project beschikbaar worden gesteld, niet zijnde de specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verleend;

c. cultuurinstelling: een rechtspersoon die culturele activiteiten ontplooit ten behoeve van kinderen tot en met 16 jaar.

Artikel 2

Doel van de regeling

De minister kan een specifieke uitkering verlenen voor activiteiten gericht op versterking van de sociale infrastructuur door middel van combinatiefuncties en sluitende dagarrangementen voor kinderen tot en met 16 jaar, teneinde de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken.

Artikel 3

Projecten dagarrangementen en combinatiefuncties

1. Een project dagarrangement heeft ten doel bij te dragen aan de ontwikkeling van een doorlopend aanbod tussen ten minste twee van de volgende sectoren:

a. activiteiten op de terreinen van het welzijnsbeleid van de gemeenten, betreffende welzijn jeugd, kinderopvang en sport, als bedoeld in artikel 2, onderdelen a, b en h van de Welzijnswet 1994;

b. primair onderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

c. voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra;

d. culturele activiteiten, uitgevoerd door cultuurinstellingen, die bijdragen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen tot en met 16 jaar.

2. Een project combinatiefunctie heeft ten doel een functie te realiseren die wordt uitgevoerd door één persoon, waarbij de werkzaamheden zich uitstrekken tot twee of meer van de sectoren omschreven in het eerste lid, ten behoeve van het uitvoeren van een dagarrangement.

Artikel 4

Aanvrager specifieke uitkering

1. Een specifieke uitkering ten behoeve van een project, bedoeld in artikel 3, kan worden aangevraagd door een gemeentebestuur, een provinciaal bestuur of een samenwerkingsverband van deze partijen.

2. Op grond van deze regeling wordt geen specifieke uitkering verleend aan gemeenten gevestigd in de provincie Flevoland of aan de provincie Flevoland.

Artikel 5

Uitkeringsplafond

Voor de verstrekking van specifieke uitkeringen op grond van deze regeling is maximaal 100 miljoen euro beschikbaar, waarvan maximaal 10 procent voor het beheer van de regeling.

Artikel 6

Berekening van specifieke uitkering

1. De specifieke uitkering bedraagt 45% van de projectkosten, zoals omschreven in artikel 10, doch ten hoogste het bedrag dat wordt vermeld in de beschikking waarmee de specifieke uitkering wordt verleend.

2. De overige 55% van de in artikel 10 omschreven projectkosten kan de aanvrager financieren uit cofinanciering.

Paragraaf 2

Aanvraag

Artikel 7

Aanvraag

1. Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraag wordt uiterlijk 31 maart 2006 schriftelijk en elektronisch ingediend. Bij de elektronische versie dient gebruik te worden gemaakt van de door de minister beschikbaar gestelde elektronische formats en formulieren.

2. De door de minister vastgestelde formulieren en formats, bedoeld in het eerste lid, zijn opgenomen in het Handboek OCW Dagarrangementen en combinatiefuncties, dat als bijlage 5 bij deze regeling wordt vastgesteld.

3. Aanvragen die zijn ingediend na 31 maart 2006, worden afgewezen.

Artikel 8

Vereisten voor de aanvraag

1. De aanvraag voor een project dagarrangementen bevat in ieder geval een projectbeschrijving. In de projectbeschrijving zijn tenminste opgenomen:

a. een omschrijving van de beoogde resultaten van het project;

b. de begrote kosten;

c. de duur van het project en de daarin te onderscheiden fasen;

d. een beschrijving van de activiteiten in relatie tot de verwachte resultaten;

e. een beschrijving van de projectorganisatie;

f. een beschrijving van de partners uit de verschillende sectoren met wie het project is opgezet;

g. een verklaring van de aanvrager dat cofinanciering aanwezig is;

h. beschrijving van de administratieve organisatie en interne controle;

i. het gemeentebestuur of het provinciebestuur maakt aannemelijk dat er sprake is van perspectief op continuering van het project na afloop van de periode van de specifieke uitkering.

2. Indien voor de financiering van het project cofinanciering door derden wordt ingezet, geschiedt dit op basis van een schriftelijke overeenkomst met dan wel een schriftelijke toezegging van die derden.

3. De aanvraag van een project combinatiefuncties bevat in ieder geval een projectbeschrijving. De projectbeschrijving bevat naast de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, een beschrijving van het project dagarrangement, waarvan de combinatiefunctie deel uitmaakt.

Artikel 9

Projectvereisten

1. Een project start in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 juli 2006.

2. Een project heeft een looptijd tot en met uiterlijk 31 juli 2008.

3. Slechts activiteiten die voor de projectaanvang nog niet uitgevoerd werden, komen voor een specifieke uitkering in aanmerking.

4. De projectorganisatie is dusdanig ingericht dat aannemelijk is dat met de uit te voeren activiteiten het beoogde doel van het project haalbaar is of wordt bereikt.

5. De kosten van het project staan in een redelijke verhouding tot de daarvan te verwachten resultaten.

Artikel 10

Voor uitkering in aanmerking komende projectkosten

1. De projectkosten waarvoor een specifieke uitkering kan worden aangevraagd, bedoeld in artikel 6, bestaan uit de kosten van activiteiten verminderd met eventueel door het project gegenereerde inkomsten. In bijlage 1 behorende bij deze regeling zijn de typen activiteiten benoemd waaraan de specifieke uitkering dient te worden besteed. Voor een specifieke uitkering komen uitsluitend de werkelijke kosten die voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het project noodzakelijk moeten worden geacht, zoals omschreven in verordening (EG) nr. 1685/2000, in aanmerking.

2. De projectkosten, bedoeld in het eerste lid, worden onderverdeeld naar:

a. voorbereidende activiteiten;

b. directe projectactiviteiten;

c. indirecte projectactiviteiten gericht op de aansturing van het project (projectleiding en administratie); en

d. afrondende activiteiten.

3. Tot projectkosten, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend:

a. kosten die voor 1 augustus 2005 ten behoeve van het project zijn gemaakt;

b. de kosten van inkomensvervangende betalingen of uitkeringen niet zijnde loonbetalingen;

c. de loonkosten van werkervaringsplaatsen en dienstbetrekkingen welke zijn aangegaan of bekostigd in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroombanen;

d. kosten van adviseurs, uitvoerders of onderuitvoerders die zijn bepaald als percentage van de totale kosten van het project, of als percentage van de te ontvangen uitkering voor het project;

e. het gedeelte van de kosten genoemd in het tweede lid onder a, c en d dat gezamenlijk de 20% van de totale projectkosten te boven gaat;

f. kosten van afschrijvingen, huur en onderhoud van gebouwen en overige goederen voor zover deze al in gebruik waren of al eigendom zijn van de aanvrager of andere uitvoerende partijen bij het indienen van de aanvraag;

g. de kosten van derden indien de marktconformiteit van deze kosten niet kan worden vastgesteld;

h. sport- en spelmaterialen;

i. investeringen of inrichting van ruimten;

j. de loonkosten van een combinatiefunctie.

4. Indien kosten slechts voor een deel door het project worden veroorzaakt, dan worden deze kosten naar verhouding, en op grond van een controleerbare berekening, toegerekend aan het project.

Paragraaf 3

Verlening specifieke uitkering

Artikel 11

Verlening

1. Een aanvraag voor een project wordt toegewezen indien de aanvraag en het project voldoen aan de bij deze regeling gestelde voorwaarden, met dien verstande dat indien het aantal aanvragen gezamenlijk het beschikbaar gestelde bedrag, zoals bedoeld in artikel 5, te boven gaat, het bedrag van de specifieke uitkering per project evenredig wordt verlaagd.

2. Geen specifieke uitkering wordt verleend voor projecten die medegefinancierd worden uit EU structuurfondsen of communautaire initiatieven.

Artikel 12

De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering

In de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering wordt het maximumbedrag aan specifieke uitkering bepaald dat tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt, onverminderd artikel 10, uitgegaan van het totaal van de voorbereidings-, uitvoerings- en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn aanvraag voor een specifieke uitkering, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht kunnen worden voor de uitvoering van het project.

Artikel 13

Bevoorschotting

1. De minister kan voorschotten verlenen.

2. Indien de minister een voorschot, bedoeld in het eerste lid, verleent, wordt:

a. een eerste voorschot, ten bedrage van 30% van het maximaal toegekende bedrag, direct uitbetaald nadat van de aanvrager van het project bericht is ontvangen dat de uitvoering van het project waarvoor de specifieke uitkering werd verleend is aangevangen;

b. een tweede voorschot, waarbij de totale bevoorschotting wordt aangevuld tot ten hoogste 80% van het maximaal verleende bedrag, verstrekt nadat de voortgangsrapportage, bedoeld in artikel 15, door de minister is ontvangen en is goedgekeurd.

3. Alvorens een voorschot als bedoeld in het tweede lid onder b, te verlenen kan de minister verlangen dat de voortgangsrapportage wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid.

4. Geen tweede voorschot, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt verleend indien de realisatie van het project in belangrijke mate achterblijft bij de ramingen, als vervat in de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, of indien gerede twijfel bestaat over een correcte uitvoering van het project.

5. Betaling van het voorschot vindt niet eerder plaats dan nadat het kabinet de hiervoor beschikbare middelen in de begroting heeft verwerkt.

Paragraaf 4

Verplichtingen

Artikel 14

Voorschriften projectadministratie

1. De aanvrager dient een inzichtelijke en controleerbare financiële administratie met betrekking tot het project bij te houden of te doen bijhouden conform deze regeling en het Handboek OCW Dagarrangementen en Combinatiefuncties, zoal opgenomen in bijlage 5 behorende bij deze regeling.

2. De financiële administratie geeft inzicht in de voor een specifieke uitkering in aanmerking komende kosten en in de integrale financiering van het project, uitgesplitst naar de specifieke uitkering op grond van deze regeling en cofinanciering.

3. De administratie is zodanig opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor een correcte en adequate voortgangsrapportage en dient voldoende mogelijkheden te bieden voor een adequate accountantscontrole op de juiste naleving van de voorwaarden voor de specifieke uitkering.

4. De vastlegging van de gegevens geschiedt op de wijze bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling.

5. Alle administratieve bescheiden van de ontvanger van de specifieke uitkering blijven bewaard tot en met 31 juli 2015. De ontvanger van de specifieke uitkering bedingt bij de partners dat de bescheiden van de partners die op het project betrekking hebben, bewaard blijven tot en met 31 juli 2015.

6. De ontvanger van de specifieke uitkering geeft aan door de minister aangewezen personen desgevraagd inzage in of informatie uit deze administratie. Tevens verschaft de ontvanger de voornoemde personen desgevraagd informatie over de voortgang van het voor de specifieke uitkering in aanmerking gebrachte project.

Artikel 15

Voortgangsrapportage

1. Een ontvanger van een specifieke uitkering dient een rapportage in over de voortgang van het project tot en met de periode 31 juli 2007. In deze rapportage wordt aangegeven welke resultaten zijn gerealiseerd en wat de prognose is voor de resterende periode van het project.

2. De rapportage wordt uiterlijk 30 september 2007 ingediend, onder gebruikmaking van een daartoe door de minister in het Handboek OCW Dagarrangementen en Combinatiefuncties ter beschikking gesteld format.

3. Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op een specifieke uitkering, doet de ontvanger van de specifieke uitkering hiervan onverwijld mededeling aan de minister.

Artikel 16

Overige verplichtingen van de uitkeringsontvanger

1. Een ontvanger van een specifieke uitkering verleent op verzoek van de minister medewerking aan de totstandkoming van een gegevensverzameling ten behoeve van door of namens de minister te verrichten evaluaties en draagt er zorg voor dat ook onderaanvragers en eventuele deelnemers aan projecten verplicht worden daaraan medewerking te verlenen. De ontvanger bedingt dat eventuele partners van de ontvanger medewerking verlenen aan de gegevensverzameling, bedoeld in de vorige volzin.

2. De projectresultaten dienen om niet aan andere gemeenten en provincies ter beschikking te worden gesteld.

Artikel 17

Toezicht

1. Een ontvanger van een specifieke uitkering is verplicht alle medewerking te verlenen aan toezicht op de naleving door of namens de minister.

2. Een ontvanger van een specifieke uitkering bedingt bij derden die bij het project betrokken zijn, dat zij medewerking verlenen aan toezicht op de naleving van het project.

Paragraaf 5

Vaststelling van de specifieke uitkering

Artikel 18

Eindrapportage, verzoek tot vaststelling van de specifieke uitkering

1. Een ontvanger van een specifieke uitkering dient binnen twee maanden na beëindiging van het project, maar in ieder geval voor 30 september 2008, een verzoek tot vaststelling van de specifieke uitkering in door overlegging van een eindrapportage die een beschrijving geeft van de realisatie van het project in relatie tot de projectbeschrijving, bedoeld in artikel 8.

2. De eindrapportage, waarvan het verzoek tot vaststelling van de specifieke uitkering deel uit maakt, wordt ingediend met gebruikmaking van het door de minister in het Handboek OCW Dagarrangementen en combinatiefuncties ter beschikking gestelde format en is voorzien van een verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig het als bijlage 3 bij deze regeling gevoegde model.

3. De accountantsverklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de voorwaarden door de ontvanger van de specifieke uitkering.

4. De minister kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van de accountantsverklaring.

5. De ontvanger van de specifieke uitkering bedingt bij de accountant, dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig het controleprotocol, neergelegd in bijlage 4 bij deze regeling.

6. Vaststelling van de specifieke uitkering vindt niet eerder plaats dan twee maanden nadat het kabinet de hiervoor beschikbare middelen in de begroting heeft verwerkt.

Paragraaf 6

Slotbepalingen

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2006.

Artikel 20

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van Bijlage 5 die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Bijlage 1

Typen activiteiten, bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties.

Dagarrangementen

De voor specifieke uitkering in aanmerking komende activiteiten inzake een project voor dagarrangementen zijn beperkt tot de volgende:

– Visieontwikkeling en planvorming

– Ontwikkeling en experimentele uitvoering van voorschoolse opvang (peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, opvang voor schooltijd)

– Ontwikkeling en experimentele uitvoering van naschoolse opvang

– Ontwikkeling en experimentele uitvoering van tussenschoolse opvang

– Ontwikkeling en experimentele uitvoering van schoolvakantieopvang

– Ontwikkeling en experimentele uitvoering van creatieve oplossingen voor dagarrangementen in bestaande gebouwen

– Ontwikkeling en experimentele uitvoering van modellen van beheer en exploitatie

– Deskundigheidsbevordering personeel

De volgende activiteiten kunnen alleen voorkomen in combinatie met één of meerdere van bovenstaande activiteiten:

– Publicaties (DVD, CD-Rom, brochure, krant, enz.)

– Ouderparticipatie

– Evaluaties.

Combinatiefuncties

Een project combinatiefuncties dient altijd deel uit te maken van een dagarrangement. Het gaat hierbij om de ontwikkeling en experimentele uitvoering van de functie waarbij tijdens de projectperiode de volgende fasen en activiteiten mogelijk zijn:

1. Ontwikkelfase met o.a. de volgende mogelijke activiteiten:

– Een analyse waarbij bijvoorbeeld knelpunten binnen en rond de functie onderzocht worden (o.a. arbeidsrechtelijke aspecten, benodigde opleidingen, enzovoort).

– Een analyse van de voorwaarden binnen en rond de schakels om een combinatiefunctie mogelijk te maken.

2. Test-/implementatiefase

– Het implementeren en testen van de werking van de functie waarbij naast bijvoorbeeld de arbeidsrechtelijke aspecten van de functie ook gekeken wordt welke scholing en/of begeleiding voor de functie noodzakelijk is om de beoogde schakels zodanig te laten functioneren dat er sprake is van een sluitend en werkend dagarrangement. In deze testfase kunnen één of meerdere meetmomenten opgenomen worden voor eventuele bijsturing;

– scholing, begeleiding, coaching van de medewerker die de werkzaamheden uitvoert

– het ontwikkelen van scholingsaanbod t.b.v. de functie

3. Evaluatiefase

– het evalueren van de test-/implementatiefase

4. Aanstellingsfase

– Het daadwerkelijk aanstellen van een medewerker op de tijdens de projectperiode ontwikkelde functie

– scholing, begeleiding, coaching van de medewerker die de werkzaamheden uitvoert

Bijlage 2

Vast te leggen projectgegevens (met vermelding van het door de door de minister toegekend projectnummer)

Bij het onderdeel dagarrangementen dient te worden vastgelegd:

– een beschrijving van de beoogde activiteiten. De uitkering wordt slechts beschikbaar gesteld voor nieuwe activiteiten. Activiteiten die voor aanvang van het project al worden verricht komen niet in aanmerking voor een uitkering in het kader van deze regeling.

– een beschrijving van de beoogde resultaten;

– het aantal verbindende schakels dat het dagarrangement omvat of waarmee een dagarrangement wordt uitgebreid:

• 2

• 3

• meer;

– Welke schakel wordt er gecreëerd? (voorschool–onderwijs, onderwijs–tussenschool, onderwijs–naschool)

– het aantal kinderen en/of gezinnen dat gebruik kan maken van de betreffende schakel:

• hoe groot is de doelgroep die voor de aangeboden schakel in aanmerking komt;

• welk deel (in percentages) van de groep maakt van deze schakel naar verwachting gebruik;

– de toekomstbestendigheid van het dagarrangement. Er dient aannemelijk gemaakt te worden dat er perspectief is op een beleidsmatige en financiële continuering van het dagarrangement na afloop van de uitkeringsperiode).

Bij het onderdeel combinatiefuncties dient te worden vastgelegd:

– een beschrijving van de beoogde activiteiten. Uitkering wordt slechts beschikbaar gesteld voor nieuwe activiteiten. Activiteiten die voor aanvang van het project al worden verricht komen niet in aanmerking voor uitkering in het kader van deze regeling;

– een beschrijving van de beoogde resultaten, waaronder het te aantal te realiseren combinatiefuncties aan het einde van het project;

– een beschrijving van de soort en aantal functies dat zal worden gecombineerd. Is er daadwerkelijk sprake van combinatie van taken in twee of meer schakels van een dagarrangement, zoals opvang vóór school en onderwijsassistentie; onderwijsassistentie en tussenschoolse opvang of tussenschoolse opvang en naschoolse activiteiten. Onder soort functie wordt hier verstaan de schakels welke door de functie verbonden worden, te weten:

• voorschoolse opvang – school (VOS)

• school – tussenschoolse opvang – school (STOS)

• tussenschoolse opvang – naschoolse opvang (TONO)

• school – naschoolse opvang (SNO)

• voorschoolse opvang – naschoolse opvang (VONO)

• vakantieopvang (VO)

– een functiebeschrijving van de nieuwe combinatiefunctie(s);

– de duur van de functie

– de fasen in het project

– het tijdspad per fase

– de activiteiten per fase

– kosten en kostensoorten per fase

– de toekomstbestendigheid van de functie (er dient aannemelijk gemaakt te worden dat er perspectief is op een beleidsmatige en financiële continuering van de functie(s) na afloop van de uitkeringsperiode);

– per in de testfase op te zetten combinatiefunctie dienen gegevens van betreffende medewerkers te zijn vastgelegd:

– naam, adres, postcode, woonplaats;

– geboortedatum;

– geslacht.

Toelichting op Bijlage 2

Bij de vast te leggen projectgegevens dient, indien van toepassing, op de volgende vragen te worden ingegaan:

Dagarrangementen:

– Worden er lokale knelpunten in het onderwijs-/opvang- en vrijetijdsaanbod aan ouders en kinderen door het programma aangepakt. Welke?

– Passen de voorgenomen activiteiten van het traject in een meerjarige lokale visie?

– Is er sprake van een aantoonbaar lokaal draagvlak voor samenwerkende voorzieningen en waar blijkt dat uit? (vraagsturing op basis van gebruikersonderzoek onder ouders, kinderen, buurtbewoners).

Combinatiefuncties:

– Is er sprake van een aantoonbaar lokaal draagvlak en waaruit bestaat dit lokale draagvlak?

– In welke hoofdsector worden de combinatiefuncties ingericht?

– Er is daadwerkelijk sprake van een combinatie van taken; dat betekent werkzaamheden in twee of meer schakels van een dagarrangement, zoals opvang vóór school en onderwijsassistentie; onderwijsassistentie en tussenschoolse opvang of tussenschoolse opvang en naschoolse activiteiten.

Vast te leggen projectgegevens

Bij de vast te leggen projectgegevens dient, indien van toepassing, op de volgende vragen te worden ingegaan:

Dagarrangementen:

– Worden er lokale knelpunten in het onderwijs-/opvang- en vrijetijdsaanbod aan ouders en kinderen door het programma aangepakt. Welke?

– Passen de voorgenomen activiteiten van het traject in een meerjarige lokale visie?

– Is er sprake van een aantoonbaar lokaal draagvlak voor samenwerkende voorzieningen en waar blijkt dat uit ? (vraagsturing op basis van gebruikersonderzoek onder ouders, kinderen, buurtbewoners).

Combinatiefuncties:

– Is er sprake van een aantoonbaar lokaal draagvlak en waaruit bestaat dit lokale draagvlak?

– In welke hoofdsector worden de combinatiefuncties ingericht?

– Er is daadwerkelijk sprake van een combinatie van taken; dat betekent werkzaamheden in twee of meer schakels van een dagarrangement, zoals opvang vóór school en onderwijsassistentie; onderwijsassistentie en tussenschoolse opvang of tussenschoolse opvang en naschoolse activiteiten

Bijlage 3

Modellen voor de accountantsverklaring

Er zijn 3 modellen voor een accountantsverklaring. Bij een goedkeurende accountantsverklaring wordt model A gehanteerd. Indien bij de controle van de eindrapportage onjuistheden zijn geconstateerd die niet op afdoende wijze zijn gecorrigeerd, kan de accountant geen goedkeurende verklaring verstrekken.

In dergelijke gevallen dient de accountant een afkeurend oordeel te geven, volgens model B. Indien bij de controle van de eindrapportage onzekerheden van materieel belang zijn blijven bestaan die niet noodzakelijkerwijs hadden moeten leiden tot een correctie van de declaratie (bijvoorbeeld bij onduidelijkheid over de juiste interpretatie van uitkeringsvoorwaarden) en die daardoor niet hoefden te leiden tot het geven van een afkeurende verklaring kan de accountant evenmin een goedkeurende verklaring verstrekken. In dergelijke gevallen dient de accountant een verklaring met beperking te geven, volgens model C.

A. Model goedkeurende accountantsverklaring

Aan: (Naam opdrachtgever)

Accountantsverklaring OCW dagarrangementen en combinatiefuncties afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons per pagina gewaarmerkte,eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen inzake de uitvoering van het project met registratienummer ... met betrekking tot het onderwerp dagarrangementen en combinatiefuncties), waarvoor bij beschikking van …, kenmerk …., uitkering is verleend op grond van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties, gecontroleerd. Deze eindrapportage/voortgangsrapportage* is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze eindrapportage/voortgangsrapportage* te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig de bepalingen van het controleprotocol OCW dagarrangementen en combinatiefuncties (en – indien van toepassing – de nadere aanwijzingen van de Minister van OCW of zoals opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering) en overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat zekerheid wordt verkregen dat de eindrapportage/voortgangsrapportage* geen onjuistheden van materieel belang, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het controleprotocol, bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Bevindingen

Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat: (De accountant dient de bevindingen op te nemen in een afzonderlijk op te stellen rapport van bevindingen, waarnaar kan worden verwezen).

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de ingediende eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen, voldoet aan de uitkeringsvoorwaarden. De eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen sluit met een totaal bedrag van € ...

(ondertekening)

(plaatsnaam, datering)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

B. Model afkeurende accountantsverklaring

Aan: (Naam opdrachtgever)

Accountantsverklaring OCW dagarrangementen en combinatiefuncties afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons per pagina gewaarmerkte, eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen inzake de uitvoering van het project met registratienummer ... met betrekking tot het onderwerp dagarrangementen en combinatiefuncties, waarvoor bij beschikking van …, kenmerk …. Een specifieke uitkering is verleend op grond van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties gecontroleerd. Deze eindrapportage/voortgangsrapportage* is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze eindrapportage/voortgangsrapportage* te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig de bepalingen van het controleprotocol OCW dagarrangementen en combinatiefuncties (en – indien van toepassing – de nadere aanwijzingen van de Minister van OCW zoals opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering) en overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat zekerheid wordt verkregen dat de eindrapportage/voortgangsrapportage* geen onjuistheden van materieel belang, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het controleprotocol, bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Bevindingen

Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat: (Bevindingen aangeven die hebben geleid tot een afkeurend oordeel. Tevens de omvang van het bedrag aangeven dat niet juist is dan wel waarvan de juistheid niet kan worden vastgesteld. De accountant dient de bevindingen op te nemen in een afzonderlijk op te stellen rapport van bevindingen, waarnaar kan worden verwezen).

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de ingediende eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen, niet voldoet aan de uitkeringsvoorwaarden en derhalve niet juist is. De eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen sluit met een totaal bedrag van € ...

(ondertekening)

(plaatsnaam, datering)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

C Model accountantsverklaring met beperking

Aan: (naam opdrachtgever)

Accountantsverklaring OCW dagarrangementen en combinatiefuncties afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons per pagina gewaarmerkte, eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen inzake de uitvoering van het project met registratienummer ... met betrekking tot het onderwerp dagarrangementen en combinatiefuncties,waarvoor bij beschikking van …, kenmerk …. specifieke uitkering is verleend op grond van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties, gecontroleerd. Deze eindrapportage/voortgangsrapportage* is

opgesteld onder verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze eindrapportage/voortgangsrapportage* te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig de bepalingen van het controleprotocol OCW dagarrangementen en combinatiefuncties (en – indien van toepassing – de nadere aanwijzingen van de Minister van OCW of zoals opgenomen in de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering) en overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat zekerheid wordt verkregen dat de eindrapportage/voortgangsrapportage* geen onjuistheden van materieel belang, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het controleprotocol, bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Bevindingen

Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat: (Bevindingen aangeven die hebben geleid tot de verklaring met beperking. Tevens de omvang van het bedrag aangeven waarvan de juistheid niet kan worden vastgesteld. De accountant dient de bevindingen op te nemen in een afzonderlijk op te stellen rapport van bevindingen, waarnaar kan worden verwezen).

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de ingediende eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen, onder voorbehoud van (omschrijving van de onzekerheid) voldoet aan de in de uitkeringsvoorwaarden. De eindrapportage/voortgangsrapportage* met bijlagen sluit met een totaal bedrag van € .…

(ondertekening)

(plaatsnaam, datering)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

Bijlage 4

Controleprotocol OCW-dagarrangementen en combinatiefuncties

1. Algemeen

1.1. Doel en reikwijdte van het controleprotocol

Dit controleprotocol geeft aanwijzingen voor en een toelichting op de door de accountants uit te voeren controlewerkzaamheden in het kader van de projecten, waarvoor een specifieke uitkering is verleend op grond van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties. Dit controleprotocol is geen werkprogramma. De accountant belast met de controle van de eindrapportage of een voortgangsrapportage dient zorg te dragen voor een op de situatie toegesneden werkprogramma, waarbij aan de specifieke AO-kenmerken van een project, alsmede aan de controletolerantie, voldoende aandacht wordt geschonken.

1.2. Doel en reikwijdte van de accountantscontrole

In het kader van de controle op de uitvoering van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties dient de eindrapportage voorzien te zijn van een verklaring van een accountant. De eindrapportage en de daarbij afgegeven accountantsverklaring zijn de basis voor het vaststellen van de definitieve uitkering. De minister kan verlangen dat ook een voortgangsrapportage van een accountantsverklaring wordt voorzien. De voortgangsrapportage en de daarbij afgegeven accountantsverklaring zijn dan de basis voor het vaststellen van een voorschot.

De eind-/voortgangsrapportage bevat een financiële verantwoording bij een afrekening van de uitkering of voorschotverzoek.

De accountantsverklaring geeft zowel een oordeel over de juistheid van de eind-/voortgangsrapportage, alsmede over de rechtmatigheid hiervan. Het is van essentieel belang dat de strekking van de accountantsverklaring duidelijk is en dat de eventueel geconstateerde problemen goed worden weergegeven. De geconstateerde bevindingen worden door de accountant opgenomen in een rapport van bevindingen. Voor de accountantsverklaring zijn modellen vastgesteld. Deze modellen zijn als bijlage 3 bij de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties opgenomen.

1.3. Materialiteit

De controle dient dusdanig te worden opgezet, dat daarmee wordt voldaan aan de materialiteitseis van de Rijksoverheid. Dit houdt in, dat alle fouten groter dan 1 procent van het projectbedrag dienen te worden vastgesteld.

Uiteraard geldt voor de accountant het axiomatische voorbehoud.

Teneinde een goedkeurende verklaring af te kunnen geven is het noodzakelijk dat alle geconstateerde fouten in de einddeclaratie/tussentijdse rapportage worden gecorrigeerd.

