Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 maart 2006, nr. TRCJZ/2006/819, houdende een tijdelijke vrijstellingsregeling in verband met vaccinatie van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop (Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op beschikking nr. 2006/147/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 februari 2006 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza H5N1 in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen (PbEU L 55), artikel 8 van richtlijn (EG) nr. 2001/82 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311);

Gelet op artikel 29, eerste lid, 30, vierde lid, en 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 19 van de Landbouwwet, en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

b. AI: Aviaire Influenza;

c. hobbypluimvee: pluimvee als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder a, van beschikking 2006/147/EG;

d. biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop: kippen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder b, van beschikking 2006/147/EG;

e. beschikking 2006/147/EG: beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 februari 2006 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza H5N1 in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen (PbEU L 55).

Hoofdstuk 2

Algemene bepalingen preventieve vaccinatie

Artikel 2

1. Van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, wordt vrijstelling verleend voor het toepassen, het bereiden, voorhanden of in voorraad hebben, en afleveren van de volgende diergeneesmiddelen:

a. voor zover het betreft hobbypluimvee:

– Gallimune Flu H5N9 (geïnact. av.influenza virus stam A/Turkey/Winsconsin (H5N9)) van de firma Merial, te Lyon, Frankrijk.

b. voor zover het betreft biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop:

– Gallimune Flu H5N9 (geïnact. av.influenza virus stam A/Turkey/Winsconsin (H5N9)) van de firma Merial, te Lyon, Frankrijk.

2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op het overeenkomstig deze regeling preventief vaccineren van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop door een op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 bij de VWA geregistreerde dierenarts.

3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt voor zover het betreft hobbypluimvee, en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken, verleend tot 1 juli 2006 en voor zover het betreft biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, tot 1 juli 2007.

Artikel 3

Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 2, wordt voor de toepassing van deze regeling aangewezen als:

a. een middel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet;

b. een middel als bedoeld in artikel 30, vierde lid ,van de Diergeneesmiddelenwet.

Artikel 4

1. Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt tot 1 juli 2006 vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van hobbypluimvee, en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken, en tot 1 juli 2007 voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, aan een dierenarts die zich daartoe heeft aangemeld bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 1.

2. De dierenarts vangt op een locatie niet aan met vaccineren dan nadat door de minister toestemming is verleend.

3. De toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt door de dierenarts aangevraagd bij de VWA:

a. voor zover het de vaccinatie van hobbypluimvee betreft, door het uiterlijk 1 juni 2006 aan het LNV-loket inzenden van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 2;

b. voor zover het de vaccinatie van biologische legkippen en kippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken betreft, door het uiterlijk 1 juni 2006 aan het LNV-loket inzenden van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 3;

c. voor zover het de vaccinatie van biologische legkippen en kippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken betreft, door het uiterlijk 1 juni 2007 inzenden aan het LNV-loket van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 4.

Hoofdstuk 3

Hobbypluimvee

Paragraaf 1

Voorwaarden

Artikel 5

1. Indien op een bedrijf zowel bedrijfsmatig pluimvee wordt gehouden als hobbypluimvee wordt gehouden, is het verboden hobbypluimvee te vaccineren.

2. Het is verboden het middel, bedoeld in artikel 2, toe te passen op hobbypluimvee jonger dan zeven weken.

3. Hobbypluimvee dat wordt gevaccineerd ingevolge deze regeling, dient tweemaal te worden gevaccineerd in de periode van 16 maart tot 1 juli 2006.

4. Hobbypluimvee dat wordt gevaccineerd ingevolge deze regeling, wordt gevaccineerd op de locatie waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 4, is verleend.

5. Bij hobbypluimvee dat wordt gevaccineerd ingevolge deze regeling, wordt door de dierenarts die de vaccinatie uitvoert, voorafgaand aan de eerste vaccinatie een door GD verstrekte, niet verwijderbare pootring, aangebracht waarop onuitwisbaar het kenmerk ‘Vaccinatie A.I. 2006 NL’ is aangebracht.

Artikel 6

1. De houder meldt zich voorafgaand aan de eerste vaccinatie door tussenkomst van de dierenarts aan bij het LNV-loket, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 2.

2. De houder van hobbypluimvee dat overeenkomstig deze regeling wordt gevaccineerd, vult voorafgaand aan de eerste vaccinatie een door de VWA verstrekte eigenaarsverklaring in, die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 5, ondertekent deze verklaring en bewaart een afschrift.

3. De houder van hobbypluimvee ondertekent mede de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, en bewaart een afschrift.

Artikel 7

1. De dierenarts die hobbypluimvee op grond van deze regeling vaccineert, werkt overeenkomstig de instructies van de VWA en voldoet aan het tweede tot en met negende lid, en aan artikel 10.

2. De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 2, slechts toe indien is voldaan aan de artikelen 5, vijfde lid, 6, tweede lid, en 10, eerste lid.

3. De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 2, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies van de fabrikant van het middel.

4. De dierenarts vult terstond na de eerste vaccinatie van het hobbypluimvee een door de VWA verstrekte vaccinatieverklaring in, die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 6, ondertekent deze en laat deze mede ondertekenen door de houder van het hobbypluimvee.

5. De dierenarts stuurt de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en een afschrift daarvan, naar GD, verstrekt een afschrift aan de houder van het gevaccineerde hobbypluimvee, en bewaart een afschrift in zijn administratie gedurende drie jaar.

6. De dierenarts stuurt de verklaring, bedoeld in artikel 6, tweede lid, en een afschrift daarvan, naar GD, mede ten behoeve van de registratie van de gegevens van het gevaccineerde hobbypluimvee.

7. De dierenarts houdt een register bij overeenkomstig een door de VWA verstrekt model dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 7, en bewaart dit register gedurende drie jaar na de eerste toepassing van het middel.

8. De dierenarts gebruikt de restanten van het middel niet ten behoeve van vaccinatie op een andere locatie of een bedrijf en bewaart de restanten van het middel op zijn praktijk totdat deze worden opgehaald door GD.

9. Indien de dierenarts ingevolge artikel 8, onderdeel d, door de houder op de hoogte wordt gebracht van de sterfte van gevaccineerd hobbypluimvee, meldt de dierenarts die sterfte aan het LNV-loket.

Artikel 8

De houder van ingevolge deze regeling gevaccineerd hobbypluimvee is verplicht:

a. er voor zorg te dragen dat het hobbypluimvee op de datum die is vermeld op de verklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, voor de tweede maal wordt gevaccineerd;

b. tot het bijhouden van een register overeenkomstig een door de VWA verstrekt model dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 8, en bewaart dit register gedurende drie jaar;

c. de verklaringen, bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 7, vierde lid, en het register, bedoeld in onderdeel b, gedurende drie jaar te bewaren;

d. tot twaalf maanden na de vaccinatie, bedoeld in onderdeel a, de dierenarts die het hobbypluimvee heeft gevaccineerd, te consulteren indien al dan niet gevaccineerd hobbypluimvee ziekteverschijnselen vertoont of sterft;

e. de pootringen van gestorven gevaccineerde dieren te bewaren.

Artikel 9

Op de vaccinatie, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, zijn de artikelen 5, derde en vierde lid, 6, derde lid, en 7, eerste, derde, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2

Monitoring op Aviaire Influenza

Artikel 10

1. Voorafgaand aan de eerste vaccinatie, neemt de dierenarts die het hobbypluimvee gaat vaccineren bloedmonsters af bij vijf procent van de dieren, waarbij van ten minste twee en ten hoogste twintig dieren een bloedmonster wordt afgenomen. Indien er sprak is van één te vaccineren dier, wordt van dat dier een bloedmonster afgenomen.

2. In de periode die aanvangt negen weken na de tweede vaccinatie van het hobbypluimvee en die eindigt twaalf maanden na die vaccinatie, neemt de dierenarts die het hobbypluimvee heeft gevaccineerd bloedmonsters af bij vijf procent van het hobbypluimvee, waarbij van ten minste vijf en ten hoogste twintig dieren een bloedmonster wordt afgenomen. Indien er sprake is van minder dan vijf gevaccineerde dieren, wordt van ieder dier een bloedmonster afgenomen.

3. Indien op een locatie naast het gevaccineerde hobbypluimvee, hobbypluimvee jonger dan zeven weken of ander pluimvee dat hobbymatig wordt gehouden, aanwezig is, wordt bij voorkeur ten hoogste de helft van de bloedmonsters, bedoeld in het tweede lid, afgenomen bij dat andere hobbypluimvee of andere pluimvee.

4. De dierenarts verstuurt de bloedmonsters, bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond na het afnemen naar GD.

Paragraaf 3

Voorschriften voor vervoer

Artikel 11

1. Het is verboden ingevolge deze regeling gevaccineerd hobbypluimvee, eendagskuikens en broedeieren, afkomstig van dat pluimvee, te vervoeren of te laten vervoeren.

2. In afwijking van het eerste lid kan de minister toestemming verlenen voor het vervoer van volledig gevaccineerd hobbypluimvee, eendagskuikens en broedeieren, afkomstig van dat pluimvee, naar andere gevaccineerde hobbypluimveehouderijen.

3. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.

4. De voorwaarden, bedoeld in het derde lid, zijn in elk geval:

a. er wordt voldaan aan de in artikel 4 van beschikking 2006/147/EG opgenomen voorwaarden;

b. het te vervoeren hobbypluimvee gaat vergezeld van een kopie van de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, waarop het aantal te vervoeren gevaccineerde dieren wordt aangetekend;

c. het te vervoeren hobbypluimvee, de eendagskuikens en broedeieren gaan vergezeld van de toestemming, bedoeld in het tweede lid.

5. Een aanvraag voor de toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 9.

Artikel 12

Het is verboden mest afkomstig van ingevolge deze regeling gevaccineerd hobbypluimvee buiten Nederland te brengen.

Hoofdstuk 4

Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Paragraaf 1

Voorwaarden

Artikel 13

1. Indien biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, op grond van deze regeling worden gevaccineerd, dienen alle op het bedrijf aanwezige biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, met uitzondering van de dieren, bedoeld in artikel 18, te worden gevaccineerd.

2. Het is verboden het middel, bedoeld in artikel 2, toe te passen op biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop die jonger zijn dan zeven weken.

3. Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken, die op grond van deze regeling worden gevaccineerd, met uitzondering van de dieren, bedoeld in artikel 18, dienen tweemaal te worden gevaccineerd in de periode van 16 maart tot 1 juli 2006.

4. Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, die op grond van deze regeling worden gevaccineerd, met uitzondering van de dieren, bedoeld in artikel 18, dienen tweemaal te worden gevaccineerd in de periode van 16 maart tot 1 juli 2007.

5. De legkippen, bedoeld in het derde en vierde lid, worden gevaccineerd op het bedrijf waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 4, is verleend.

6. Bij verklikkerdieren als bedoeld in artikel 18 wordt door de dierenarts die de vaccinatie uitvoert een door GD verstrekte, niet verwijderbare pootring, aangebracht waarop onuitwisbaar het kenmerk ‘Controle A.I. 2006 NL’ is aangebracht.

Artikel 14

1. De houder van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop die overeenkomstig deze regeling worden gevaccineerd, meldt zich voorafgaand aan de eerste vaccinatie door tussenkomst van de dierenarts aan bij het LNV-loket, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 3.

2. Indien de te vaccineren legkippen, bedoeld in het eerste lid, jonger zijn dan achttien weken, en deze dieren zijn bestemd om te worden afgevoerd naar een ander bedrijf, meldt de houder naar wiens bedrijf deze legkippen zullen worden verplaatst zich eveneens aan bij het LNV-loket en wordt gebruik gemaakt van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 4.

3. De houder van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop die overeenkomstig deze regeling worden gevaccineerd, vult voorafgaand aan de eerste vaccinatie een door de VWA verstrekte houdersverklaring in, die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 10, ondertekent deze verklaring en bewaart een afschrift.

4. De houder van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop die overeenkomstig deze regeling worden gevaccineerd, ondertekent mede de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid, en bewaart een afschrift.

Artikel 15

1. De dierenarts die biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop overeenkomstig deze regeling vaccineert, werkt overeenkomstig de instructies van de VWA en voldoet aan het tweede tot en met achtste lid, en aan artikel 19, eerste, derde en vierde lid.

2. De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 2, slechts toe indien is voldaan aan de artikelen 13, zesde lid, 14, derde lid, en artikel 19, eerste lid.

3. De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 2, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies van de fabrikant van het middel.

4. De dierenarts die het middel toepast, vult terstond na de eerste vaccinatie van de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop een door de VWA verstrekte vaccinatieverklaring in, die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 11, ondertekent deze, en laat deze mede ondertekenen door de houder van de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop.

5. De dierenarts stuurt de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en een afschrift daarvan, naar GD, verstrekt een afschrift aan de houder van het gevaccineerde pluimvee, en bewaart een afschrift in zijn administratie gedurende drie jaar.

6. De dierenarts stuurt de verklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, en een afschrift daarvan naar GD, mede ten behoeve van de registratie van de gegevens van de gevaccineerde biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop.

7. De dierenarts houdt een register bij overeenkomstig een door de VWA verstrekt model dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 12, en bewaart dit register gedurende drie jaar na de eerste toepassing van het middel.

8. De dierenarts gebruikt de restanten van het middel niet ten behoeve van vaccinatie op een ander bedrijf of een andere locatie en bewaart de restanten van het middel op zijn praktijk totdat deze worden opgehaald door GD.

Artikel 16

De houder van ingevolge deze regeling gevaccineerde biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop is verplicht:

a. er voor zorg te dragen dat biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop op de datum die is vermeld op de verklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid, voor de tweede maal worden gevaccineerd;

b. tot het vermelden in zijn administratie van de gegevens die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 13, en het bewaren van die gegevens gedurende drie jaar;

c. de verklaringen, bedoeld in de artikelen 14, derde lid, en 15, vierde lid, en het register, bedoeld in onderdeel b, gedurende drie jaar te bewaren;

d. de bij de verklikkerdieren aangebrachte pootring bij verlies te laten vervangen door de dierenarts;

e. tot het melden van klinische verschijnselen en sterfte van pluimvee overeenkomstig de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Artikel 17

Op de vaccinatie, bedoeld in artikel 16, onderdeel a, zijn de artikelen 13, derde tot en met vijfde lid, 14, vierde lid, en 15, eerste, derde, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2

Monitoring op Aviaire Influenza

Artikel 18

1. De houder, bedoeld in artikel 16, draagt er zorg voor dat ten hoogste één procent van de op zijn bedrijf gehouden biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop, met een maximum van 60 dieren per stal, niet wordt gevaccineerd en wordt ingezet als verklikkerdieren. De verklikkerdieren worden verdeeld in groepen van ten hoogste vijf dieren en deze groepen worden gelijkmatig verspreid in de stal geplaatst.

2. Indien de gevaccineerde dieren biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop jonger zijn dan achttien weken, en binnen worden gehouden, hoeven de verklikkerdieren niet gelijkmatig verspreid over de stal te worden geplaatst. De verklikkerdieren worden in dat geval afgescheiden van de gevaccineerde dieren in de stal geplaatst.

Artikel 19

1. Voorafgaand aan de eerste vaccinatie van de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop neemt de dierenarts die de legkippen vaccineert bloedmonsters af bij de verklikkerdieren, bedoeld in artikel 18.

2. De houder, bedoeld in artikel 16, draagt er zorg voor dat de verklikkerdieren, bedoeld in artikel 18, dagelijks klinisch worden onderzocht, meldt de sterfte van deze dieren aan de VWA en volgt de instructies van VWA ter zake.

3. De houder, bedoeld in artikel 16, draagt er zorg voor dat de dierenarts driemaandelijks na de eerste vaccinatie van ten minste 60 procent van elke groep verklikkerdieren een bloedmonster afneemt, waarbij van ten minste twintig en ten hoogste 36 dieren een bloedmonster wordt afgenomen.

4. De dierenarts stuurt de monsters, bedoeld in het eerste en derde lid, terstond na het afnemen naar GD.

Paragraaf 3

Voorwaarden voor vervoer van pluimvee en pluimveeproducten afkomstig van bedrijven waar wordt gevaccineerd

Artikel 20

1. Het is verboden pluimvee, eendagskuikens en broedeieren, afkomstig van bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die ingevolge deze regeling zijn gevaccineerd, te vervoeren of te laten vervoeren.

2. In afwijking van het eerste lid kan de minister toestemming verlenen voor het vervoer van pluimvee, eendagskuikens en broedeieren naar een in Nederland gelegen slachthuis of naar in Nederland gelegen bedrijven waar is gevaccineerd.

3. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.

4. De voorwaarden, bedoeld in het derde lid, zijn in elk geval:

a. er wordt voldaan aan de in artikel 5 van beschikking 2006/147/EG opgenomen voorwaarden;

b. het te vervoeren pluimvee gaat vergezeld van de toestemming, bedoeld in het tweede lid;

c. indien de te vervoeren dieren gevaccineerde biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop zijn, gaan deze dieren vergezeld van een kopie van de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid.

5. Een aanvraag voor de toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 9.

Artikel 21

Het is verboden mest afkomstig van bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die ingevolge deze regeling zijn gevaccineerd buiten Nederland te brengen.

Artikel 22

1. Eieren afkomstig van bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die ingevolge deze regeling zijn gevaccineerd, worden slechts naar een lidstaat verzonden indien is voldaan aan artikel 7, onderdelen a en b, van beschikking 2006/147/EG.

2. Een verpakkingscentrum als bedoeld in artikel 7, onderdeel b, van beschikking 2006/147/EG is een in Nederland gelegen verpakkingscentrum dat is geregistreerd overeenkomstig de Verordening registratie verzamelaars, grossiers en houders van een pakstation en heffingen consumptie-eieren 2003 van het Productschap Pluimvee en Eieren dan wel een door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat aangewezen verpakkingscentrum.

Artikel 23

1. Vers vlees afkomstig van bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die ingevolge deze regeling zijn gevaccineerd, wordt alleen naar een lidstaat verzonden indien is voldaan aan de voorschriften bedoeld in artikel 8, eerste lid, de onderdelen a tot en met d, van beschikking 2006/147/EG en indien het bijgaande handelsdocument voldoet aan artikel 9 van beschikking 2006/147/EG.

2. Gehakt vlees, vleesbereidingen en separatorvlees van pluimvee dat afkomstig is van bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die ingevolge deze regeling zijn gevaccineerd, en vleesproducten dat vlees bevat van pluimvee dat afkomstig is van bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die overeenkomstig deze regeling zijn gevaccineerd, wordt alleen naar een lidstaat verzonden indien voldaan is aan de voorschriften bedoeld in artikel 8, tweede lid, van beschikking 2006/147/EG en indien het bijgaande handelsdocument voldoet aan artikel 9 van beschikking 2006/147/EG.

Paragraaf 4

Reiniging en ontsmetting

Artikel 24

1. Op bedrijven waar ingevolge deze regeling preventief is gevaccineerd, worden alle voor het vervoer van levend pluimvee, vers vlees van pluimvee, gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees, vleesproducten en pluimveeveevoeder gebruikte transportmiddelen onmiddellijk voor en na elk transport gereinigd en ontsmet overeenkomstig de voorschriften opgenomen in bijlage 10 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

2. Een bewijs van de reiniging en ontsmetting, bedoeld in het eerste lid, is te allen tijde in het vervoermiddel aanwezig en bevat tenminste datum en tijdstip van reiniging en ontsmetting en het kenteken van het gereinigde vervoermiddel.

Hoofdstuk 5

Voorwaarden voor vervoer pluimvee, broedeieren en eendagskuikens afkomstig van bedrijven waar niet gevaccineerd wordt

Artikel 25

Het gezondheidscertificaat voor niet gevaccineerd levend pluimvee dat, en broedeieren en eendagskuikens die in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht, voldoet aan artikel 6 van beschikking 2006/147/EG.

Hoofdstuk 6

Overig

Artikel 26

Artikel 4, derde lid, van de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4, derde lid, onderdeel d, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. voor de houder van gevaccineerd hobbypluimvee, gevaccineerde biologische legkippen of gevaccineerde legkippen met vrije uitloop, enkel ten aanzien van deze gevaccineerde dieren, drie weken na de datum van de tweede vaccinatie, bedoeld in de artikelen 8, onderdeel a, en 16, onderdeel a, van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, mits voedsel en water wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt.

Artikel 27

Deze regeling treedt in werking op 16 maart 2006.

Artikel 28

Deze regeling zal worden aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Bijlage

1. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, eerste lid:

– naam, adres en woonplaats van de dierenartsenpraktijk;

– naam en registratienummer van de uitvoerende praktiserende dierenartsen van die praktijk.

2. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel a, en artikel 6, eerste lid:

– naam, adres en woonplaats van de houder van het hobbypluimvee;

– aantal te vaccineren hobbypluimvee;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

3. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel b, en artikel 14, eerste lid:

– naam, adres en woonplaats en UBN van de houder;

– aantal te vaccineren hobbypluimvee inclusief koppel en hoknummer;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

4. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel c, en artikel 14, tweede lid:

– naam, adres en woonplaats en UBN van het opfokbedrijf;

– naam, adres en woonplaats en UBN van het bestemmingsbedrijf;

– aantal te vaccineren hobbypluimvee;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

5. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op de eigenaarsverklaring, bedoeld in artikel 6, tweede lid:

– naam, adres, woonplaats en registratienummer van de houder;

– gegevens van de dierenarts die de dieren vaccineert;

– aantal te vaccineren dieren;

– datum tweede vaccinatie.

6. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid:

– of het een eerste vaccinatie of tweede vaccinatie betreft;

– bij een verklaring die betrekking heeft op de eerste vaccinatie: datum tweede vaccinatie;

– gegevens van de dierenarts die de dieren vaccineert;

– naam, adres, woonplaats en registratienummer van de eigenaar;

– vaccinatiemiddel en batchnummer;

– per diersoort het aantal dieren, aantal ml vaccin, gebruikte pootringen (per diameter).

7. Gegevens die ten minste in het register, bedoeld in artikel 7, zevende lid, moeten worden opgenomen:

– gegevens over ontvangst, gebruik, verlies en retour van het vaccin;

– batchnummer van het vaccin, datum waarop het vaccin is gebruikt, uit welk type flacon en het UBN van de eigenaar/houder waar het vaccin is gebruikt;

– gegevens over ontvangst, gebruik en vervanging, verlies en retour van pootringen per maat;

– datum waarop de pootringen zijn aangebracht;

– registratienummer van de houder waar de ringen gebruikt zijn.

8. Gegevens die ten minste in het register, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, moeten worden opgenomen:

– naam en registratienummer van de eigenaar;

– het aantal gevaccineerde dieren;

– mutaties in de aantallen gevaccineerde dieren (datum, aantal aanvoer en afvoer met leveranciers, dan wel afnemer, aantal sterfte, waarbij telkens de diersoort wordt vermeld).

9. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, en 20, vijfde lid:

– welke dieren of producten het betreft: hobbypluimvee of biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop, eendagskuikens of broedeieren;

– aantal dieren of producten;

– naam, adres en woonplaats en registratienummer dan wel UBN van herkomst;

– naam, adres en woonplaats en registratienummer, dan wel UBN van bestemming;

– datum vervoer.

10. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op de houdersverklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid:

– naam, adres en woonplaats en UBN en KIP nummer van de houder;

– gegeven van de dierenarts die de dieren vaccineert;

– aantal te vaccineren dieren en aantal sentinels;

– datum tweede vaccinatie.

11. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid:

– of het een eerste vaccinatie of tweede vaccinatie betreft;

– bij een verklaring die betrekking heeft op de eerste vaccinatie: datum tweede vaccinatie;

– gegevens van de dierenarts die de dieren vaccineert;

– naam, adres en woonplaats, UBN en KIP nummer van de houder;

– vaccinatiemiddel en batchnummer;

– per diersoort het aantal dieren, aantal ml vaccin, gebruikte pootringen (sentinels);

– stalnummer en koppelnummer.

12. Gegevens die ten minste in het register, bedoeld in artikel 15, zevende lid, moeten worden opgenomen:

– gegevens over ontvangst, gebruik, verlies en retour van het vaccin;

– batchnummer van het vaccin, datum waarop het vaccin is gebruikt, uit welk type flacon en het UBN van de eigenaar/houder waar het vaccin is gebruikt;

– gegevens over ontvangst, gebruik en vervanging, verlies en retour van pootringen van de verklikkerdieren;

– datum waarop de ringen zijn aangebracht;

– UBN van de houder waar de ringen gebruikt zijn.

13. Gegevens die ten minste in de administratie, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, moeten worden opgenomen:

– naam en registratienummer van de houder;

– het aantal gevaccineerde dieren;

– het aantal verklikkerdieren;

– de sterfte van gevaccineerde dieren en de verklikkerdieren;

– mutaties in de koppels pluimvee die op het bedrijf zijn (datum, aantal aanvoer en afvoer met leveranciers, dan wel afnemer).

Toelichting

Inleiding

De onderhavige regeling geeft uitvoering aan beschikking nr. 2006/147/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 februari 2006 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza H5N1 in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen (PbEU L 55) (verder: beschikking). De regeling maakt het preventief vrijwillig vaccineren van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop (verder ook: legkippen) mogelijk. In de regeling is neergelegd met welk vaccin mag worden gevaccineerd, wie mag vaccineren en onder welke voorwaarden de vaccinatie moet plaatsvinden. Tevens zijn voorschriften opgenomen die gelden nadat vaccinatie heeft plaatsgevonden. Dit zijn bepalingen betreffende monitoring, registratie en vervoer van gevaccineerde en niet gevaccineerde dieren.

Gevaccineerde dieren hoeven vanaf drie weken na volledige vaccinatie ingevolge de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire influenza II niet meer te worden afgeschermd. Deze regeling is dienovereenkomstig aangepast.

Beschikking en vaccinatieplan

De beschikking geeft Nederland de toestemming om onder strikte voorwaarden hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop preventief te laten vaccineren. De beschikking schrijft voor dat de vaccinatie moet geschieden overeenkomstig het door Nederland ingediende en in artikel 2 van de beschikking goedgekeurde vaccinatieplan.

Actoren

Het vaccinatieproces bestaat uit verschillende onderdelen waarbij verschillende actoren betrokken zijn. De Voedsel en Waren Autoriteit (verder: VWA) voert de regie wat betreft de uitvoering van de vaccinatie. Bepaalde feitelijke taken en werkzaamheden zoals het distribueren van vaccin en pootringen en het verwerken en onderzoeken van bloedmonsters, zijn aan GD uitbesteed.

De houder die wenst te vaccineren als alternatief voor afscherming benadert een dierenarts die vervolgens het logistieke vaccinatieproces voor zijn rekening neemt.

De dierenarts is verantwoordelijk voor de bestellingen van vaccin en pootringen, de daadwerkelijke vaccinatie, het aanbrengen van de pootringen en het beheer van door GD aangeleverd vaccin en pootringen.

De dierenarts en de commerciële houder van gevaccineerde dieren dragen beide zorg voor de monitoring van de dieren.

Vaccin en vaccinatieperiode

Het vaccin waarmee de hierboven genoemde kippen mogen worden gevaccineerd, is Gallimune Flu H5N9 van de firma Merial. Dit is het enige vaccin dat momenteel in voldoende mate beschikbaar is. De periode waarin met dit vaccin mag worden gevaccineerd is voor hobbypluimvee maart tot en met juni 2006. Voor legkippen jonger dan 18 weken is de vaccinatieperiode maart 2006 tot 1 juli 2007 en voor legkippen ouder dan 18 weken is de vaccinatieperiode maart 2006 tot 1 juli 2006. Het hierboven genoemde middel mag na 1 juli 2007 dan ook niet worden afgegeven aan een dierenarts.

Registratie

Alleen een ingevolge artikel 10 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 geregistreerde dierenarts komt ervoor in aanmerking om te vaccineren. Voor hij mag overgaan tot vaccinatie is het noodzakelijk dat hij zich meldt bij het LNV-loket.

Voorts moet door de VWA voor iedere vaccinatie toestemming worden gegeven. Hiertoe vullen voorafgaand aan de vaccinatie van hobbypluimvee de houder en de vaccinerend dierenarts een aanmeldformulier in. Ook voor de vaccinatie van bedrijfsmatig gehouden legkippen, ouder dan 18 maanden, vullen de houder en de vaccinerend dierenarts een aanvraagformulier in. Voor de vaccinatie van legkippen, jonger dan 18 maanden, vullen de houder, de toekomstig houder en de vaccinerend dierenarts een aanvraagformulier. Het aanmeldformulier wordt door de VWA verstrekt en bevat ten minste de gegevens, opgenomen in de bijlage bij deze regeling, de onderdelen 2 tot en met 4. De dierenarts zendt deze formulieren naar het LNV-loket.

Van bedrijven wordt nagegaan of hun bedrijfsgegevens kloppen, van dierenartsen wordt nagegaan of ze zijn aangemeld als vaccinerend dierenarts en aan hobbyhouders wordt een vaccinatieregistratienummer toegekend.

Vaccinatie door dierenarts

Nadat aan de aanmeldverplichting is voldaan en de dierenarts toestemming heeft verkregen om te vaccineren, kan met de vaccinatie worden begonnen. De vaccinatie wordt verzorgd door de vaccinerend dierenarts. Hij zorgt voor de verkrijging van vaccin, pootringen en de benodigde formulieren en handelt bij het vaccineren overeenkomstig de instructies van de VWA.

Voorafgaand aan de vaccinatie tekent de houder van de dieren een eigenaars/houdersverklaring. Deze verklaring wordt door de VWA verstrekt en voldoet aan de voorschriften opgenomen in de bijlage, onderdeel 5 of 10, bij deze regeling. Na vaccinatie stuurt de dierenarts een afschrift hiervan naar GD.

Voorts brengt de dierenarts in geval van vaccinatie van hobbykippen – alleen kippen, eenden, kalkoenen en ganzen mogen gevaccineerd worden – bij de te vaccineren dieren een pootring aan. Deze pootring wordt door GD bij het vaccin aangeleverd bij de dierenarts. De tekst op de pootring voor hobbypluimvee luidt ‘Vaccinatie A.I. 2006 NL’. In geval van vaccinatie van legkippen brengt de dierenarts bij de niet te vaccineren verklikkerkippen een pootring aan. Ook deze pootringen worden door GD aangeleverd bij de dierenarts. De tekst op de pootring voor verklikkerdieren ‘Controle A.I. 2006 NL’.

Na iedere vaccinatie tekent de dierenarts een vaccinatieverklaring. Deze verklaring wordt door de VWA opgesteld en bevat ten minste gegevens die zijn opgenomen in de bijlage, onderdeel 6 of 11, van de onderhavige regeling. Hij stuurt telkens twee afschriften naar GD, geeft de eigenaar van de gevaccineerde dieren één afschrift en houdt zelf ook één afschrift. Hij bewaart dit afschrift ten minste drie jaar.

In verband met de kanalisatie van gevaccineerde dieren en pootringen en in verband met de controle op het gebruik van vaccin en pootringen is de dierenarts verplicht een register bij te houden. Dit register moet een sluitende administratie zijn van bestelde, gebruikte en resterende doses vaccin en pootringen. Het register wordt door de VWA verstrekt en moet voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de bijlage, onderdeel 7 of 12, van de onderhavige regeling. De verplichtingen waaraan de dierenarts zich moet houden, zijn opgenomen in de artikelen 5, 7, 9, 13, 15 en 17 van de onderhavige regeling.

Verplichtingen houder gevaccineerd pluimvee

De verplichtingen die middels de artikelen 5, 6, 8, 13, 14, 16, 17 en 18 aan de houder worden opgelegd, hebben betrekking op onder andere de traceerbaarheid van gevaccineerd pluimvee. Om dit zo goed mogelijk te waarborgen, is de houder verplicht voor vaccinatie een eigenaars/houdersverklaring en na de verschillende vaccinaties de vaccinatieverklaringen te ondertekenen. Hij dient van beide verklaringen een afschrift gedurende een periode van drie jaar te bewaren. De hobbyhouder moet daarnaast gedurende een zelfde periode een register bij houden. Het register wordt door de VWA verstrekt en bevat ten minste de gegevens opgenomen in de bijlage, onderdeel 8, bij de onderhavige regeling. De commerciële houder dient een aantal aanvullende gegevens betreffende de vaccinatie in zijn bedrijfsadministratie op te tekenen. Die gegevens zijn opgenomen in de bijlage, onderdeel 13.

De houder van gevaccineerd pluimvee meldt klinische problemen en sterfte bij zijn dierenarts. Hij meldt sterfte van gevaccineerde hobbydieren tevens aan de VWA en verhoogde sterfte van bedrijfsmatig gehouden legkippen bij het Landelijk LNV dierziekten meldnummer (early warning).

De houder van hobbydieren moet tot slot de pootringen van gestorven hobbydieren bewaren.

Indien gevaccineerd pluimvee ingevolge deze regeling wordt vervoerd naar een ander bedrijf of een andere locatie, is de nieuwe houder van het gevaccineerde pluimvee verplicht zich aan de artikelen 8 (hobby), 16 en 19 (legkippen), tweede lid te houden.

Monitoring

De intensieve monitoring van pluimvee op locaties of bedrijven waar wordt gevaccineerd, is van groot belang omdat eventuele besmetting met het AI-virus bij gevaccineerde dieren minder goed zichtbaar is. De houder van de dieren is verplicht deze monitoring uit te voeren of te laten uitvoeren. De monitoring bestaat uit verschillende onderdelen.

Voor gevaccineerd hobbypluimvee zijn de monitoringsvoorschriften opgenomen in artikel 10 van de regeling. Voor legkippen op een vaccinerend bedrijf zijn de monitoringsvoorschriften opgenomen in artikel 18 en 19. Deze laatst genoemde monitoringsvoorschriften gelden naast de voorschriften zoals opgenomen in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s en de daarop gebaseerde productschapsverordeningen.

Voordat de eerste vaccinatie plaatsvindt, moet de dierenarts van een bepaald aantal dieren bloedmonsters nemen. Bij hobbypluimvee moet 5% van de dieren met een minimum van 2 en een maximum van 20 worden bemonsterd. Bij legkippen moeten de niet te vaccineren verklikkerdieren bemonsterd worden. De dierenarts stuurt deze bloedmonsters na vaccinatie op naar GD.

Tevens moeten de dieren op het gevaccineerde bedrijf na vaccinatie regelmatig worden geïnspecteerd. Voor hobbymatig gehouden dieren geldt dat de dierenarts eenmalig van vijf procent van de gevaccineerde dieren bloed moet afnemen voor onderzoek. Dit moet eenmaal gebeuren in de periode die start negen weken na de tweede vaccinatie en die eindigt een jaar na die vaccinatie.

Voor bedrijfsmatig gehouden dieren geldt dat de dierenarts na de eerste vaccinatie driemaandelijks van ten minste zestig procent van de verklikkerkippen bloed afneemt voor onderzoek.

Naast dit bloedonderzoek is de houder van gevaccineerde legkippen verplicht zorg te dragen voor dagelijks klinisch onderzoek van zijn verklikkerkippen.

De kosten in verband met de monitoring van gevaccineerd hobbypluimvee komen voor rekening van de overheid. De monitoringskosten in verband met de bloedtap van de verklikkerdieren voorafgaand aan de vaccinatie van legkippen komen voor rekening van de overheid. Voor biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop geldt thans al de verplichting om driemaandelijks te monitoren. De kosten voor die reguliere monitoring komen voor rekening van de houder. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de onderhavige regeling worden aanvullende voorschriften gegeven over hoe die monitoring dient te gebeuren bij gevaccineerde dieren. De kosten die samenhangen met de monitoring, bedoeld in artikel 19, derde lid, komen gelet daarop – zoals nu ook al het geval is – voor rekening van de houder.

Vervoer hobbypluimvee

In de artikelen 12 en 13 zijn voor gevaccineerd hobbypluimvee en hun dierlijke producten de voorschriften voor vervoer opgenomen. Gevaccineerde hobbydieren en eendagskuikens en broedeieren van gevaccineerd hobbypluimvee mogen in beginsel niet worden vervoerd. Dit om te voorkomen dat gevaccineerde dieren niet meer te achterhalen zijn. Wel mag vervoer plaatsvinden als de minister hiertoe expliciet toestemming heeft gegeven. Voorwaarden die in elk geval aan deze toestemming zijn verbonden, zijn opgenomen in het vierde lid van artikel 12. Een van de voorwaarden is dat gevaccineerd hobbypluimvee en eendagskuikens en broedeieren van gevaccineerd hobbypluimvee naar een in Nederland gelegen hobbyhouderij wordt gebracht waar ook wordt gevaccineerd. Vermenging met bedrijfsmatig gehouden dieren en in andere lidstaten gehouden dieren is daarmee dus uitgesloten. Ten behoeve van de tracering moet bij het te verplaatsen hobbypluimvee kopieën van de vaccinatieverklaringen en de toestemming voor het vervoer worden gevoegd. Aan de hand van deze documenten kan de ontvangende hobbypluimveehouder het register invullen dat hij ingevolge de onderhavige regeling moet bijhouden.

In artikel 13 is opgenomen dat mest afkomstig van gevaccineerd hobbypluimvee niet buiten Nederland mag worden gebracht.

Vervoer uitloopkippen en producten

Het handelsregime zoals opgenomen in de artikelen 20 tot en met 23 geldt voor alle bedrijven waar ingevolge deze regeling gevaccineerde dieren aanwezig zijn.

Dit betekent dus dat niet gevaccineerd pluimvee dat afkomstig is van een bedrijf waar tevens gevaccineerd pluimvee wordt gehouden, voor de handel wordt beschouwd als ware het gevaccineerd.

Ten algemene geldt voorts dat op het handelsdocument dat bij pluimvee, eendagskuikens, eieren en vlees is gevoegd, een aanvullende verklaring moet zijn gevoegd waarop de volgende formulering staat:

‘Deze zending voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften van Beschikking 2006/147/EG van de Commissie’.

Pluimvee, eendagskuikens en broedeieren

Ten aanzien van pluimvee dat afkomstig is van bedrijven waar (onder andere) gevaccineerde legkippen worden gehouden geldt dat het in beginsel verboden is het pluimvee – al dan niet gevaccineerd – te vervoeren. Slechts als toestemming voor vervoer door de minister is gegeven, mogen de dieren worden vervoerd. De dieren mogen slechts worden vervoerd naar een in Nederland gelegen slachthuis of een in Nederland gelegen bedrijf.

Eieren

Eieren niet zijnde broedeieren, die afkomstig zijn van bedrijven waar onder andere gevaccineerde legkippen worden gehouden, mogen binnen Nederland vrij worden vervoerd. Voor het vervoer naar andere lidstaten gelden enkele voorwaarden. Deze zijn opgenomen in artikel 7 van de beschikking. Zo moeten de eieren ten eerste afkomstig zijn van regelmatig geïnspecteerde bedrijven. Voor gevaccineerde dieren betekent dit dat van de dieren ingevolge artikel 19 van de regeling door een dierenarts elke drie maanden van ten minste 60% van de verklikkerdieren bloedmonsters moeten zijn genomen. Ten tweede mag vervoer slechts plaatsvinden naar een in Nederland gelegen of in een andere lidstaat gelegen door de bevoegde autoriteit van die lidstaat aangewezen verpakkingscentrum of naar een inrichting waar eierproducten worden verwerkt.

Vlees

Vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vleesproducten afkomstig van bedrijven waar onder andere gevaccineerde koppels legkippen worden gehouden, mogen onder de volgende voorwaarden naar andere lidstaten worden gebracht. De koppels waarvan de producten van afkomstig zijn, moeten regelmatig zijn geïnspecteerd. Tevens moeten de dieren in de 48 uur voor de lading ter slacht klinisch zijn onderzocht door een officiële VWA-dierenarts. De dieren moeten voorts gescheiden worden gehouden van andere koppels. Tot slot moet de slachting geschieden overeenkomstig de daarvoor geldende hygiënevoorschriften.

Mest

Mest afkomstig van gevaccineerd pluimvee mag niet buiten Nederland worden gebracht.

Reiniging en ontsmetting

Op bedrijven waar legkippen worden gehouden die zijn gevaccineerd, moeten de voertuigen waarmee pluimvee, voer of pluimveeproducten worden vervoerd, zowel voor als na transport worden gereinigd en ontsmet. De ontsmetting geschiedt overeenkomstig hetgeen in bijlage 10 bij de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s is opgenomen. Een bewijs van reiniging en ontsmetting moet worden bewaard op het vervoermiddel.

Administratieve lasten

De onderhavige regeling biedt een facultatieve voorziening ten gunste van hobbyhouders en houders van uitloopkippen. Indien gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid, vloeien uit deze regeling administratieve lasten voort voor de houder van de dieren en voor de dierenarts die de vaccinaties uitvoert.

Thans is niet in te schatten hoeveel houders van deze mogelijkheid gebruik zullen gaan maken. In Nederland zijn ongeveer 150 houders van biologische legkippen gevestigd en ongeveer 650 houders van legkippen met vrije uitloop gevestigd. Het is niet bekend hoeveel pluimveehobbyhouders in Nederland aanwezig zijn.

De lasten die de onderhavige regeling met zich meebrengt, kunnen als volgt worden gekwalificeerd:

Lasten voor de dierenarts:

– aanmelding van de door de dierenarts van de dierenartspraktijk (eenmalig)

– aanmelding dierenarts voor vaccinatie (per vaccinatie)

– opstellen en verzenden vaccinatieverklaring en verzenden eigenaarsverklaring/houdersverklaring (per vaccinatie)

– register dierenarts (doorlopend)

– verzenden bloedmonsters (per vaccinatie)

Lasten houder:

– aanmelding houder (eenmalig, gecombineerd met aanmelding vaccinatie)

– invullen eigenaarsverklaring/houdersverklaring (eenmalig)

– tekenen vaccinatieverklaring (eenmalig)

– bijhouden register voor de hobbyhouder (doorlopend)

– vermelden aanvullende gegevens in zijn administratie voor de commerciële houder (doorlopend)

– melding dode gevaccineerde dieren.

Omdat de onderhavige regeling een tijdelijke regeling is, zijn ook de lasten die daaruit voortvloeien van tijdelijke aard.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven