Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 24 februari 2006, nr. IND uit 06-858(AUB), houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (vierenveertigste wijziging)

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 16 Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.71a, 3.98a, en 3.98b van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

Artikel I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

In hoofdstuk 3 wordt na ‘Afdeling 2. De verblijfsvergunning regulier’ een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1

Inburgering in het buitenland

Artikel 3.10

1. De vreemdeling die door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat is het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a van het Besluit af te leggen, overlegt een verklaring van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd, dat is ingevuld en ondertekend door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts of deskundige.

2. De kosten van een consult bij een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts of deskundige zoals bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de vreemdeling.

Artikel 3.11

1. De examenprogramma’s bedoeld in artikel 3.98a, derde en zesde lid, van het Besluit zijn verkrijgbaar bij alle erkende boekhandels in Nederland en via internetboekhandels.

2. De kosten van de examenprogramma’s bedragen € 63,90 per set.

Artikel 3.12

De kosten, bedoeld in artikel 3.98b, tweede lid, van het Besluit worden voldaan door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag in Euro op een door de Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen bankrekening.

Artikel 3.13

De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit die lager onderwijs in de Nederlandse taal, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet, heeft gevolgd, overlegt:

a. een origineel diploma van de lagere school, behaald in Suriname voor 25 november 1975 en een verklaring van het Centraal Bureau Burgerzaken waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van afronding van de lagere school woonachtig is geweest in Suriname;

b. een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling afgegeven schooldiploma of getuigschrift afgegeven na 25 november 1975 voorzien van een apostille;

c. een in Nederland gehaald diploma hoger dan dat van het lager onderwijs;

d. een historisch overzicht uit het Vestigingsregister te Den Haag waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland; of

e. een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland.

B

De bijlage bij deze regeling wordt als bijlage 19 toegevoegd aan de regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 22 december 2005 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland) in werking treedt.

Deze regeling zal met toelichting worden geplaatst in de Staatscourant.

Den Haag, 24 februari 2006.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Algemeen

De inwerkingtreding van de Wet inburgering in het buitenland en de daarmee samenhangende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Besluit) brengen met zich mee dat in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 enkele voorzieningen dan wel nadere regelen worden vastgesteld.

Het betreft de wijze waarop ten genoegen van de Minister wordt aangetoond dat de vreemdeling door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat is het basisexamen inburgering af te leggen, de wijze waarop de kosten voor het basisexamen worden voldaan en de vaststelling van de bedragen waartegen de examenprogramma’s worden verstrekt. Tevens worden bij deze regeling de bescheiden aangewezen waarmee de vreemdeling van Surinaamse nationaliteit aantoont in Suriname of Nederland tenminste lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben doorlopen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 3.10

Ter vaststelling dat een vreemdeling door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat is het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a, van het Besluit af te leggen, wordt bij dit artikel het gebruik van een formulier van het model van bijlage 19 voorgeschreven. Het enkele gebruik van dit formulier betekent echter niet dat daarmee een blijvende of geestelijke belemmering zonder meer is aangetoond.

Het is de bedoeling dat de buitenlandse arts of deskundige op het voorgeschreven formulier zijn relevante bevindingen van het verrichte onderzoek vermeldt, maar niet dat hij een oordeel geeft over de vraag of de kandidaat op grond daarvan blijvend niet in staat is het basisexamen inburgering af te leggen. Dat laatste wordt in het kader van de aanvraag tot afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf beoordeeld door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

De aangewezen arts of deskundige zendt het formulier met de daarop vermelde bevindingen rechtstreeks naar het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging en verstrekt een afschrift aan de kandidaat.

Het spreekt vanzelf dat de hoofden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen alleen artsen of deskundigen aanwijzen die als betrouwbaar en deskundig bekend staan. Het gaat daarbij om ter plaatse van de vertegenwoordiging gevestigde artsen of deskundigen, maar het hoofd van de vertegenwoordiging kan, in geval er ter plaatse geen zodanige arts of deskundige voorhanden is, ook elders gevestigde artsen of deskundigen aanwijzen. De kosten van een consult van de vertrouwensarts of deskundige komen voor rekening van de kandidaat. De kosten kunnen per land verschillen, de hoogte van de kosten van een consult kunnen worden opgevraagd bij het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging controleert of de ontvangen verklaring inderdaad van de eerder aangewezen arts of deskundige afkomstig is en tekent zijn bevindingen daarop aan, waarna hij de verklaring bij de aanvraag tot afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf voegt.

Artikel 3.11

De videofilm en het fotoboek behorend bij het examenprogramma voor kennis van de Nederlandse samenleving zijn als set beschikbaar, tezamen met het examenprogramma voor de luister- en spreekvaardigheid van de Nederlandse taal. Deze sets zijn beschikbaar bij alle erkende boekhandels in Nederland en via internetboekhandels en worden zodanig verpakt dat de referent deze op eenvoudige wijze per post kan verzenden naar de vreemdeling wiens overkomst door de referent wordt gewenst. Omdat beschikbaarstelling geschiedt via de Nederlandse boekhandel, is het niet nodig bij deze regeling een voorziening te treffen voor de wijze van betaling. De kosten van het examenprogramma bedragen € 63,90 per set.

Artikel 3.12

De kosten van het basisexamen inburgering moeten worden voldaan in Euro door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op een bankrekening die is aangewezen door of namens de Minister van Buitenlandse Zaken.

Het unieke referentienummer dat wordt verkregen na betaling van de kosten wordt overgelegd aan het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, aan wie ook medewerking aan het vastleggen van gegevens moet worden verleend met het oog op identificatie van de vreemdeling. Daarmee wordt tevens voorkomen dat de door het hoofd aan te wijzen ambtenaar, medewerker, autoriteit of instelling, die met het toezicht op het examen is belast, eerst nog met de verificatie van dat bewijs wordt belast, alvorens een kandidaat tot de examenruimte toe te laten. De toezichthouder verifieert echter wel of de kandidaat die zich fysiek meldt bij de examenruimte inderdaad de daartoe aangemelde vreemdeling is. Dat laatste is opgenomen in het examenreglement dat ingevolge artikel 3.98b, vierde lid, van het Besluit is vastgesteld.

Artikel 3.13

Artikel 16, derde lid, van de Wet bepaalt dat bij ministeriële regeling de bescheiden worden aangewezen waarmee de vreemdeling van Surinaamse nationaliteit – met het oog op vrijstelling van het basisexamen inburgering – aantoont in Suriname of Nederland tenminste lager (basis)onderwijs in de Nederlandse taal te hebben doorlopen. De bescheiden waarmee de vrijstelling wordt aangetoond, zijn gedefinieerd in artikel 3.13 van deze regeling. Indien men onderwijs in het Nederlands in Suriname heeft afgerond wordt dit aangetoond worden middels een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling geauthentiseerd schooldiploma of getuigschrift voorzien van een apostille. Diploma’s of getuigschriften afgegeven voor 25 november 1975 kunnen niet worden voorzien van een apostille. Om het frauderisico te verkleinen dient in dit geval tevens een verklaring van het Centraal Bureau voor Burgerzaken te worden overgelegd waaruit blijkt dat betrokkene gedurende de periode van afronding van de lagere school (dit is tussen het elfde en veertiende levensjaar) woonachtig is geweest in Suriname.

Surinamers die in Nederland onderwijs hebben gevolgd, kunnen dit aantonen door dit diploma te overleggen. Echter, in Nederland, worden in tegenstelling tot Suriname, geen diploma’s afgegeven na afronding van het lager (basis)onderwijs. Dit betekent dat Surinamers die zich in Nederland bevonden ten tijde van afronding van het lagere onderwijs (dit is tussen het elfde en veertiende levensjaar), niet over een lagere school diploma kunnen beschikken. In dat geval wordt een bewijs gevraagd dat betrokkene gedurende de vorengenoemde periode in Nederland woonachtig is geweest. Dit kan worden aangetoond op twee manieren. Ten eerste middels een verklaring van het Vestigingsregister te Den Haag of middels een uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie met daarop de historische adresgegevens.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Bijlage 19 Voorschrift Vreemdelingen

stcrt-2006-51-p14-SC74181-1.gif

Bijlage 19, behorende bij artikel 3.10 Voorschrift Vreemdelingen

stcrt-2006-51-p14-SC74181-2.gifstcrt-2006-51-p14-SC74181-3.gif

Bijlage 19, behorende bij artikel 3.10 Voorschrift Vreemdelingen

stcrt-2006-51-p14-SC74181-4.gifstcrt-2006-51-p14-SC74181-5.gifstcrt-2006-51-p14-SC74181-6.gifstcrt-2006-51-p14-SC74181-7.gif
Naar boven