Indien een correctie niet of niet afdoende wordt aangebracht dient dit tot uitdrukking te worden gebracht door het verstrekken van een niet goedkeurende accountantsverklaring (afkeurende verklaring of verklaring met beperking). In het rapport van bevindingen dienen de geconstateerde, niet gecorrigeerde, fouten of voor de accountant niet controleerbare posten, nader te worden geanalyseerd en dienen de gevolgen voor de einddeclaratie/tussentijdse rapportage nader te worden gekwantificeerd.

2. Opdrachtbevestiging

De minister wenst zekerheid te verkrijgen dat de controlerend accountant tijdig op de hoogte is gesteld van de inhoud van dit controleprotocol. Binnen vier weken na de start van het project dient een kopie van de opdrachtbevestiging of een andere schriftelijke mededeling, waarin de toepassing en naleving van dit controleprotocol door de controlerend accountant wordt bevestigd, te worden ingezonden. De tekst van deze opdrachtbevestiging is opgenomen in de bijlage bij dit controleprotocol. Zolang bovengenoemde stukken niet in het bezit zijn van de minister wordt de behandeling van verzoeken tot eindafrekening van de aanvrager opgeschort.

3. Werkzaamheden van de accountant

3.1. Algemeen

De accountant maakt onderscheid tussen de volgende werkzaamheden:

– werkzaamheden voorafgaand aan de uitvoering van het project (preventieve werkzaamheden);

– interim controle;

– eindcontrole.

3.2. Preventieve werkzaamheden

Voor de preventieve werkzaamheden is van belang dat de externe accountant al in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in de voorbereidende fase, bij de totstandkoming van de projectaanvraag, wordt betrokken. In deze voorbereidende fase beoordeelt de accountant de voorgenomen administratieve organisatie en daarin vervatte maatregelen van interne controle (AO/IC) teneinde vast te stellen of deze voorgenomen AO/IC voldoet aan de in de regelgeving gestelde eisen om te kunnen komen tot een goedkeurende accountantsverklaring. De uitkomsten van deze beoordeling worden schriftelijk aan de opdrachtgever gerapporteerd evenals de eventuele aanbevelingen die daarbij zijn gedaan. De opdrachtgever verstrekt de minister een afschrift van deze rapportage.

3.3. Interim controle

De interim controle heeft mede tot doel vast te stellen of de voorgestelde AO/IC daadwerkelijk bestaat en dat de werking daarvan gedurende de te controleren periode gewaarborgd is. Voor zover tijdens de preventieve werkzaamheden door de accountant aanbevelingen zijn gedaan met betrekking tot de AO/IC onderzoekt de accountant of deze aanbevelingen zijn opgevolgd. Uiterlijk zes maanden nadat met de uitvoering van een project is gestart, rapporteert de accountant zijn bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de AO/IC in de vorm van een zogenaamde managementletter. De minister ontvangt een afschrift van deze rapportage. Indien de AO/IC bij latere controles van tussentijdse declaraties onderwerp van onderzoek door de accountant is, worden de bevindingen naar aanleiding van deze controles eveneens door middel van een afschrift van de schriftelijke rapportage door de opdrachtgever ter kennis van de minister gebracht. Ook door andere controlerende instanties (o.a. het agentschap SZW) kunnen interim controles worden uitgevoerd.

3.4. Eindcontrole

3.4.1. Algemeen

Hetgeen in deze paragraaf wordt opgenomen met betrekking tot de eindcontrole, is eveneens van toepassing op de controle die door de accountant wordt verricht bij een voortgangsrapportage, indien daarbij door de minister een accountantsverklaring wordt verlangd. Ter zake van de eindcontrole dient de accountant bij de uitvoering van de accountantscontrole op de eindrapportage vast te stellen dat aan de onderstaande punten is voldaan. Hierbij wordt opgemerkt dat de naleving van de gehele regeling object van controle is.

3.4.2. Algemene voorwaarden

a. Er is een beschikking tot een specifieke uitkering van de minister op grond waarvan de eindrapportage kan worden ingediend, tenzij de minister heeft medegedeeld dat deze beschikking nog niet is afgegeven en desondanks toch een eindrapportage opgesteld mag worden.

b. De eindrapportage is volledig en juist ingevuld.

c. De eindrapportage is rekenkundig juist.

d. De eindrapportage stemt overeen met de onderliggende administratie en overige bescheiden van de aanvrager en/of aanvragers.

e. Alle in de eindrapportage verantwoorde uitgaven voldoen aan de gestelde voorwaarden.

f. Er is een door de aanvrager ingevuld en ondertekend, door de minister voorgeschreven, Rapport van Bevindingen, genaamd RVBEPA, aanwezig. De accountant dient daarbij te controleren of het door de aanvrager ingevulde Rapport een juiste weergave van zaken geeft.

3.4.3. Administratieve voorschriften

De accountant gaat na of alle administratieve voorschriften zijn nageleefd. De belangrijkste voorwaarde is het voeren van een administratie, die waarborgt dat de volgens de regeling te verstrekken gegevens op een ordelijke, transparante en controleerbare wijze geregistreerd worden.

3.4.4. Voor de specifieke uitkering in aanmerking komende kosten

De accountant gaat na of de in de eindrapportage verantwoorde kosten juist en rechtmatig zijn.

Hieraan is voldaan indien de accountant constateert dat:

a. de in de eindrapportage verantwoorde kosten naar hun aard passen binnen de aanvraag met bijbehorende begroting waarop de beschikking is ontvangen;

b. de in de eindrapportage verantwoorde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn en ten laste van de aanvrager zijn gebleven;

c. de in de eindrapportage verantwoorde kosten voor een specifieke uitkering in aanmerking komen overeenkomstig EG verordening 1685/2000 (artikel 9 lid 1) de regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties;

d. de in de eindrapportage verantwoorde kosten geen kosten betreffen die niet voor een specifieke uitkering in aanmerking komen;

e. de gemengde kosten (kosten voor zowel voor de specifieke uitkering in aanmerking komende als niet-voor de specifieke uitkering in aanmerking komende deelnemers) op een controleerbare en aanvaardbare wijze zijn toegerekend.

3.4.5. Deelnemers

Voor zover er sprake is van deelnemers aan het project dienen deze te voldoen aan de kenmerken zoals omschreven in de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties.

3.4.6. Financiering

De financiering van de activiteiten dient aan de financiële administratie ontleend te kunnen worden.

Deze financiering bestaat uit:

a. publiekrechtelijke bijdrage(n)

b. privaatrechtelijke bijdrage(n)

c. specifieke uitkering op grond van deze regeling.

De accountant dient de financiering op volledigheid te controleren.

3.4.7. Berekening van de specifieke uitkering

De accountant gaat na of de berekening van de specifieke uitkering:

a. rekenkundig juist is;

b. conform de uitkeringsgrondslag is vastgesteld;

c. niet meer bedraagt dan de uitkering zoals aangegeven in de beschikking.

3.4.8. Afronding en rapportage

Indien tijdens de accountantscontrole blijkt dat er fouten in de eindrapportage voorkomen, dan dienen deze gecorrigeerd te worden. Bij het nalaten van de correctie van deze fouten kan de accountant geen goedkeurende accountantsverklaring afgeven. De accountant hanteert voor de weergave van de bevindingen van zijn controlewerkzaamheden het van toepassing zijnde model accountantsverklaring Naast de accountantsverklaring dient door de accountant in de volgende gevallen een rapport van bevindingen ten behoeve van de minister te worden opgesteld:

a. indien het oordeel van de accountant leidt tot een niet goedkeurende accountantsverklaring;

b. indien sprake is van een goedkeurende verklaring met bevindingen die geen afbreuk doen aan de strekking van de verklaring.

Dit rapport van bevindingen dient gelijktijdig met de accountantsverklaring afgegeven en ingediend te worden. De minister gebruikt dit rapport van bevindingen in het kader van de beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de hierbij geconstateerde bevindingen. Er is geen model ontwikkeld voor dit rapport van bevindingen. Wel dienen ten minste de volgende onderwerpen in het rapport van bevindingen behandeld te worden:

a. Beoordeling van de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC);

b. Controlebevindingen;

c. Aard en omvang van de geconstateerde fouten;

d. Wel/niet gecorrigeerd in de eindrapportage;

e. Juiste/onjuiste weergave van zaken door de aanvrager in het door de aanvrager zelf opgestelde Rapport van Bevindingen genaamd RVBEPA;

f. Belangrijke bevindingen en aanbevelingen ter verbetering van de AO/IC, indien sprake is van een accountantsverklaring bij een voortgangsrapportage;

g. Motivering van de afgegeven accountantsverklaring.

3.4.9. Ongedeelde verantwoordelijkheid

Voor zover voor de controle van de eindrapportage gebruik wordt gemaakt van de werkzaamheden van andere accountants, draagt de accountant die verantwoordelijk is voor de accountantsverklaring bij de eindrapportage, er zorg voor dat de aanvrager hiervan op de hoogte wordt gesteld en wijst de aanvrager op het feit dat alle relevante verplichtingen uit dit controleprotocol ook aan de accountant(s), belast met de controle van de eindrapportage van (een) deel project(en), bekend worden gemaakt en dat deze laatste accountant(s) hun werkzaamheden verrichten met inachtneming van dit protocol. Deze laatstgenoemde categorie accountants dient schriftelijk aan de opdrachtgever te bevestigen dat zij van alle verplichtingen uit dit protocol op de hoogte zijn en dat zij deze zullen naleven. Voor deze bevestiging dient gebruik te worden gemaakt van de opdrachtbevestiging volgens de bijlage bij dit protocol.

4. Reviews

De minister kan steekproefsgewijs reviews dan wel monitoring onderzoeken uit (laten) voeren teneinde na te gaan of de accountantscontrole met een deugdelijke grondslag en met inachtneming van dit controleprotocol is uitgevoerd. Deze reviews komen niet in de plaats van andere controles dan wel reviews uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer.

De accountant belast met de controle van de eindrapportage stemt er mee in dat de controledossiers in het kader van bovengenoemde reviews integraal aan de reviewers ter beschikking worden gesteld.

Voorts zal deze accountant, schriftelijk dan wel mondeling, alle gevraagde gegevens verstrekken waarom in het kader van voornoemde review wordt verzocht. Het vorenstaande geldt onverkort voor de in de eerste alinea genoemde monitoring onderzoeken.

5. Mogelijke vragen

De accountant moet vaststellen dat de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties integraal is nageleefd. Bij een aantal bepalingen van de regeling kunnen vragen rijzen over de benodigde reikwijdte en diepgang van de controle op de naleving. In de eerste plaats wordt er nadrukkelijk op gewezen dat er voor het indienen van aanvraag, voortgangsrapportage en eindrapportage elektronische formats beschikbaar zijn. Deze formats zijn een hulpmiddel voor de aanvragers om de gegevens die op grond van deze regeling moeten worden geleverd op een juiste wijze in te dienen. Voor een verdere toelichting met betrekking tot de administratieve verplichtingen wordt verwezen naar het document ‘Handboek OCW dagarrangementen en combinatiefuncties t.b.v. uitvoerders’ dat aan de aanvragers vasn een specifieke uitkering ter beschikking wordt gesteld.

5.1. Controle op de toerekening van kosten

Er moet worden vastgesteld dat de in eindrapportage opgenomen kosten uitsluitend zijn gemaakt voor de in bijlage 1 genoemde activiteiten.

Bijlage

Opdrachtbevestiging

Elke accountant c.q. accountantsorganisatie kan zijn opdrachtbevestiging (gebaseerd op de Richtlijnen voor de Accountantscontrole) inrichten naar zijn eigen inzicht. Ten behoeve van de controle op de uitvoering van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties dient de accountant ten minste de navolgende paragrafen in zijn opdrachtbevestiging op te nemen.

‘Hierbij bevestigen wij de door (naam aanvrager) aan ons verstrekte opdracht tot controle van de eindrapportage/voortgangsrapportage* inzake de uitvoering van het project waarvoor middels een projectaanvraag gedateerd ... een verzoek om verlening van een specifieke uitkering is gedaan. Ten behoeve van de uitvoering van onze controlewerkzaamheden zult u ervoor zorgdragen dat er een administratie wordt gevoerd, die op een zodanig wijze is ingericht, dat op basis daarvan kan worden gecontroleerd of aan de bepalingen van de regelgeving is voldaan. U zult ons alle gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het uitvoeren van onze controlewerkzaamheden ter beschikking stellen en desgevraagd informatie verschaffen over de voortgang van het voor een specifieke uitkering in aanmerking gebrachte project. Wij zijn bekend met het bestaan van het controleprotocol. Voorts zijn wij ermee bekend dat een kopie van de opdrachtbevestiging naar de Minister van OCW gezonden zal worden ter bevestiging van de toepassing van het controleprotocol.

(ondertekening)

(plaatsnaam, datering)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

Toelichting

Algemeen

Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van vrouwen vergroten. Uit onderzoek onder ouders blijkt dat 87% van de (aanstaande) moeders minder gaat werken om de opvang te regelen. 55% neemt zich voor de werktijden opnieuw aan te passen als het kind naar de basisschool gaat. Werkende ouders ervaren een tijdsvraagstuk: een onderbroken schooldag, geen aansluiting en te weinig flexibiliteit van openingstijden, grote afstanden tussen school, dagverblijf of buitenschoolse opvang, te beperkte overblijfmogelijkheden en geen oplossingen voor onverwachte gebeurtenissen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 22 juni 2001 de Regeling ESF-3 vastgesteld. Hiermee wordt beoogd het waarborgen van een rechtmatige en effectieve besteding van de middelen die door de Europese Commissie aan Nederland beschikbaar worden gesteld voor de periode 2000 tot en met 2006 op het terrein van de werkgelegenheid.

Deze regeling is o.a. gewijzigd bij regeling van 7 juli 2004 (ABG/ESM/2004/44753, stc. 2004, 133 17 juli 2004). Op grond van deze wijziging was het voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mogelijk geworden om aanvragen voor een specifieke uitkering in het kader van de maatregel B2, zoals dagarrangementen en combinatiefuncties, in te dienen bij het AGSZW.

Op 28 oktober 2005 heeft het AGSZW aangegeven dat alle ESF-budgetten voor de periode 2000–2006 uitgeput waren en dat het ESF-loket met onmiddellijke ingang werd gesloten. Door het kabinet is 100 miljoen euro beschikbaar gesteld om alsnog dagarrangementen en combinatiefuncties te kunnen verwezenlijken. Als voorwaarde is hierbij wel gesteld dat de projecten conform de ESF-regels zullen worden beoordeeld. Dit betekent dat de Europese verordeningen met betrekking tot ESF-subsidies en de Regeling ESF-3 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op overeenkomstige wijze worden toegepast.

Voorzieningen (scholen, kinderopvang- en zorginstellingen, sport- en cultuuraanmelders) en overheden ((deel)gemeenten en provincies) ervaren knelpunten bij hun pogingen meer samenhang in hun aanbod te realiseren. Waar voorzieningen voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 16 jaar onvoldoende op elkaar aansluiten worden kansen gemist om (beide) ouders arbeid en zorg te laten combineren, kinderen optimale ontwikkelingsmogelijkheden te bieden, onderwijsachterstanden effectief te bestrijden, integratie te bevorderen en het leren binnen en buiten de school met elkaar te verbinden.

Eén van de experimenten op dit vlak heeft geleid tot het dagarrangement: een doorlopend aanbod van opvang vóór schooltijd, onderwijs, overblijf, en culturele, sportieve en educatieve activiteiten na en tijdens school. Ouders en kinderen kunnen naar keuze een arrangement samenstellen. Naast het vergemakkelijken van de combinatie van arbeid en zorg voor werkende ouders, worden op deze manier ook de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen geoptimaliseerd. Door middel van het creëren van combinatiefuncties kunnen vervolgens de diverse schakels van het dagarrangement met elkaar worden verbonden.

Een volledig dagarrangement kan als volgt schematisch worden weergegeven:

stcrt-2006-55-p10-SC74243-1.gif

Het dagarrangement wordt vaak vormgegeven door middel van een brede school. Een brede school is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich richten op schoolgaande kinderen. Doel van het samenwerkingsverband is de ontwikkelingskansen van de kinderen te vergroten door zorg te dragen voor een doorlopend aanbod van voorzieningen in opvang, onderwijs en vrije tijd. Onderwijs is in ieder geval een participant. Kinderopvang, peuterspeelzaal, sport, cultuur, welzijn, bibliotheek en andere instellingen kunnen ook een onderdeel van de brede school zijn. De wens van de gemeenten is om het aantal brede scholen uit te breiden van 500 tot 1200 in 2010.

Bij combinatiefuncties in het kader van deze regeling is het niet mogelijk om combinatiefuncties op zich door middel van de specifieke uitkering mede te financieren. Er kan dus geen sprake zijn van een loonkostenvergoeding voor de aanstelling van medewerkers op een combinatiefunctie. In het kader van deze regeling komen wel activiteiten voor een uitkering in aanmerking waarbij het gaat om de ontwikkeling van de functie waarbij tijdens de projectperiode een aantal fasen te herkennen zijn. De eventuele loonkosten gemoeid met deze activiteiten komen wel in aanmerking voor een uitkering. Het aanvragen van een uitkering die in het kader van een combinatiefunctie kan niet op zich zelf staan, Deze dient altijd in combinatie met een bestaand of nieuw dagarrangement aangevraagd te worden. Bij voor de specifieke uitkering in aanmerking komende activiteiten inzake een combinatiefunctie kan men bijvoorbeeld denken aan het volgende:

Een onderwijsassistent (regulier) gaat leerlingen tussenschools opvangen met sportactiviteiten. De voor de specifieke uitkering in aanmerking komende activiteiten daarbij kunnen o.a. zijn:

– Onderzoek naar haalbaarheid van de combinatie (het in kaart brengen van knelpunten waaronder arbeidsrechtelijke aspecten, aanvullende opleiding en benodigde minimale wettelijk certificaten (vb. ehbo), enzovoort. Dit kunnen kosten van derden zijn of kosten van door de aanvrager hierop gezette personen.

– De uren gemoeid met de tijdelijke aanloopbegeleiding/training van de onderwijsassistent door de sportleraar.

– De uren gemoeid met de niet periodieke afstemming en evaluatie van sportleraar en onderwijsassistent inzake overleg tussen hen en met derden.

– Extra studie-uren van onderwijsassistent om zich te bekwamen in elementen inzake sport.

– Het onderzoek naar de werking van de tussenschoolse opvang, oplossen knelpunten, enzovoort.

– Kosten volgen van benodigde studie en/of ontwikkeling van studie indien niet voorhanden .

Het programma dagarrangementen en combinatiefuncties staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van het plan van aanpak ‘Samenhang in de voorzieningen voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar’ van de Operatie Jong (thema C). De Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn gezamenlijk trekker van dit thema. Het doel is het bereiken van 100 gemeenten (400 initiatieven) die een doorlopend aanbod van opvang, onderwijs, overblijf en sport, welzijns- en culturele activiteiten realiseren en het creëren van 1.000 nieuwe combinatiefuncties op het snijvlak van onderwijs, opvang en vrije tijd.

Onderhavige regeling

Deze regeling is gebaseerd op de Financiële-verhoudingswet. Dat betekent dat de bepalingen van deze wet, die ontleend zijn aan de Algemene wet bestuursrecht (AWB), alsmede de bepalingen van de AWB zelf – voor zover in deze regeling niet anders is bepaald – rechtstreeks van toepassing zijn op de uitkeringen, verleend op basis van deze regeling. Die bepalingen worden in de regeling niet herhaald, doch zijn uiteraard wel van belang. In het bijzonder wijs ik in dit verband op de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de AWB, waarin voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot intrekking en wijziging van de subsidie, onder meer in de gevallen waarin subsidieontvangers niet of niet tijdig voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Ik teken voorts nog aan dat volgens het systeem van de AWB onderscheid wordt gemaakt tussen subsidieverlening en subsidievaststelling. Subsidieverlening geschiedt voorafgaand aan een project; daarbij wordt de aanspraak op subsidie vastgesteld tot een bepaald maximumbedrag. Na afloop van een project wordt de subsidie vastgesteld. Dan wordt – op basis van de feitelijke kosten en de bereikte resultaten – het definitieve subsidiebedrag vastgesteld. Het definitieve subsidiebedrag is nooit hoger dan het bedrag dat bij de subsidieverlening als maximum is genoemd.

Tenslotte wijs ik erop, dat deze regeling een nadere invulling geeft aan de uitkeringsrelatie tussen ondergetekende en de aanvragers. Voor het indienen van aanvragen, voortgangsrapportages en eindrapportages zijn elektronisch formats beschikbaar. Onderdeel van deze regeling vormt tevens het Handboek OCW dagarrangementen en combinatiefuncties. Meer informatie is te vinden op www.dagarrangementenencombinatiefuncties.nl.

Artikelsgewijs

Artikel 4. Aanvrager specifieke uitkering

De bekostiging van activiteiten in de provincie Flevoland valt niet onder deze regeling, gelet op het bepaalde in artikel 5 van verordening (EG) nr. 1260/1999 en artikel 3 van de van de Regeling ESF-3 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De provincie Flevoland is door de Europese Commissie aangewezen als bijzonder gebied en ontvangt als zodanig aparte middelen uit de structuurfondsen. Het is daarom niet mogelijk voor gemeenten in deze provincie en voor de provincie Flevoland ESF-middelen onder ESF doelstelling 3 of onder deze regeling te verlenen.

Artikel 5. Uitkeringsplafond

Het uitkeringsplafond is gelijk aan de door het Ministerie van Financiën ter beschikking gestelde 100 miljoen euro voor zowel het beheer als de uitvoering van deze regeling.

Artikel 6. Berekening van het subsidiebedrag

De specifieke uitkering bedraagt maximaal 45% van de voor de specifieke uitkering in aanmerking komende projectkosten. De kosten van de inhoudelijke en financieel/technische/administratieve ondersteuning worden gedragen door alle aanvragers. Daardoor bedraagt de uitkering voor de aanvragers 45% van hun voor de specifieke uitkering in aanmerking komende projectkosten (met inbegrip van de ondersteuning).

Deze inhoudelijke ondersteuning vindt plaats met behulp van onder andere een door OCW/SZW ter beschikking gestelde website en helpdesk, regionale bijeenkomsten waar adviseurs (een expertpool) de potentiële aanvragers informeren en adviseren over het programma dagarrangementen en combinatiefuncties en ondersteuning bij de uitvoering van de projecten. Daarnaast vindt het verder optimaliseren van de voorwaarden plaats voor het realiseren van combinatiefuncties.

In de overige 55% van de voor de specifieke uitkering in aanmerking komende projectkosten zal de aanvrager zelf of door middel van cofinanciering moeten voorzien.

Artikel 7. Aanvraag

De aanvragen dienen elektronisch te worden ingediend via www.dagarrangementenencombinatiefuncties.nl. en dienen daarnaast ook schriftelijk te worden ingestuurd. Het adres waarnaar de aanvragen moeten worden verzonden, wordt bekendgemaakt op bovengenoemde site.

De termijn genoemd in dit artikel is een fatale termijn; aanvragen ingediend na 31 maart 2006 worden derhalve afgewezen.

Deze aanvraag procedure is overeenkomstig de aanvraagprocedures voor ESF-subsidies door onderwijsinstellingen.

Artikel 8. Vereisten

De aanvraag voor een specifieke uitkering moet worden voorzien van een projectbeschrijving.

Indien er voor de uitvoering derden worden ingeschakeld dient dit in de projectbeschrijving expliciet naar voren te komen. Te denken valt aan adviseurs, administratiekantoren, accountant, enzovoort.

Bij het opzetten van een project valt te denken aan het betrekken van de volgende partners:

a. Scholen voor primair en voortgezet onderwijs

b. Peuterspeelzalen

c. Kinderopvangcentra

d. Buurthuizen

e. Jeugdvoorzieningen

f. Bibliotheken

g. ROC

h. Overige OCW-instellingen

i. Culturele voorzieningen

j. Sportvoorzieningen

k. Overige recreatieve voorzieningen

l. Buurtbewonerscomités

Om te borgen dat het project waarvoor een specifieke uitkering is aangevraagd ook daadwerkelijk van start gaat, dient de aanvrager aan te tonen dat voorzien is in cofinanciering.

Omdat een combinatiefunctie alleen uitgeoefend kan worden binnen een dagarrangement dient de aanvrage voor een specifieke uitkering voor een combinatiefunctie voorzien te zijn van een projectbeschrijving van het dagarrangement waarin de combinatiefunctie zal worden uitgeoefend.

Artikel 9. Projectvereisten

Met de directe activiteiten van een project kan met ingang van 1 april 2006 gestart worden. De planning van de activiteiten moet blijken uit de aanvraag. De aanvrager handelt op eigen risico zolang er door de minister nog geen beschikking op de aanvraag is afgegeven.

Artikel 10. Projectkosten

Uitsluitend de additionele kosten die daadwerkelijk, aantoonbaar en verifieerbaar zijn gemaakt, die ten laste van de aanvrager zijn gebleven en die voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het project noodzakelijk moeten worden geacht, komen voor uitkering in aanmerking.

De regeling geeft limitatief aan welke kosten voor een uitkering in aanmerking komen. De ter beschikking staande elektronische formats zijn hierop afgestemd.

Het salaris van cursisten die in het kader van het programma Dagarrangementen en Combinatiefuncties worden geschoold of bijgeschoold, kan voor de duur van de cursusuren voor een specifieke uitkering in aanmerking worden gebracht, zogenaamde verletkosten.

Dit kan niet als de cursist in plaats van een salaris een uitkering of een inkomensvervangende betaling ontvangt.

Kosten van derden zijn slechts subsidiabel indien deze marktconform zijn. Tevens dienen bij het inschakelen van derden de aanbestedingsregels zoals deze ook gelden voor het ESF in acht genomen te worden.

Artikel 12. De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering

Bij de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering wordt het bedrag van de specifieke uitkering gebaseerd op de begrote voor de specifieke uitkering in aanmerking komende kosten. Het in de beschikking vermelde bedrag is het maximale bedrag dat aan specifieke uitkering tegemoet kan worden gezien.

Artikel 13. Bevoorschotting

Na toekenning van projectsubsidie kan een voorschot overeenkomstig dit artikel worden verstrekt.

Artikel 14. Voorschriften projectadministratie

De ontvanger van de uitkering dient een inzichtelijke en controleerbare projectadministratie bij te houden of te doen bijhouden. In de te voeren administraties dienen voor het project, waarvoor de uitkering wordt verleend. Gewaarmerkte brondocumenten aanwezig te zijn zoals:

– voor het project gewaarmerkte facturen, kasstukken, loonbescheiden, betalingsbewijzen en bij toerekeningen van kosten een onderbouwde berekeningsgrondslag,

– bankbescheiden m.b.t. betalingen en ontvangsten,

– urenverantwoording m.b.t. intern personeel (instructie- en overheadpersoneel) als onderbouwing voor de opgevoerde personele kosten,

– contracten met derden indien van toepassing en de daarbij behorende offertes en volledige aanbestedingsdossiers.

In geval de ontvanger van de uitkering voor de uitvoering van het project derden inschakelt, zal de ontvanger met die derden afspraken moeten maken over gegevensvastlegging, opdat aan de administratievoorschriften kan worden voldaan.

Voor een verdere toelichting met betrekking tot de administratieve verplichtingen wordt verwezen naar het document ‘Handboek OCW dagarrangementen en combinatiefuncties’ dat aan de aanvragers van een specifieke uitkering ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 15. Voortgangsrapportage

Een aanvrager dient over de periode welke loopt van de start van het project tot en met 31 juli 2007 op uiterlijk 30 september 2007 een rapportage in over de voortgang van het project. In deze rapportage dient te worden aangegeven welke resultaten zijn gerealiseerd en wat de prognose is voor de resterende periode van het project. Indien het project voor 31 juli 2007 is afgerond, kan worden volstaan met de eindrapportage als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van deze regeling.

Artikel 17. Toezicht

Toezicht moet op een goede manier uitvoerbaar zijn, volgens algemeen aanvaarde normen. De subsidieaanvrager zal bij de ingeschakelde derden moeten bedingen dat deze aan controles meegewerken.

Overigens kan dit betekenen, dat aanvragers en derden worden geconfronteerd met controles van de Minister van OCW.

Artikel 18. Eindrapportage, verzoek tot vaststelling van de specifieke uitkering

Het verzoek om subsidievaststelling wordt gedaan door overlegging van een eindrapportage, die verantwoording van de activiteiten en behaalde resultaten behelst alsmede een financieel verslag. Als eerste waarborg dat de aanvrager heeft voldaan aan de toepasselijk regels dient de eindrapportage te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. De minister kan als hij daartoe aanleiding ziet, afwijken van de door de accountant in zijn verklaring genoemde bedragen.

De uiteindelijke vaststelling van de uitkering wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte voor de specifieke uitkering in aanmerking komende kosten en de behaalde projectresultaten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven