Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2000/12)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 24 februari 2006, nr. 2006/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1 Algemene inleiding

In B1 worden de algemene voorschriften behandeld over de mvv (B1/1.1), de verblijfsvergunning regulier, zowel de vergunning voor bepaalde tijd (B1/2) als voor onbepaalde tijd (B1/3). Tevens worden behandeld de rechtsmiddelen die openstaan (B1/4) en het overgangsrecht (B1/5), één en ander voorzover van belang voor de verblijfsvergunning regulier.

In B1/2.1 wordt de inwilliging behandeld van de aanvraag tot het verlenen, verlengen en wijzigen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Daarbij worden behandeld de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend (zie B1/2.1.1), de ingangsdatum van de verblijfsvergunning (zie B1/2.1.2), de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning (zie B1/2.1.3), de arbeidsmarktaantekening (zie B1/2.1.5) en de eventuele aantekening omtrent de tijdelijke aard van het verblijfsrecht (zie B1/2.1.6), alsmede de aantekening over de gevolgen van eventueel beroep op de publieke middelen (zie B1/2.1.7) en de voorschriften die aan de vergunning worden verbonden (zie B1/2.1.8).

In B1/2.2 wordt de afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd behandeld. Daarbij worden behandeld de gronden waarop de aanvraag kan worden afgewezen, te weten:

• mvv (zie B1/2.2.1);

• document voor grensoverschrijding (zie B1/2.2.2);

• middelen van bestaan (zie B1/2.2.3);

• openbare orde en nationale veiligheid (zie B1/2.2.4);

• medisch onderzoek (zie B1/2.2.5);

• arbeid in strijd met de Wav (zie B1/2.2.6);

• beperking (zie B1/2.2.7);

• inburgering buitenland (zie B1/2.2.7.1)

• hoofdverblijf (zie B1/2.2.8);

• onjuiste gegevens (zie B1/2.2.9).

In het slot van B1/12.2 is opgenomen een verwijzing naar de relevante artikelen uit het Vb die handelen over aanvragen tot wijziging van een verblijfsvergunning.

In B1/2.2.4 worden tevens behandeld de ongewenstverklaring en opheffing daarvan.

Voorts worden in B1/2.2 behandeld de gevolgen van de afwijzing van de aanvraag (zie B1/2.2.10), alsmede de intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en de gevolgen van de intrekking ervan.

Tevens worden behandeld de verlening en verlenging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier wegens het feit dat niet binnen drie jaren onherroepelijk op een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is beslist (zie B1/2.2.11).

In dit hoofdstuk wordt de Vw uit 1965 aangeduid met Vw (oud) en de artikelen uit die wet met artikel xx (oud). Waar in de tekst van dit hoofdstuk gesproken wordt van de Vw wordt daarmee, evenals in de overige hoofdstukken van de circulaire, de Vw 2000 bedoeld.

B

Paragraaf B1/1.1.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1.1.8 MVV en verlening verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd

De houder van een geldige mvv dient zich binnen een termijn van drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan te melden bij de korpschef van de gemeente waar hij gaat verblijven (zie artikel 4.47, eerste lid, Vb). Door de korpschef wordt in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling of op een afzonderlijk inlegblad een aantekening gesteld omtrent het voldoen aan de aanmeldingsplicht (zie artikel 4.29 eerste lid, onder a, Vb). Op de sticker ‘Aantekeningen Toezicht’ (zie bijlage 7j VV) wordt door de korpschef de datum van aanmelding en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘aangemeld op … (datum)’. Voor het indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dient de vreemdeling zich vervolgens te vervoegen bij de burgemeester van de gemeente waar hij woon- of verblijfplaats beoogt. Welke handelingen in het kader van de aanvraag door de burgemeester worden verricht staat beschreven in B1/4.1.1.9. Aan de houder van een geldige mvv kan, uit het oogpunt van rechtszekerheid, slechts in uitzonderlijke gevallen een verblijfsvergunning worden geweigerd. Hiervan is sprake indien blijkt dat niet aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is voldaan. Daartoe worden in ieder geval gerekend situaties waarin de vreemdeling:

• onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de verlening van de mvv;

• onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot vrijstelling of ontheffing van het examen inburgering buitenland;

• of degene bij wie verblijf wordt beoogd niet beschikt over voldoende middelen van bestaan (de enkele omstandigheid dat de middelen door tijdsverloop niet meer duurzaam zijn, geldt niet als bijzonder);

• een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;

• niet voldoet aan de aan de verblijfsvergunning te verbinden beperking;

• niet voldoet aan in het Vb facultatief geformuleerde voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunning; en

• niet bereid is een onderzoek naar of behandeling van TBC te ondergaan of daaraan niet meewerkt.

Als bijzondere omstandigheid wordt niet aangemerkt de situatie waarin degene bij wie de vreemdeling verblijf beoogt na verlening van de mvv alleen vanwege een latere aanscherping van het middelenvereiste niet meer voldoet aan dat vereiste dan wel niet langer is vrijgesteld van het middelvereiste.

Zie B1/2.2.

C

Paragraaf B1/2.2.7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

2.2.7.1 Inburgering Buitenland

Ingevolge artikel 16, eerste lid, onder h, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen indien de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieën, bedoeld in artikel 17, eerste lid, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland nieuwkomer zou zijn in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij.

Ingevolge artikel 16, derde lid, Vw is het eerste lid, onder h, niet van toepassing op de vreemdeling die de Surinaamse nationaliteit bezit en die met bij ministeriële regeling vastgestelde bescheiden heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.

Ingevolge artikel 16, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van deze grond. Deze regels zijn neergelegd in artikelen 3.71a, 3.98a, 3.98b, 3.98c en 39.8d Vb en de artikelen 3.10, 3.11, 3.12 en 3.13 VV.

Zie artikel 3.71a Vb.

Zie artikel 3.98a Vb.

Zie artikel 3.98b Vb.

Zie artikel 3.98c Vb.

In afwijking van artikel 3,98c, derde lid, Vb worden de resultaten van het basisexamen inburgering, die door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, als onvoldoende zijn beoordeeld, nogmaals beoordeeld door examinatoren, indien het basisexamen is afgelegd voor een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Zie artikel 3.98d Vb.

Als hoofdregel geldt dat vreemdelingen die duurzaam in Nederland willen verblijven, dat wil zeggen voor een verblijfsdoel dat niet-tijdelijk van aard is, voorafgaand aan hun komst naar Nederland over basiskennis van de Nederlandse taal en samenleving beschikken. Deze hoofdregel geldt niet voor vreemdelingen die voor een tijdelijk verblijfsdoel naar Nederland komen, zoals studenten, au pairs en vreemdelingen die in Nederland een medische behandeling ondergaan.

De hoofdregel geldt voor vreemdelingen die voor hun komst naar Nederland in het bezit moeten zijn van een mvv in het kader van bijvoorbeeld gezinshereniging of gezinsvorming, en die na hun komst naar Nederland als nieuwkomer in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers inburgeringspichtig zouden zijn.

Hetzelfde geldt voor verblijf als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, ondanks dat zij doorgaans geen duurzaam verblijf in Nederland beogen. Zie B1/2.2.7.1.1.

Vreemdelingen van 16 en 17 jaar

Vreemdeling in de leeftijd vanaf 16 jaar zijn voor toepassing van de Wet inburgering nieuwkomers met een nieuwkomer gelijk gesteld en derhalve inburgeringsplichtig.

De basiskennis, die de vreemdeling reeds voor komst naar Nederland in het buitenland moet hebben verworven, wordt in het buitenland beoordeeld aan de hand van het basisexamen inburgering, tenzij de vreemdeling daarvan is vrijgesteld. De resultaten van het basisexamen worden betrokken bij de aanvraag om een mvv.

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen indien de vreemdeling het basisexamen inburgering niet met goed gevolg heeft afgelegd, tenzij:

a) de vreemdeling de Surinaamse nationaliteit bezit en met krachtens artikel 16, derde lid, Vw vastgestelde bescheiden heeft aangetoond lager onderwijs in Suriname of Nederland te hebben gevolgd, dan wel

b) artikel 3.71a, tweede lid, Vb van toepassing is, of

c) de vreemdeling de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt.

In artikel 4:2, tweede lid, Awb is bepaald dat de aanvrager bij indiening van de aanvraag de gegevens en bescheiden dient te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het is daarbij aan de vreemdeling, als potentiële nieuwkomer, om aan te tonen dat hij over de vereiste basiskennis van de Nederlandse taal en Nederlandse samenleving beschikt. De enige wijze die hem daartoe ter beschikking staat is het met goed gevolg afleggen van een basisexamen inburgering. Daaronder vallen ook gegevens en bescheiden met betrekking tot de eventuele vrijstelling van het basisexamen inburgering.

Indien de vreemdeling bij de aanvraag niet de noodzakelijke gegevens voor eventuele vrijstelling van het basisexamen inburgering overlegt, wordt hij met toepassing van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid gesteld gedurende een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen voordat daarop wordt beslist (zie B1/4.2.1). In deze periode wordt de beslistermijn met toepassing van artikel 4:15 Awb opgeschort. Als de vreemdeling binnen die redelijke termijn geen gegevens en bescheiden met betrekking de eventuele vrijstelling van het basisexamen inburgering heeft overgelegd, wordt op de aanvraag beslist.

In deze paragraaf zijn algemene regels opgenomen over het basisexamen inburgering buitenland. Het basisexamen inburgering buitenland is van toepassing op aanvragen tot verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming met een hoofdpersoon die een verblijfsrecht heeft dat niet-tijdelijk van aard is of die Nederlander is, tenzij nadrukkelijk anders is vermeld. Ten aanzien van bepaalde categorieën vreemdelingen zijn elders in het Vb, het VV en de Vc in de betreffende materiehoofdstukken (B2 en verdere) andersluidende bepalingen opgenomen.

D

Paragraaf B1/2.2.7.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

1.2.7.1.1. Vrijstelling

Zie artikel 3.71a Vb.

Zie artikel 3.13 VV.

Surinaamse nationaliteit

De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit is op grond van artikel 16, derde lid, Vw vrijgesteld van het basisexamen inburgering, indien hij heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd. De bescheiden waarmee dat wordt aangetoond zijn vastgesteld in artikel 3.13 VV. Andere bescheiden dan daar vermeld, leiden niet tot vrijstelling op deze grond.

Overige vrijstellingen

Tijdelijk verblijf in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers

Het inburgeringsvereiste is niet van toepassing op vreemdelingen die na verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in Nederland geen nieuwkomer in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers zullen zijn, bijvoorbeeld omdat zij voor een tijdelijk doel naar Nederland komen, zoals studenten, au pairs en vreemdelingen die in Nederland een medische behandeling ondergaan. Deze groep is reeds in artikel 16, eerste lid, onder h, van de Vw van het inburgeringsvereiste uitgezonderd. Bij de bepaling of sprake is van een tijdelijk doel wordt artikel 1, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers toegepast, alsmede artikel 2 van de Regeling aanwijzing nieuwkomers wegens verblijf voor tijdelijk doel.

Als tijdelijk wordt aangemerkt:

a) voor arbeid in loondienst waarvoor een tewerkstellingsvergunning is verleend;

b) voor arbeid als zelfstandige;

c) voor studie (inclusief voorbereiding op studie);

d) in het kader van een cultureel uitwisselingsprogramma;

e) als au pair;

f) als amv;

g) voor medische behandeling;

h) als slachtoffer van mensenhandel;

i) voor familiebezoek;

j) als niet-geprivilegieerde NAVO-vreemdeling;

k) als kennismigrant.

Tot deze categorie behoort ook het verblijf van de gezinsleden van de vreemdelingen die voor bovengenoemde verblijfsdoelen zijn toegelaten.

Als uitzondering geldt dat geestelijk bedienaren wel inburgeringsplichtig zijn, ondanks het feit dat hun verblijf tijdelijk van aard is. Zij worden niet vrijgesteld, omdat zij als nieuwkomer worden aangemerkt in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers, ingevolge artikel 1 van de Regeling aanwijzing bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering. Deze categorie komt overeen met de categorie personen die arbeid verricht als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, onder d, Vb.

Niet mvv-plichtige

Het inburgeringsvereiste is evenmin van toepassing op vreemdelingen die, om voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in aanmerking te kunnen komen, niet hoeven te beschikken over een geldige mvv. In artikel 16, eerste lid, onder h, van de Vw is reeds voorzien in een uitzondering voor de in artikel 17, eerste lid, Vw genoemde categorieën vreemdelingen, waartoe ook behoren de in artikel 3.71, tweede lid en vierde lid, Vb genoemde categorieën vreemdelingen, aan wie het ontbreken van een geldige mvv niet wordt tegengeworpen.

Hoofdpersoon is houder asielvergunning

Het inburgeringsvereiste wordt niet tegengeworpen aan het gezinslid van de hoofdpersoon die houder is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.

Langdurig ingezeten onderdanen van derde landen

Als hoofdregel geldt dat langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (in de zin van richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 16) voor hun komst naar Nederland het basisexamen inburgering niet behoeven af te leggen indien zij reeds in de lidstaat die hen de status van EG-langdurig ingezetene heeft verleend aan integratievoorwaarden hebben voldaan. Zij behoeven evenmin te voldoen aan het inburgeringsvereiste, indien zij voor arbeid of studie in Nederland verblijf beogen, omdat het verblijf betreft dat slechts tijdelijk van aard is.

E

Paragraaf B1/2.2.7.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

2.2.7.1.2 Ontheffing

Zie artikel 3.10 VV.

Ingevolge artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet afgewezen indien de vreemdeling ten genoegen van de Minister heeft aangetoond door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat te zijn het basisexamen inburgering af te leggen.

Indien de vreemdeling een ernstige lichamelijke en/of geestelijke belemmering heeft, is hij ontheven van het examen inburgering buitenland. Het gaat hier met name om blindheid, doofheid alsmede om doofstomheid. Indien er sprake is van slechtziendheid en hardhorendheid en betrokkene niet door eigen hulpmiddelen (bijvoorbeeld een bril of hoorapparaat) alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om de toets af te leggen, is betrokkene ook vrijgesteld.

Tevens kan onder meer gedacht worden aan een ernstig spraakgebrek dat de menselijke communicatie verhindert en het afleggen van het examen met behulp van de spraakherkenningscomputer blijvend onmogelijk maakt. In dergelijke gevallen is het blijvend onmogelijk om te voldoen aan het inburgeringsvereiste.

De vreemdeling dient zelf aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor de ontheffing. In geval van een lichamelijke of geestelijke belemmering volgt de hierna beschreven procedure.

Registratieformulier, toestemmingsverklaring en vragenformulier

De vreemdeling verklaart op de Nederlandse diplomatieke en/of consulaire vertegenwoordiging dat hij blijvend niet in staat is het examen inburgering buitenland te doen vanwege een lichamelijke of geestelijke belemmering. Voor deze verklaring is bijlage 19, ontheffing inburgering, behorend bij artikel 3.10 VV beschikbaar. Het door de arts, deskundige of specialist ingevulde standaardformulier (bijlage 19, behorende bij artikel 3.10 Voorschrift VV) wordt gevoegd bij de aanvraag tot afgifte van de mvv.

Van het model vragenformulier maakt deel uit een door vreemdeling zelf te ondertekenen verklaring dat hij toestemming geeft aan de arts of deskundige die hem onderzoekt om zijn bevindingen mee te delen aan de Minister via het hoofd van de Nederlandse vertegenwoordiging.

Bij het model vragenformulier hoort het informatieblad voor de arts of deskundige (artikel 3.10 V V). Het informatieblad is onderdeel van het model vragenformulier en dient tevens door de arts of deskundige voor gezien te worden ondertekend. De verklaring wordt opgemaakt door het vragenformulier in te vullen. De arts of deskundige tekent zijn bevindingen aan op de verklaring en zendt de verklaring rechtstreeks naar de Minister via het hoofd van de post en stuurt een afschrift ervan aan de vreemdeling, dan wel geeft het afschrift aan de vreemdeling mee.

Verklaringen, opgemaakt anders dan conform dit model, worden niet geaccepteerd. Om de garantie te hebben dat het model inderdaad is ingevuld door een arts of deskundige, hecht deze een korte verklaring dienaangaande op zijn eigen brief- of receptpapier aan de ingevulde verklaring. De arts/deskundige voorziet het eigen brief- of receptpapier van zijn stempel en zijn paraaf.

Voorts worden slechts geaccepteerd de verklaringen afkomstig van een door de Nederlandse diplomatieke en/of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts of deskundige (artikel 3.10 VV).

De IND beoordeelt aan de hand van de bevindingen van de arts of deskundige of er wel of niet sprake is van lichamelijke of geestelijke belemmeringen, waardoor de vreemdeling blijvend niet in staat is het basisexamen inburgering af te leggen.

Onderzoek

Mocht daartoe aanleiding bestaan dan kan op aanwijzing van de IND tijdens de aanvraagprocedure de gegrondheid van het beroep op ontheffing van het examen nader worden onderzocht.

F

Paragraaf B1/2.2.7.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

2.2.7.1.3 Herkansing en geldigheidsduur

Zie artikel 3.98d Vb.

Geldigheidsduur van het examen

De geldigheid van het met goed gevolg afgelegde basisexamen inburgering is vastgesteld op één jaar (artikel 3.71a Vb). Het met goed gevolg afgelegde basisexamen inburgering is ongeldig indien het is behaald meer dan één jaar voorafgaand aan de ontvangst van de aanvraag van een mvv.

Artikel II

Deze wijziging treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 22 december 2005 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland) in werking treedt.

Den Haag, 24 februari 2006.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting bij Wijziging 2006/12

Algemene toelichting:

Het onderhavige wijzigingsbesluit strekt tot aanpassing van de Vc aan het nieuwe inburgeringsvereiste.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, onder h, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen indien de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieën, bedoeld in artikel 17, eerste lid, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland nieuwkomer zou zijn in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij. Vorenstaande is niet van toepassing op de vreemdeling die de Surinaamse nationaliteit bezit en die met bij in het VV vastgestelde bescheiden heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.

Ingevolge artikel 16, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van deze grond. Deze regels zijn neergelegd in artikelen 3.71a, 3.98a, 3.98b, 3.98c en 39.8d Vb en de artikelen 3.10, 3.11, 3.12 en 3.13 VV.

De hoofdregel geldt voor vreemdelingen die voor hun komst naar Nederland in het bezit moeten zijn van een mvv in het kader van bijvoorbeeld gezinshereniging of gezinsvorming, en die na hun komst naar Nederland als nieuwkomer in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers inburgeringsplichtig zouden zijn.

Hetzelfde geldt voor verblijf als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, ondanks dat zij doorgaans geen duurzaam verblijf in Nederland beogen. De basiskennis, die de vreemdeling reeds voor komst naar Nederland in het buitenland moet hebben verworven, wordt in het buitenland beoordeeld aan de hand van het basisexamen inburgering, tenzij de vreemdeling daarvan is vrijgesteld. De resultaten van het basisexamen worden betrokken bij de aanvraag om een mvv. In B1/2.2.7.1 wordt de algemene voorwaarde verder uitgewerkt.

In B1/2.2.7.1.1 wordt verder uitgewerkt welke groepen vreemdelingen zijn vrijgesteld van het basisexamen inburgering buitenland. Het vereiste is niet van toepassing op vreemdelingen die na verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd geen nieuwkomer zijn in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers omdat zij voor een tijdelijk doel naar Nederland komen. Het vereiste geldt tevens niet voor vreemdelingen die niet dienen te beschikken over een geldige mvv of daarvan in het kader van de hardheidsclausule zijn vrijgesteld. Ook gezinsleden van asielmigranten die in het kader van gezinshereniging/ of vorming naar Nederland komen, zijn vrijgesteld. Vorenstaande brengt geen vrijstelling mee voor de gezinsleden van (voormalig) asielzoekers aan wie een verblijfsvergunning regulier is verleend. Tot slot geldt een vrijstelling voor langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.

In paragraaf B1/2.2.7.1.2 wordt het beleid inzake medische ontheffing verder uitgewerkt. Voor de uitgebreide toelichting inzake medische ontheffing wordt naar de toelichting op artikel 3.10 VV verwezen.

In overige gevallen waarin geen sprake is van vrijstelling of ontheffing is het uitgangspunt dat de aanvraag wordt afgewezen indien de vreemdeling niet heeft voldaan aan het basisexamen inburgering buitenland. Het stelsel laat echter ruimte over om in individuele gevallen niet over te gaan tot afwijzing. Hierbij valt te denken aan gevallen waarin uit artikel 8 EVRM en fundamentele vrijheden een positieve verplichting tot toelating voortvloeit, en andere gevallen waarin niet op grond van bijzondere, niet verdisconteerde omstandigheden de afwijzing van de mvv aanvraag onevenredig zou zijn.

De geldigheidsduur van het examenresultaat is in de tijd beperkt tot één jaar direct voorgaand aan de aanvraag van de mvv.

Den Haag, 24 februari 2006

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven