Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 49 pagina 12 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 49 pagina 12 | Besluiten van algemene strekking |
Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 januari 2006, nr. WJZ/2006/288(8182), houdende bekendmaking van spellingregels en een lijst van woorden betreffende de schrijfwijze van de Nederlandse taal waartoe het Comité van Ministers op 25 april 2005 heeft beslist (Besluit bekendmaking spellingvoorschriften 2005)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gezien de beslissing van 25 april 2005 van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie betreffende de schrijfwijze van de Nederlands taal;
Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Spellingwet;
Besluit:
Met ingang van 1 augustus 2006 geschiedt de schrijfwijze van de Nederlandse taal bij de in artikel 2 van de Spellingwet bedoelde overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen en bij de examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld, volgens:
a. de leidraad die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit hoort, en
b. de woordenlijst die ter inzage is gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekendmaking spellingvoorschriften 2005.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en bekend worden gemaakt op de internetsite van de Centrale Financiën Instellingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Inhoudsopgave
Inleiding
1. Beginselen van de Nederlandse spelling
• 1.1 beginsel van de standaarduitspraak
• 1.2 beginsel van de gelijkvormigheid
• 1.3 beginsel van de etymologie
2. Klinkers
• 2.1 verenkeling van lange klinkers in een open lettergreep
• 2.2 verdubbeling van medeklinkers op het eind van een gesloten lettergreep
• 2.3 /ee/ op het eind van een inheems woord
• 2.4 /ee/ op het eind van een Frans woord
• 2.5 ie of i?
• 2.6 oo voor ch
• 2.7 u voor w
• 2.8 gesloten lettergreep voor -aard, -aardig, -achtig
• 2.9 ei of ij?
• 2.10 au of ou?
3. Medeklinkers
• 3.1 k of c?
• 3.2 k of qu?
• 3.3 t of th?
• 3.4 s of z?
• 3.5 x of ks?
4. Accenttekens
• 4.1 vernederlandste Franse woorden
• 4.2 niet-aangepaste Franse woorden
5. Klemtoonteken en uitspraaktekens
• 5.1 klemtoonteken
• 5.2 uitspraaktekens
6. Los, aaneen of met een koppelteken?
• 6.1 woordgroep los
• 6.2 samenstelling en afleiding aaneen
• 6.3 samenstelling – bijzondere gevallen met koppelteken
• 6.4 afleiding – bijzonder geval: afleiding van letter, cijfer, symbool of initiaalwoord
• 6.5 samenkoppeling met koppelteken
• 6.6 samenkoppeling in samenstelling
• 6.7 woordgroep in samenstelling
• 6.8 woordgroep of samenstelling?
• 6.9 aaneenschrijven van telwoorden
• 6.10 andere betekenis – anders geschreven
7. Klinkerbotsing
• 7.1 welke klinkers botsen?
• 7.2 hoe klinkerbotsing te vermijden?
• 7.3 schema
• 7.4 drie of meer opeenvolgende klinkerletters in ongelede woorden en afleidingen
• 7.5 uitzonderingen
8. Samenstelling met tussenletters-e-of-en-
• 8.1 hoofdregel
• 8.2 drie gevallen waarin we de hoofdregel niet toepassen
• 8.3 drie uitzonderingen op de hoofdregel
9. Afleiding met tussenletters-e-of-en-
• 9.1 afleiding zonder tussen-n
• 9.2 afleiding met -achtig, -dom of -schap
10. Samenstelling of afleiding met of zonder tussenletter-s-
• 10.1 hoorbare tussenklank
• 10.2 twee sisklanken
11. Werkwoorden
• 11.1 zoek de stam
• 11.2 tegenwoordige tijd
• 11.3 verleden tijd van regelmatige werkwoorden
• 11.4 voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden
• 11.5 verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
• 11.6 voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
• 11.7 gebiedende wijs
12. Engelse woorden in het Nederlands
• 12.1 Engelse samenstellingen en woordgroepen aaneen of los
• 12.2 vervoeging van Engelse werkwoorden
13. Speciale meervouden van zelfstandige naamwoorden
• 13.1 regelmatige meervoudsvormen
• 13.2 woorden die eindigen op een lange klinker
14. Bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden
15. Verkleinwoorden
• 15.1 hoofdregel
• 15.2 grondwoord eindigt op lange klinker
• 15.3 grondwoord van Franse herkomst
• 15.4 grondwoord is initiaalwoord, letter, cijfer of symbool
16. Hoofdletters of kleine letters?
• 16.1 hoofdletter voor een eigennaam
• 16.2 persoonsnamen
• 16.3 benamingen van plaatsen, windstreken, talen, volkeren
• 16.4 benamingen van historische en terugkerende periodes
• 16.5 benamingen van stromingen en overtuigingen
• 16.6 namen van instellingen, merken, titels
• 16.7 hoofdletter uit respect
• 16.8 zelfstandige naamwoorden uit het Duits
• 16.9 hoofdletter aan het begin van een zin
17. Afkortingen, symbolen, initiaalwoorden, letterwoorden, verkortingen
• 17.1 afkortingen
• 17.2 symbolen
• 17.3 initiaalwoorden en letterwoorden
• 17.4 verkortingen
18. Woorden afbreken
Spelling berust op afspraken die we volgen als we gesproken taal vastleggen op papier of met de tekstverwerker. Die afspraken zijn bedoeld om het schrijven en lezen zo vlot en efficiënt mogelijk te maken. Daarbij proberen we een woord altijd op dezelfde manier te schrijven. In de loop van de voorbije eeuwen zijn daar regels voor geformuleerd.
Sinds 1804 wordt onze spelling vastgelegd door de overheid. Het gaat daarbij om basisbeginselen en om specifieke regels, zoals die voor het spellen van klinkers en medeklinkers, het gebruik van hoofdletters en tekens (accenten, koppelteken, trema en apostrof), voor de schrijfwijze van samenstellingen met een tussenklank (pannenkoek, aktetas) en voor de verdeling van woorden in lettergrepen. Daarbij publiceert de overheid een lijst van woorden die volgens de regels zijn gespeld en andere die moeilijk af te leiden zijn uit regels, bijvoorbeeld woorden die we overnemen uit andere talen.
Zowel in Vlaanderen als in Nederland schrijft de overheid het gebruik van de officiële spelling voor aan zichzelf en aan het onderwijs. De regels voor deze spelling worden vastgelegd door de Nederlandse Taalunie, een instelling waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samen zorg dragen voor de Nederlandse taal.
De meeste taalgebruikers volgen deze officiële spelling, ook al zijn ze daartoe niet verplicht en al worden overtredingen niet bestraft. Ze doen dat omdat spelfouten de aandacht van de lezer afleiden en omdat een correcte spelling in onze maatschappij door velen gezien wordt als een teken van zorgvuldigheid en kwaliteit. En ook omdat ze er zelf baat bij hebben dat in alle Nederlandse teksten dezelfde spelling wordt gevolgd. Alleen in die omstandigheden kunnen taalgebruikers het systeem optimaal leren en gebruiken.
Toch is spellen, zelfs met een stel duidelijke regels, niet eenvoudig. Het zal ook nooit eenvoudig worden, want het gaat erom een klanksysteem om te zetten in een schriftsysteem. Die twee zijn zo verschillend van aard dat het onmogelijk is om deze omzetting zonder inconsistenties tot stand te brengen. Dat probleem doet zich met name voor bij uitheemse woorden. Hun schrijfwijze roept het oorspronkelijke klanksysteem op en dat leidt vaak tot resultaten waar taalgebruikers moeite mee hebben. Squashen en skiën zijn redelijk bekende sporten, maar de schrijfwijze van ik squashte en ik skiede zal niet voor iedereen direct volgen uit de regels voor het Nederlands, net zomin als de schrijfwijze van een Bordeauxs café, een karbonadetje of karbonaadje.
Omdat onze taal voortdurend in beweging is, publiceert de Nederlandse Taalunie sinds 1995 om de tien jaar een geactualiseerde Woordenlijst Nederlandse taal. Die is aangevuld met woorden die na de vorige editie in onze taal zijn verschenen, terwijl woorden waarvan de opname niet nuttig is gebleken, zijn verwijderd.
De spellingregels zijn voor de uitgave van 2005 niet veranderd. Maar waar uit de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheden bestonden, en zeker waar er schijnbare of echte tegenspraak bestond tussen de regels en de toepassing ervan in de Woordenlijst, werden ze anders verwoord. Daarbij worden enkele kwesties die in vorige edities niet uitputtend waren behandeld, nu duidelijker beschreven. Het gaat bijvoorbeeld om het al dan niet aaneenschrijven van diverse soorten woordgroepen en samenstellingen (50 eurobiljet, Middellandse Zeegebied, pseudoklassiek, re-integratie, accountmanager), om het gebruik van hoofdletters en puntjes in afkortingen (ADSL, aids) en om de schrijfwijze van namen van talen en dialecten (het Standaardnederlands, het New Yorks). Eén uitzonderingsregel voor het schrijven van de tussen-n in samenstellingen, die betrekking had op plantnamen met als linkerdeel de naam van een dier (paarde(n)bloem), is afgeschaft, omdat hij in de praktijk nodeloos veel problemen opleverde.
De Woordenlijst is voor deze uitgave grondig herzien. Er is gepoogd om in minder pagina’s meer woorden op te nemen waar de gebruiker een probleem mee kan hebben. Daarom werden veel samenstellingen geschrapt waarvan de spelling blijkt uit gelijksoortige gevallen. Er konden daardoor ongeveer zesduizend nieuwe trefwoorden worden opgenomen. Tegelijk is de presentatie van de woorden verbeterd. Bij sommige woorden met meer dan één mogelijke spelling (bijvoorbeeld met een hoofdletter of een kleine letter) wordt verduidelijkt wanneer we welke vorm kiezen. Bij werkwoorden die spelproblemen veroorzaken in de vervoeging, worden meer vormen opgenomen (bijvoorbeeld skiën, skiede, geskied; ik ski, jij skiet).
De Woordenlijst spreekt zich alleen uit over de vorm van de woorden en, als het om zelfstandige naamwoorden gaat, over het woordgeslacht. De opname van een woord mag derhalve niet beschouwd worden als een officiële goedkeuring van het woord, en het ontbreken van een woord betekent geen afkeuring.
Voor een goed begrip van de spelling is het noodzakelijk een onderscheid te maken tussen klanken en letters. In deze Leidraad wordt een klank genoteerd tussen twee schuine strepen. Als er over letters wordt gesproken, dan worden die letters schuin gedrukt. Ook voorbeeldwoorden zijn schuin gedrukt.
Dus in brood en cadeau wordt de /oo/ respectievelijk als oo en eau geschreven.
De regels die hier worden beschreven, behoren tot de officiële spelling die is vastgelegd door de Nederlandse Taalunie. De Woordenlijst, die volgt op de Leidraad, is samengesteld op basis van die regels. Wanneer er twijfel bestaat over de toepassing van een regel, biedt de Woordenlijst uitsluitsel.
* achter een woord betekent dat het woord in de verklarende lijst van vaktermen staat.
Het gewone teken om een woord af te breken op het eind van een tekstregel is het liggend streepje (-). Om verwarring te vermijden met het koppelteken in samengestelde woorden (auto-onderdelen) gebruiken we voor afbreking in deze Leidraad en in de Woordenlijst een bolletje, behalve op de plaats waar ook in de niet-afgebroken vorm een koppelteken staat: au•to-on•der•de•len.
Verwijzingen naar andere plaatsen in de tekst worden aangegeven met een pijltje: →.
In de tekst worden voorbeelden gegeven bij elke regel of bij elke categorie van woorden. Deze lijsten zijn alleen volledig als dat uitdrukkelijk wordt vermeld.
1. Beginselen van de Nederlandse spelling
De spelling van het Nederlands is gebaseerd op het basisbeginsel van de standaarduitspraak. Dat wordt ingeperkt door twee nevenbeginselen: dat van de gelijkvormigheid* en dat van de etymologie*.
1.1 beginsel van de standaarduitspraak
We spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord.
Met standaarduitspraak wordt bedoeld: een uitspraak die niet gekleurd is door de woonplaats, leeftijd of andere kenmerken van een bepaalde spreker. We spellen dus niet srijfer of schraaiver, maar schrijver. In gevallen waarin de standaarduitspraak varieert, bijvoorbeeld in Vlaanderen en Nederland, kiest de officiële spelling meestal een vorm die beide varianten dekt. We schrijven daarom niet oto, maar auto.
1.2 beginsel van de gelijkvormigheid
We spellen een woord of woorddeel zo veel mogelijk op dezelfde wijze.
We proberen een woord of een deel van een woord altijd op dezelfde manier te schrijven, ook al spreken we het soms anders uit. Zo schrijven we bloed altijd met d, ook al horen we alleen een /d/ in vormen als bloeden en koelbloedig, en horen we een /t/ in bloed en bloedverwant.
Dit beginsel wordt beperkt door specifieke regels. De belangrijkste zijn:
(a) We schrijven geenvofzaan het eind van een lettergreep*.
We vervangen ze door f of s. We schrijven dus niet raav (gelijkvormig met raven), maar raaf en niet prijz (gelijkvormig met prijzen), maar prijs. Uitzonderingen vinden we in uitheemse woorden als pilav en fez.
(b) We schrijven geen dubbele medeklinker* aan het eind van een woord.
Als we dus een -t toevoegen aan de stam van een werkwoord voor de derde persoon enkelvoud ( ), geldt dat niet als de stam eindigt op t (zitten – zit – niet: het zitt, maar het zit). Uitzonderingen vinden we in uitheemse woorden als baseball en jazz.
(c) Als een woord eindigt op een sisklank*, vervalt desvan het volgende achtervoegsel*.
Als het grondwoord* eindigt op -s, -sch of een andere sisklank, vervalt de s van het achtervoegsel -s of -st. We schrijven dus ik was het nerveust en niet ik was het nerveusst, wel het friste water en niet het frisste water, wel iets Belgisch en niet iets Belgischs.
De vrouwelijke vorm van fietser schrijven we als fietsster, want voor het achtervoegsel -ster geldt deze regel niet.
De regel van de gelijkvormigheid kan een hulp zijn voor de taalgebruiker die zoekt hoe een woord moet worden geschreven. Wie bijvoorbeeld het woord geboortefeest zou willen schrijven en twijfelt over de tussen-n, kan zich laten leiden door andere woorden die tot dezelfde categorie behoren, zoals geboortedag, geboortekaartje, geboortepremie.
1.3 beginsel van de etymologie
De spelling van een woord wordt soms bepaald door zijn herkomst.
De spelling van een woord kan sporen bevatten van zijn geschiedenis of etymologie*. De verschillende herkomst van de woorden is een verklaring voor de twee schrijfwijzen van de tweeklanken /ei/ en /au/. We schrijven zij anders dan zei, omdat die woorden in ouder Nederlands verschillend uitgesproken werden. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld gauw en gouw.
Woorden die we uit andere talen overnemen, schrijven we aanvankelijk in de uitheemse spelling, maar naarmate een woord zich aanpast aan het Nederlandse taalsysteem, wordt ook de schrijfwijze vernederlandst. Het Franse woord sérieux bijvoorbeeld is het Nederlandse serieus geworden, behalve in de nog als Frans aangevoelde uitdrukking iets au sérieux nemen. De spelling van woorden uit het Engels wordt zelden aangepast aan het Nederlands, hoewel het vaak om courante woorden gaat, zoals baby en computer.
lange klinker | staar, staren | 2.A |
dubbele medeklinker | net, netten | 2.B |
ee op het eind | zee | 2.C |
op het eind van een Frans woord | café | 2.D |
oo voor ch | goochelaar | 2.E |
u voor w | schaduw | 2.F |
voor -aard, -aardig, -achtig | wreedaard | 2.G |
ei of ij | meid, mijt | |
au of ou | gauw, gouw |
2.1 verenkeling van lange klinkers in een open lettergreep
Een lange klinker wordt in een gesloten lettergreep* geschreven met twee tekens, in een open lettergreep met een enkel teken.
Het gaat om de lange klinkers* /aa/,
/ee/, /oo/ en /uu/. We schrijven dus oo in de gesloten lettergreep boom, maar o in de open lettergreep bo•men. Op dezelfde manier:
staar – staren
heel – helend
koor – koren
zuur – verzuren
Deze regel geldt niet voor de /ie/, waarvoor we een ander stel regels hebben. Ook zijn er talloze uitzonderingen, onder meer voor uitheemse woorden*.
De klinkers eu en oe worden in inheemse woorden altijd op dezelfde manier geschreven.
2.2 verdubbeling van medeklinkers op het eind van een gesloten lettergreep
Een medeklinker schrijven we dubbel na een korte klinker als er op die medeklinker nog een onbeklemtoonde lettergreep* volgt.
Het gaat om de medeklinkers b, d, f, g, k, l, m, n, p, r, s, t, z en c (uitgesproken als /k/) en om de korte klinkers* /a/, /e/, /i/, /o/, /u/.
netten
biggen
remmen
aerobiccen
Uitzonderingen op deze regel:
(a) enkele medeklinker in verbogen en vervoegde vormen van woorden die eindigen op onbeklemtoond -el, -es, -et, -ig, -ik, -il, -it, -em
schakelen
dreumesen
lemmeten
bezigen
leeuweriken
stencilen
kieviten
ademen
(b) enkele m in afleidingen* van plaatsnamen met twee lettergrepen die eindigen op-um
Bussumer
Dokkumer
Maar: Blaricummer, Hilversummer
2.3 /ee/ op het eind van een inheems woord
De lange /ee/ wordt aan het einde van een inheems woord* met twee tekens geschreven. In een samenstelling* of een afleiding* behouden we deze dubbele klinker. Maar voor-ischschrijven we deeenkel.
zee – zeevis – overzeese
twee – tweeling – tweetjes – tweeën
Goeree – Goereese
De regel geldt ook voor sommige uitheemse woorden.
trochee – trocheïsch
Aandacht verdienen uitheemse* woorden die geen grondwoord* hebben dat eindigt op /ee/, maar wel afgeleide vormen die eindigen op -eeën, -eeër, -eïsch, -ese, -eïsme, -eïstisch.
farizeeën – farizeeër – farizees – farizese – farizeïsch – farizeïsme
Pyreneeën – Pyrenees – Pyrenese
Europeeër – Europees – Europese
2.4 /ee/ op het eind van een Frans woord
In het Frans kan een woord eindigen op -é (café) of op -ée (matinée). In het Nederlands vervalt het accent aigu op de ee.
café
comité
matinee
puree
assemblee
→ accenttekens, 4.1, 4.2
Als de aanduiding van een persoon eindigt op /ee/, schrijven we-évoor de mannelijke of sekseneutrale vorm,-eevoor de vrouwelijke vorm.
een attaché (m) – een attachee (v)
een employé (m) – een employee (v)
een invité (m) – een invitee (v)
Voor woorden die als zuiver uitheems worden aangevoeld, en die hun accenten niet verliezen, geldt deze regel niet. De vrouwelijke vorm behoudt de -ée.
een dégénéré (m) – een dégénérée (v)
een délégué (m) – een déléguée (v)
In verkleinwoorden wordt de slotklinker -é omgezet in ee.
café – cafeetje
prostitué of prostituee – prostitueetje
→ afbreking: 18
2.5ieofi?
We schrijven de lange /ie/ meestal als ie:
(a) in een gesloten lettergreep*: fiets, niet, advies, plezier, lief, actief;
(b) aan het einde van een woord: olie, hatsjie, kwestie, positie, die, neurie, industrie, bacterie;
(c) in een beklemtoonde open lettergreep die niet aan het eind van een woord komt: gierig, gieten, spiegel.
We schrijven de lange /ie/ meestal als i:
(a) in een onbeklemtoonde open lettergreep die niet aan het eind van een woord komt: figuur, gitaar, libel, miauw, riool;
(b) in het achtervoegsel* -isch: Russisch, romantisch;
(c) in veel uitheemse woorden*: taxi, piramide, broccoli, ski, souvenir, bikini, alibi.
Er zijn veel uitzonderingen op deze vuistregels. Zo schrijven we gieter, maar ook liter, en jullie maar ook juli. De Woordenlijst geeft uitsluitsel.
→ trema bij oliën of knieën: 7.4
2.6oovoorch
We schrijven de klank /oo/ met twee tekens voor de medeklinker, ook in een open lettergreep*.
goochelaar
loochenen
2.7uvoorw
We schrijven de klank /uu/ met een enkel teken voor de medeklinker w, ook in een gesloten lettergreep*.
schaduw – schaduwen
afschuw – afschuwelijk
2.8 gesloten lettergreep voor-aard, -aardig, -achtig
In de laatste lettergreep voor de achtervoegsels*-aard, -aardig, -achtigschrijven we de lange klinkers /aa/, /oo/, /ee/, /uu/ met twee tekens.
Als we woorden met deze achtervoegsels afbreken, is de lettergreep* gesloten.
wreedaard – wreed•aard
boosaardig – boos•aardig
geelachtig – geel•achtig
Maar: hovaardig (gevormd met -vaardig).
2.9eiofij?
De spelling van woorden met ei (‘korte ei’) of ij (‘lange ij’) hangt af van de etymologie van het woord. Wat wij vandaag op verschillende wijze schrijven maar op dezelfde manier uitspreken (bijvoorbeeld leiden en lijden), werd vroeger ook op verschillende wijze uitgesproken (bijvoorbeeld in de middeleeuwen le(i)den en liden). In veel dialecten zijn deze uitspraakverschillen vandaag nog te horen. Bij twijfel over de juiste spelling biedt de Woordenlijst uitsluitsel.
2.10auofou?
Woorden die we vandaag met ou schrijven hebben een andere geschiedenis dan vergelijkbare woorden die een au hebben. Er zijn geen vuistregels te geven die de taalgebruiker enig houvast bieden. De Woordenlijst geeft uitsluitsel.
Er zijn geen sluitende regels om te bepalen wanneer een woord uit een andere taal met de uitheemse medeklinkers c en x, of de combinaties qu, th of rh wordt geschreven. Doorgaans geldt wel de gelijkvormigheidsregel: als we een woorddeel met c schrijven, is dat in (bijna) alle combinaties met andere woorddelen het geval.
kofc? | 3.1 |
elementen achteraan | bibliothecaresse |
vooraan co-, col-, com- | coalitie |
vooraan cata-, cate-, crypt- | catastrofe |
elek- | elektriciteit |
kofqu? | 3.2 |
tofth? | 3.3 |
sofz? | 3.4 |
bijvoeglijke naamwoorden | religieus – religieuze |
werkwoorden | organiseren |
xofks? | 3.5 |
3.1kofc?
De klank /k/ schrijven we met k in inheemse woorden* zoals kan, bakken, kruipen.
Naarmate een uitheems woord* zich aanpast aan het Nederlandse taalsysteem, wordt ook de schrijfwijze vernederlandst. Dat is gebeurd met van oorsprong Latijnse en Franse woorden als komedie, karakter, akte, strikt, maar niet met contact, locomotief, product, college, actrice. De Woordenlijst biedt hier uitsluitsel.
Soms schrijven we verwante woorden in de ene vorm met k, in een andere met c.
kritiek, kritisch – criticus, criticaster
praktijk, praktisch – practicus, practicum
klassiek – classicisme
klasseren – declasseren
vakantie – vacant
akkoord – accorderen
Enkele vuistregels geven de taalgebruiker een indicatie over de spelling met k of c.
(a) We schrijven c in de uitheemse elementen-act, -actie, -actief, -ca, -caresse, -caris, -caster, -cateur, -catie, -cator, -catrice, -cus, -ect, -ectie, -ectief, -ica, -icus, -scoop, -uctof-uctie.
bibliothecaresse
bioscoop
fysica
insect
locatie
product
productie
reactie
(b) We schrijven c in de uitheemse elementenco-, col-, com-, con-, contra-, cor-aan het begin van een woord.
coalitie
co-educatie
college
colonne
combattief
conclusie
contact
contrarevolutie
correctie
Niet elke klank /ko/ of /koo/ aan het begin van een woord valt onder deze regel.
koket
kolonie
komiek
konvooi
kosmos
(c) We schrijven doorgaans c in de uitheemse elementencata-, cate-, crypt-ofcrypto-, loco-, macro-enmicro-, necro-, oct-aan het begin van een woord.
catastrofe
categorisch
cryptisch
locomotief
microfoon
necrologie
octopus
Andere woorden worden gespeld met k, onder andere katalysator, katafalk, katapult, oktober.
(d) Het woorddeelelek-in woorden die verwant zijn metelektriciteit, schrijven we met k.
elektriciteit
elektrisch
elektrocutie
elektronica
3.2kofqu?
De combinatie qu wordt soms uitgesproken als /k/, soms als /kw/.
Naarmate een uitheems woord* zich aanpast aan het Nederlandse taalsysteem, wordt ook de schrijfwijze vernederlandst. We schrijven daarom soms qu, soms k of kw. De Woordenlijst biedt hier uitsluitsel.
metqu
aquarium
quasi
cheque
enquête
etiquette
croquet (spel)
metkwofk
kwadraat
kwaliteit
kwartier
etiket
kroket (voedsel)
3.3tofth?
In sommige uitheemse woorden* schrijven we /t/ als th, maar
– niet aan het eind van een woord;
– niet voor een medeklinker;
– niet na f of ch.
metth
ether
katholiek
methode
-pathie (zoals in apathie, sympathie)
-theek (zoals in bibliotheek, apotheek)
-thecaris, -thecaresse (zoals in bibliothecaris)
-theker (zoals in apotheker)
theorie
mett
allochtoon
astma
atleet
difterie
etnisch
labyrint
In Engelse woorden en sommige woorden uit het Hebreeuws komt toch een th aan het eind: sudden death; Goliath.
In inheemse woorden komt th voor in versteende samenstellingen* zoals thuis (uit te en huis) en thans (uit te en hand) (maar: nochtans) en in namen zoals Drenthe (maar: Drents).
3.4sofz?
(a) Een uitheems woord* dat eindigt op een lange klinker plus /s/ krijgt doorgaans een /z/, geschreven alsz, als we er een uitgang aan toevoegen die begint met een toonloze /ə/.
religieus – religieuze
serieus – serieuze
Uitzondering: diffuus – diffuse.
Vrouwelijke beroepsaanduidingen die eindigen op -euse en die varianten zijn van mannelijke vormen op -eur, spreken we uit met /z/, maar we schrijven s.
coiffeuse
masseuse
(b) We schrijven eensin de elementen-(i)seren, -(i)sering, -(i)satieen-siteit.
organiseren, organisatie
acclimatiseren, acclimatisering, acclimatisatie
nervositeit
virtuositeit
3.5xofks?
Naarmate een uitheems woord* zich aanpast aan het Nederlandse taalsysteem, wordt ook de schrijfwijze vernederlandst. We schrijven daarom soms x, soms ks. De Woordenlijst biedt hier uitsluitsel.
metx
boxer (hond, kledingstuk)
index
maximum
sextet
taxi
taxeren
textiel
metks
bokser (sportman)
seks, sekse (en alle samenstellingen* en afleidingen*, zoals seksclub en seksualiteit, behalve in de Engelse woorden sexappeal en sexy)
taks
tekst
In sommige Franse woorden schrijven we een accent* op een klinker. Het gaat om het accent aigu (´ zoals op de é in logé), het accent grave (` zoals op de è in scène) en het accent circonflexe of dakje (^ zoals op de ê in crêpe).
Op een hoofdletter schrijven we nooit een accent, behalve bij uitheemse woorden die met accent op een hoofdletter ontleend zijn, zoals Dáil Éireann.
vernederlandst | controle, café | 4.A |
niet aangepast | tête-à-tête | 4.B |
4.1 vernederlandste Franse woorden
(1) Een Frans woord dat gangbaar is geworden in het Nederlands, verliest zijn accenttekens.
(2) Alleen de accenten op deeblijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven.
cheque
condoleance
controle
diner
ragout
Een uitzondering op de regel is het woord à in bijvoorbeeld tien à twaalf dagen.
ampère
café
enquête
première
scène
Als het accent niet nodig is voor de uitspraak, schrijven we het niet. Zo is er geen teken nodig op de eerste e van procedé, maar wel op de tweede.
dedain
depot
epoque
reverence
→ /ee/ op het eind van Franse woorden: 2.4
4.2 niet-aangepaste Franse woorden
In een woord dat nog als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen*.
tête-à-tête
déjà vu
maîtresse
maître d’hôtel
belle époque
coûte que coûte
Het is moeilijk te beslissen of een Frans woord onder regel 4.A of regel 4.B valt. De Woordenlijst geeft uitsluitsel. Als een woord daar niet in voorkomt, dan is het waarschijnlijk een gelegenheidsontlening. We behouden dan de accenten.
5. Klemtoonteken en uitspraaktekens
Een klemtoonteken kunnen we gebruiken om een sterke nadruk op een woord weer te geven.
Een uitspraakteken gebruiken we als een klinker in de gegeven context meer dan één uitspraak kan krijgen, met een verschillende betekenis. In de vorige zin heeft één uitspraaktekens gekregen omdat het mogelijk is het telwoord één in deze zin foutief te lezen als een onbepaald lidwoord een (met toonloze /ə/). Waar geen verwarring mogelijk is, bijvoorbeeld in een van de woorden, of in eenmalig, gebruiken we geen uitspraaktekens.
Op een hoofdletter schrijven we geen klemtoon- of uitspraaktekens.
klemtoonteken | dé oplossing | 5.A |
uitspraakteken | één oplossing | 5.B |
Het klemtoonteken is ´. Als een klinker of tweeklank met twee of meer letters geschreven wordt, krijgen de eerste twee een klemtoonteken.
dat is dé oplossing
het kán
vóórkomen
voorkómen
je moet het vóór je verjaardag doen
dóén
níéuwe
Door technische beperkingen vervalt meestal het nadrukteken op de j van een lange ij. Bijvoorbeeld: blíjven kijken!
Op eenekunnen we de uitspraaktekens ´ en ` gebruiken. Het tekenégeeft /ee/,ègeeft /è/.
hé
hè
één dag
blèren
6. Los, aaneen of met een koppelteken?
vuistregel | 6.A | |
woordgroep | academisch ziekenhuis | 6.B |
samenstelling en afleiding | tuinstoel, onaf | 6.C |
bijzondere samenstellingen | ||
gelijkwaardige elementen | pianiste-componiste | 6.D |
aardrijkskundige namen | Aarle-Rixtel | 6.E |
woorddeel met hoofdletter | zwart-Amerikaans | 6.F |
met cijfer, letter, symbool | 80-jarige | 6.G |
met initiaalwoord | tv-kijker, kleuren-tv | 6.H |
met bijzondere voor- of nabepaling | niet-rookster | 6.I |
afleiding van letter, cijfer, initiaalwoord | sms’en | 6.J |
samenkoppeling | kruidje-roer-me-niet | 6.K |
samenkoppeling in samenstelling | doe-het-zelfzaak | 6.L |
woordgroep in samenstelling | langeafstandsloper, a-capellakoor, Middellandse Zeegebied, Karel I-sigaar | 6.M |
woordgroep of samenstelling? | ||
aaneenschrijven van telwoorden | honderdenzes miljoen | 6.N |
Een woordgroep* schrijven we los.
Een samenstelling* of afleiding* schrijven we aaneen.
In enkele bijzondere gevallen schrijven we een samenstelling of woordgroep met een koppelteken.
Voor het aaneenschrijven van een samenstelling of afleiding moeten we bijzondere regels in acht nemen in het geval van klinkerbotsing*. We gebruiken dan een koppelteken of een trema.
→ klinkerbotsing: 7.1 tot 7.5
Een woordgroep schrijven we met spaties tussen de woorden.
Een woordgroep* is een serie woorden die bij elkaar worden gehouden door een grammaticaal verband, zoals in een zin. Dat verband hoeven we niet te tonen in de spelling. Daarom schrijven we de woorden in een woordgroep los van elkaar.
Ik zoek de weg naar het academisch ziekenhuis.
Je zoekt het veel te ver.
Er wordt huis aan huis gebeld.
Elizabeth I
Ze is geboren op 9 januari 1950.
We zullen dit ad hoc oplossen.
Het wordt in der minne geschikt.
→ woordgroep of samenstelling: 6.8
→ woordgroep vast in samenstelling: 6.7
6.2 samenstelling* en afleiding* aaneen
De delen van een samenstelling of een afleiding schrijven we aan elkaar vast.
Als we twee woorden bij elkaar brengen om er een nieuwe betekenis mee uit te drukken, dan tonen we het verband tussen de delen door ze aan elkaar vast te schrijven. Dat doen we met samenstellingen die uit twee of meer delen bestaan.
tuinstoel
overnemen
bedrijfsklaar
paardenbloem
langetermijnplanning
linkerdijbeenbreuk
Als we om een nieuwe betekenis uit te drukken een woord combineren met een voor- of achtervoegsel*, dat niet als een apart woord bestaat, dan noemen we het geheel een afleiding. Ook de delen van een afleiding schrijven we aan elkaar vast.
onaf
oerstom
antistoffen
pseudoklassiek
onnoemelijk
schuldig
Als een samenstelling moeilijk te lezen of te begrijpen is, kunnen we de structuur verduidelijken met een koppelteken. Zo schrijven we tweedekansonderwijs volgens de regel aaneen, maar we kunnen ook schrijven tweedekans-onderwijs als we verwachten dat de lezer de samenstelling niet meteen doorziet.
Dat kunnen we ook doen als een woord op twee manieren gelezen kan worden en als uit de context niet duidelijk is welke betekenis we bedoelen. Als we met valkuil niet een gecamoufleerde put of een hinderlaag bedoelen, maar een soort vogel, kunnen we valk-uil schrijven. In de Woordenlijst wordt dit optionele koppelteken niet aangegeven.
Op dezelfde manier:
parallelelementen, maar ook parallel-elementen
massagebed, maar ook massa-gebed of massage-bed
identiteitschip, maar ook identiteits-chip
→ facultatief koppelteken in afleiding: 7.2
→ facultatief koppelteken in Engelse samenstelling: 12.1
→ koppelteken bij klinkerbotsing: 7.2
→ koppelteken bij twee-en-een-half: 7.5
→ koppelteken in Engelse
samenstellingen: 12.1
→ koppelteken in samenkoppelingen uit andere talen: 6.5
→ koppelteken in aardrijkskundige namen en namen van talen: 16.3
6.3 samenstelling – bijzondere gevallen met koppelteken
We gebruiken een koppelteken om de structuur te verduidelijken of om een ongewoon woordbeeld te vermijden in een samenstelling. Dat moeten we doen als de elementen gelijkwaardig zijn, bij samengestelde aardrijkskundige namen, als het tweede element een hoofdletter heeft, als een van de elementen een cijfer, letter, symbool* of initiaalwoord* is, of in een samenstelling met een bijzondere voor- of nabepaling.
Tussen gelijkwaardige elementen die naast elkaar worden geplaatst in een samenstelling, gebruiken we een koppelteken.
Het gaat om combinaties van twee of meer elementen die in de samenstelling in principe met elkaar verwisseld kunnen worden. Zo zouden we een dichter-botanicus ook een botanicus-dichter kunnen noemen.
een pianiste-componiste
een hotel-restaurant
zwart-wit
cultureel-maatschappelijk
politiek-ideologisch
Als een samenstelling van twee adjectieven in principe niet omwisselbaar is, schrijven we de twee delen aan elkaar vast. Zo betekent sociaalpsychologisch niet: sociaal én psychologisch, maar: volgens de sociale psychologie. Andere voorbeelden:
privaatrechtelijk
sociaalkritisch
sociaalgeografisch
populairwetenschappelijk
Als een beroepsnaam vergezeld wordt van een bijvoeglijk naamwoord, schrijven we die twee elementen los: sociaal psycholoog, sociaal geograaf, klinisch bioloog, civiel ingenieur, algemeen secretaris.
Een samengesteld bijvoeglijk naamwoord gebruiken we ook om een religieuze, levensbeschouwelijke of maatschappelijke strekking aan te duiden die uit twee of meer componenten bestaat. Als de delen in principe verwisselbaar zijn, dan gebruiken we een koppelteken.
extremistisch-links (of: links-extremistisch)
democratisch-liberaal-conservatief (of: democratisch-conservatief-liberaal)
Als de delen van een dergelijke samenstelling niet verwisselbaar zijn, schrijven we ze aaneen.
christendemocratisch (democratischchristen kan niet)
ultranationalistisch (nationalistischultra kan niet)
We gebruiken ook een koppelteken als het eerste deel verwijst naar een plaats of een bevolkingsgroep.
Nederlands-hervormd
rooms-katholiek
Baskisch-nationalistisch
Als we een zelfstandig naamwoord vormen op basis van dit soort samenstellingen, behouden we de schrijfwijze (aaneen of met koppelteken).
een liberaal-conservatief
een links-extremist
een christendemocraat
een Vlaams-nationalist
→ facultatief koppelteken in samenstelling: 6.2
→ Engelse samenstellingen en woordgroepen aaneen of los: 12.1
(b) samengestelde aardrijkskundige namen
Een tweedelig samengestelde aardrijkskundige naam en zijn afleidingen schrijven we met een koppelteken.
Aarle-Rixtel
Knokke-Heist
Deze regel geldt ook voor aardrijkskundige namen met als linkerdeel* een woord als Noord, Zuid, West, Oost, Centraal, Hoog, Laag, Boven, Beneden, Midden, Nieuw, Nederlands, Belgisch, Vlaams, Frans, Latijns, Afro, Indo.
Zuid-Holland
Midden-Amerika
Nieuw-Zeeland
Vlaams-Brabant
Frans-Polynesië
We behouden het koppelteken in de afleiding* van de samengestelde vorm.
Zuid-Hollands
Nieuw-Zeelander
Vlaams-Brabantse
Uitheemse samengestelde aardrijkskundige namen die met een spatie geschreven worden, krijgen geen koppelteken, ook niet in de afgeleide vormen en in samenstellingen.
New York – New Yorker – New Yorkse – een New Yorkreis
Sri Lanka – Sri Lankaan – Sri Lankaans – een Sri Lankareis
→ hoofdletter voor plaatsnamen, namen van volkeren, namen van talen: 16.3
(c) tweede woorddeel met een hoofdletter
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling voor een woorddeel met een hoofdletter.
zwart-Amerikaans
pro-Deoadvocaat
Deze regel geldt ook voor afleidingen met een voorvoegsel dat voor een hoofdletter komt.
anti-Frans
on-Engels
→ namen van talen en dialecten: 16.3
(d) samenstelling met cijfer, letter of symbool*
We gebruiken een koppelteken in een tweedelige samenstelling voor of achter een cijfer, een aparte letter of een symbool.
80-jarige
65+-kaart
y-as
tussen-s
A4-formaat
Het koppelteken gebruiken we ook na een linkerdeel* dat eindigt op een apostrof met een s.
een mama’s-kindje
een McDonald’s-maaltijd
→ driedelige samenstellingen met een cijfer: 6.7
Als een woord wordt gevolgd door een letter of cijfer om een categorie aan te geven, beschouwen we het geheel als een woordgroep*. We schrijven de delen niet aan elkaar vast, maar gebruiken een spatie.
hepatitis B
top 10
vitamine B12
Een samenstelling met een dergelijke woordgroep krijgt slechts één koppelteken.
een hepatitis B-besmetting
een top 10-plaat
→ woordgroep in samenstelling: 6.7
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4
(e) samenstelling met initiaalwoord* of met letterwoord of verkorting met hoofdletter
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling voor of achter een initiaalwoord.
tv-kijker
kleuren-tv
IQ-test
bedrijfs-pc-netwerk
CD&V-voorzitter
Een letterwoord* schrijven we in een samenstelling vast, behalve als het met een of meer hoofdletters wordt geschreven.
pincode
petfles
aidsvirus
We schrijven dus wel een koppelteken in bijvoorbeeld:
Riagg-centrum
VUT-regeling
AWACS-vliegtuig
Ook als er klinkerbotsing* is, gebruiken we een koppelteken.
havo-opleiding
Een samenstelling met een verkorting* wordt aaneengeschreven, behalve als de verkorting met een of meer hoofdletters wordt geschreven.
infostand
hifiketen
We schrijven dus wel een koppelteken in bijvoorbeeld:
Benelux-land
Vinex-wijk
→ verschil tussen initiaalwoorden en letterwoorden: 17.3
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4
(f) grondwoord met bijzondere voor- of nabepaling*
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling die bestaat uit een grondwoord met een bijzondere voor- of nabepaling.
(1) met de elementenniet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega-ofmeester-
niet-rookster
oud-burgemeester
ex-gedetineerde
adjunct-commissaris
Oud- schrijven we vast als het niet de betekenis ‘voormalig’ heeft: oudkomer, oudpapierprijs.
Meester-opzichter schrijven we met een koppelteken, maar niet meestergast of meesterbrein, waar de betekenis van het eerste deel is verzwakt.
(2) met elementen zoals-generaal, -president, -testamentair, -verbaalof-militair
directeur-generaal
minister-president
proces-verbaal
auditeur-militair
(3) groep of werkstuk, genoemd naar een auteur of inspirator
regering-Kennedy
commissie-Pée-Wesselings
zaak-Profumo
rapport-Van Traa
(4) metSint-ofSt.
Sint-Jozef
St.-Anna
sint-bernardshond
(5) zelfnoemfunctie: een woord dat zichzelf representeert
ik-roman
het-woord
jij-vorm
6.4 afleiding – bijzonder geval: afleiding van letter, cijfer, symbool of initiaalwoord
Als het grondwoord een letter, cijfer, symbool* of initiaalwoord* is, gebruiken we een apostrof om een meervoud, een bezitsvorm*, een verkleinwoord* of een andere afleiding* te vormen.
NCRV’s eerste uitzendingen
sms’jes, sms’en, zij sms’t, wij sms’ten, ze hebben ge-sms’t
gsm’s, gsm’etje
tv’loos
Opmerkingen:
(a) De achtervoegsels* -achtig, -dom, -heid en -schap verbinden we met een streepje. Andere achtervoegsels met een apostrof.
VTM-achtig
65+-dom
AOW’er
2’tjes
(b) Een voorvoegsel wordt aan een letter, cijfer, symbool of initiaalwoord verbonden met een koppelteken: al dat ge-sms tegenwoordig, ge-e-maild
→ samenstelling met cijfer, letter of symbool: 6.3
→ aaneenschrijven van telwoorden: 6.9
6.5 samenkoppeling met koppelteken
Een samenkoppeling schrijven we met koppeltekens.
Als een vaste woordgroep* één begrip vormt, kunnen we de eenheid aangeven door koppeltekens tussen de woorden te plaatsen. Een dergelijke woordgroep wordt een samenkoppeling* genoemd.
een kruidje-roer-me-niet
het staakt-het-vuren
het vrouw-zijn
een kant-en-klare maaltijd
laag-bij-de-gronds
een duivel-doet-al
Onze-Lieve-Vrouw
Samenkoppelingen die we uit andere talen overnemen, behouden de koppeltekens of de spaties die ze in de vreemde taal hebben.
a priori, het a priori (maar in een afleiding*: a-priorisch)
haute couture
deux-chevaux
face-à-main
rez-de-chaussee
trompe-l’oeil
→ samenkoppeling in samenstelling: 6.6
→ woordgroep of samenstelling: 6.8
→ Engelse samenstellingen en uitdrukkingen aaneen of los: 12.1
6.6 samenkoppeling in samenstelling
Als we een samenstelling maken waar een samenkoppeling deel van uitmaakt, behouden we de koppeltekens tussen de woorden van de samenkoppeling. De samenkoppeling schrijven we vast aan het andere deel van de samenstelling.
doe-het-zelf – doe-het-zelfzaak
nek-aan-nek – nek-aan-nekrace
kat-en-muis – kat-en-muisspelletje
heen-en-weer – heen-en-weerdienst
Het koppelteken gebruiken we ook in samenstellingen waarin het rechterdeel verbonden wordt met twee of meer elementen die met elkaar gelijkwaardig zijn.
zwart-witfoto
woon-werkverkeer
Het koppelteken gebruiken we ook in afleidingen* van samenkoppelingen. Het achtervoegsel* schrijven we vast aan het laatste woorddeel van de groep.
doe-het-zelver
6.7 woordgroep in samenstelling
(1) Als we een samenstelling* maken waar een woordgroep* deel van uitmaakt, schrijven we alle delen aan elkaar vast.
(2) Tussen de delen van een woordgroep die uit uitheemse woorden* bestaat, schrijven we in dat geval een koppelteken.
(3) Een eigennaam* die uit meer dan één woord bestaat, en dus meer dan één hoofdletter heeft, krijgt geen koppelteken in een samenstelling of een afleiding.
(4) Als de woordgroep eindigt met een symbool*, cijfer of letter, schrijven we een koppelteken vóór het rechterdeel* van de nieuwe samenstelling.
(1) samenstelling met woordgroep
lange afstand – langeafstandsraket
eerste minister – eersteministerportefeuille
tweede kans – tweedekansonderwijs
open haard – nepopenhaard
sociale zekerheid – basissocialezekerheid
We gebruiken een koppelteken in geval van klinkerbotsing*.
eerste minister: vice-eersteminister
Als het eerste deel van de woordgroep een telwoord is, dan schrijven we het vast in de driedelige samenstelling. Maar als we het telwoord met een cijfer schrijven, gebruiken we een spatie.
elfjuliviering of 11 juliviering
vijftigeurobiljet of 50 eurobiljet
(2) samenstelling met uitheemse woordgroep
a capella – a-capellakoor
haute couture – haute-couturewinkel
ad hoc – ad-hocbeslissing
Voor samenstellingen met Engelse woordcombinaties gelden speciale regels.
→ Engelse samenstellingen: 12.1
(3) samenstelling of afleiding met meerdelige eigennaam
Middellandse Zee – Middellandse Zeegebied
Abu Dhabi – Abu Dhabireis
Rode Kruis – Rode Kruispost
Koningin Beatrix – Koningin Beatrixestafette
Tweede Kamer – Tweede Kamerleden
Ave Maria – Ave Mariaatje
Als de eigennaam het rechterdeel vormt van een samenstelling, gebruiken we een koppelteken voor het eerste woord van de naam.
Rode Kruis – het mini-Rode Kruis
New Yorker – ex-New Yorker
New Yorks – zwart-New Yorks
(4) samenstelling met woordgroep die eindigt met symbool, letter of cijfer
Karel I-sigaar
Lodewijk XV-meubel
vitamine B12-kuur
6.8 woordgroep of samenstelling?
Er is geen scherpe grens te trekken tussen wat een woordgroep* is en wat een samenstelling* is. Zelfs met elkaar gerelateerde woordcombinaties, zoals aaneenschrijven en kapotslaan versus van elkaar los schrijven en in stukken slaan, behoren soms tot verschillende categorieën. Vaak zal de taalgebruiker moeten opzoeken of een bepaalde combinatie in een of in meer woorden geschreven wordt. Toch zijn er enkele vuistregels die meestal tot een juiste inschatting leiden.
Combinaties waarin we elk woord met een klemtoon* kunnen uitspreken, schrijven we meestal los. Als er een vaste klemtoon is op één lettergreep*, gaat het om een samenstelling.
Dat is duidelijk te horen in deze gevallen:
Er ligt een zwart boek tussen de gekleurde boeken.
Er is een zwartboek verschenen over deze affaire.
We moeten een strategie op lange termijn kiezen.
Onze langetermijnstrategie moet herzien worden.
veelgestelde vragen (vragen die veel worden gesteld)
veel gestelde vragen (veel vragen die zijn gesteld)
(b) woordgroep wordt verbogen in het meervoud
Als we een woordgroep in het meervoud zetten, verbuigen we doorgaans de bijvoeglijke naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord dat deel uitmaakt van een samenstelling, blijft ongewijzigd.
een zwart boek – de zwarte boeken
een zwartboek – de zwartboeken
(c) woordgroep groeit aaneen door veelvuldig gebruik
Woordcombinaties die vaak voorkomen in ons taalgebruik, krijgen gemakkelijker de status van samenstelling dan zeldzame combinaties.
een portie rodekool
een portie groene kool
Zij leert pianospelen.
Zij leert marimba spelen.
(d) verzwakte betekenis: aaneengeschreven
Als de betekenis van een van de woorddelen is verzwakt of niet meer kan worden herkend in het geheel, dan wordt het woord vaak aaneengeschreven.
een hoog gebouw
een hogeschool
drank halen
ademhalen
(e) de opbouw geeft een aanwijzing
(1) driedelige combinaties waarvan het eerste deel wel bij het tweede hoort maar niet bij het derde, schrijven we aaneen.
een langebaanwedstrijd (een wedstrijd op de lange baan)
een korte baanwedstrijd (een korte wedstrijd op de baan)
(2) als de onbepaalde wijs* van een samengesteld werkwoord in één woord wordt geschreven, schrijven we ook de vervoegde vormen in één woord, tenzij er een ander woord tussen de delen komt, of als de volgorde gewisseld is.
wegblijven
dat zij wegblijft
de weggebleven genodigden
dat ik weg ben gebleven
hij bleef weg
(3) een voorzetselbijwoord* kan met een woord als daar, er, waar, hier een voornaamwoordelijk bijwoord* vormen. We schrijven dat aaneen. Ook een tweede voorzetselbijwoord* hecht zich daaraan vast.
daarboven – erboven – waarboven – hierboven
daarbovenop – erbovenop – waarbovenop – hierbovenop
(4) een bijwoord dat is samengesteld uit voorzetselbijwoorden, schrijven we in één woord. Maar een voorzetselbijwoord schrijven we niet vast aan een voorzetsel dat behoort bij een woordgroep rond een zelfstandig naamwoord.
Ze zit achterop.
Ze zit achter op de fiets.
Het staat vanboven.
Zij komt van boven de Moerdijk.
6.9 aaneenschrijven van telwoorden
We schrijven een getal in één woord, tot en met het woordduizend.Na het woordduizendvolgt een spatie. De woordenmiljoen, miljard, biljoen,enz. schrijven we los.
twee
twintig
tweeëntwintig
tweehonderd
tweehonderdtweeëntwintig
tweeëntwintighonderd
tweeduizend tweehonderdtwintig
twee miljoen tweehonderdtwintigduizend tweehonderdtweeëntwintig
Rangtelwoorden in woorden worden op dezelfde manier geschreven.
de tweede
de twintigste
de tweeëntwintigste
de tweehonderdste
de tweehonderdtweeëntwintigste
de tweeduizend tweehonderdtwintigste
de twee miljoenste
de twee miljoen tweehonderdduizendste
de twee miljoen tweehonderdduizend tweehonderdtweeëntwintigste
Een rangtelwoord dat we met een cijfer schrijven, gevolgd door e of door ste/de, krijgt geen apostrof.
1e, 1ste
3e, 3de
105e, 105de
De teller en de noemer van een breuk schrijven we los, behalve als die deel uitmaakt van een meerledige samenstelling.
twee derde van de bevolking
twee zesden van deze taart (twee stukken die ieder één zesde zijn)
een tweederdemeerderheid
een driekwartsmaat
6.10 andere betekenis – anders geschreven
Ik vind alles behalve mijn pen.
Het is allesbehalve plezierig.
Jij kunt het even goed als ik.
Je kunt het evengoed laten.
We hebben ten minste een kilometer gelopen.
Kom maar op – tenminste, als je durft.
Ten slotte viel het doek.
We hadden het tenslotte zelf gekozen.
Ze hebben te veel betaald.
Het teveel wordt terugbetaald.
Twee maal twee is vier.
Ik heb het tweemaal betaald.
hoofdregel | gala-avond, onderzeeër | 7.A |
Griekse of Latijnse voorvoegsels | co-ouder | 7.B |
-achtig | lila-achtig | 7.C |
voorvoegsel niet herkenbaar | coördinatie | 7.D |
drie of meer klinkers | reëel, essentieel | 7.E |
uitzonderingen |
Klinkerbotsing is de verwarring die ontstaat wanneer we twee letters die meestal één klinker of tweeklank voorstellen (bijvoorbeeld aa of ui), in een woord toch afzonderlijk moeten lezen (dus als a-a of u-i) omdat ze tot verschillende lettergrepen behoren. Dat gebeurt in samenstellingen*, in afleidingen* en in sommige ongelede woorden* die we uit andere talen hebben overgenomen.
klinkerbotsing | geen klinkerbotsing |
aa, ae, ai, au | ao |
ee, ei, eu | ea, eo |
ie | ia, io, iu |
oe, oi, oo, ou | oa |
ui, uu | ua, ue, uo |
aj, ej, oj, uj | |
iji (ij+i) | |
ay, ya, ey, ye, iy, yi, oy, yo, uy, yu |
De combinaties i+j, e+ij, e+ui en i+i leveren een klinkerbotsing op in een samenstelling (gummi-jas, vanille-ijs, college-uitstap, sproei-installatie), maar niet in een ongeleed woord of afleiding (bijectie, beijveren, geuit, kopiist).
Een accent* op een letter neemt de klinkerbotsing niet weg. We schrijven dus café-eigenaar.
7.2 hoe klinkerbotsing te vermijden?
We vermijden klinkerbotsing in een samenstelling door een koppelteken te gebruiken.
We vermijden klinkerbotsing in een ongeleed woord* of in een afleiding door een trema te gebruiken.
gala-avond
garage-eigenares
bureau-inhoud
gummi-jas
Kaïn
poëzie
ruïne
patiënt
onderzeeër
smeuïg
beïnvloeden
geërfd
Als zich geen klinkerbotsing voordoet, schrijven we de samenstelling of afleiding aaneen.
cameraopstelling
beantwoord
koffieautomaat
carrièreoverweging
geleiachtig
geolied
cadeauabonnement
babyeczeem
polyinterpretabel
juryuitspraak
→ facultatief koppelteken in samenstelling: 6.2
Een afleiding* met een voorvoegsel* van Griekse of Latijnse oorsprong behandelen we als een samenstelling*. We schrijven het voorvoegsel aan het grondwoord* vast. Bij klinkerbotsing krijgt de afleiding een koppelteken.
Het gaat om voorvoegsels (of elementen die we als voorvoegsel gebruiken) zoals aero-, anti-, audio-, auto-, bi-, bio-, co-, contra-, de-, di-, duo-, elektro-, extra-, giga-, intra-, loco-, macro-, micro-, mini-, mono-, multi-, neo-, para-, pre-, pro-, proto-, pseudo-, quasi-, re-, retro-, semi-, socio-, supra-, tri-, ultra- en vice-.
co-ouder
de-escaleren
mini-essay
pre-emeritaat
pseudo-islamitisch
quasi-intellectueel
Als zich geen klinkerbotsing voordoet, schrijven we deze voorvoegsels vast aan het grondwoord.
coauteur
deactualiseren
pseudoklassiek
regeneratie
Om de leesbaarheid te bevorderen kunnen we een facultatief koppelteken gebruiken na het voorvoegsel. We schrijven dus volgens de regels quasionschuldig en miniuitrusting, maar we kunnen ook schrijven quasi-onschuldig en mini-uitrusting. In de Woordenlijst is dat facultatieve koppelteken niet opgenomen.
→ facultatief koppelteken in samenstelling: 6.2
→ facultatief koppelteken in Engelse samenstelling: 12.1
→ samenstelling met bijzondere voor- of nabepaling: 6.3
Een afleiding met het achtervoegsel*-achtigbehandelen we als een samenstelling. Ze krijgt een koppelteken bij klinkerbotsing.
lila-achtig
opera-achtig
maffia-achtig
Een woord waarin we het uitheemse voorvoegsel niet los kunnen zien van het grondwoord behandelen we als ongeleed*. Het krijgt bij klinkerbotsing een trema.
Sommige woorden zien er geleed uit, maar zijn niet terug te brengen tot de betekenis van de delen. We behandelen ze als ongelede woorden. Die krijgen een trema bij klinkerbotsing.
Zo is co-ouderschap wel te herleiden tot co = ‘gezamenlijk’ + ouderschap, maar coördinatie is niet co+ordinatie.
Op dezelfde manier:
coëfficiënt
coïncidentie
preëminent
biënnale
tetraëder
We schrijven dus:
copiloot: geen twee klinkers
coalitie, coauteur: geen klinkerbotsing
co-ouderschap: klinkerbotsing – het geheel wordt herkend als ‘samen ouder zijn’ en dus als afleiding met uitheems voorvoegsel
coördinatie: klinkerbotsing – het geheel wordt niet herkend als ‘samen ordineren’ en wordt daarom beschouwd als een ongeleed woord
Op dezelfde wijze:
re-integreren: geheel wordt herkend als ‘opnieuw integreren’ – afleiding met uitheems voorvoegsel
reünie: geheel wordt niet herkend als ‘opnieuw een unie’ – beschouwd als ongeleed woord
→ samenstelling met bijzondere voor- of nabepaling: 6.3
zonder Latijns of Grieks voorvoegsel | met Latijns of Grieks voorvoegsel | ||||
---|---|---|---|---|---|
ongeleed | afleiding | samenstelling | ongeleed | geleed | |
geen klinkerbotsing ao, ea, eo, ia, oa, ua, ue, iji, ijij, ay, ya, ye, yi, yu | chaos ideaal sociaal actualiteit | continueren geleiachtig buiige essentieel | cameraopstelling autonomieakkoord carrièreoverweging radioantenne | coalitie realisatie dieet triangel | coauteur regeneratie miniuitrusting quasionschuldig |
wel klinkerbotsing aa, ae, ai, au, ee, ei, eu, ie, oe, oi, oo, ou, ui, uu(eni+j, e+ij, e+ui, i+iin samenstellingen) | creëren poëzie druïde patiënt | onderzeeër smeuïg beïnvloeden essentiële | gala-avond ski-instructeur bureau-inhoud gummi-jas | coördinatie reünie biënnale preëminent | co-existentie re-integratie macro-economie de-escaleren |
7.4 drie of meer opeenvolgende klinkerletters in ongelede woorden en afleidingen
Als een van de botsende klinkers wordt weergegeven door twee tekens, kan alleen de eerste klinker van de tweede klank een trema krijgen.
re+eel: reëel
ree+en: reeën
fee+eriek: feeëriek
ge+eigend: geëigend
bedoe+ien: bedoeïen
barbecue+en: barbecueën
Na een i schrijven we geen trema als er in totaal drie of meer klinkertekens staan.
essenti+eel: essentieel
kei+en: keien
uitzaai+en: uitzaaien
De eerste letter van een au, ij, oe, ou of ui krijgt nooit een trema.
ge+automatiseerd: geautomatiseerd
ge+ijkt: geijkt
ge+oefend: geoefend
ge+out: geout
ge+uit: geuit
De eerste letter van een ie en ei kan wel een trema krijgen.
Oekraïens
jezuïet
beëindigd
Gaat het om de combinatie ie-e, dan hangt het van de klemtoon af of er een e wegvalt of niet. Wordt de /ie/ beklemtoond, dan schrijven we ieë; heeft de /ie/ geen klemtoon, dan schrijven we ië.
knieën
calorieën
oliën
chemicaliën
(a)zoietswordt aaneengeschreven zonder trema
Zo-even heeft een koppelteken.
(b) getallen in letters krijgen bij klinkerbotsing een trema
tweeënveertig
drieënhalf
Maar we lossen de klinkerbotsing op met een koppelteken als een telwoord gecombineerd wordt met een ander woord: twee-eiig, twee-en-een-half, drie-eenheid.
(c) geen trema in de Franse achtervoegsels*-ienen-ienne
opticien
lesbienne
(d) geen trema in zuiver uitheemse woorden*
De hoofdregel is niet van toepassing op woorden die nog als volledig uitheems worden beschouwd en hun oorspronkelijke spelling behouden.
paella
perpetuum
maestro
baccalaureus
museum
extranei
(e) geen trema boven een accent*
Een letter met een accent behoudt dat accent. Er komt geen trema bovenop.
carrière
première
variété
(f) bij afbreking* van een woord vervalt het trema op de eerste letter van de volgende tekstregel
ru•ine
ego•isme
continu•iteit
decafe•iné
→ afbreking: 18
8. Samenstelling met tussenletters-e-of-en-
Een samenstelling* maken we doorgaans door twee of meer woorden aan elkaar vast te schrijven.
Een deur die naar een kamer leidt waar het bad staat, is een badkamerdeur.
Soms spreken we tussen twee delen een tussenklank* uit die klinkt als een toonloze /ə/, soms als /ən/.
hoofdregel | rodekool, knarsetanden, gerstenat, aspergesoep, weidevogel, perensap, lerarenopleiding, linzensoep | 8.A |
3 uitsluitingen | ||
uitsluiting: linkerdeel op -en | havengebied | 8.B |
uitsluiting: versteende samenstelling | apegapen | 8.C |
uitsluiting: oude naamvalsvorm | ’s anderendaags | 8.D |
3 uitzonderingen | ||
linkerdeel is uniek | Onze-Lieve-Vrouwekerk | 8.E |
linkerdeel versterkt | apetrots | 8.F |
linkerdeel heeft vrouwelijke nevenvorm | studentenkamer | 8.G |
Als het linkerdeel* van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat niet eindigt op een toonloze /ə/, schrijven we de tussenklank /ə(n)/ doorgaans als -en.
Het hok van een hond is een hondenhok.
Het sap van een peer is perensap.
Wanneer het linkerdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat wel eindigt op een toonloze /ə/, schrijven we in sommige gevallen ook -en.
Als een zieke zorg krijgt is dat ziekenzorg.
Soms schrijven we niet -en maar -e, bijvoorbeeld in ziektekiem, secondewijzer, zonneschijn. Dat hangt af van de kenmerken van het linkerdeel van de samenstelling, in de voorbeelden dus de kenmerken van de woorden ziekte, seconde en zon.
We schrijven de tussenklank als-enals het linkerdeel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat een meervoud heeft op-en,maar geen meervoud op-es.
In andere gevallen schrijven we-e.
Is het rode(n)kool, knarse(n)tanden, gerste(n)nat, asperge(n)soep, weide(n)vogel, pere(n)sap, lerare(n)opleiding, linze(n)soep?
Opmerking over de woordsoort van het linkerdeel
Volgens de hoofdregel schrijven we de tussenklank alleen als -en- als het linkerdeel een zelfstandig naamwoord is. Dus niet als het eerste deel de stam van een werkwoord is, ook al lijkt die op een zelfstandig naamwoord.
brekebeen – linkerdeel is de stam van het werkwoord breken
wiegelied – linkerdeel is de stam van het werkwoord wiegen
spinnewiel – linkerdeel is de stam van het werkwoord spinnen
Wel -en in:
wiegendood – linkerdeel is het zelfstandig naamwoord wieg
spinnenweb – linkerdeel is het zelfstandig naamwoord spin
Opmerking over het meervoud op-es
Bedoeld worden woorden die in het enkelvoud eindigen op een toonloze /ə/ en een meervoud hebben op -s.
8.2 drie gevallen waarin we de hoofdregel niet toepassen
Als het linkerdeel van de samenstelling al eindigt op -en, is er geen echte tussenklank. We behouden de schrijfwijze van dat deel.
havengebied
keukentafel
molensteen
In sommige samenstellingen kunnen we de samenstellende delen nauwelijks of niet herkennen. We noemen ze versteende samenstellingen. Andere woorden zijn slechts in schijn samenstellingen. Op deze woorden passen we de regel niet toe.
Voorbeelden:
apegapen (op – liggen)
apekool
apelazarus (zich het – werken)
apezuur (zich het – werken)
bakkebaard
bolleboos
bruidegom
bullebak
duimelot
deuvekaters
elleboog
hazewind
kakebeen
kattebelletje (haastig geschreven briefje)
kinnebak
klerezooi
koekepeer
kruizemunt
ledemaat
nachtegaal
petekind
pierement
pierewaaien
redekaveling
rederijker
ruggespraak
scharretong
schattebout
sikkepit
stedehouder
takkewijf
wielewaal
zinnebeeld
zottebollen
Bij twijfel geeft de Woordenlijst uitsluitsel.
Sommige samenstellingen zijn ontstaan doordat een woordgroep* aan elkaar is gegroeid. Vaak hebben de zelfstandige naamwoorden een oude naamvalsvorm. Dat bepaalt de schrijfwijze.
’s anderendaags
goedendag
grotendeels
inderminneregeling
ingebrekestelling
meestentijds
merendeel
ondercurateleplaatsing
Bij twijfel geeft de Woordenlijst uitsluitsel.
8.3 drie uitzonderingen op de hoofdregel
Als het linkerdeel van een samenstelling verwijst naar een persoon of zaak die in de gegeven context uniek is, schrijven we-e.
Het gaat uitsluitend om de samenstellingen met (Onze-)Lieve-Vrouw of (onze)lievevrouw, met zon, maan en hel.
Onze-Lieve-Vrouwekerk, onzelievevrouwebedstro, lievevrouwebeestje
zonnestraal, zonnebank, zonnegod
maneschijn
hellevuur, helleveeg
Ook de woorden Koninginnedag, Koninginnefeest en koninginnenacht schrijven we zonder tussen-n.
Maar met tussen-n: koninginnensoep, koninginnenhapje, koninginnenrit.
Als het linkerdeel van een samenstelling een versterkende betekenis heeft en het geheel is een bijvoeglijk naamwoord, schrijven we-e.
Het gaat om deze woorden en andere die op dezelfde wijze worden gevormd:
apetrots, apezat
beregoed, beresterk, beretrots
boordevol
pikkedonker
retegoed, reteslim
reuzeleuk, reuzemooi, reuzegroot, reuzeklein
stekeblind
De hoofdregel geldt wel voor woorden als huizenhoog, mijlenver, urenlang. Het gaat hier om combinaties waarbij het linkerdeel een soort eenheid aangeeft: zoveel huizen hoog, zoveel mijlen ver.
Bijvoeglijke naamwoorden zoals ravenzwart en flessengroen vallen ook onder de hoofdregel, alsook samengestelde zelfstandige naamwoorden zoals apenstreken, berenhol, leeuwenmoed, reuzenhuis. We denken in deze gevallen aan een vergelijking: glanzend zwart zoals een raaf; streken als van een aap; zo veel moed als een leeuw; een huis zo groot als van een reus.
Een samenstelling waarin reus letterlijk genomen moet worden, schrijven we ook volgens de hoofdregel: een reuzenstoet (een stoet waarin reuzen worden meegedragen).
Samenstellingen zoals klassespeler, klotefilm en reuzemop schrijven we met -e omdat we het linkerdeel beschouwen als een bijvoeglijk naamwoord. Volgens de hoofdregel krijgt dat geen tussen-n.
Als een zelfstandig naamwoord dat een persoon aanduidt een vrouwelijke nevenvorm heeft die alleen verschilt van de mannelijke door een achtervoegsel*-e, dan gaan we voor de regels voor de tussenklank /ə(n)/ uit van de mannelijke vorm. We schrijven de tussenletters-en.
Als we een woord als studentenkamer schrijven, gaan we dus niet uit van de meervoudsvorm studentes, die alleen geldt voor het enkelvoud studente. We nemen de mannelijke vorm, die als sekseneutraal wordt beschouwd, en schrijven studentenkamer, zelfs al wonen er alleen studentes, en studentenzwangerschap, ook al kan het alleen gaan om een studente. Hetzelfde geldt voor agentenopleiding, waar we de meervoudsvorm agentes buiten beschouwing laten.
9. Afleiding met tussenletters -e- of -en-
afleiding zonder extra -n | aanbiddelijk | 9.A |
afleiding met -achtig, -dom of -schap | lenteachtig, sterrendom | 9.B |
9.1 afleiding zonder tussen-n
We schrijven nooit-enals tussenklank in een afleiding*, behalve in sommige gevallen voor de achtervoegsels*-achtig, -schapen-dom.
aanbiddelijk
afhankelijk
plaatselijk
redelijk
zedelijk
besluiteloos
grenzeloos
ideeëloos
klakkeloos
liefdeloos
stateloos
zedeloos
Als het grondwoord* eindigt op een -n, wordt die behouden in de afleiding.
openlijk
wezenlijk
gewetenloos
meedogenloos
gelegenheid
9.2 afleiding met-achtig, -domof-schap
Voor een afleiding met het achtervoegsel*-achtig, -schapof-dompassen we de hoofdregel voor de tussenletter-e(n)in samenstellingen* toe.
→ samenstelling met tussenletters -e- of -en: 8.1 tot 8.3
Het grondwoord* heeft geen meervoud dat eindigt op -en: schrijf -e.
lenteachtig
zijdeachtig
Het grondwoord heeft een meervoud dat eindigt op -en, maar ook op -es: schrijf -e.
heideachtig
vedettedom
Het grondwoord heeft alleen een meervoud op -en: schrijf -en.
sterrendom
vorstendom
deskundigenschap
Als het grondwoord eindigt op een -n, schrijven we die ook in de afleiding.
eigendom
wetenschap
10. Samenstelling of afleiding met of zonder tussenletter-s-
Een samenstelling* maken we doorgaans door twee of meer woorden aan elkaar vast te schrijven.
De deur die naar een kamer leidt waar het bad staat, is een badkamerdeur.
Soms spreken we tussen twee delen een extra /s/ uit. Dat is een tussenklank*.
Die horen we soms ook in afleidingen*, bijvoorbeeld met -matig, -waard, -waardig en soms met -achtig, -loos en andere achtervoegsels*.
hoorbare tussenklank | dorpskern | 10.A |
twee sisklanken | Stationsstraat | 10.B |
Als we een extra /s/ horen tussen twee delen van een samenstelling* of voor een achtervoegsel*, dan schrijven we die ook.
dorpskern
meningsverschil
lezenswaard
bezienswaardig
Wel een tussen -s in:
jongensachtig, meisjesachtig
inhoudsloos, uitdrukkingsloos
Geen tussen -s, want we horen die niet in:
geelachtig, zenuwachtig
liefdeloos, reukloos
Sommige woorden worden door de ene taalgebruiker met, en door de andere taalgebruiker zonder tussenklank /s/ uitgesproken.
De een zegt druggebruik, de ander drugsgebruik.
De een zegt gewichtloos, de ander gewichtsloos.
In zulke gevallen zijn beide spellingen correct.
Andere voorbeelden:
geslacht(s)loos
minister(s)portefeuille
spelling(s)probleem
voorbehoed(s)middel
gladheid(s)bestrijding
Andere betekenis – anders geschreven
Soms is er een verschil in betekenis tussen een combinatie met, en een combinatie zonder tussen-s.
Voorbeelden:
schilderatelier: ruimte, bijvoorbeeld in een school, waar wordt geschilderd
schildersatelier: werkplaats van een schilder
waternood: gebrek aan water
watersnood: overstroming
zusterschool: verwante school
zustersschool: nonnenschool
We schrijven een extrasin een samenstelling waarvan het rechterdeel met een sisklank begint, als de aanwezigheid van de tussenklank /s/ blijkt uit een vergelijkbaar geval waarbij het rechterdeel niet met een sisklank begint.
Of er een tussenklank /s/ is, is moeilijk te horen als het rechterdeel van een samenstelling met een sisklank* begint.
wandel + straat: wandelstraat
station + straat: Stationsstraat
We schrijven een extra s in Stationsstraat, omdat we die ook vinden in andere samenstellingen met station-: stationshal, stationsklok, Stationsplein.
Andere gevallen:
eenmanszaak (want: eenmansactie)
bedrijfszeker (want: bedrijfsonzeker)
handelszaak (want: handelsmissie)
meisjesschool (want: meisjesnaam)
damessjaal (want: dameshoed)
Soms geeft de Woordenlijst bij een bepaald grondwoord* zowel samenstellingen met als zonder tussen-s. Zo staat er bijvoorbeeld raadkamer en raadgever zonder tussen-s, maar raadsman en raadskelder met tussen-s. Zowel de vormen raadzaal als raadszaal zijn hiermee te verdedigen. Aanbevolen wordt om in deze gevallen de taalpraktijk te volgen.
Bij de spelling van een werkwoord houden we niet alleen rekening met de klank, maar ook met de regels van de vervoeging. Die bepalen welke uitgang* we schrijven, ook al is die niet hoorbaar. De keuze tussen word en wordt, of tussen vergrote en vergrootte, hangt in de eerste plaats af van grammaticale regels.
In dit hoofdstuk behandelen we de inheemse werkwoorden.
zoek de stam | 11.A |
voeg uitgang bij de stam | 11.B |
tegenwoordige tijd | |
verleden tijd regelmatige werkwoorden | |
voltooid deelwoord regelmatige werkwoorden | 11.C |
verleden tijd onregelmatige werkwoorden | |
voltooid deelwoord onregelmatige werkwoorden | |
gebiedende wijs | 11.D |
→ vervoeging van Engelse werkwoorden: 12.2
De basisvorm voor het spellen van werkwoordsvormen is de stam. Dat is de onbepaalde wijs* van het werkwoord zoals we die uitspreken, min de uitgang*-en(soms-n).
wandelen – (stam) wandel
overwegen – (stam) overweeg
De stam van werkwoorden als doen, gaan, staan, slaan, zien (en samengestelde of afgeleide werkwoorden als uitdoen, begaan) vinden we door alleen de n weg te laten.
gaan – (stam) ga
zien – (stam) zie
De stam van het werkwoord komen is kom.
De stam van het werkwoord douchen is douch. We schrijven daarom .
Als we de stam schrijven, passen we de regels toe voor klinkers in open en gesloten lettergrepen. We schrijven de eindmedeklinker altijd enkel, dus voor het werkwoord bidden niet bidd maar bid. Als de stam eindigt op v of z, schrijven we f of s (maar als we deze stam gebruiken in een werkwoordsvorm met -en, dan wordt de f weer een v en de s wordt weer een z). De letters b, d en g komen wel voor op het eind van de stam.
zakken – (stam) zak – jij zakt – wij zakten
zetten – (stam) zet – jij zet – wij zetten
leven – (stam) leef – jij leeft – wij leefden
vrezen – (stam) vrees – jij vreest – wij vreesden
schrobben – (stam) schrob – jij schrobt – wij schrobden
doden – (stam) dood – jij doodt – wij doodden
leggen – (stam) leg – jij legt – wij legden
Sommige werkwoorden ondergaan een klinkerwisseling als we ze in de verleden tijd zetten. Om de verleden tijden van die werkwoorden te spellen gaan we uit van een tweede stam: de vorm die we horen in de meervoudsvormen van de verleden tijd, min de uitgang* -en. Die noemen we de verledentijdsstam.
lopen – liepen – (verledentijdsstam) liep
brengen – brachten – (verledentijdsstam) bracht
vinden – vonden – (verledentijdsstam) vond
hebben – hadden – (verledentijdsstam) had
Bij werkwoorden met /i/ of /ee/ in de stam krijgen we in de verleden tijd een klinkerwisseling met een korte klinker in enkelvoudsvormen, een lange in meervoudsvormen.
bidden – ik bad – wij baden
spreken – ik sprak – wij spraken
Voor de vervoeging van een werkwoord voegen we bij de stam de uitgang die we horen. Als de stam eindigt op-dof-t, schrijven we de uitgang naar analogie van andere werkwoorden.
werken | worden | |
ik werk | stam | ik word |
jij werkt, u werkt, werkt u | stam+t | jij wordt, u wordt, wordt u |
werk jij | stam | word jij |
hij, zij, het werkt | stam+t | hij, zij, het wordt |
wij, jullie, zij werken | stam+en | wij, jullie, zij worden |
Als de stam eindigt op een t, vervalt de uitgang -t voor de tweede en derde persoon. We schrijven immers geen dubbele medeklinker op het eind van een woord.
spellen – (stam) spel – jij spelt
zetten – (stam) zet – jij zet (niet: zett)
→ beginsel van de gelijkvormigheid: 1.2
Als de stam eindigt op een d, krijgen we wel een -dt.
worden – (stam) word – hij wordt
De vorm met u of gij heeft altijd een t.
u werkt – werkt u
u wordt – wordt u
gij werkt – werkt gij
gij wordt – wordt gij
De vorm vóór het onderwerp jij of je heeft geen t.
jij werkt, je werkt – werk jij, werk je
jij wordt, je wordt – word jij, word je
11.3 verleden tijd van regelmatige werkwoorden
Sommige werkwoorden krijgen de uitgangen -de en -den, andere de uitgangen -te en -ten. Dat hangt af van de eindklank van de stam. Als dat een van de medeklinkers van ’t kofschip of ’t fokschaap is (/t/, /k/, /f/, /s/, /ch/, /p/), of de medeklinker /sj/ (bijvoorbeeld in ramsjen), dan krijgen de vervoegde vormen -te(n). Als de stam eindigt op een klinker of een stemhebbende* medeklinker, krijgen de vervoegde vormen -de(n).
delen | werken | |
deel | stam | werk |
ik, jij, het deelde | stam+de/te | ik, jij, het werkte |
wij, jullie, zij deelden | stam+den/ten | wij, jullie, zij werkten |
Als de stam eindigt op d of t, wordt de verleden tijd met een dubbele medeklinker geschreven.
smeden | vergroten | |
smeed | stam | vergroot |
ik, jij, het smeedde | stam+de/te | ik, jij, het vergrootte |
wij, jullie, zij smeedden | stam+den/ten | wij, jullie, zij vergrootten |
11.4 voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden
Een voltooid deelwoord dat eindigt op de klank /t/ spellen we met de eindmedeklinker-dof-tdie we horen in de verleden tijd.
delen | missen | |
ik heb gedeeld | (ge)stam(+d/t) | ik heb gemist |
smeden | vergroten | |
ik heb gesmeed | (ge)stam(+d/t) | ik heb vergroot |
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d. Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
ik smeedde – ik heb gesmeed
ik miste – ik heb gemist
Als we het voltooid deelwoord gebruiken als bepaling voor een zelfstandig naamwoord, dan moeten we het soms verbuigen. Daarbij passen we de regels voor de verenkeling van klinkers toe.
gedeeld – de gedeelde vreugde
gemist – het gemiste doelpunt
gesmeed – de gesmede ijzers
vergroot – de vergrote foto
In de verbogen vorm van het voltooid deelwoord is dezelfde d of t te horen als in de verleden tijd. Ook aan de hand hiervan kan dus vaak de juiste schrijfwijze van de onverbogen vorm bepaald worden.
→ verenkeling van lange klinkers in een open lettergreep: 2.1
11.5 verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
lopen | vinden | |
verledentijdsstam | ik, jij, het vond | |
verledentijdsstam+en | wij, jullie, zij vonden |
Een verledentijdsstam met /aa/ heeft in het enkelvoud een /a/: wij kwamen – ik kwam.
De vorm met u is gelijk aan die met jij.
(jij liep) u liep – liep u
(jij vond) u vond – vond u
De vorm met gij krijgt altijd een uitgang -t.
gij liept – gij vondt
liept gij – vondt gij
11.6 voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
Het voltooid deelwoord begint, als er geen ander voorvoegsel* is, met ge- en eindigt op -en, soms op -d of -t. In sommige gevallen wordt de gewone stam gebruikt, in andere de verledentijdsstam.
lopen – gelopen
vinden – gevonden
begrijpen – begrepen
vragen – gevraagd
kopen – gekocht
De gebiedende wijs wordt uitgedrukt door de stam van het werkwoord.
Kom hier.
Ga weg.
Wees niet bang.
Word niet boos.
Had dan gezwegen.
Wend u tot de conciërge.
De meervoudsvorm stam+t komt nog weinig voor. We vinden deze vorm:
– in formele en oudere vormen van het Nederlands: Neemt en eet, dit is Mijn Lichaam; proletariërs aller landen, verenigt u;
– in enkele vaste verbindingen: bezint eer gij begint.
Als we het onderwerp van de gebiedende wijs willen uitdrukken, gebruiken we de onvoltooid tegenwoordige tijd.
Word jij maar niet boos.
Houdt u goed afstand.
Wendt u zich tot de conciërge.
Komen jullie maar even mee.
→ vervoeging van Engelse werkwoorden: 12.2
12. Engelse woorden in het Nederlands
Woorden die we overnemen uit het Latijn, het Frans en de meeste andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem. Engelse woorden behouden hun Engelse schrijfwijze. Toch maken we in het Nederlands ook met deze woorden nieuwe vormen, bijvoorbeeld verkleinwoorden (baby’tje) en werkwoorden (computeren). Daar hebben we enkele specifieke regels voor nodig.
Engelse samenstellingen en woordgroepen aaneen of los | ||
samenstelling | online | 12.A |
samenkoppeling | gin-tonic, up-to-date, non-profit, lay-out | 12.B |
woordgroep | collector’s item, life sentence, chief executive officer | 12.C |
Engelse werkwoorden | ||
stam | fax, barbecue, save | 12.D |
stam op dubbele medeklinker | paintball | 12.E |
stam met lange /oo/ | promoot | 12.F |
12.1 Engelse samenstellingen en woordgroepen aaneen of los
Een in het Nederlands gebruikelijke samenstelling* van Engelse woorden schrijven we in één woord.
online
accountmanager
businessclass
download
sciencefiction
voicemail
sixpack
Dat geldt ook voor driedelige samenstellingen met twee of drie Engelse woorddelen.
publicrelationsbureau
humanresourcesafdeling
lowbudgetfilm
latenightshow
Bij klinkerbotsing* of als een van de delen een initiaalwoord*, losse letter, cijfer of symbool* is, gebruiken we een koppelteken.
demi-john
pay-tv
Om de leesbaarheid te bevorderen kunnen we een facultatief koppelteken gebruiken tussen de samenstellende delen. Dit facultatieve teken wordt niet gebruikt in de Woordenlijst.
musichall, maar ook music-hall
bodyart, maar ook body-art
reallifesoap, maar ook real-lifesoap
knowhowovereenkomst, maar ook
knowhow-overeenkomst
→ facultatief koppelteken in samenstelling: 6.2
→ facultatief koppelteken in afleiding: 7.2
Sommige combinaties behandelen we als een samenkoppeling*. Ze krijgen een koppelteken.
(a) als gelijkwaardige delen met elkaar worden gekoppeld
Het gaat om combinaties van twee of meer elementen die in de samenstelling* in principe met elkaar verwisseld zouden kunnen worden. Zo zouden we een singer-songwriter ook een songwriter-singer kunnen noemen. In enkele Engelse woorden worden deze delen verbonden met and of ’n.
gin-tonic
Dow-Jones
cash-and-carry
rock-’n-roll
→ samenstelling – bijzondere gevallen met koppelteken: 6.3
Het koppelteken behouden we als we met dit geheel een samenstelling of afleiding* maken.
Dow-Jonesindex
rock-’n-rollen
Maar in het geval van (bijna-)reduplicatie* schrijven we het woord aaneen.
gogogirl
byebye
fiftyfifty
walkietalkie
boogiewoogie
(b) als ze ook in het Engels vaak een koppelteken hebben
up-to-date
catch-as-catch-can
(c) als het linkerdeel*noofnonis
non-profit
no-nonsensepolitiek
no-iron
(d) als het rechterdeel* een Engels voorzetselbijwoord* is
lay-out
plug-in
stand-by
back-upbestand
all-inpakket
Uitzonderingen: pullover, countdown, breakdown, feedback, playback.
Sommige combinaties behandelen we als een woordgroep*. We schrijven de delen los.
(a) de meeste combinaties van een bezitsvorm*, rangtelwoord of bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord
collector’s item
writer’s block
first lady
second opinion
compact disc
intensive care
low budget
big bang
(b) gelegenheidsontleningen, meer bepaald woordgroepen die in het Engels los worden geschreven en die men uitdrukkelijk citeert uit het Engels als vreemde taal
Vaak wordt een dergelijke gelegenheidsontlening in een tekst cursief gedrukt.
designer baby
five o’clock tea
electronic data processing
stiff upper lip
world wide web
(c) Engelse drie- of meerdelige functiebenamingen
chief executive officer
technical sales assistant
public relations officer
12.2 vervoeging van Engelse werkwoorden
Werkwoorden van Engelse herkomst worden vervoegd zoals Nederlandse werkwoorden. De stam vormt ook hier de basisvorm voor de spelling, zij het dat die stam in sommige gevallen zoals in het Engels gespeld blijft en in andere gevallen aan de Nederlandse spelling wordt aangepast.
Aan de stemloze medeklinkers van ’t kofschip moeten we voor Engelse werkwoorden de sisklanken /sj/ en /tsj/ toevoegen. Die horen we bijvoorbeeld aan het eind van de woorden push en stretch.
De stam van een werkwoord van Engelse herkomst schrijven we op dezelfde manier als in het Engels. Die vorm gebruiken we zoals de stam van een inheems werkwoord.
Engelse vorm | Nederlandse vorm | stam | tegenwoordige tijd | verleden tijd | voltooid deelwoord |
to fax | faxen | fax | ik fax jij faxt | ik faxte jij faxte | gefaxt |
to snooker | snookeren | snooker | ik snooker jij snookert | ik snookerde jij snookerde | gesnookerd |
to facelift | faceliften | facelift | ik facelift jij facelift | ik faceliftte jij faceliftte | gefacelift |
to download | downloaden | download | ik download jij downloadt | ik downloadde jij downloadde | gedownload |
to barbecue | barbecueën | barbecue | ik barbecue jij barbecuet | ik barbecuede jij barbecuede | gebarbecued |
to rugby | rugbyen | rugby | ik rugby jij rugbyt | ik rugbyde jij rugbyde | gerugbyd |
to upgrade | upgraden | upgrade | ik upgrade jij upgradet | ik upgradede jij upgradede | geüpgraded |
to save | saven | save | ik save jij savet | ik savede jij savede | gesaved |
to skate | skaten | skate | ik skate jij skatet | ik skatete jij skatete | geskatet |
Het ezelsbruggetje dat ons doet luisteren naar de verleden tijd om de laatste letter van het voltooid deelwoord te bepalen, werkt ook voor Engelse werkwoorden.
ik downloadde – ik heb gedownload
ik faxte – ik heb gefaxt
→ voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden: 11.4
Als de eindmedeklinker van de stam op twee manieren kan worden uitgesproken, bijvoorbeeld /f/ en /v/, /s/ en /z/, /dzj/ en /tsj/, zijn zowel de vormen met t als die met d correct.
to golf – golfen, (stam) golf – ik golf, ze golft, we golften/golfden, we hebben gegolft/gegolfd
to brief – briefen, (stam) brief – ik brief, ze brieft, we brieften/briefden, we hebben gebrieft/gebriefd
to lease – leasen, (stam) lease – ik lease, ze leaset, we leaseten/leaseden, we hebben geleaset/geleased
to bridge – bridgen (stam) bridge – ik bridge, ze bridget, we bridgeten/bridgeden, we hebben gebridget/gebridged.
Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, vernederlandsen we de stam en schrijven we een enkele medeklinker, tenzij dit een andere uitspraak oproept.
Engelse vorm | Nederlandse vorm | stam | tegenwoordige tijd | verleden tijd | voltooid deelwoord |
to cross | crossen | cros | ik cros jij crost | ik croste jij croste | gecrost |
volleyball | volleyballen | volleybal | ik volleybal jij volleybalt | ik volleybalde jij volleybalde | gevolleybald |
paintball | paintballen | paintball | ik paintball jij paintballt | ik paintballde jij paintballde | gepaintballd |
Als het woord in het Engels in de laatste uitgesproken lettergreep* een lange /oo/ of een daaraan verwante klank heeft, vernederlandsen we de stam en schrijven weoomet dubbel klinkerteken.
Engelse vorm | Nederlandse vorm | stam | tegenwoordige tijd | verleden tijd | voltooid deelwoord |
to promote | promoten | promoot | jij promoot | ik promootte jij promootte | gepromoot |
to score | scoren | scoor | ik scoor jij scoort | ik scoorde jij scoorde | gescoord |
De regels voor werkwoorden waarvan de Engelse stam eindigt op -e, gelden niet voor Franse werkwoorden. We schrijven douchen – ik douch – zij doucht – ik douchte – hij heeft gedoucht.
13. Speciale meervouden van zelfstandige naamwoorden
regelmatig meervoud | handen, bomen, kannen | 13.A |
woord eindigt op lange klinker | oma’s | 13.B |
13.1 regelmatige meervoudsvormen
We schrijven de regelmatige meervoudsvorm van een zelfstandig naamwoord zoals we hem uitspreken: met de uitgang* (doorgaans-en, -n, -s) aan het woord vast. Daarbij passen we de spellingregels voor open of gesloten lettergrepen toe.
hand – handen
boom – bomen
kan – kannen
weide – weiden, weides
appel – appelen, appels
leraar – leraren, leraars
kind – kinderen
kleed – kleden, klederen, kleren
13.2 woorden die eindigen op een lange klinker
Als het grondwoord* eindigt op een lange klinker die we met één letterteken en zonder accent* schrijven, gebruiken we een apostrof voor de meervouds-s.
oma’s
alibi’s
risico’s
haiku’s
directory’s
alinea’s
duo’s
la’s
De s wordt aan het woord vast geschreven als het eindigt op een toonloze /ə/, op een klinker met een accentteken, of op een klinker die met twee letters of meer wordt geschreven.
lente – lentes
café – cafés
bureau – bureaus
shampoo – shampoos
spray – sprays
Ook als we aan het eind van het woord een klinker horen, maar een medeklinker schrijven, hechten we de s vast aan het woord.
escargot – escargots
sjah – sjahs
ayatollah – ayatollahs
14. Bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden
Een bezitsvorm of genitief* maken we doorgaans door een s toe te voegen aan een zelfstandig naamwoord. Dat kunnen we doen bij bepaalde soortnamen die naar personen verwijzen (mijn broers fiets) en bij eigennamen (Annie M.G. Schmidts verhalenbundel).
regelmatige vorm | moeders kennis | 14.A |
woord eindigt op lange klinker | oma’s huis | 14.B |
woord eindigt op sisklank | Agnes’ overtuiging | 14.C |
We schrijven de bezits-svast aan het grondwoord*, tenzij dat eindigt op een lange klinker of een sisklank.
moeders kennis
Boons cursiefjes
tantes beroep
Miekes speelgoed
Sarahs paarden
Als het grondwoord eindigt op een lange klinker die we met één letterteken zonder accent* schrijven, gebruiken we een apostrof.
oma’s huis
Antigone’s claim
Rossini’s huis
Romeo’s verdriet
Dus geen apostrof in:
Aimés trots
Manous verjaardagsfeest
Guinees havensteden
Stafleus catalogus
Disneys film
Als het grondwoord eindigt op een sisklank, schrijven we alleen een apostrof.
Agnes’ overtuiging
Joyce’ laatste roman
Marx’ theorie
Márquez’ autobiografie
Ook als het grondwoord eindigt op een s die niet wordt uitgesproken, passen we de uitzonderingsregel toe. De /s/ is immers wel te horen in de bezitsvorm.
Alexandre Dumas’ meesterwerk
Carpentras’ bevolking
Maar als het grondwoord eindigt op een z of een x die niet wordt uitgesproken, hechten we de bezits-s vast aan het grondwoord.
Deprezs argumenten
Debrouxs schuldenlast
Bordeauxs omgeving
Van veel zelfstandige naamwoorden kunnen we een verkleinwoord* maken met een achtervoegsel*-je, -tje, -etjeof-pje. Dat schrijven we vast aan het grondwoord*.
mens – mensje
cognac – cognacje
touw – touwtje
zee – zeetje
aardbei – aardbeitje
souvenir – souvenirtje
kan – kannetje
koek – koekje
probleem – probleempje
Als het grondwoord eindigt op de klank /ng/, geschreven als -ng, eindigt het verkleinwoord op -kje of -etje.
camping – campinkje
leerling – leerlingetje
In de lettergreep* voor -etje passen we de regels voor de verdubbeling van medeklinkers* toe.
bal – balletje
bon – bonnetje
big – biggetje
→ verdubbeling van medeklinkers: 2.2
Sommige woorden hebben twee verkleinvormen, soms met een betekenisverschil.
bloem – bloemetje, bloempje
pop – poppetje, popje
Soms heeft het grondwoord twee varianten, en daardoor twee verkleinvormen.
heg, hegge – hegje, heggetje
Het verkleinwoord van jongen is jongetje.
Als het grondwoord eindigt op een lange klinker, of als het van vreemde oorsprong is, kunnen zich spellingproblemen voordoen. Daar zijn bijzondere regels voor.
15.2 grondwoord eindigt op lange klinker
Als het grondwoord eindigt op een lange klinker die met één klinkerteken geschreven wordt, dan voegen we een klinkerteken toe in het verkleinwoord.
De lange /aa/, /ee/, /oo/ en /uu/ worden geschreven als aa, ee, oo, uu. De lange /ee/, geschreven als é, verliest het accent en wordt ee. De lange /ie/, geschreven als i, wordt ie.
oma – omaatje
café – cafeetje
taxi – taxietje
auto – autootje
paraplu – parapluutje
Als het grondwoord eindigt op eenu(uitgesproken als /oe/) of eeny(na een medeklinker en uitgesproken als /ie/), dan gebruiken we een apostrof in het verkleinwoord.
tiramisu – tiramisu’tje
baby – baby’tje
Maar geen apostrof in jockey – jockeytje.
15.3 grondwoord van Franse herkomst
(a) Frans grondwoord eindigt op een toonloze /ə/
Als het grondwoord eindigt op-ade, -ave, -ffe, -ine, -ppe, -tte, -ule, -ure, -ute, dan hangt de spelling van het verkleinwoord af van de uitspraak. Als de eind-evan het grondwoord in het verkleinwoord niet te horen is, wordt de spelling van het verkleinwoord vernederlandst.
-ade: karbonade – karbonaadje
-ave: enclave – enclaafje
-ffe: giraffe – girafje
-ine: sardine – sardientje
-ppe: enveloppe – envelopje
-tte: diskette – disketje
-ule: molecule – molecuultje
-ure: blessure – blessuurtje
-ute: parachute – parachuutje
Als de eind-e in het verkleinwoord wordt uitgesproken of als het grondwoord eindigt op een andere uitgang, passen we hoofdregel 15.A toe.
affiche – afficheje
blessure – blessuretje
douche – doucheje
enclave – enclavetje
enveloppe – enveloppetje
giraffe – giraffetje
molecule – moleculetje
Opmerkingen:
(a) Als het grondwoord deel uitmaakt van een uitheemse woordgroep, wordt het verkleinwoord niet vernederlandst. We schrijven dus eau de toiletteje.
(b) Engelse woorden die eindigen op een toonloze /ə/, behouden omwille van de uitspraak ook de eind-e.
cake – cakeje
milkshake – milkshakeje
(b) Frans grondwoord eindigt op een medeklinker die niet wordt uitgesproken
Als het Franse grondwoord eindigt op een medeklinkertofddie we niet uitspreken, voegen we-jetoe. Het verkleinwoord wordt wel uitgesproken met /tjə/.
colbert – colbertje
biscuit – biscuitje
boulevard – boulevardje
Opmerkingen:
(a) Sommige van deze woorden kunnen ook worden uitgesproken met t aan het eind, bijvoorbeeld restaurant. Dat heeft geen consequenties voor de spelling.
(b) Als we afbreken, gaat alleen -je naar de volgende regel.
colbert•je
restaurant•je
In alle andere gevallen voegen we het achtervoegsel dat we horen, doorgaans -tje, toe volgens regels 15.A. en 15.B
souvenir – souvenirtje
diner – dinertje
deux-chevaux – deux-chevauxtje
tournedos – tournedostje
mistral – mistralletje
detail – detailtje
reçu – reçuutje
15.4 grondwoord is initiaalwoord, letter, cijfer of symbool
Als het grondwoord een initiaalwoord*, een letter, een cijfer of een symbool* is, gebruiken we een apostrof in het verkleinwoord.
cd’tje
A4’tje
s’je
m’etje
Letterwoorden* en verkortingen* worden behandeld als gewone grondwoorden. We hechten het achtervoegsel vast aan het woord.
radar – radartje
cd-rom – cd-rommetje
prof – profje
demo – demootje
Een letterwoord met een hoofdletter krijgt een apostrof voor de uitgang van het verkleinwoord.
de FAQ’jes
een Benelux’je
→ samenstelling met koppelteken: 6.3
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
16. Hoofdletters of kleine letters?
eigennamen | Wim Smidt | 16.A |
personen | Femke | 16.B |
freudiaans | 16.C | |
Shakespearedrama | 16.D | |
aardrijkskundige namen | Amsterdam | 16.E |
Leidseplein | 16.F | |
het noorden, het Noorden | 16.G | |
een fles bordeaux | 16.H | |
talen, dialecten, culturen | het Nederlands | 16.I |
volkeren | de West-Vlamingen | 16.J |
periodes | de middeleeuwen, de lente | 16.K |
feestdagen | Pasen | 16.L |
stromingen | het protestantisme | 16.M |
instellingen | het Hof van Cassatie | 16.N |
merken | Dafalgan | 16.O |
titels | de Ilias | 16.P |
hoofdletter uit respect | Majesteit | 16.Q |
functiebenaming | professor Gobelijn | 16.R |
heilige namen | God | 16.S |
Duitse woorden | übermensch | 16.T |
eerste woord van een zin | Wanneer ga je op reis? | 16.U |
16.1 hoofdletter voor een eigennaam
Als we een persoon, een plaats of een zaak willen aanduiden, kunnen we daarvoor een eigennaam* gebruiken (hij heet Wim Smidt, hij werkt bij een organisatie die het Rode Kruis heet, hij woont in een stad die Amsterdam heet) of een soortnaam* (hij is een van de vele veertigers, woont op een van de vele pleinen, naast een van de vele postkantoren).
De meeste spellingregels zijn niet van toepassing op eigennamen, die immers worden gekozen en doorgegeven mét een schrijfwijze. We respecteren deze soms afwijkende schrijfwijze van namen op grond van het donorprincipe*. Dat geldt ook voor plaats- en straatnamen en voor namen van instellingen en bedrijven. De officiële spelling betreft alleen het gebruik van hoofdletters.
Een eigennaam krijgt een hoofdletter; een soortnaam schrijven we klein.
Wim Smidt
Alice Nahon
Snoopy
Amsterdam
de Schelde
het Rode Kruis
Café De Posthoorn
een veertiger
een secretaresse
een beagle
een plein
een provincie
een postkantoor
een arrondissementsrechtbank
(1) De voornaam en de familienaam van een persoon schrijven we met een hoofdletter.
(2) Voorzetsels* en lidwoorden in sommige familienamen krijgen in Nederland een kleine letter als er een voornaam, initiaal of familienaam aan voorafgaat. Volgens de Belgische wetgeving worden deze elementen altijd geschreven zoals ze in het geboorteregister staan.
Femke
Nasira
Louis Paul Boon
Renate Rubinstein
J.C.T. Perk
De Laat
mevrouw De Laat
mevrouw Van Dijk-de Laat
Marjolien de Laat
M. de Laat
M. van Dijk-de Laat
De Jonghe
mevrouw De Jonghe
mevrouw Van den Bossche-De Jonghe
Rita De Jonghe
R. De Jonghe
R. Van den Bossche-De Jonghe
Een aanspreekvorm of de titel die iemand draagt, schrijven we (voluit of afgekort) in lopende tekst met kleine letter.
mr. Eddy Van Vliet
professor Gobelijn
em. prof. dr. J.J. Aerts
dominee François Haverschmidt
freudiaans
marxisme
maoïst
victoriaans
montignaccen
Ook als de naam van een persoon ongewijzigd wordt gebruikt om een voorwerp te benoemen, vervalt de hoofdletter. Alleen als het voorwerp het product is van de arbeid of creativiteit van de genoemde persoon, behouden we de hoofdletter. Dat geldt bijvoorbeeld voor schilderijen, boeken, kledingstukken of voorwerpen die een persoonsnaam als merknaam hebben. Ook de persoonsnamen die zijn gegeven aan schepen of andere voertuigen, behouden de hoofdletter.
een colbert
een bintje
een diesel
een Mondriaan
een Armani
de Mercator
een Ford
→ hoofdletter uit respect: 16.7
Een samenstelling* met een persoonsnaam behoudt de hoofdletter. Alleen als de genoemde persoon niet betrokken is bij het nieuwe begrip schrijven we het woord met kleine letter.
een Shakespearedrama
een Dylanplaat
een Picassofan
De hoofdletter wordt ook behouden als een instelling of een merk genoemd wordt naar een persoon.
de Van Goghtentoonstelling
de Erasmushogeschool
een Philipslamp
Als het verband met de persoon is verzwakt, verliest de samenstelling haar hoofdletter.
een Beatlesplaat: een plaat gemaakt door The Beatles
beatlehaar: haar zoals The Beatles, maar gedragen door iemand anders
Hitlerretoriek: de manier waarop Adolf Hitler sprak
een molotovcocktail: benzinebom, genoemd naar de Sovjetminister Molotov
Samenstellingen met de naam van een uitvinder of ontdekker krijgen een kleine letter.
berlitzmethode
coopertest
dieselmotor
montessorionderwijs
fröbelschool
Als we de naam los gebruiken om expliciet naar de uitvinder of ontdekker te verwijzen, behouden we de hoofdletter.
het downsyndroom
het syndroom van Down
zij heeft alzheimer
een alzheimerpatiënt
de ziekte van Alzheimer
16.3 benamingen van plaatsen, windstreken, talen, volkeren
Een aardrijkskundige naam schrijven we met een hoofdletter.
Deze regel geldt voor plaatsen, streken, landen, maar ook bijvoorbeeld voor bergen, rivieren, woestijnen, hemellichamen.
Amsterdam
Antarctica
de Verenigde Staten
het Andesgebergte
de Schelde
de Sahara
de Poolster
In niet-wetenschappelijke teksten schrijven we: de aarde, de maan, de zon.
Samenstellingen* en afleidingen* op basis van een aardrijkskundige naam behouden de hoofdletter.
Nederlandkunde
de Scheldeoevers
Nederlands
Belgisch
een Gentenaar
Zuid-Afrikaans
een Zuid-Afrikaan
een New Yorker
→ verzwakte betekenis van aardrijkskundige naam: regel 16.H
(1) De naam van een windstreek schrijven we met een kleine letter.
(2) Als we er een geografisch, economisch of politiek gebied mee bedoelen, krijgt het woord een hoofdletter, maar dat geldt niet voor de afgeleide vorm.
(3) Ook als de naam van een windstreek deel is van een aardrijkskundige naam, krijgt het woord een hoofdletter.
(1) windstreek
het noorden
het zuiden van Frankrijk
het Zuiden vraagt meer ontwikkelingshulp van het Westen
de oosterse filosofie
Zuid-Afrika
Zuidwest-Vlaanderen (het zuidwesten van Vlaanderen)
Zuid-West-Vlaanderen (het zuiden van de provincie West-Vlaanderen)
Noordwest-Friesland (het noordwesten van de provincie Friesland)
Noord-West-Friesland (het noorden van de streek West-Friesland)
Soms denken we bij de soortnaam van een zaak niet meer aan de plaats van herkomst, maar aan de kenmerken van de zaak. Dan vervalt de hoofdletter.
een fles bordeaux
driehonderd gram parmaham
We schrijven dus een plakje edammer, maar een plakje Edammer kaas. Alleen in het tweede geval wordt verwezen naar de plaats.
De regel geldt ook voor sommige andere samenstellingen en afleidingen.
een marsmannetje
moezelwijn
nijlkrokodil
neerlandistiek
balkaniseren
een belgicisme
bourgondisch leven
(b) talen en dialecten en daarmee verbonden culturen
(1) De naam van een taal of dialect wordt met een hoofdletter geschreven.
(2) Samenstellingen* en afleidingen* behouden de hoofdletter, maar werkwoorden en daarvan afgeleide zelfstandige naamwoorden schrijven we met een kleine letter.
(1) namen van talen en dialecten
het Nederlands
het Fries
het Noordwijkerhouts
het Standaardnederlands
We gebruiken de koppeltekens of spaties die ook voorkomen in de aardrijkskundige naam waarvan de taalnaam is afgeleid.
het West-Vlaams
het New Yorks
We gebruiken een koppelteken en twee of meer hoofdletters in de naam van een taal die is samengesteld met afgeleide aardrijkskundige namen.
het Belgisch-Nederlands
het Indo-Europees
Na een element als Standaard, Middel-, Oud-, Nieuw-, Hoog- en Plat- vervalt de hoofdletter in de taalnaam. We gebruiken geen koppelteken, behalve als het element dat volgt ook al een koppelteken of een spatie heeft.
het Standaardnederlands
het Middelnederlands
het Nieuwgrieks
het Hoogduits
het Oud-West-Vlaams
het Plat-New Yorks
Een woord dat op een subjectieve manier een taal noemt, schrijven we met een kleine letter.
steenkolenengels
schoolfrans
→ samengestelde aardrijkskundige naam: 6.3
(2) verbogen vormen, samenstellingen en afleidingen met namen van talen en culturen
Duitse romans
Middelnederlandse poëzie
Nederlandstalige kranten
Franssprekende toeristen
on-Nederlands
oer-Engels
Werkwoorden gevormd met een taalnaam en zelfstandige naamwoorden die van zulke werkwoorden zijn afgeleid, schrijven we met een kleine letter:
vernederlandsen
verfransing
De spelling van de taalnaam Oudfries schrijven we volgens de regels aaneen, met één hoofdletter. Omdat die regel niet geldt als we de cultuur of geschiedenis bedoelen, schrijven we bijvoorbeeld over .
(1) De naam voor een bevolkingsgroep of een lid daarvan schrijven we met een hoofdletter als hij is afgeleid van een aardrijkskundige naam of als het om een specifiek volk gaat.
(2) Een overkoepelende term voor etnische groepen schrijven we met een kleine letter.
(3) Als de benaming gebaseerd is op een (geloofs)overtuiging schrijven we geen hoofdletter.
(1) afgeleid van aardrijkskundige naam of specifiek volk
de West-Vlamingen
een Groningse
een Kortrijkzaan
een Palestijn
een Afro-Surinaamse
een Hun
de Kelten
een Eskimo
(2) overkoepelende term voor etnische groepen
een indiaanse
een zigeuner
een bedoeïen
een mulattin
(3) gebaseerd op een (geloofs)overtuiging
een protestant
een islamiet
Hetzelfde geldt voor andere afleidingen, bijvoorbeeld bijvoeglijke naamwoorden.
Koerdisch
Nederlands
indiaans
islamitisch
Opmerkingen:
(1) Ook als de benaming van een groep gebaseerd is op de naam van een godsdienst, kunnen we een hoofdletter gebruiken. Die drukt uit dat we een etnische of politieke groep (al dan niet gelovige mensen) bedoelen. Zo schrijven we de dialoog tussen christenen en joden, maar de gesprekken tussen Joden en Palestijnen.
(2) Spotnamen voor leden van een bevolkingsgroep hebben geen hoofdletter.
spanjool
mof
kaaskop
spaghettivreter
In samenstellingen behouden we de hoofdletters of kleine letters.
een Vlamingenhater
protestantentaal
16.4 benamingen van historische en terugkerende periodes
Het woord waarmee we een historische periode benoemen of waarmee we de tijd indelen, krijgt een kleine letter.
de middeleeuwen
het mesolithicum
Deze regel geldt voor courante teksten. In gespecialiseerde publicaties kan ervan worden afgeweken.
maandag
januari
lente
de advent
de ramadan
(b) feestdagen en historische gebeurtenissen
Het woord waarmee we een feestdag of een historische gebeurtenis benoemen, krijgt een hoofdletter.
Pasen
Loofhuttenfeest
Suikerfeest
Bevrijdingsdag
Moederdag
Chanoeka
(2) historische gebeurtenissen
de Tweede Wereldoorlog
de Anjerrevolutie
de Endlösung
de Golfoorlog
Opmerking:
Namen van feestdagen schrijven we met een hoofdletter, maar samenstellingen* met deze namen niet.
Pasen – paasei, paasfeest, paaszondag
Kerstmis – kerstdag, kerstboom, kerstwensen
Nieuwjaar – nieuwjaarsdag, nieuwjaarsavond, nieuwjaarsreceptie
16.5 benamingen van stromingen en overtuigingen
(1) Het woord waarmee we een culturele, maatschappelijke, religieuze of artistieke stroming benoemen, krijgt een kleine letter.
(2) Ook een samenstelling* of afleiding* met die naam schrijven we met een kleine letter.
(3) Soortnamen* voor beoefenaars van godsdiensten of andere overtuigingen en voor religieuze praktijken krijgen een kleine letter.
het protestantisme
de islam
het socialisme
de renaissance
jugendstil
het dadaïsme
(2) samengestelde of afgeleide woorden
een protestant
protestants
een islamiet
een socialist
een renaissancekasteel
een dadaïst
We behouden de hoofdletters voor de delen van samengestelde namen die duidelijk naar een plaatsnaam verwijzen.
Dus: Grieks-orthodox, Nederlands-hervormd, maar rooms-katholiek, oosters-orthodox.
(3) beoefenaars van godsdiensten; godsdienstige praktijken
de paus
een imam
een rabbijn
een jezuïet
een prediking
het vrijdaggebed
een bidstond
een eucharistieviering
de biecht
16.6 namen van instellingen, merken, titels
(1) De eigennaam waarmee een instelling zichzelf benoemt, krijgt een hoofdletter. Ook samenstellingen* met die eigennaam als eerste deel schrijven we met hoofdletter.
(2) Als we verschillende instellingen kunnen noemen met hetzelfde woord, dan is dat een soortnaam. Die schrijven we met een kleine letter.
(1) eigennamen voor unieke instellingen
het Hof van Cassatie
de Hoge Raad
de Knesset
de Wereldhandelsorganisatie
het Vlaams Parlement
Het gaat hier om de officiële benamingen van deze instellingen. We gebruiken geen hoofdletter voor het woord parlement dat we als soortnaam gebruiken als we bijvoorbeeld schrijven het Italiaanse en het Duitse parlement.
Samenstellingen behouden de hoofdletter.
een Europees Parlementslid
een Tweede Kamerfractie
Maar we schrijven bijvoorbeeld een Italiaans parlementslid, omdat we hier geen officiële benaming gebruiken.
een politiebureau
het stadhuis (van Amsterdam)
het hof van assisen (van Antwerpen)
het gerechtshof (in Den Haag)
Een merknaam schrijven we met een hoofdletter, tenzij het een soortnaam is geworden.
Dafalgan
Coca-Cola
Esso
We behouden de hoofdletter in samenstellingen.
een Philipslamp
een Boeing 737
een Essotankstation
Soortnamen:
een aspirientje
een colaatje
een airbus
(1) De titel van een boek, film, theaterproductie, artistieke onderscheiding of een evenement schrijven we met een hoofdletter.
(2) Voor een krant, een tijdschrift, een handelszaak of een organisatie gebruiken we de schrijfwijze die de auteur of oprichter heeft gekozen.
(3) Samenstellingen met een titel behouden de hoofdletter.
de Ilias
Het verdriet van België
De tuin der lusten
Sneeuwwitje en de zeven dwergen
de Nobelprijs
De Standaard
de Volkskrant
Onze Taal
Café De Posthoorn
dEUS
een Iliasbewerking
een Nobelprijswinnares
de Daviscupfinale
De naam van een heilig boek schrijven we met een hoofdletter als we de tekst bedoelen, maar met een kleine letter als het om een exemplaar van het boek gaat.
de Bijbel
de Koran
een Bijbellezing
een Koranvertaling
een mooi uitgegeven bijbel
een versierde koran
(a) aanhef, aanspreking en adres
(1) In een brief gebruiken we kleine letters als we iemand aanspreken, behalve aan het begin van een zin of een tekstregel. Ook de voornaamwoordenuenuwhebben een kleine letter.
(2) Om bijzonder respect uit te drukken kan een hoofdletter worden gebruikt.
Geachte lezer,
Zeer geachte mevrouw Schmidt,
Mijnheer de voorzitter,
De heer S. Streuvels, Lijsternest, Ingooigem
Wilt u zo vriendelijk zijn hieronder uw handtekening te plaatsen?
Heilige Vader (aanspreking van de paus)
Majesteit (aanspreking van een vorst)
(b) titels en functiebenamingen
Een titel of functiebenaming, al dan niet gevolgd door een naam, schrijven we met een kleine letter.
De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft de brandweerlui gefeliciteerd.
Wij wachten nog op minister Pelemans.
prof. dr. J. Gobelijn
ds. Gremdaat
prinses Juliana
paus Gregorius X
Een naam voor een heilig persoon of een heilig begrip schrijven we met een hoofdletter.
Deze regel heeft betrekking op namen voor God of een godheid, op voornaamwoorden die naar de godheid verwijzen, en op namen voor andere heilige begrippen waarvoor men respect of ontzag wil uitdrukken. Samenstellingen* met deze woorden behouden de hoofdletter, maar afleidingen* schrijven we met een kleine letter. Als een dergelijk woord niet (meer) naar een heilig persoon of begrip verwijst, verliest het de hoofdletter.
God
Jahweh
Allah
de Heilige Maagd (maar: de heilige Thomas)
Uw Koninkrijk
een Venusbeeld
goddelijk
messiaans
een christusdoorn
een sint-bernardshond
→ benamingen van stromingen en overtuigingen: 16.5
→ heilige boeken: 16.6
16.8 zelfstandige naamwoorden uit het Duits
Zelfstandige naamwoorden die aan het Duits zijn ontleend, schrijven we in het Nederlands met een kleine letter.
übermensch
schnaps
umlaut
edelweiss
apfelstrudel
aha-erlebnis
Alleen als dergelijke zelfstandige naamwoorden de waarde van een eigennaam* hebben, krijgen ze een hoofdletter.
Endlösung
Sturm und Drang
Wehrmacht
16.9 hoofdletter aan het begin van een zin
Het eerste woord van een zin krijgt een hoofdletter.
Gaat Joachim mee op reis?
M’n gsm is gestolen.
Professor Gobelijn was tevreden.
Als de zin met een apostrof begint, krijgt het daaropvolgende volledige woord de hoofdletter.
’k Heb er niets meer van gehoord.
’s Morgens eet ik yoghurt.
Als de zin met een cijfer of een symbool begint, wordt het eerstvolgende woord met kleine letter geschreven.
67 personen werden geëvacueerd.
= is het is-teken.
17. Afkortingen, symbolen, initiaalwoorden, letterwoorden, verkortingen
Er bestaan verschillende vormen om een woord of een woordgroep* korter te schrijven. We onderscheiden daarbij: afkortingen*, symbolen*, letterwoorden*, initiaalwoorden* en verkortingen*.
afkortingen | p. | 17.A |
symbolen | km/h | 17.B |
initiaalwoorden en letterwoorden | pc, pin | 17.C |
verkortingen | horeca | 17.D |
Een afkorting (in de specifieke betekenis van het woord) is de weergave van een woord of een woordgroep door een of meer (begin)letters, zonder dat de afkorting in de plaats komt van wat wordt afgekort: als we de afkorting voorlezen, spreken we niet de afkorting uit, wel het woord of de woorden waar ze voor staat.
Een afkorting schrijven we met een of meer punten. We gebruiken een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt.
p. – pagina
bv., bijv. – bijvoorbeeld
blz. – bladzijde
m.a.w. – met andere woorden
mr. – meester
H.K.H. – Hare Koninklijke Hoogheid
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. De schrijfwijze is genormeerd, vaak internationaal. Ook als we een symbool lezen, spreken we het woord uit waar het voor staat.
Een symbool schrijven we zonder punt. We gebruiken de hoofdletters of kleine letters die nationaal of internationaal zijn afgesproken.
km/h – kilometer per uur
s – seconde
g – gram
EUR – euro
V – volt
kHz – kilohertz
mHz – millihertz
MHz – megahertz
MB – megabyte
Ca – calcium
Van sommige eenheden waarvoor in technische en wetenschappelijke teksten een symbool wordt gebruikt, zoals gram, uur en seconde, gebruiken we in gewone teksten een afkorting.
30 sec. wachttijd
500 gr. rundergehakt
17.3 initiaalwoorden en letterwoorden
Een initiaalwoord of een letterwoord wordt gevormd door de eerste letters van een naam of een andere woordgroep en gedraagt zich in de zin als een woord. Als we het voorlezen, spreken we de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het voor staat. Sommige van deze woorden lezen we als een stel letternamen (bijvoorbeeld pc: /peesee/ personal computer). Dan spreken we van een initiaalwoord. Als we het geheel als een woord lezen (bijvoorbeeld havo: /haavoo/ hoger algemeen voortgezet onderwijs), spreken we van een letterwoord.
Een initiaalwoord of letterwoord schrijven we zonder punten. We nemen de hoofdletters van de afgekorte woorden over. Als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert die afwijkt van deze regel, dan volgen we het donorprincipe* en respecteren we die schrijfwijze.
pc (personal computer)
btw (belasting over de toegevoegde waarde)
wc (watercloset)
NMBS (Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen)
NS (Nederlandse Spoorwegen)
pin (persoonlijk identificatienummer)
Riagg (Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg)
BuZa ((Ministerie van) Buitenlandse Zaken)
SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen)
→ samenstelling met initiaalwoord of letterwoord: 6.3
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4
(a) opmerkingen in verband met het gebruik van punten
(1) In of achter initiaalwoorden die oorspronkelijk werden uitgesproken als de woorden waar ze voor staan (en dus afkortingen waren), maar waarbij een letter-voor-letteruitspraak gewoon is geworden, schrijven we nog wel de punten.
a.u.b. – /aa uu bee/ (alstublieft)
c.q. – /see kuu/ (casu quo – in welk geval)
a.m. – /aa em/ (ante meridiem – voor de middag)
(2) In initiaalwoorden die ten onrechte als een bestaand woord kunnen worden gelezen, schrijven we punten, tenzij binnen de gegeven context geen twijfel bestaat over de betekenis.
a.s.o. (algemeen secundair onderwijs) – aso (asociaal)
b.o.t. (beroeps onbepaalde tijd) – bot (stomp, dom)
m.o.k. (moeilijk opvoedbare kinderen) – mok (drinkbeker)
In contexten waarin de betekenis van het initiaalwoord bekend is, mogen de punten verdwijnen. Men schrijft dan aso, bot, mok.
(b) opmerkingen in verband met het gebruik van hoofdletters
(1) Een initiaalwoord of letterwoord dat we ontlenen aan een andere taal, behoudt zijn spelling zolang we het als vreemdtalig aanvoelen.
RAM (random access memory)
ADSL (asymmetric digital subscriber line)
GmbH (Gesellschaft mit beschränkter Haftung)
(2) Naarmate een letterwoord of initiaalwoord ingeburgerd raakt, verdwijnen de hoofdletters. Een letterwoord wordt daarna zonder koppelteken of apostrof opgenomen in een samenstelling* of afleiding*. Een letterwoord met een of meer hoofdletters behoudt het koppelteken en de apostrof. Dat geldt ook voor initiaalwoorden.
aids (acquired immune deficiency syndrome) – aidsvirus – ontaidsen
pin (persoonlijk identificatienummer) – pincode – pinnen
vip (very important person) – vipruimte – vipjes
pet (polyethyleentereftalaat) – petfles
lat (living apart together) – latrelatie
havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) – havoleerling – havoër
AOW (Algemene Ouderdomswet) – AOW’er
pc (personal computer) – pc-gebruiker
tv (televisie) – tv-kijker – tv’tje
SIS (Sociaal Informatiesysteem) – SIS-kaart
(3) De afgekorte namen van wetten, besluiten of overheidsplannen schrijven we met hoofdletters, ook als de uitgeschreven vorm geen hoofdletters bevat.
KB (Koninklijk Besluit)
WVO (Wet op het voortgezet onderwijs)
VUT (vervroegde uittreding)
MAP (Mestactieplan)
Als een andere schrijfwijze ingeburgerd is, bijvoorbeeld onder ambtenaren, dan geldt het donorprincipe*.
AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur)
Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
(4) De afgekorte namen van ziekten schrijven we met hoofdletters. Alleen woorden die tot het dagelijkse taalgebruik zijn doorgedrongen, schrijven we met kleine letters.
BSE (boviene spongiforme encefalopathie)
ME (myalgische encefalomyelitis)
MKZ (mond-en-klauwzeer)
Tot het gewone taalgebruik behoren onder meer:
aids (acquired immune deficiency syndrome)
soa (seksueel overdraagbare aandoening)
(5) Als het donorprincipe niet speelt, dan hangt het gebruik van hoofdletters bij letterwoorden die een eigennaam* aanduiden af van de lengte.
– een letterwoord van drie letters of minder wordt volledig met hoofdletters geschreven
WEU (West-Europese Unie)
ELF (Essences et Lubrifiants Français)
– een letterwoord van vier letters wordt volledig met hoofdletters geschreven als het gaat om een (openbare) instelling, een vereniging, een politieke partij
NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)
NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie)
– in alle andere gevallen gebruiken we alleen een hoofdletter aan het begin van het letterwoord
Riziv (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering)
Unicef (United Nations International Children’s Emergency Fund)
Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Zo is horeca samengesteld uit de eerste letters van hotel, restaurant en café.
Verkortingen gedragen zich als gewone woorden. Als het om een eigennaam* gaat, schrijven we een hoofdletter of respecteren we het donorprincipe*.
info (informatie)
airco (airconditioning)
camcorder (camera-recorder)
hetero (heteroseksueel)
hifi (high fidelity)
StuBru (Studio Brussel)
nettiquette (netetiquette)
webzine (webmagazine)
Samenstellingen* en afleidingen* maken we zoals met gewone grondwoorden*, tenzij we het grondwoord met een of meer hoofdletters schrijven.
infostand
aircospecialist
hifitoren
infootje
aircootje
Een samenstelling met een verkorting die we met een hoofdletter schrijven, krijgt een koppelteken. Een afleiding krijgt een apostrof.
StuBru-medewerker
Benelux-land, Vinex’er
Wie gebruikmaakt van een Nederlandstalig tekstverwerkingsprogramma, hoeft zich weinig zorgen te maken over de afbreekregels. De computer breekt desgewenst woorden af en maakt weinig fouten. De Woordenlijst geeft van de opgenomen woorden aan waar ze volgens de regels kunnen worden afgebroken.
Een woord wordt afgebroken op de grens tussen twee lettergrepen.
wa•fel
las•ter
sok•kel
au•la
eu•tha•na•sie
ou•der
Ne•der•land
boom•stam
be•vei•li•gen
te•vre•den•heid
Dat betekent dat we kunnen afbreken:
(a) tussen de delen van een samenstelling* (hoofd•regel)
(b) tussen een voorvoegsel* en een grondwoord* in een afleiding* (ge•regeld)
(c) tussen een grondwoord en een achtervoegsel*, als dat laatste met een medeklinker* begint, of als het grondwoord eindigt met een klinkerteken* (werk•ster, onderzee•er)
(d) op andere plaatsen als we zo veel mogelijk medeklinkertekens naar het tweede deel brengen (pu•bliek)
Tegelijk letten we erop dat:
(a) het tweede deel van het woord niet begint met een lettercombinatie die nooit aan het begin van een Nederlands woord voorkomt (dus herf•stig, maar niet her•fstig)
(b) geen los klinkerteken blijft staan aan het eind of het begin van een tekstregel (dus niet e•zels of regi•o), ook niet in samenstellingen (dus niet pake•zels)
(c) geen verkeerde uitspraak opgeroepen wordt (dus niet prog•ramma, maar wel pro•gramma)
Soms zijn er kleine verschillen tussen de afgebroken en de niet-afgebroken vorm van een woord. Extra klinkertekens in woorden zoals parapluutje vervallen: paraplu•tje. Het trema dat we gebruiken bij klinkerbotsing* vervalt als we een woord op die plaats afbreken: beëindigen wordt be•eindigen. Dat geldt ook voor de apostrof*: sherry’tje wordt sherry•tje
Dit zijn slechts enkele vingerwijzingen. De Woordenlijst geeft alle afbreekplaatsen van de opgenomen woorden weer.
Teken boven een klinker* op een woord van meestal Franse herkomst, bijvoorbeeld op de e in café (= accent aigu), op de a in déjà vu (= accent grave), op de i in maîtresse (= accent circonflexe of dakje). Het trema* en het klemtoonteken* worden niet beschouwd als een accent.
In een afleiding*: element dat niet als los woord kan voorkomen, maar achter een grondwoord* wordt toegevoegd. Voorbeelden: (waarde)loos, (hoek)ig. Als het element voor het grondwoord komt, is het een voorvoegsel*.
synoniem: suffix
→ uitgang, verbuiging
Liggend streepje (-) op het eind van een volgeschreven tekstregel, waarmee we aangeven dat het woord op de volgende regel wordt vervolgd. In de Leidraad en de Woordenlijst worden de mogelijke afbreekplaatsen aangeduid met het teken •.
Het slechts gedeeltelijk schrijven van een te lang woord op het eind van een volgeschreven tekstregel, waarna de rest aan het begin van de volgende regel komt.
→ apostrof
1. Verzamelnaam voor woorden die niet volledig worden geschreven, maar worden aangeduid met minder letters, doorgaans de beginletter(s). Ook een woordgroep* kan worden afgekort. Voorbeelden: ds. (dominee), tv (televisie), NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie). Afkortingen in ruime zin worden vaak ingedeeld in echte afkortingen, letterwoorden*, initiaalwoorden*, symbolen* en verkortingen*.
2. (Echte afkorting) aanduiding van een woord of een woordgroep door een beperkt aantal letters, die we uitspreken als het geheel. Voorbeelden: ds. (we spreken uit: dominee), (we spreken uit: met andere woorden).
Geleed woord* dat bestaat uit een grondwoord* en een of meer voor*- of achtervoegsels*. Voorbeeld: onschuldig, dat bestaat uit het voorvoegsel on-, het grondwoord schuld en het achtervoegsel -ig.
Teken (’) dat de weglating van een of meer letters aanduidt, of dat we gebruiken om een open lettergreep open te houden als er bijvoorbeeld een uitgang* of achtervoegsel* volgt. Voorbeelden: m’n vriendin; opa’s fiets; een baby’tje.
synoniemen: afkappingsteken, weglatingsteken
Deel van het woord waar een klemtoon* op ligt. Bijvoorbeeld: in het woord voorstellen zijn voor en stel beklemtoond, waarbij voor de hoofdklemtoon draagt en stel een nevenklemtoon; len is onbeklemtoond.
bezits-s
Achtervoegsel* dat we aan een zelfstandig naamwoord hechten om een bezits- of afhankelijkheidsrelatie aan te duiden. Voorbeeld: de s in mijn broers kamer of in Anna’s handschrift.
synoniem: genitief-s
Vorm van een zelfstandig naamwoord met een bezits-s*. Voorbeeld: moeders in moeders pc.
synoniem: genitief
Woord dat een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord, een werkwoord of een gehele zin bepaalt. Voorbeeld: heel in een heel mooi boek; erg in erg goed gegeten; lang in ik heb lang geslapen; misschien in misschien lukt het.
→ accentteken
→ trema
→ verkleinwoord
Het respecteren van de schrijfwijze die in de taal van herkomst gebruikt wordt of die de oprichter, de ontwerper of de eigenaar van een instelling of merk heeft gekozen. Zo kan iemand een eigennaam* vastleggen die afwijkt van de officiële spellingregels, bijvoorbeeld het hoofdlettergebruik in StuBru (Studio Brussel) of PvdA (Partij van de Arbeid).
Officiële naam waarmee men verwijst naar een unieke persoon, plaats, zaak, instelling, een merk of een historische gebeurtenis. Voorbeelden: Gina, T. Janssens, Van de Velde, Soest, Polynesië, Eiffeltoren, Raad van State, Mercedes-Benz, Tweede Wereldoorlog.
Herkomst en ontwikkeling van de vorm en de betekenis van een woord. Door het beginsel van de etymologie schrijven we de klank /ei/ soms met een lange ij, soms met een korte ei.
→ korte klinker
Woord dat bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk een of meer grondwoorden*, en voor*- of achtervoegsels*. Voorbeelden: keukendeur (twee grondwoorden: keuken en deur); keukentje (grondwoord keuken met achtervoegsel tje).
→ samenstelling, afleiding, ongeleed woord
Vreemd woord of vreemde uitdrukking die incidenteel in een Nederlandse tekst wordt gebruikt, bijvoorbeeld om iets van de sfeer van de vreemde taal over te brengen op de lezer, of omdat het in de vreemde taal om een gevleugeld woord gaat. Vaak wordt een gelegenheidsontlening cursief gedrukt. Voorbeeld: ‘Het was werkelijk ‘another brick in the wall.’’
Spellingbeginsel waardoor we een gelijk woorddeel zo veel mogelijk op gelijke wijze schrijven. Voorbeeld: voed altijd met d in: ik voed, jij voedt, ik voedde, het voeden, het voedsel, de voeding.
synoniem: vormovereenkomst
→ bezitsvorm
genitief-s
→ bezits-s
→ woordgeslacht
Lettergreep* die eindigt op een medeklinker*. Voorbeeld: mak, maak, buurt, han•den, mor•gen.
Plaats waar twee woorddelen* elkaar raken in een samenstelling* of afleiding*. Voorbeeld: de plaats tussen de n en de d in keukendeur, tussen de n en de h in schoonheid. Op de grens tussen woorddelen horen we in een samenstelling soms een tussenklank*. Voorbeeld: tussen station en gebouw horen we een s in stationsgebouw.
Woord waarvan uitgegaan wordt bij de vorming van een samenstelling* (met een ander grondwoord, bijvoorbeeld: keukendeur) of van een afleiding* (met een voorvoegsel* en/of een achtervoegsel*, bijvoorbeeld: ondeugdelijk).
Woord dat in alle opzichten tot onze taal behoort en bestaat uit klanken die tot het Nederlandse spraaksysteem behoren. Inheemse woorden zijn van Nederlandse oorsprong (mens, meisje), of zijn in die mate vernederlandst dat hun vreemde herkomst niet meer te herkennen is (kasteel, venster).
→ onbepaalde wijs van een werkwoord
Woord dat gevormd wordt met de beginletters van afzonderlijke woorden en dat we uitspreken als een reeks letternamen. Voorbeeld: pc: /peesee/ personal computer.
→ letterwoord, afkorting
Nadruk waarmee een woord of een woorddeel* wordt uitgesproken. Bij meerlettergrepige woorden krijgt één lettergreep de hoofdklemtoon. Bijvoorbeeld: in het woord ondoorgrondelijk zijn deze lettergrepen onbeklemtoond: on-door-gron-de- lijk. Hier ligt de hoofdklemtoon: on-door-gron-de-lijk. Hier ligt een nevenklemtoon: on-door-gron-de-lijk.
Teken boven een klinker* of tweeklank*, waarmee we een bijzondere klemtoon* aanduiden. Het teken heeft dezelfde vorm als het Franse accent aigu. We plaatsen bijvoorbeeld een klemtoonteken als we niet zomaar de oplossing willen noemen, maar dé oplossing, of als we een tegenstelling willen accentueren: het was een fíéts, geen brómfiets.
synoniem: nadrukteken
1. De lettertekens a, e, i, o, u en in de meeste gevallen y of combinaties daarvan, bijvoorbeeld aa, oe (maar niet de tweeklanken zoals au en ui) ;
2. De klanken die door deze letters worden voorgesteld.
→ medeklinker, tweeklank
Verwarring die kan ontstaan wanneer we twee letters die meestal één klinker of tweeklank voorstellen (bijvoorbeeld aa of ui), in een woord toch afzonderlijk moeten lezen (dus als a-a of u-i) omdat ze tot verschillende lettergrepen* behoren. We kunnen klinkerbotsing oplossen met een koppelteken* of een trema*. Voorbeeld: auto-onderdelen, ruïne.
Verandering van klinker*, bijvoorbeeld als we een sterk werkwoord* van de tegenwoordige naar de verleden tijd brengen, of als we een onregelmatig meervoud vormen. Voorbeelden: ik lees – ik las; schip – schepen.
Liggend streepje* (-) dat wordt gebruikt als verbindingsteken tussen de delen van sommige samenstellingen* en samenkoppelingen*.
korte klinker
De klinkers van bal, bel, bil, bol, bul.
synoniem: gedekte klinker
De klinkers van baan, been, bier, boon, duw, boer, beul.
synoniem: vrije klinker
→ uitheems woord
Elke klankgroep die we onderscheiden als we een woord scanderen en die in geschreven vorm bestaat uit een klinker met eventueel daaromheen medeklinkers. Voorbeeld: on-door-gron-de-lij-ke. Een lettergreep kan open* of gesloten* zijn.
Woord dat gevormd wordt met de beginletters van afzonderlijke woorden, die we samen als een woord uitspreken. Voorbeeld: havo: /haavoo/ hoger algemeen voortgezet onderwijs.
→ initiaalwoord, afkorting
→ koppelteken, afbreekteken, weglatingsstreepje
In een samenstelling: het eerste van twee woorddelen*. Voorbeeld: in keukendeur is keuken het linkerdeel. Ook in een drie- of meerdelige samenstelling spreken we van een linkerdeel. We bedoelen dan: het woorddeel of de woorddelen links van de grens die we in beschouwing nemen. Voorbeeld: als we het over de tussenklank /s/ hebben in studentenbevolkingsaangroei, noemen we studentenbevolking het linkerdeel en aangroei het rechterdeel, maar als we het over de tussenklank /ə/ hebben in hetzelfde woord, noemen we studenten het linkerdeel en bevolking het rechterdeel.
synoniem: linkerlid
→ linkerdeel
1. De lettertekens b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z en enkele combinaties daarvan, bijvoorbeeld ch, ng, sj en th. In een woord als yoghurt is de y ook een medeklinker.
2. De klanken die door deze letters worden voorgesteld.
→ klinker
In een samenstelling* of een woordgroep*: element dat komt na het woord dat wordt bepaald. Voorbeeld: verbaal is een nabepaling in de samenstelling proces-verbaal; met een puntdak is een nabepaling in de woordgroep huizen met een puntdak.
→ klemtoonteken
Elk van de delen van een woord waar geen klemtoon op ligt. Bijvoorbeeld: in het woord onoverkomelijk zijn deze lettergrepen* onbeklemtoond: on-o- ver-ko-me-lijk. Hier ligt de hoofdklemtoon: on-o-ver-ko-me-lijk. Hier ligt een nevenklemtoon: on-o-ver-ko-me-lijk.
onbepaalde wijs van een werkwoord
De vorm van een werkwoord die in een woordenboek is opgenomen. Deze vorm is onbepaald wat persoon, getal en tijd betreft. Doorgaans eindigt de onbepaalde wijs op -en, soms op -n. Voorbeelden: lopen, werken, eten, gaan, zien, doen, zijn.
synoniem: infinitief
→ vervoeging, persoonsvorm
Woord waarin we geen samenstellende woorddelen* (grondwoorden*, voor*- of achtervoegsels*) kunnen onderscheiden. Voorbeeld: keuken. In de samenstelling* keukendeur en de afleiding* keukentje zijn wel woorddelen te onderscheiden. Sommige woorden zijn van oorsprong samenstellingen of afleidingen, maar omdat we de delen nauwelijks nog onderscheiden, worden ze behandeld als ongeleed. Voorbeeld: coëfficiënt volgt de regels voor klinkerbotsing* bij ongelede woorden, want het wordt niet herkend als co+efficiënt; co-existeren wordt wel herkend als co+existeren en volgt daarom de regels voor klinkerbotsing bij samenstellingen.
Werkwoord dat bij de vervoeging* wisselingen van klinkers* en/of medeklinkers* vertoont. Voorbeelden: lopen – liep – gelopen; brengen – bracht – gebracht. Als de vervoeging buiten de klinkerwisseling regelmatig verloopt, wordt een onregelmatig werkwoord ook sterk werkwoord genoemd. Daarnaast zijn er werkwoorden als zijn en hebben die niet volgens regels vervoegd worden.
→ sterk werkwoord
Lettergreep* die eindigt op een lange klinker* of een tweeklank*. Bijvoorbeeld: ma(ken), bo(ter), lui(den).
De vervoegde vorm van een werkwoord in een zin. Deze vorm wordt gekenmerkt door een persoon (eerste, tweede, derde), een getal (enkelvoud of meervoud) en een tijd (bijvoorbeeld tegenwoordige of verleden tijd). Voorbeeld: zit of zat in Jeroen zit/zat aan de computer.
→ voorvoegsel
In een samenstelling*: het tweede van twee woorddelen*. Voorbeeld: in keukendeur is deur het rechterdeel. Ook in een drie- of meerdelige samenstelling spreken we van een rechterdeel. We bedoelen dan: het woorddeel of de woorddelen rechts van de grens die we in beschouwing nemen. Voorbeeld: als we het over de tussenklank /s/ hebben in studentenbevolkingsaangroei, noemen we aangroei het rechterdeel en studentenbevolking het linkerdeel. Als we het over de tussenklank /ə/ hebben in hetzelfde woord, noemen we bevolking het rechterdeel en studenten het linkerdeel.
synoniem: rechterlid
→ rechterdeel
Herhaling van een lettergreep* of een woorddeel* in een woord als tuftuf of pilipili. Als er een klinkerwisseling* is, spreken we van bijna-reduplicatie. Voorbeeld: rimram.
Twee of meer woorden die vaak samen voorkomen en daardoor een vaste uitdrukking zijn gaan vormen, die zich in haar geheel gedraagt als een samengesteld woord. Voorbeeld: een kruidje-roer-me-niet. De grens tussen samenkoppeling en woordgroep* is niet scherp te trekken. Een samenkoppeling kan een samenstelling* vormen met een ander woord. Voorbeeld: zwart-wit; een zwart-wittoestel.
Geleed woord* dat bestaat uit twee of meer grondwoorden*, eventueel verbonden door een tussenklank*. De samenstelling heeft doorgaans een betekenis die verband houdt met de grondwoorden. Zo is een badkamerdeur een deur die toegang geeft tot een kamer waar een bad staat. Een samenstelling heeft één hoofdklemtoon en wordt doorgaans in één woord geschreven of met een koppelteken. De delen van een samenstelling noemen we het linkerdeel* en het rechterdeel*.
Het weglaten van een deel in een woordgroep* waarin een gelijkwaardig element voorkomt. Op de plaats van het weggelaten element dat een deel is van een samenstelling, schrijven we een weglatingsstreepje*. Voorbeeld: land- en tuinbouw voor landbouw en tuinbouw.
De klanken /s/, /z/, /sj/, /ts/, /tsj/, /zj/ en /dzj/ zoals we ze horen aan het begin van samen, zalf, shampoo, tsaar, check, journaal en jeans.
→ toonloze /ə/
Woord waarmee wordt verwezen naar een persoon, dier, plaats, instelling, merk, zaak, tijdstip, door de soort te noemen waartoe een bedoeld individu of exemplaar behoort. De meeste soortnamen kunnen we laten voorafgaan door een onbepaald lidwoord (een). Een menselijk individu heet bijvoorbeeld Mieke (dat is haar eigennaam*), maar er kan naar deze persoon verwezen worden met verschillende soortnamen, want zij is bijvoorbeeld een mens, een meisje, een studente, een zangeres.
Basisvorm van een werkwoord, dat wil zeggen de onbepaalde wijs* zoals we die uitspreken min de uitgang /ə/, /ən/ of /n/. De stam van lopen is loop, de stam van staan is sta.
De medeklinkers* die niet voorkomen in ’t kofschip, namelijk /b/, /d/, /g/, /v/, /z/, /zj/, /dzj/,
/g/, /m/, /n/, /ng/, /l/, /r/, /w/, /j/. Als we deze medeklinkers uitspreken, laten we onze stembanden trillen.
De medeklinkers* die voorkomen in ’t kofschip, namelijk /t/, /k/, /f/, /s/, /ch/, /p/, plus de /sj/. Als we deze medeklinkers uitspreken, laten we onze stembanden niet trillen.
Werkwoord dat bij de vervoeging in de verleden tijd en/of de vorming van het voltooid deelwoord een klinkerwisseling* (soms ook medeklinkerwisseling) vertoont. Voorbeeld: eten – at – gegeten; kopen – kocht – gekocht.
→ onregelmatig werkwoord
stomme/ə/
→ toonloze /ə/
→ achtervoegsel
Nationaal of internationaal genormeerde term om een technisch of wetenschappelijk begrip aan te duiden. Voorbeeld: C (koolstof). De spellingregels voor symbolen gelden ook voor valutatekens, zoals £ (pond sterling) en € (euro).
toonloze/ə/
De onbeklemtoonde klinker* in bijvoorbeeld de lettergrepen de, be(ginnen), (vol)gen, (he)vig, (eer)lijk.
synoniem: sjwa, stomme e, toonloze e
Twee puntjes op een klinker die apart van een voorafgaande klinker moet worden uitgesproken, zoals in poëzie. De umlaut*, bijvoorbeeld in hüttenkäse, wordt niet beschouwd als een trema.
synoniem: deelteken
Klank die we horen tussen de woorddelen* in sommige samenstellingen* en afleidingen*. Voorbeelden: de /s/ tussen station en gebouw in stationsgebouw, de toonloze /ə/*, soms uitgesproken als /ən/, tussen eeuw en oud in eeuwenoud, de toonloze /ə/ tussen vrucht en loos in vruchteloos.
Een letter (e, n of s) of een lettercombinatie (en) die we spellen in een woord waar we een tussenklank* horen. Voorbeeld: -en- in eikenboom.
tussen-n
De n die we in een aantal gevallen aan de e schrijven tussen de woorddelen in een samenstelling* of afleiding* als we daar een toonloze /ə/ of /ən/ horen. Voorbeeld: de n in hondenhok (hond+en+hok), ziekenhuis (zieke+n+huis) of heldendom (held+en+dom).
tussen-s
De s die we in een aantal gevallen schrijven tussen de woorddelen in een samenstelling*. Voorbeeld: de s in dorpskern.
De klinkers van krijt, koud, kruid. De /ei/ kunnen we schrijven als een lange ij of een korte ei. De /au/ kunnen we schrijven als au of als ou.
Element dat we toevoegen aan een woord dat we verbuigen of vervoegen. Voorbeeld: -e aan het eind van andere, -te aan het eind van lachte.
→ verbuiging, vervoeging
Woord dat we uit een vreemde taal hebben overgenomen. Soms is een uitheems woord te herkennen aan uitheemse klanken, bijvoorbeeld de /zj/ in journaal of de /i/ in timbre. Een uitheems woord past zich doorgaans in de loop van de tijd aan de Nederlandse taalregels aan. Het wordt dan bastaardwoord genoemd. Vaak wordt de spelling dan vernederlandst. Zo is de c die nog te zien is in vacant, in het woord vakantie vervangen door een k. Sommige woorden uit vreemde talen worden nog als zuiver uitheems beschouwd. Ze behouden dan hun spelling. Voorbeelden: paella, délégué, perpetuum mobile. Ook de meeste woorden uit het Engels behouden hun spelling: computer, baby.
synoniem: leenwoord, vreemd woord
→ inheems woord
Accent aigu of accent grave op een e, waarmee we in uitzonderlijke gevallen aangeven dat we de klank van mee uitspreken (hé) of de klank van met (hè).
Twee puntjes in een woord van Duitse of Scandinavische oorsprong om aan te duiden dat ä als /ee/ of /è/ gelezen moet worden, ü als /uu/ (en niet als /oe/), ö als /eu/. Voorbeelden: übermensch, knäckebröd.
Vormverandering die nodig is om een woord bij andere woorden te doen passen. Voorbeeld: ons wordt onze, nieuw wordt nieuwe, schoen wordt schoenen in: onze nieuwe schoenen. Verbuiging doet zich voor bij zelfstandige naamwoorden (enkelvoud of meervoud), voornaamwoorden (ons/onze) en bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden* (met of zonder e). Meestal krijgt een verbogen woord een specifiek toevoegsel, dat we uitgang* noemen.
Afleiding* van een zelfstandig naamwoord met bijvoorbeeld het achtervoegsel* -je of -tje. Voorbeeld: kindje, eitje.
synoniem: diminutief
Verkorte vorm van een woord of woordgroep* die ontstaat door weglating van een of meer lettergrepen*. Voorbeeld: prof (professor/professioneel), horeca (hotel, restaurant, café).
Vorm van een onregelmatig werkwoord die we horen in de meervoudsvormen van de verleden tijd, min de uitgang* -en. Voorbeeld: lopen – we liepen – verledentijdsstam: liep.
Geleed woord* dat niet meer herkend wordt als een samenstelling*, of waarin we de betekenis van een of meer woorddelen* niet meer herkennen. Voorbeeld: bolleboos.
Vormverandering die nodig is om een werkwoord in een zin te doen passen, voornamelijk door aan de stam* een uitgang* toe te voegen. Voorbeeld: werken wordt werkten in de zin: mijn ouders werkten in Breda. Bij de vervoeging wordt een tijd (tegenwoordig of verleden, voltooid of onvoltooid), een persoon (eerste, tweede, derde) en een getal (enkelvoud of meervoud) toegekend aan het werkwoord.
→ onregelmatig werkwoord, persoonsvorm, verbuiging
In een samenstelling* of in een woordgroep*: element dat voor het woord komt dat wordt bepaald. Voorbeeld: oud is een voorbepaling in de samenstelling oud-voorzitter, hoge is een voorbepaling in de woordgroep hoge huizen.
Samenstelling* van een bijwoord* (bijvoorbeeld er, hier, daar, waar) en een of meer voorzetselbijwoorden* (bijvoorbeeld aan, bij, in, voor). Voorbeelden: eraan, hierbij, waarvoor, eronderdoor.
In een afleiding*: element dat niet als los woord kan voorkomen, maar voor een grondwoord* wordt geplaatst. Voorbeelden: on(schuld), be(gaan). Als het element achter het grondwoord komt, is het een achtervoegsel*.
synoniem: prefix
niet te verwarren met: voorzetsel*
Woord zoals in, op, aan, tegen, bij. Het geeft een bepaalde relatie aan (vaak in ruimte of tijd) tegenover datgene waarnaar het volgende zelfstandig naamwoord verwijst. Voorbeeld: in de kast, tegenover op de kast.
niet te verwarren met: voorvoegsel
Voorzetsel* dat de functie heeft van een bijwoord*. Voorbeeld: op in Tom is nog op.
→ gelijkvormigheid
→ uitheems woord
→ lange klinker
Liggend streepje in een woordgroep* op de plaats waar door samentrekking* een deel van een samenstelling* wordt weggelaten. Voorbeeld: in land- en tuinbouw.
→ apostrof
Een van de grondwoorden* in een samenstelling*, of een grondwoord of een voor*- of achtervoegsel* in een afleiding*. Voorbeelden: in onderdompelingen de delen onder+dompel+ing+en.
Onderscheid tussen de-woorden en het-woorden, en bij de-woorden soms het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden.
synoniem: genus
Opeenvolging van woorden die bij elkaar horen. Voorbeeld: heel mooie bomen in een rij. De scheidingslijn tussen samenkoppeling* en woordgroep is niet scherp te trekken.
Dit besluit houdt de bekendmaking in van de schrijfwijze, ofwel de spelling, waartoe het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie op 25 april 2005 heeft besloten. Deze schrijfwijze is verplicht voor drie groepen in de Nederlandse samenleving (artikel 2 van de Spellingwet). Dat zijn degenen die werkzaam zijn bij overheidsorganen en bij bekostigde onderwijsinstellingen, degenen die onderwijs ontvangen bij die onderwijsinstellingen, alsmede de deelnemers aan examens waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld. De verplichting vangt aan met ingang van 1 augustus 2006.
Op het tijdstip van inwerkingtreding van de Spellingwet zijn voor de juistgenoemde drie groepen de spellingregels van kracht geworden die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van die wet al golden (artikel 4, eerste lid, van de Spellingwet). Dat wil dus zeggen de spellingregels van de Nederlandse Taalunie opgenomen in het Spellingbesluit van 19 juni 1996 (Stb. 394). Die spellingregels zijn gebaseerd op de besluitvorming van het Comité van Ministers van 21 maart 1994, 24 oktober 1994 en 25 september 1995. Deze besluitvorming hield verder de aankondiging in van een nieuwe Woordenlijst, het zogenoemde Groene boekje, alsook de vaststelling dat het Groene boekje actueel wordt gehouden door om de tien jaar een aangepaste editie zonder wijziging van de spellingregels te laten verschijnen. In verband met deze tienjaarlijkse aanpassing heeft het Comité van Ministers op 25 april 2005 een besluit genomen. Dat besluit heeft geresulteerd in een nieuwe editie van het Groene boekje, die op 15 oktober 2005 is gepubliceerd. In de nieuwe editie is de tekst van het onderdeel ‘leidraad’ vernieuwd (met schrapping van één spellingregel, nl. die over samenstellingen met een dierennaam als eerste lid die als geheel een plant aanduiden), is het gebruik van hoofdletters, de schrijfwijze van afkortingen en de vervoeging van Engelse werkwoorden in de ‘leidraad’ nader vorm gegeven, en is het onderdeel ‘lijst met woorden’ aangepast. In een eveneens op 25 april 2005 genomen besluit heeft het Comité van Ministers de verdragspartijen bij het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie verzocht om met het oog op een zo soepel mogelijke invoering voor het onderwijs de datum van inwerkingtreding van de gerealiseerde aanpassingen vast te stellen op 1 augustus 2006.
De Spellingwet schrijft voor dat iedere beslissing van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie betreffende de schrijfwijze van de Nederlandse taal voor de toepassing van de Spellingwet in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin die beslissing is bekendgemaakt (artikel 3, tweede lid, van de Spellingwet). Die bekendmaking moet terstond plaatsvinden (artikel 3, derde lid, van de Spellingwet). De Spellingwet bepaalt verder dat deze beide inwerkingtredingsbepalingen van overeenkomstige toepassing zijn op besluiten die het Comité van Ministers heeft genomen na 25 september, maar vóór de inwerkingtreding van de Spellingwet (artikel 4, tweede lid, van de Spellingwet). Het hierbovengenoemde besluit van 25 april 2005 van het Comité van Ministers is zo’n besluit. In verband hiermee is in de aanhef van het onderhavige besluit aangegeven dat dit besluit is gebaseerd op artikel 4, tweede lid, van de Spellingwet.
In artikel 1 van het onderhavige besluit is eerst vastgesteld welke spellingregels zullen gelden. Dit zijn de regels die zijn opgenomen in de leidraad die als bijlage bij het besluit is gevoegd (artikel 1, onder a). Deze bijlage komt letterlijk overeen met de leidraad in de nieuwe editie van het Groene boekje.
Naast de leidraad wordt in artikel 1 een woordenlijst van toepassing verklaard die ter inzage is gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (artikel 1, onder b). In die woordenlijst komen alleen die woorden voor uit het Groene boekje, ten aanzien waarvan de opneming vanuit een oogpunt van de spelling noodzakelijk is. Het gaat hierbij in het bijzonder om die woorden die niet zonder meer uit de spellingregels in de leidraad zijn af te leiden. De woordenlijst is onder auspiciën van de Nederlandse Taalunie tot stand gekomen. De woorden in deze woordenlijst komen ook voor in de woordenlijst van het Groene boekje.
De verplichting om de bedoelde spellingregels te volgen vangt aan met ingang van 1 augustus 2006 (artikel 1). Met de opneming van die datum wordt gevolg gegeven aan het verzoek van het Comité van Ministers om de aanpassingen van de spellingregels pas dan in werking te laten treden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.J.A. van der Hoeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-49-p12-SC73416.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.