Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 46 pagina 8 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 46 pagina 8 | Overig |
19 december 2005
Nr. C/S&A/05/2605;
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 21 oktober 2005, nr. arc-2005.02633/2);
Besluit:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Militair Personeel over de periode vanaf 1945’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit bij de Staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 19 december 2005.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.
Beleidsterrein Militair Personeel
Voor wat betreft de zorgdragers Minister van Defensie, directeur Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht, Minister van Justitie en daaronder ressorterende actoren, alsmede overige zorgdragers
1945–
Versie november 2005
Lijst van gebruikte afkortingen
AMAR: Algemeen Militair Ambtenaren Reglement
AMVB: Algemene Maatregel van Bestuur
BARD: Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie
BMD: Besluit Medezeggenschap Defensie
BSD: Basis Selectiedokument
BWREB: Beleidsregel werk- en rusttijden en extra beslaglegging militairen
CCGOM: Centrale Commissie Georganiseerd Overleg Militairen
CGOA: Centraal Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken
COAB-KL: Commissie Administratief Beroep Koninklijke landmacht
CZ: Circulaires voor de zeemacht
DAVB: Directeur Arbeidsvoorwaarden Beleid
DGP: directoraat-generaal Personeel
DPKLu: directie Personeel Koninklijke luchtmacht
DPKM: directie Personeel Koninklijke marine
FAOP: Fonds Arbeidsongeschiktheidsverzekering Overheidspersoneel
IMG: Inspecteur Militaire Gezondheidszorg
IPA: Interdepartementaal Salarissysteem
KB: Koninklijk Besluit
KL: Koninklijke landmacht
Klu: Koninklijke luchtmacht
KM: Koninklijke marine
KMAR: Koninklijke Marechaussee
MB: Ministeriële Beschikking
Milva: Militaire vrouwenafdeling
MIO: Methode van Institutioneel Onderzoek
MP: Ministeriële Publicaties
OTAS: organisatietabel personeel en autorisatiestaat materieel
RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek
SBK: Sociaal Beleidskader
Stb.: Staatsblad
Stcrt.: Staatscourant
SZVK: Stichting Ziektekostenverzekering Militairen
TSD: Toezichtsorgaan Stralingshygiëne Defensie
USZO: Stichting uitvoeringsinstelling sociale zekerheid voor overheid en onderwijs
UWV: Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen
VVKM: Verzameling van Verordeningen voor de Koninklijke marine
WAO: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Het PIVOT-rapport ‘Geef acht. Een institutioneel onderzoek naar bedrijfsprocessen en handelingen op het beleidsterrein militair personeel: beroeps- en reservepersoneel in dienst van het Ministerie van Defensie en voorgangers, 1945–1993’ is in 1994 gereed gekomen. Het rapport is het resultaat van institutioneel onderzoek bij het Ministerie van Defensie en behandelt de periode 1945–1993. Op basis van het rapport ontwikkelen de algemene rijksarchivaris, voor deze de projectleider PIVOT, en vertegenwoordigers van de Minister van Defensie een selectie-instrumentarium.
Dit basis selectie document (BSD) is daarvan het produkt. Het BSD geldt als de selectielijst zoals bedoeld in artikel 5 van het Archiefbesluit (KB 15 december 1995, Stb. 671), ter uitvoering van de Archiefwet 1995 (28 april 1995, Stb. 276). Het BSD maakt het mogelijk het handelen van de rijksoverheid op het beleidsterrein militaire operatiën te beoordelen en omvat de resultaten, met afwegingen, van het selectieproces.
Doelstellingen en taken van de rijksoverheid met betrekking tot het taakgebied Defensie en het beleidsterrein militair personeel
De grondslag voor de overheidstaken op het gebied van de Defensie is gelegen in de Grondwet, waarin is bepaald dat er een krijgsmacht is, die onder het ‘oppergezag’ staat van de regering. De grondwet bepaalt verder dat alle Nederlanders, daartoe in staat, verplicht zijn mee te werken tot handhaving van de onafhankelijkheid van het rijk en tot verdediging van zijn grondgebied. Namens de regering is de Minister van Defensie belast met het gezag over de krijgsmacht. In de Oorlogswet van 16 juli 1964 (Stb. 337) wordt in artikel 1 gesproken van ‘de militaire taak ter handhaving van de in- en uitwendige veiligheid’. Hoofddoelstelling van de Nederlandse krijgsmacht is het zorgen voor de militaire bijdrage ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Deze hoofddoelstelling kan worden onderverdeeld in vier subdoelstellingen:
1. zorgen voor het in Koninkrijksverband beschermen en verdedigen van het Nederlandse territoir en dat van de overzeese rijksdelen;
2. zorgen voor de in bondgenootschappelijk verband geformuleerde bijdrage ter voorkoming van oorlog en om agressie te keren;
3. zorgen voor de militaire bijdrage in internationaal verband, buiten het bondgenootschappelijk verdragsgebied, in het kader van het handhaven van de internationale vrede en veiligheid;
4. verlenen van maatschappelijke bijstand en steun in Koninkrijksverband.
Er bestaan voor elk krijgsmachtdeel afzonderlijke doelstellingen en taken, die op elkaar zijn afgestemd door het geformuleerde integrale Defensiebeleid.
Als middel om de taken uit te voeren en de doelstellingen te realiseren beschikt de Minister van Defensie over een krijgsmacht, die is opgebouwd uit drie (krijgsmacht)delen, namelijk de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht. Hoe deze krijgsmacht eruit ziet, is in de Grondwet ten dele bepaald. De Grondwet zegt dat de krijgsmacht bestaat uit vrijwillig dienenden en uit dienstplichtigen. Dat de krijgsmacht ook materiële middelen ter beschikking heeft om zijn taken uit te kunnen voeren, wordt niet in de Grondwet vermeld.
Voor de uitoefening van zijn taken moet de minister kunnen beschikken over een goed middel, dat wil zeggen een goed geoutilleerde krijgsmacht. Enerzijds verricht de minister handelingen die direct gericht zijn op de uitvoering van de hierboven genoemde (operationele) taken en het behalen van de doelstellingen en anderzijds verricht de minister handelingen gericht op de instandhouding van de krijgsmacht, als middel om de uitvoering van die operationele taken mogelijk te maken.
De taken en handelingen die worden verricht om een krijgsmacht op te bouwen en in stand te houden, kunnen worden ondergebracht in twee beleidsterreinen, namelijk de beleidsterreinen militair materieel en militair personeel. In dit BSD wordt uitgegaan van het beleidsterrein militair personeel. De doelstelling voor wat betreft dit beleidsterrein is er voor te zorgen dat de krijgsmacht onder alle omstandigheden kan beschikken over de personele middelen die nodig zijn voor de uitoefening van haar (operationele) taken. Deze doelstelling wordt gerealiseerd door drie deelprocessen, te weten:
a. ‘het voorzien in’ (personeelsplanning, personeelsvoorziening)
b. ‘het instandhouden’ (rechtspositie, functietoewijzing en bevordering, schorsing, militair straf- en tuchtrecht, opleiding, personeelszorg, onderscheidingen, eretekenen en medailles)
c. ‘het afstoten’ (ontslag, pensioenen, wachtgelden en uitkeringen)
Kortom: hoeveel, op welke manier en waarom. De in het rapport onderscheiden paragrafen ‘het bepalen van het personeelsbeleid’ en ‘het ontwerpen van wet- en regelgeving op het gebied van de rechtspostitie’ omvat alle drie genoemde deelprocessen. Het beleid bij Defensie wordt bepaald door de operationele taken en doelstellingen. De doelstellingen en taken op de beleidsterreinen materieel en personeel zijn een afgeleide van de operationele doelstellingen. Materieel en personeel zijn middelen waarmee de krijgsmacht haar taken uitvoert. De operationele doelstellingen en taken van de krijgsmacht worden door de staven geformuleerd, waarbij deze ook de middelen aangeven waarmee de doelstellingen en taken kunnen worden gerealiseerd. Doelstellingen, taken en middelen van alle krijgsmachtdelen worden bepaald in het planningsproces, dat voor 1978 heeft geleid tot krijgsmachtdeelplannen (vlootplan, legerplan en luchtmachtplan) en na 1978 heeft geleid tot integrale Defensieplannen. Sluitstuk van de operationele behoefteplanning is de politieke besluitvorming. Eerst stelt de Minister van Defensie de definitieve plannen vast in de Defensieraad, daarna sanctioneert de Staten-Generaal deze plannen. Nadat de operationele behoefte aan militair personeel is vastgesteld, moeten de plannen worden uitgevoerd. De staven van de krijgsmachtdelen formuleren de specifieke operationele eisen waaraan het te realiseren militair personeel moet voldoen, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht. Hoewel in het rapport ‘Geef acht’ ook de operationele behoeftestelling is beschreven en het vaststellen van de procedures en (operationele) invulling van oorlogs- en vredessamenstellingen en oorlogsorganisatietabellen en het vaststellen van vakbekwaamheids- of functie-eisen als handelingen zijn opgenomen, kan gesteld worden dat deze elementen nog operationele aangelegenheden zijn. Zoals boven al is beschreven, begint het beleidsterrein militair personeel met het deelproces ‘voorzien in’, dat wil zeggen het verwerven van personeel. De directies Personeel bereiden de besluitvorming over de keuze van het personeel voor in het verwervingsproces. De directies hebben hierbij een grote mate van beleidsvrijheid, mits wordt voldaan aan de gestelde randvoorwaarden zoals het beschikbare budget, de operationele stafeisen en de algemene uitgangspunten van het Defensie personeelsbeleid, dat zij zelf (mede)vormgeven en dat door de minister wordt vastgesteld.
Uit het rapport ‘Geef acht’ blijkt dat de Minister van Defensie niet de enige actor is die werkzaamheden verricht op het beleidsterrein militair personeel. Onder meer worden tevens militaire autoriteiten, raden en commissies, alsook het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, de Minister van Justitie en de Kroon behandeld. De handelingen van de commissies die in het BSD met een B worden gewaardeerd, zijn handelingen die bepalend zijn voor de coördinatie van het handelen van verscheidene overheidsorganen en commissies waarin belangenafwegingen plaatsvinden.
Op grond van het bovenstaande kan worden gesteld dat de hoofdlijnen worden bepaald door de operationele doelstellingen en taken, de vormgeving van het beleid ten aanzien van de middelen waarmee die doelstellingen en taken kunnen worden gerealiseerd (het materieelbeleid en personeelsbeleid) en de politieke besluitvorming over het te verwerven personeel.
De nieuwe handelingen de nrs. 176–453, 455–473, 475–497, 499–622 (handelingnr. 454 was abusievelijk toegekend aan de bestaande handeling 130. In een latere versie van het BSD is dit gecorrigeerd, waardoor nummer 454 uiteindelijk niet aan een handeling is toegekend.
Handelingnummers 317–318, 474 en 498 zijn tijdens het driehoeksoverleg vervallen.
Opgenomen bij de volgende actoren:
A. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de Minister van Defensie valt.
• handelingen 176–184,186 en 603 (Bepalen van het militaire personeelsbeleid);
• handelingen 604–605 (Personeelsplanning)
• handelingen 187–190, 606–607 en 615 (Personeelsvoorziening);
• handelingen 191–192 (Rechtspositie – Algemeen);
• handelingen 194, 196–203, 206–208, 210–211, 215–216 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Centraal georganiseerd overleg);
• handelingen 217–220, 222–227, 229–230, 232 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Sectoroverleg Defensie);
• handelingen 234–236, 238, 241–244 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Bijzondere commissie);
• handeling 247 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Geschillenregeling);
• handeling 249 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Collectieve acties);
• handelingen 252–255, 257, 259, 262–270, 272–273 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – Het (onderdeels)overlegorgaan);
• handelingen 275, 277, 281, 284 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – De medezeggenschapscommissie);.
• handeling 296 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – De (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie);
• handelingen 306–308, 310–312 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – Geschillenregeling);
• handeling 315 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Werkoverleg);
• handeling 316 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Overleg bij reorganisaties);
• handelingen 319–335 en 616 (Rechtspositie – Bezoldiging en spaarloonregeling);
• handelingen 336–356 (Rechtspositie – Gratificaties, schadeloosstelling en vergoedingen van kosten);
• handelingen 357–362 (Rechtspositie – Vakantie en verlof);
• handeling 363 (Rechtspositie – Voorzieningen in verband met ziekte);
• handelingen 364–366 (Rechtspositie – Rechten en plichten bij reorganisatie);
• handelingen 367–379 en 617 (Rechtspositie – Overige rechten en verplichtingen);
• handelingen 380–381 (Rechtspositie – Instelling en werkwijze van commissie waaraan de beslissing met uitsluiting van administratieve organen is opgedragen);
• handelingen 595, 608–609 en 618 (Functietoewijzing en bevordering);
• handelingen 383, 385–390, 622 (Schorsing en ontslag);
• handelingen 393–397 en 613 (Opleiding);
• handeling 399 (Personeelszorg – Algemeen);
• handelingen 400–405 en 620 (Personeelszorg – Geneeskundige verzorging);
• handelingen 406–411 (Personeelszorg – Ziektekostenverzekering 1995);
• handelingen 435–437, 444–448 (Personeelszorg – Geestelijke verzorging);
• handeling 449 (Personeelszorg – Sociale verzorging);
• handelingen 450–452 (Personeelszorg – Ontwikkeling, sport en ontspanning);
• handelingen 453, 455–463 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Algemeen);
• handelingen 464–467 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Deskundige dienst);
• handelingen 468–473, 475–477 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Veiligheid);
• handelingen 478–480 en 619 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Bedrijfsongevallen);
• handelingen 481–495 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Werktuigen en materieel);
• handelingen 496–497 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Duikers);
• handelingen 499–516, 518–521, 523–530, 533, 535–542, 544–545, 547, 549 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn);
• handelingen 352–358 en 614 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn);
• handelingen 562–568, 570, 572, 574–577, 579, 581 (Postactieve militairen);
• handelingen 582–593 (Personeel en salarisadministratie).
• handeling 594 (Functietoewijzing en bevordering);
Bevelhebbers der zee-, land- en luchtstrijdkrachten en commandant der Koninklijke marechaussee
• handelingen 276, 278, 285–290, 292, 294–295 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – De medezeggenschapscommissie);
• handelingen 298, 300–301, 303, 305 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – (Buitengewone) Gemeenschappelijkemedezeggenschapscommissie)
• handeling 193 (Rechtspositie).
• handelingen578, 580 (Postactieve militairen).
Inspecteur militaire gezondheidszorg
• handeling 596 (Personeelszorg – Geneeskundige verzorging).
Coördinator Internationale Militaire Sportwedstrijden
• handeling 600 (Personeelszorg – Ontwikkeling, Sport en Ontspanning).
Mentor van jeugdige werknemers
• handeling 543 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn).
Vertrouwenspersoon seksuele intimidatie, agressie en geweld
• handelingen 546, 548, 550 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn).
Taakgroep, regiegroep, projectgroependoelmatigheidswinst
• handeling 185 (bepalen van het militaire personeelsbeleid);
Commissie georganiseerd overleg rechtspositie militair personeel zeemacht
• handelingen 195, 204, 209, 213 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Centraal georganiseerd overleg).
Commissie georganiseerd overleg rechtspositie militair personeel Koninklijke Landmacht
• handelingen 195, 204, 209, 213 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Centraal georganiseerd overleg).
Centrale commissie georganiseerd overleg
• handelingen 205, 212, 214 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Centraal georganiseerd overleg).
• handelingen 221, 228, 230–231 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Sectoroverleg);
• handeling 247 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Geschillenregeling).
• handelingen 237, 239–240, 245–246 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Bijzondere commissie).
• handeling 247 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Geschillenregeling).
• handeling 248 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Geschillenregeling);
• handeling 251 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg – Collectieve acties).
• handelingen 256, 258, 260–261, 271, 274 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – Het (onderdeels)overlegorgaan);
• handelingen 517, 522, 534 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn)
• handelingen 252–255, 257, 259, 262–270, 272–273 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – De medezeggenschapscommissie);
• handelingen 517, 522, 534 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn)
College van advies inzake het overleg met een overlegorgaan
• handeling 309 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap – Geschillenregeling)–College voor geschillen
• handelingen 313–314 (Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap Geschillenregeling).
Commissie van advies als bedoeld in artikel 45 van het algemeen militair ambtenarenreglement
• handeling 384 (Schorsing en ontslag).
• handeling 391 (Militair straf- en tuchtrecht).
Commissie ontzegging militaire rijvaardigheid
• handeling 398 (Opleiding).
Adviescommissie militaire rijvaardigheid
• handeling 398 (Opleiding).
Klachtencommissie geneeskundige zorg
• handelingen 597–599 (Personeelszorg – Geneeskundige verzorging).
Stichting tot steun aan het katholiek vormingswerk voor militairen
• handelingen 438, 441 (Personeelszorg – Geestelijke verzorging).
Stichting tot steun van de protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht
• handelingen 439, 442 (Personeelszorg – Geestelijke verzorging).
• handelingen 440, 443 (Personeelszorg – Geestelijke verzorging).
• handelingen 531–532 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn).
Klachtencommissie seksuele intimidatie, agressie en geweld
• handeling 351 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn).
Commissie Dapperheidsonderscheidingen
• handeling 559 (Onderscheidingen, eretekens en medailles).
Commissie Toekomst Decoraties van de Minister van Defensie
• handeling 601 (Onderscheidingen, eretekens en medailles).
Adviescommissie Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek
• handeling 569 (Postactieve militairen).
• handelingen 571, 573 (Postactieve militairen).
B. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de directeur Stichting
Ziektekostenverzekering Krijgsmacht valt
Rechtspersoon belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering
• handelingen 412–424, 431–432 en 621 (Personeelszorg – Ziektekostenverzekering 1995).
• handelingen 425–430 (Personeelszorg – Ziektekostenverzekering 1995).
SZVK-bestuurscommissie bezwaarschriften, vanaf 1 juli 1999 bestuurscommissie bezwaar- en klaagschriften
• handelingen 433–434 (Personeelszorg – Ziektekostenverzekering 1995)
– handeling 382 (Schorsing en ontslag)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
– handeling 602 (Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn).
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
– handeling 560 (Postactieve militairen).
– handeling 561 (Postactieve militairen).
Daarnaast zijn een aantal bestaande handelingen gewijzigd of in zijn geheel vervangen. Het betreft onder meer de volgende handelingen:
– handeling 20 is vervallen en vervangen door handeling 188, handeling 32 institutioneel onderzoek militaire inlichtingendiensten (PIVOT-rapport nr 61) alsmede handelingen 48 en 49 van het RIO Ieder zijn nummer inzake het beleidsterrein dienstplicht.
– handelingen 26 en 27 zijn vervallen en vervangen door respectievelijk handeling 213 en 214;
– de waardering van de handelingen 42 en 44 is gewijzigd van V 60 jaar na geboortejaar betrokkenen in B 5;
– de waardering van de handelingen 46 en 47) is gewijzigd van V 60 jaar na geboortejaar betrokkenen in B (5) bij rang brigade-generaal of hoger, V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen bij rang kolonel of lager;
– de redactie van handeling 52 is gewijzigd in: het verlenen van eervol en oneervol ontslag van officieren
– handelingen 58, 82, 138, 170 en 175 zijn in gewijzigde reactie opgenomen onder de actor Minister van Defensie in plaats van de Kroon;
– de waardering van handelingen 59, 60 en 61 is gewijzigd van V 60 jaar na geboortejaar betrokkenen in B 5;
– 123: geschrapt: van de directeur Militair-Geneeskundig Beleid;
– 124: geschrapt: vergunningen;
– 3, 16, 28, 50, 63, 95, 116, 125, 142, 148: geschrapt drie;
– 126: toegevoegd en het optreden in geval van stralingsongevallen;
– 130: geschrapt op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie 1985;
– bij handeling 133 is aan de waardering toegevoegd een exemplaar van het eindproduct wordt bewaard;
– bij handeling 139 is aan de waardering toegevoegd een exemplaar van het eindproduct wordt bewaard;
– bij handeling 139 is aan de waardering toegevoegd een exemplaar van periodieken alleen en uitsluitend gericht op eigen personeel die niet worden verspreid buiten de defensieorganisatie wordt bewaard;
– 154, 159 en 160 worden niet in dit BSD gewaardeerd omdat deze reeds, in gewijzigde vorm, zijn opgenomen in het BSD Adelsbeleid, adelsrecht en decoratiestelsel
– de waardering van handeling 156 is omgezet van V, 80 jaar na geboortejaar van betrokkenen in B 5.
– de waardering van handeling 174 is omgezet van V, 80 jaar na geboortejaar van betrokkenen in B 5.
De selectie richt zich op de (administratieve) neerslag van het handelen door overheidsorganen, die vallen onder de werking van de artikelen 1, 23, 27 en 41 van de Archiefwet 1995 (28 april 1995, Stb. 276). De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid te maken tussen te bewaren en te vernietigen gegevens, die de neerslag zijn van het handelen van bedoelde organen. De te bewaren gegevens moeten ‘een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving’ mogelijk maken.
Door het Convent van Rijksarchivarissen is deze doelstelling vertaald als het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring. De handelingen worden geselecteerd en gewaardeerd op hun bijdrage aan de realisering van die selectiedoelstelling.
Aan de orde is derhalve de vraag: ‘welke gegevens, behorende bij welke handeling, berustend bij welke actor, dienen te worden bewaard ten einde het handelen van de overheid ten opzichte van haar omgeving, op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving, in het beleidsterrein militair personeel te kunnen reconstrueren?’ Een antwoord op deze vraag kan worden gegeven, indien is geformuleerd wat wordt verstaan onder het begrip ‘hoofdlijnen van het handelen’. Op deze vraag wordt hieronder ingegaan.
Tegen de achtergrond van de beschreven hoofdlijnen kan met behulp van algemene selectiecriteria een waardering worden toegekend aan de handelingen. Algemene selectiecriteria zijn van toepassing op alle handelingen van de actoren, ongeacht op welk beleidsterrein van de overheid deze handelingen worden verricht. De algemene criteria worden hieronder vermeld. In een bijlage worden per actor de handelingen opgesomd, onderverdeeld naar subbeleidsterrein. Na het selectievoorstel is aangegeven op welk criterium dit voorstel is gebaseerd. Tevens is vermeld in welke periode de betreffende handeling is verricht en welk volgnummer de handeling in het rapport ‘Geef acht’ heeft. Naast algemene criteria kunnen in de basis selectiedocumenten specifieke criteria worden geformuleerd voor handelingen die op grond van de algemene criteria niet kunnen worden gewaardeerd. In dit basis selectiedocument is hiervan geen gebruik gemaakt.
Zoals gesteld moeten de te bewaren gegevens ‘een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving’ mogelijk maken. Uit dit doel vloeien de volgende algemene selectiecriteria voort:
HANDELINGEN DIE WORDEN GEWAARDEERD MET B (ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid.
Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 worden de archieven van commissies, raden, werkgroepen etc. waarvan geen handelingen in de selectielijst Militair Personeel zijn opgenomen, maar waarvan het handelen zodanig van historisch-maatschappelijk belang is dat deze archieven bewaard moeten blijven van vernietiging uitgezonderd. Bewerkingsplannen, aan de hand waarvan de daadwerkelijke selectie van archieven plaatsvindt, dienen te voorzien in procedures daarvoor.
Personeelsdossiers worden vernietigd met uitzondering van de dossiers van militairen die voor het werkterrein van het Ministerie van Defensie van bijzondere betekenis zijn geweest, of waarvan de stukken voor het inzicht in de ontwikkeling van een functie van bijzonder belang zijn, of voorzover het stukken betreft die inzicht geven in de invloed van deze ambtenaren op het beleid van het ministerie dan wel inzicht geven in de departementale organisatie.
Bewaard blijven de stamboeken en/of stamkaarten van de militairen.
De handelingen in het BSD zijn naar actor gerangschikt, volgens het in het RIO toegekende nummer, en volgens de in het RIO gegeven tekst, met toevoeging van:
– de waardering van die handeling (‘B’ of ‘V’ van het archiefbestanddeel);
– het selectiecriterium op basis waarvan neerslag moet worden bewaard.
Verslag vaststellingsprocedure
Het ontwerp-BSD is in april 2004 door resp. het Ministerie van Algemene Zaken en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in juli 2005 door het Ministerie van Defensie en de Stichting ziektekostenverzekering Krijgsmacht aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 september 2005 lagen de selectielijsten gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Algemeen Rijksarchief evenals in de bibliotheken van de zorgdragers, het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 21 oktober 2005 bracht de RvC advies uit (arc-2005.02633/2), hetwelk aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:
De waardering van de handelingen 319, 320, 321, 332 en 386 worden gewijzigd van B 5 naar V 10 jaar.
De waardering van handeling 148 wordt gewijzigd van V 5 jaar naar B 5.
De waardering van handeling 570 wordt gewijzigd van V 5 jaar naar B 5.
De waardering van handeling 451 komt te luiden: V 10 jaar, m.u.v. het formeren van de nationale militaire sportequipes
Daarop werden de selectielijsten door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vastgesteld op 19 december 2005 voor de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (C/S&A/05/2605), alsmede met de Minister van Defensie (C/S&A/05/2602), de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ((C/S&A/05/2604), de Minister van Algemene Zaken (C/S&A/05/2603).
De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn opgebouwd:
(X): Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.
Vermeld worden:
– de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;
– het betreffende artikel en lid daarvan;
– de vindplaats, dwz. de vermelding van staatsblad of staatscourant;
– wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Een voorbeeld:
Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423),
Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1)
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
In het theoretisch uitgangspunt van PIVOT, de Methode Institutioneel Onderzoek (MIO), wordt onder een actor verstaan een overheidsorgaan of particuliere organisatie of persoon die een complex van activiteiten verricht.
De actoren zijn ingedeeld in:
A. Actoren waarvan het archief onder zorg van de Minister van Defensie valt
B. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de directeur Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht valt
C. Overige actoren
Bij de actor Minister van Defensie is voor de overzichtelijkheid tussen de handelingenblokken kopjes geplaatst die overeenkomen met de titels van de hoofdstukken uit het rapport institutioneel onderzoek.
De actoren, die in dit BSD voorkomen zijn achtereenvolgens:
A. Actoren waarvan het archief onder zorg van de Minister van Defensie valt
Met de actor Minister van Defensie worden achtereenvolgens bedoeld de Minister van Marine (1945–1959), de Minister van Oorlog (1945–1959) en de Minister van Defensie (1959–heden).
De organisatorische eenheden, die namens de minister de verschillende handelingen verrichten, zijn tussen haakjes genoemd, zodat duidelijk is waar de neerslag van de handeling in het archief gezocht moet worden.
Onder de Minister van Defensie ressorterende organen en functionarissen:
Als beklagmeerderen aangewezen militaire meerderen, 1945–
Bevelhebber der zee-, land- en luchtstrijdkrachten, 1945–
Commandant van het Korps Mariniers, 1945–
Commandant Bronbeek, 1969–
Commandanten en commanderende officieren, 1945–1990
Coördinator internationale militaire sportwedstrijden, 1998–
Directeur militair geneeskundige dienst, sinds 1989 directeur militair geneeskundig beleid, 1976–
Inspecteur geneeskundige dienst zeemacht, 1945–
Inspecteur militair geneeskundige dienst, 1945–
Inspecteur Militaire Gezondheidszorg, 1989–
Inspecteur van het onderwijs bij de zeemacht in Nederland, sinds 1976 tevens hoofd van de afdeling Onderwijs, sinds 1992 tevens sous-chef
Mentor van jeugdige werknemers, 1990–
Naasthogere commandanten van de strafopleggers 1991–
Personeelsvoorziening en Onderwijs van de directie Personeel KM, 1945–
Regionale bevelhebbers 1945–
Tot straffen bevoegde commandanten en hun naasthogere commandanten, 1945–
Vertrouwenspersoon seksuele intimidatie, agressie en geweld, 1994–
Vlootvoogden en commanderend generaals, 1945–1990
Raden, commissies en overige organen:
Taakgroep-, regiegroep, projectgroepen doelmatigheidswinst, 1994–1997
Raad van Vlagofficieren, 1945–
Raad van Hoofdofficieren, 1945–1989
Raad van Opperofficieren, 1945–
Raad van Onderzoek oneervol ontslag officieren der zeemacht, 1945–1955
Raad van Onderzoek oneervol ontslag officieren land- en luchtmacht, 1945–1955
Raad van appèl oneervol ontslag officieren zeemacht, 1945–1955
Raad van appèl oneervol ontslag officieren land- en luchtmacht, 1945–1955
Raad van onderzoek ontslag officieren, 1955.1989
Raad van advies KL, 1970–1990
Militair-geneeskundige Raad, 1967–1976
Nationale Demobilisatieraad, 1948–1952
Nationale raad welzijn militairen, 1952–1980
Maatschappelijke raad voor de krijgsmacht, 1980–
Militaire pensioenraad, 1945–1966
Commissie georganiseerd overleg rechtstoestand militair personeel zeemacht, 1945–1974
Commissie georganiseerd overleg rechtstoestand militair personeel Koninklijke Landmacht, 1945–1974
Centrale commissie georganiseerd overleg militairen, 1945–1993
Sectorcommissie defensie. 1993–
Bijzondere commissie, 1974–
Advies- en arbitragecommissie, 1984–
Ultiem overleg, 1985–1993
Overlegorgaan, 1985–1999
Medezeggenschapscommissie, 1999–
(Buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie, 1999–
College van advies inzake het overleg met een overlegorgaabn, 1985–1999
College voor geschillen, 1999–
Commissie voor administratief beroep zeemacht, 1945–1982
Commissie van onderzoek van bezwaarschriften Kl en Klu, 1945–1982
Commissie onderzoek en advies bezwaarschriften KL, vanaf 1 januari 1994 bestuursrechtelijke geschillen, vanaf 1998 adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen KL 1945–
Commissie bezwaarschriften zeemacht, vanaf 1998 adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen KM, 1982–
Commissie bezwaarschriften KLU, vanaf 1998 adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen KLu, 1982–
Commissie van onderzoek onbekwaamheid of ongeschiktheid officieren, 1955–1989
Commisie van onderzoek gezindheid officieren, sinds 1982 Commissie van onderzoek gezindheid militairen, 1955–
Commissie van onderzoek ontslag militairen, 1982–
Commissie tot herziening van de militaire strafrechtpleging, 1952–1971
Commissie van adviesmilitair straf- en tuchtrecht, 1971–1976
Hoog Militair Gerechtshof, 1945–1991
(Zee)krijgsraden, 1945–1990
Commissie ontzegging militaire rijvaardigheid
Adviescommissie militaire rijvaardigheid
Commissie deskundigen immunisatie militairen, 1953–
Commissie geneeskundigen immunisatie militairen, 1953–
Commissie gewetensbezwaren immunisatie militairen, 1953–
Commissie beoordeling aanvragen autorisaties, 1969–
Adviescommissie stralingshygiëne, 1993
Stichting tot steun aan het Katholiek vormingswerk voor militairen, 1996–
Stichting tot steun van de Protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht, 1996–
Stichting het Coornherthuis, 1996–
Commissie internationale militaire sportwedstrijden, 1946–1997
Defensie filmcommissie, 1960–1969
Branche begeleidingscommissie, 2001–
Klachtencommissie seksuele intimidatie, agressie en geweld, 1994–
Decoratiecommissie, 1945–
Commissie toekomst decoratiestelsel van de Minister van Defensie, 2000–2001
Commissie militair onderscheidingen, 1945–1952
Commissie dapperheidsonderscheidingen, 1952–
Coördinatie- en contactcommissie voor de militaire oorlogsinvaliden en -weduwen, 1950–1957
Contactcommissie gepensioneerden, sinds 1993 adviescommissie postactieve aangelegenheden, 1969–
Adviescommissie wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen, 1978–
Adviescommissie Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek, 1999–
Toelatingscommissie Bronbeek, 1999–
B. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de directeur Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht valt
Rechtspersoon belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering, 1995–
Vanaf 1995 is als rechtspersoon aangewezen het zelfstandig bestuursorgaan Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK).
Uitvoerend verzekeraar, 1995–
Vanaf 1995 is dit de Onderlinge verzekerings Maatschappij Univé Zorg Alkmaar u.a.
SZVK-bestuurscommissie bezwaarschriften, vanaf 1 juli 1999 bestuurscommissie bezwaar- en klaagschriften, 1998–
Minister-President, 1995–
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2001–
Minister van Zaken Overzee, 1945–1959
Kapittel der Militaire Willemsorde, 1945–
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, 1966–
Bestuur van het FAOP, 1995–
A. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de Minister van Defensie valt
Bepalen van het militair personeelsbeleid
Handeling: het voorbereiden en bepalen van het Defensie personeelsbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het informeren van de Staten-Generaal inzake het Defensie personeelsbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B (3)
Handeling: het formuleren van randvoorwaarden en het vaststellen van aanwijzingen en richtlijnen voor de uitvoering van het personeelsbeleid in de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: het bepalen van het Defensie-standpunt ter voorbereiding van interdepartementaal, nationaal of internationaal overleg met betrekking tot het Defensie personeelsbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het instellen, wijzigen en opheffen van organisatie-eenheden op het beleidsterrein militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
Handeling: het aanwijzen van een krijgsmachtdeel als single service manager
Periode: 1951–
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging van de aanwijzing.
Handeling: het toetsen van de uitvoering van het personeelsbeleid door de krijgsmachtdelen aan het Defensie personeelsbeleid
Periode: 1976–1992
Waardering: B (2)
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen op militair personeelsgebied en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratiefrechtelijke organen
Periode: 1945–
Product: Beschikkingen, verweerschriften
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het opstellen van jaarverslagen e.d. betreffende het beleidsterrein militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B (3)
Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen betreffende militair personeelsbeleid en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties
Periode: 1945–
Product: Internationale regelingen, nota’s, rapporten
Waardering: B (1)
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 3 jaar Van het voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard; de voorbereidende stukken worden vernietigd
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Product: Offerte, brieven, rapport
Waardering: B (1, 2)
Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Product: Notities, notulen, brieven
Waardering: V, 15 jaar na vaststelling eindrapport
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 15 jaar na vaststelling eindrapport
Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Product: Rekeningen, declaraties
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het terrein van militair personeelsbeleid
Periode: 1945–
Opmerking: Vanaf 1995 worden er geen subsidies meer verstrekt, wanneer daarvoor geen wettelijke basis bestaat.
Waardering: V, 5 jaar, mits de rekening is goedgekeurd
Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van commissies, werkgroepen, stuurgroepen etc. voor advisering over het beleidsterrein militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
Handeling: het benoemen van vertegenwoordigers van de Minister van Defensie in commissies, werkgroepen, stuurgroepen etc., waarbij een (politieke) belangenafweging plaatsvindt of gebaseerd op wet- en regelgeving
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het benoemen van vertegenwoordigers van de Minister van Defensie in commissies, werkgroepen, stuurgroepen etc., waarbij geen (politieke) belangenafweging plaatsvindt en niet gebaseerd op wet- en regelgeving
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar na opheffing van het samenwerkingsverband
Handeling: Het vastleggen van de waarden, normen, houding en gedrag en de taakuitvoering van militairen in een gedragscode, zonodig uitgewerkt in gedragsregels
Periode: 1995–
Grondslag: Rijksbegroting 1997; TK 25.000 X nr. 19
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van plannen waarin de personeelsbehoefte van de krijgsmacht is vastgelegd, sinds 1978 in het kader van het Nederlands Defensie Plannings Proces, zowel per krijgsmachtdeel als voor de gehele krijgsmacht
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het instellen van officierskorpsen, wapens en (sub)dienstvakken bij de krijgsmachtdelen
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften waarin de procedure ter opstelling, vaststelling en wijziging van oorlogs- en vredessamenstellingen en oorlogsorganisatietabellen (sinds 1966 OTAS-sen) per krijgsmachtdeel is vastgelegd
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden, vaststellen en wijzigen van oorlogs- en vredessamenstellingen en oorlogsorganisatietabellen (sinds 1966 OTAS-sen) voor de personeelsbezetting in oorlogs- en vredestijd per krijgsmachtdeel
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: Het vaststellen of wijzigen van de departementale personeelsformatie
Periode: 1945–
Product: Formatiebesluiten
Opmerking: Deze handeling werd verricht door het lijnmanagement (vanaf ca.1990), personeelsfunctionarissen (in het bijzonder formatiedeskundigen) en de departementsleiding en omvat:
– het onderzoeken van afzonderlijke of groepen functies ten behoeve van de functiewaardering;
– het adviseren en het doen van voorstellen over de samenstelling en waardering van functies, de formatieomvang en de organisatiestructuur;
– het vaststellen van de voorgestelde formaties door het diensthoofd c.q. de minister.
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van vakbekwaamheids- of functie-eisen, waaraan het militair personeel moet voldoen om in aanmerking te komen voor een bepaalde functie
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: Het toekennen van een waardering aan functies
Periode: 1945–
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen en richtlijnen voor het personeelsvoorzieningbeleid in de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen, richtlijnen en voorschriften voor de uitvoering van het personeelsvoorzieningbeleid bij de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: Het opstellen van opvolgingsscenario’s voor de sleutelposities binnen het Ministerie van Defensie
Periode: 1945–
Grondslag: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Opmerking: Hierbij ook het zoeken naar en het evalueren van de kwalificaties en competenties van talentvolle medewerkers in het licht van de doorgroeipotentieel om de sleutelposities binnen de defensieorganisatie te kunnen bemannen
Waardering: V, 10 jaar na wijziging scenario
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van de (half)jaarlijkse wervings-/aanstellingsbehoefte aan militair personeel van de krijgsmachtdelen en het vaststellen van wervingscampagnes
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het werven van militair personeel
Periode: 1945–
Opmerking: onder werven wordt verstaan het op basis van een aanstellingsopdracht in gang gezette activiteiten gericht op het interesseren van potentiële kandidaten (van binnen en buiten Defensie) voor een positie binnen de Defensie-organisatie, incl. het verzamelen van persoonlijke informatie over de kandidaten t.b.v. de selectie, het verstrekken van informatie over de functie, de organisatie, de selectieprocedure, alsmede het organiseren van banenmarkten en het voeren van wervingscampagnes
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het, in samenwerking met externe partners, werven en zo nodig via voorschakel- en oriëntatieonderwijs voorbereiden op een militaire aanstelling van jongeren
Periode: 1999–
Grondslag: Rijksbegroting 2000/Defensienota 2000
Waardering: V, 5 jaar
Vervallen.
Handeling: Het (doen) instellen van een onderzoek naar de geschiktheid of bekwaamheid van een kandidaat voor een bepaalde functie
Periode: 1945–
Waardering: Psychologisch onderzoek: Kandidaat aangenomen, V 2 jaar, kandidaat afgewezen, V 2 jaar; kandidaat volledig afgewezen V 50 jaar na geboortejaar betrokkenen.
Geneeskundig onderzoek: kandidaat afgewezen V 1 jaar.
Handeling: Het vergoeden van reis- en verblijfkosten die voortvloeien uit het deelnemen aan een selectieprocedure
Periode: 1959–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het bevestigen van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken c.q. het aanbieden van een dienstverband aan een kandidaat die de selectie met goed gevolg heeft doorstaan
Periode: 1945–
Opmerking: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het aanstellen van niet-officieren en aspirant-officieren
Periode: 1945–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het benoemen van aspirant-officieren tot officier
Periode: 1945–
Opmerking: de Minister van Defensie doet een voordracht voor benoeming aan de Kroon, waarna benoeming geschiedt bij KB
Waardering: V, 80 jaar na geboortedatum betrokkenen
Handeling: Het afnemen van de eed of de belofte van een militair
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 6, lid 2 en 3, Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, Stb. 1931/378, art. 6, lid 2. AMAR, art. 12.
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen.
Handeling: Het oproepen in werkelijke dienst van reserve personeel
Periode: 1945–
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Opmerking: Betreft het oproepen van actieve en reguliere reservisten voor training en opleiding, uitzendingen, binnenlands conflict en grootschalig conflict
Waardering: V, 10 jaar; stamboeken en/of stamkaarten B
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van wet- en regelgeving op het gebied van de rechtspositie van militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: Het afwijken van hetgeen krachtens het Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, het Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, het AMAR of het Inkomstenbesluit militairen is bepaald in buitengewone omstandigheden of in tijd van oorlog
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 2.3; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 3; AMAR, art. 2.1; Inkomstenbesluit militairen, art. 2
Waardering: B (6)
Handeling: Het vaststellen van bijzondere regels afwijkend van het AMAR ten aanzien van bepaalde militairen
Periode: 1984–
Grondslag: AMAR, 2.2
Opmerking: Bijvoorbeeld voor militairen die tewerkgesteld zijn onder leiding van of toezicht van de Verenigde Naties, een bondgenootschappelijk orgaan of operaties ihk van internationale overeenkomsten
Waardering: B (5)
Centraal georganiseerd overleg
Handeling: Het instellen en opheffen van commissies voor georganiseerd overleg militairen
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 98.1, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 98; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 105.1, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 105; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 2
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen
Waardering: B (4)
Handeling: Het aanwijzen en benoemen van een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van een commissie voor georganiseerd overleg militairen
Periode: 1945–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 99.2, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 100; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 106.2, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 107
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap.
Handeling: Het aanwijzen en benoemen van een secretaris en adjunct-secretaris van het overleg met een commissie voor georganiseerd overleg militairen
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 99.3, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 101; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 106.3, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 108; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 16.1
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B); 1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het benoemen van ambtenaren, officieren of gewezen officieren, die namens de minister deelnemen aan het georganiseerd overleg militairen, de zogeheten Regeringsdelegatie
Periode: 1945–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 98.2, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 99; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 110.1, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 106
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het geven van aanwijzingen en opdrachten aan de Regeringsdelegatie voor de bespreking in de Commissie georganiseerd overleg rechtstoestand militair personeel zeemacht en de Commissie georganiseerd overleg rechtstoestand militair personeel Koninklijke Landmacht
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 113
Waardering: B (5)
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar/functionaris, vanaf 1991 de directeur-generaal personeel, die namens de minister belast is met de leiding van het Centraal georganiseerd overleg militairen
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 6.1, gewijzigd bij besluit van 7 juli 1987, Stb. 1987/363 en bij besluit van 25 februari 1991, Stb. 1991/169
Opmerking: De minister heeft zelf de leiding bij het overleg maar kan dit, indien de aard van de te bespreken aangelegenheden dit toelaten, opdragen aan een ambtenaar/functionaris, vanaf 1991 aan de Directeur-generaal Personeel
Waardering: V, 5 jaar na einde aanwijzing
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren/functionarissen welke de minister bij het overleg in het Centraal georganiseerd overleg militairen terzijde staan
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 6.2, gewijzigd bij besluit van 7 juli 1987, Stb. 1987/363
Waardering: V, 5 jaar na afloop aanwijzing
Handeling: Het vaststellen van plaats, dag, aanvangsuur en agenda van de vergadering van het overleg met een commissie georganiseerd overleg militairen
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 105.1, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106d.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 112.1, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 108; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 10.1
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen. Tot 1974 werd de plaats, dag en uur bepaald door de voorzitter, die door de Minister van Defensie werd benoemd; vanaf 1974 treedt de minister als voorzitter op. De voorzitter is verplicht de vergadering bijeen te roepen indien twee aangewezen leden van de deelnemende organisaties het verlangen tot vergaderen te kennen geven.
Daarnaast was het tot 1974 mogelijk dat de Minister van Defensie de Commissie A en de Commissie B in gemeenschappelijke vergadering bij elkaar kon roepen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het ter beschikking stellen van vergaderfaciliteiten voor de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 11
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voorbereiden van een KB voor de toelating en schorsing van verenigingen/centrales tot een commissie georganiseerd overleg militairen
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 100.6, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 103.1 en 103.2; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, art. 107.6, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 110.1 en 110.2; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 4.2 en 4.4, gewijzigd bij besluit van 25 februari 1991, Stb. 1991/169
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen.
Vanaf 1991 werden alleen centrales van ambtenaren toegelaten, waarbij een of meer verenigingen van (gewezen) militairen waren aangesloten, toegelaten. Toelating of schorsing vond alleen plaats nadat de minister advies van de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen had ingewonnen.
Tot de voorwaarden voor toelating hoorden onder meer:
– het mededelen van de statuten en huishoudelijk reglement en eventuele wijzigingen;
– een jaarlijkse opgave van de aangesloten verenigingen
– een jaarlijkse opgave van de ledentallen
Waardering: B (4)
Handeling: Het (kunnen) uitsluiten van leden of plaatsvervangende leden van een commissie georganiseerd overleg militairen van deelname aan het overleg
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 100.3, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 103.1 en 103.2; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, art. 107.2, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 110.1 en 110.2; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 5.2
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen.
Wanneer deelname aan het overleg strijdig is met het dienstbelang kan de minister tot uitsluiting beslissen. Uitsluiting geschiedt niet dan nadat het bestuur van de daarbij betrokken zijnde vereniging/centrale over het voornemen daartoe is gehoord, en het advies van de overige leden van de commissie daarover is ingewonnen.
Tot 1968 werd in plaats van uitsluiten de term ‘wraken’ gebruikt.
Waardering: V 5 jaar
Handeling: Het voeren van overleg met een commissie georganiseerd overleg militairen over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van militairen
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 98.2, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 104.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, art. 105.2, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 111.1; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 3.1, gewijzigd bij besluit van 25 februari 1991, Stb. 1991/169, art. 3.1
Producten: Onder meer agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen.
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen.
Tot 1974 hadden de aangelegenheden betrekking op officieren en/of onderofficieren van respectievelijk de zeemacht en/of de Koninklijke landmacht. Van 1974–1991 hadden de aangelegenheden betrekking op militairen van meer dan één deel van de krijgsmacht, en vanaf 1991 op militairen bij de gehele krijgsmacht.
Waardering: B (1)
Handeling: Het instellen van subcommissies of werkgroepen welke belast worden met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen t.b.v. het georganiseerd overleg militairen
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 12.2
Waardering: B (4)
Handeling: Het aanwijzen van de voorzitter van een subcommissie of werkgroep welke belast wordt met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen t.b.v. het georganiseerd overleg militairen
Periode: 1955–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106a.2; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 114.3; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 12.2
Waardering: V, 5 jaar na einde aanwijzing
Handeling: Het aan een commissie georganiseerd overleg mededelen van beslissingen omtrent de in het overleg met de commissie behandelde aangelegenheden
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 104, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106c.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, art. 111, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 115a.1; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 15.1
Opmerking: De commissies georganiseerd overleg waren:
1945–1974: Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel zeemacht (vanaf 1955 bestaande uit commissie A en commissie B) en de Commissie voor georganiseerd overleg militair personeel Koninklijke landmacht (bestaande uit commissie A en commissie B);
1974–1993: Centrale commissie georganiseerd overleg militairen.
Waardering: B (1)
Handeling: Het aan een commissie georganiseerd overleg militairen (schriftelijk) mededelen van een beslissing omtrent de in het overleg met de commissie behandelde aangelegenheden, welke afwijkt van het standpunt van de commissie
Periode: 1955–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106c.2; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 115a.2; Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 15.2
Waardering: B (1)
Handeling: Het instellen en opheffen van de sectorcommissie Defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 2
Waardering: B (4)
Handeling: Het aanwijzen en benoemen van een secretaris en adjunct-secretaris voor het overleg met de sectorcommissie Defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 25.1
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het vaststellen van plaats, dag, aanvangsuur en agenda van de vergadering van het overleg met de sectorcommissie Defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 10.1
Opmerking: De voorzitter is verplicht de vergadering bijeen te roepen indien twee aangewezen leden van de deelnemende organisaties het verlangen tot vergaderen te kennen geven.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het ter beschikking stellen van vergaderfaciliteiten voor de sectorcommissie Defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 10.3
Waardering: V 5 jaar
Handeling: Het voorbereiden van een KB voor de toelating en schorsing van vakcentrales tot de sectorcommissie Defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 4.2 en 4.4
Opmerking: Toelating of schorsing vindt alleen plaats nadat de minister advies van de sectorcommissie defensie heeft ingewonnen.
Tot de voorwaarden voor toelating horen onder meer:
– het mededelen van de statuten en huishoudelijk reglement en eventuele wijzigingen;
– een jaarlijkse opgave van de aangesloten verenigingen
– een jaarlijkse opgave van de ledentallen
Waardering: B (4)
Handeling: Het (kunnen) uitsluiten van leden of plaatsvervangende leden van de sectorcommissie Defensie van deelname aan het overleg
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 6.2
Opmerking: Wanneer deelname aan het overleg strijdig is met het dienstbelang kan de minister tot uitsluiting beslissen. Uitsluiting geschiedt niet dan nadat het bestuur van de daarbij betrokken zijnde vereniging/centrale over het voornemen daartoe is gehoord, en het advies van de overige leden van de commissie daarover is ingewonnen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar, die namens de minister belast is met de leiding van het overleg met de sectoroverleg defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 7.1
Opmerking: De minister heeft zelf de leiding bij het overleg maar kan dit, indien de aard van de te bespreken aangelegenheden dit toelaten, opdragen aan een ambtenaar.
Waardering: V, 5 jaar na einde aanwijzing
Handeling: Het aanwijzen van functionarissen, welke de minister bij het overleg met de sectorcommissie Defensie terzijde staan
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 7.2
Waardering: V 5 jaar na afloop aanwijzing
Handeling: Het voeren van overleg met de sectorcommissie Defensie over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van militaire ambtenaren en ambtenaren
Periode: 1993–
Producten: Onder meer agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 3.1
Waardering: B (1)
Handeling: Het vaststellen van de onderwerpen welke door de sectorcommissie Defensie in behandeling mogen worden genomen
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 3.2
Waardering: B (1).
Handeling: Het aanwijzen van de voorzitter van een werkgroep of kamer welke belast wordt met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 11.3
Waardering: V, 5 jaar na einde aanwijzing
Handeling: Het beslissen op voorstellen inzake de regeling of wijziging van rechten of verplichtingen van individuele militaire ambtenaren of individuele ambtenaren, waarover hij niet met een meerderheid van de sectorcommissie Defensie overeenstemming heeft kunnen bereiken (omdat daar de stemmen staken)
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 3.3
Waardering: B (1)
Handeling: Het aan de sectorcommissie Defensie schriftelijk mededelen van een beslissing omtrent de in het overleg met de commissie behandelde aangelegenheden, welke afwijkt van het standpunt van de commissie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 24
Waardering: B (1)
Handeling: Het instellen van een bijzondere commissie
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 18; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 27.1
Waardering: B (4)
Handeling: Het voeren van overleg met de bijzondere commissie over aangelegenheden die betrekking hebben op militairen van niet meer dan één deel van de krijgsmacht, of die haar door de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen zijn voorgelegd.
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 19.1 en 19.3
Producten: Onder andere agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen
Waardering: B (1)
Handeling: Het voeren van overleg met de bijzondere commissie over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand, die louter betrekking hebben op militaire ambtenaren en ambtenaren van een deel van de krijgsmacht en op ambtenaren werkzaam bij een deel van het ministerie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 27.2
Producten: Onder andere agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen
Waardering: B (1)
Handeling: Het aan een bijzondere commissie (schriftelijk) mededelen van beslissingen omtrent de in de commissie behandelde aangelegenheden
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 28
Waardering: B (1)
Handeling: Het (kunnen) toelaten, schorsen of intrekken van de toelating van vereniging/centrales tot een bijzondere commissie
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 20; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 28.3
Waardering: B (5)
Handeling: Het (kunnen) uitsluiten van leden of plaatsvervangende leden van een bijzondere commissie van deelname aan het overleg
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 21.3; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 20.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aanwijzen van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van het overleg met de bijzondere commissie
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 21.1 en 26.1; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 29.1 en 35
Opmerking: Tot 1993 werd het secretariaat gevoerd door een adjunct-secretaris
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren/functionarissen welke de voorzitter bij het overleg met de bijzondere commissie terzijde staan
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 21.2; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 29.2
Waardering: V, 5 jaar na afloop aanwijzing
Handeling: Het inwinnen van advies van, dan wel het onderwerpen van een geschil aan een arbitrale uitspraak aan de advies- en arbitragecommissie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 16
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het instellen van het Ultiem Overleg
Periode: 1985–1993
Grondslag: Brief van staatssecretaris Hoekzema aan de leden van de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen van 15 juli 1985, Stcrt. 1985, 1985/249
Waardering: B (4)
Handeling: Het benoemen van de voorzitter van het Ultiem Overleg
Periode: 1985–1993
Grondslag: Ministeriële beschikking van 19-12-1985, nr. PP85/125/6422
Opmerking: De benoeming geschiedt in overeenstemming met de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging benoeming
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, vaststelling, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving betreffende de medezeggenschap bij defensie
Periode: 1945–
Grondslag: Militaire ambtenarenwet 1931 van 19 december 1931, Stb. 519, laatstelijk gewijzigd bij wet van 6 december 2001, Stb. 584, art. 12; Algemeen Militair Ambtenaren Reglement van 25 februari 1982, Stb. 279, laatstelijk gewijzigd bij wet van 15 juni 2001, Stb. 318, art. 127
Producten: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173; Besluit medezeggenschap defensie, Stb. 1999/361
Waardering: B (1)
Handeling: Het instellen van overlegorganen bij onderdelen van de krijgsmacht
Periode: 1968–1999
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 2, art. 3 en art. 4; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 2.1
Opmerking: Vanaf 1985 is sprake van een onderdeelsoverlegorgaan. Onder onderdeel werd verstaan:
Bij de Koninklijke marine: een groep van schepen dan wel een groep van vliegtuigen, een inrichting der zeemacht en een eenheid of groep eenheden bij het korps mariniers ter grootte van een bataljon of van een overeenkomstig niveau;
bij de Koninklijke landmacht: een bataljon of een eenheid van overeenkomstig niveau;
bij de Koninklijke luchtmacht: een vliegbasis of overeenkomstig onderdeel;
bij de Koninklijke marechaussee: een dienst of een eenheid van overeenkomstig niveau.
De overlegorganen werden ingesteld door de Minister van Defensie, maar bij mandaatbeschikking door de Bevelhebbers, na overleg met de Centrales van Overheidspersoneel in de Bijzondere Commissies
Waardering: V, 5 jaar na vervallen van het besluit
Handeling: Het organiseren van verkiezingen voor het overlegorgaan.
Periode: 1970–1999
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 2.2; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 6
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: Het aanstellen van een secretaris van het overlegorgaan
Periode: 1970–1985
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 9.3
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging aanstelling
Handeling: Het voor bepaalde tijd (kunnen) uitsluiten van een lid van het overlegorgaan van deelname aan werkzaamheden van het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 10.1
Opmerking: De commandant of het overlegorgaan richt een verzoek aan de Minister van Defensie. Het verzoek kan door de commandant worden gedaan op grond van het feit dat door het gedrag van het betrokken lid het overleg van het overlegorgaan met de commandant ernstig wordt belemmerd en door het overlegorgaan op grond van het feit dat door het gedrag van betrokkene de werkzaamheden van het overlegorgaan ernstig worden belemmerd.
Op een verzoek wordt pas beslist nadat het advies van het College van Advies is ingewonnen en de betrokkene, de commandant en het overlegorgaan in de gelegenheid zijn gesteld hun oordeel over dat advies te geven.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het goedkeuren van het reglement van een overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 11.3
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het vaststellen van regels voor vergaderfaciliteiten en andere voorzieningen voor leden van het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 14, 15 en 16
Opmerking: De faciliteiten bestaan onder meer uit regelingen voor reis- en verblijfkosten, vrijstelling van werkzaamheden, vergaderen binnen de normale werktijd, het verlenen van buitengewoon verlof voor scholing en vorming.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het beslissen op bezwaren van commandanten inzake de faciliteiten enz. voor leden van het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 12.4 en 15
Opmerking: De minister beslist niet eerder dan nadat hij het College van Advies heeft geraadpleegd.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voeren van overleg met het overlegorgaan
Periode: 1970–1999
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 5.1; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 19.1
Opmerking: Tot 1985 diende overleg gepleegd te worden over alle aangelegenheden die de dienstomstandigheden en het leefklimaat, binnen het ressort waarvoor het (onderdeels)overlegorgaan is ingesteld, betreffen.
Vanaf 1985 werden in de overlegvergadering, met uitzondering van individuele personeelszaken, de aangelegenheden het onderdeel betreffende aan de orde gesteld, ten aanzien waarvan hetzij de commandant hetzij het overlegorgaan behandeling wenselijk acht of waarover overleg moet plaatsvinden.
Producten: Onder andere agenda’s, notulen
Waardering: B (5)
Handeling: Het voeren van gezamenlijk overleg met het overlegorgaan en de dienstcommissie
Periode: 1985–1999
Grondslag: Coördinatieregeling onderdeelsoverlegorganen en dienstcommissies, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173. art. 1
Opmerking: Het betreft hier aangelegenheden waarover zowel met het overlegorgaan als met de dienstcommissie van het desbetreffende onderdeel overleg moest worden gepleegd.
Producten: Onder andere agenda’s, notulen
Waardering: B (5)
Handeling: Het vaststellen van plaats, dag, aanvangsuur en agenda van de vergadering van het overleg met een (onderdeels)overlegorgaan
Periode 1970–1985
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 8
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aanwijzen van functionarissen die gerechtigd zijn aan de vergaderingen met het overlegorgaan deel te nemen
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 19.2
Waardering: V, 5 jaar na afloop aanwijzing
Handeling: Het (kunnen) uitnodigen van deskundigen om aan een vergadering met het overlegorgaan deel te nemen
Periode: 1970–1999
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 6.1; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 19.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het, in overleg met het overlegorgaan, vaststellen van de procedure voor overleg met het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 20.
Opmerking: Het betreft hier het overleg tussen de commandant of de door deze bevoegd verklaarde functionaris met het overlegorgaan. Deze afspraken hebben onder meer betrekking op:
a. het aantal overlegvergaderingen per jaar;
b. de wijze van bijeenroepen van overlegvergaderingen;
c. de vervulling en de werkzaamheden van het secretariaat van de overlegvergadering;
d. het opstellen van de agenda van de overlegvergadering en het tijdig bekendmaken daarvan aan de bij het onderdeel geplaatste militairen;
e. de verslaglegging van de overlegvergadering en de wijze waarop aan de bij het onderdeel geplaatste militairen verslag wordt gedaan van het besprokene tijdens de overlegvergaderingen;
f. het aantal deelnemers dat aanwezig moet zijn om een overlegvergadering te kunnen houden;
g. het schorsen van de vergadering ten behoeve van afzonderlijk beraad met betrekking tot een bepaald punt.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het beslissen in geschillen tussen de commandant en het overlegorgaan inzake de wijze van overleg
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 20.3
Opmerking: De minister beslist niet eerder dan nadat hij het College van Advies heeft gehoord.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aan een overlegorgaan (schriftelijk) mededelen van beslissingen omtrent aangelegenheden waarover het overlegorgaan heeft geadviseerd
Periode: 1970–1999
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 5.2 en 5.3; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 26 en 27.1
Opmerking: Indien de beslissing niet in overeenstemming is met het advies van het overlegorgaan, dient de commandant de redenen aan te geven die daaraan ten grondslag liggen.
Vanaf 1985 kon de commandant een beslissing nemen voordat het overleg was voltooid indien de taakuitvoering van het onderdeel dan wel de bijzondere situatie waarin het onderdeel verkeerde dit dringend noodzakelijk maakte. Het overlegorgaan had de mogelijkheid achteraf advies over deze aangelegenheid uit te brengen. De commandant was in dat geval verplicht de redenen die ten grondslag hebben gelegen aan zijn genomen beslissing op te geven.
Waardering: B (1)
Handeling: Het beslissen in adviesplichtige zaken waarin de commandant en het overlegorgaan niet tot overeenstemming zijn gekomen
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 27.4
Opmerking: De kwestie wordt pas aan de minister voorgelegd nadat hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden over het desbetreffende onderwerp. De minister beslist niet eerder dan nadat hij het College van Advies heeft gehoord.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het instellen van medezeggenschapscommissies bij diensteenheden
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 3
Opmerking: Bij mandaatbeschikking worden de medezeggenschapscommissies ingesteld door de bevelhebbers namens de Minister van Defensie, na overleg met de betrokken bijzondere commissie. ensteenheid wordt verstaan: een schip, een groep van vliegtuigen, een inrichting der zeemacht, een bataljon of eenheid van overeenkomstig niveau, een eenheid of groep eenheden bij het korps mariniers ter grootte van een bataljon of van een overeenkomstig niveau, een vliegbasis of een overeenkomstig onderdeel, een district of een eenheid van een overeenkomstig niveau dan wel een met een eigen taak bedeeld administratief of organisatorisch zelfstandig onderdeel van het Ministerie van Defensie.
Volgens het Besluit medezeggenschap defensie wordt onder bevelhebber verstaan: de bevelhebber der zeestrijdkrachten, de bevelhebber der landstrijdkrachten, de bevelhebber der luchtstrijdkrachten, de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee (vanaf 2000 (?) bevelhebber der marechaussee, de commandant van het defensie interservice commando en de secretaris-generaal.
Waardering: V, 5 jaar na vervallen van het besluit.
Handeling: Het vaststellen van een voorbeeldreglement van een medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 14.1
Product: Regeling voorbeeldreglement BMD van 7-9-1999, nr. P/99005728
Opmerking: In de periode dat nog geen reglement van een medezeggenschapscommissie van kracht is, geldt het voorbeeldreglement.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het vaststellen van regels voor vergaderfaciliteiten en andere voorzieningen voor leden van de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 17, 18, 19 en 20
Opmerking: De faciliteiten bestaan onder meer uit regelingen voor reis- en verblijfskosten, vrijstelling van werkzaamheden, vergaderen binnen de normale werktijd, het verlenen van buitengewoon verlof voor scholing en vorming.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
(Buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie
Handeling: Het instellen van (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissies bij organisatiedelen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.1, 5.1 en 5.2
Product: Instellingsbesluit
Opmerking: Bij mandaatbeschikking worden de gemeenschappelijke medezeggenschapscommissies ingesteld door de bevelhebbers namens de Minister van Defensie, na overleg met de betrokken bijzondere commissie. De betrokken medezeggenschapscommissies worden vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het instellen van een (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie.
Waardering: V, 5 jaar na vervallen van het besluit
College van Advies inzake het overleg met overlegorganen
Handeling: Het instellen van een College van advies inzake het overleg met een overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 31.1
Opmerking: Bij ieder krijgsmacht deel en de Koninklijke marechaussee werd een College van advies inzake het overleg met het overlegorgaan ingesteld.
Waardering: B (4)
Handeling: Het stellen van regels inzake de samenstelling en de werkwijze van het College van advies inzake het overleg met een overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 31
Waardering: B (5)
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de voorzitter, secretaris en de leden, alsmede hun plaatsvervangers van het College van advies inzake het overleg met een overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 20.1 en 20.2
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het instellen van een College voor geschillen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 33.1
Waardering: B (4)
Handeling: Het stellen van regels inzake de samenstelling en de werkwijze van het College voor geschillen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 33, 34 en 35
Waardering: B (5)
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de voorzitter en de leden, alsmede hun plaatsvervangers van het College voor geschillen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 33.1
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het voeren van werkoverleg tussen direct leidinggevende en medewerkers
Periode: 1945–
Product: Agenda’s, verslagen
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van richtlijnen voor het overleg bij reorganisaties, concentraties en samenvoegingen van onderdelen, diensten, instellingen en bedrijven
Periode: 1975–
Product: Regeling overlegprocedures bij reorganisaties, ministeriële beschikking van 4 juni 1976, nr. 381.836/9N; Regeling overlegprocedures bij reorganisaties, 3 februari 2000, Stcrt. 2000/24
Waardering: B (1)
Bezoldiging en spaarloonregeling
Handeling: Het gezamenlijk met de Minister van Binnenlandse Zaken vaststellen van voorschriften, nodig ter uitvoering van het Verplaatsingskostenbesluit 1962
Periode: 1962–1989
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit 1962, 16 april 1962, Stb. 1962/150, art. 14
Product: Verplaatsingskostenbesluit 1962, Verplaatsingskostenbesluit militairen (Stb. 1991, 412) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 536, Stb. 1994, 490, Stb. 1995, 292, Stb. 1996, 169, Stb. 1996, 186, Stb. 1996, 192, Stb. 1997, 669, Stb. 1997, 702, Stb. 2000, 79
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het gezamenlijk met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Onderwijs en Wetenschappen aanwijzen van categorieën van personen als belanghebbenden in de zin van de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel
Periode: 1981–
Grondslag: Zvo-regeling, 18 september 1980, Stb. 1980/544, art. 4.2
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het gezamenlijk met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Onderwijs en Wetenschappen bepalen wie er met de uitvoering van de Zvo-regeling belast zijn
Periode: 1981–
Grondslag: Zvo-regeling, 18 september 1980, Stb. 1980/544, art. 11.1
Opmerking: De Zvo-regeling draagt de uitvoering op aan de Minister van Binnenlandse Zaken maar geeft tevens de mogelijkheid aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan ‘Onze Ministers wie het mede aangaat’ om hier bij gezamenlijke beschikking van af te wijken.
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van bezoldiging/salaris
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, hoofdstuk V; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, hoofdstuk V; Inkomstenbesluit militairen
Opmerking: Bij de vaststelling wordt rekening gehouden met salarisanciënniteit, kortingsbedragen (inhoudingen) en periodieke of extra salarisverhogingen
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het uitvoeren van loonbeslag
Periode: 1945–
Grondslag: Ambtenarenwet 1929, Stb. 1929/530, zoals gewijzigd bij Wet van 24 september 1992, Stb. 1992/539, art. 115–124
Waardering: V, 10 jaar.
Handeling: Het toekennen of het intrekken van een toelage op de bezoldiging
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 38; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 37; Regeling vliegtoelagen militairen 1951; Besluit van 26 november 1964, houdende vaststelling van een Regeling toelagen bij oefeningen, Stb. 464; Toelagebesluit officieren-arts, officieren-tandarts en officieren-apothekers 1965, 12 juli 1965, Stb. 1965/381; Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969, 27 september 1968, Stb. 1968/523, hoofdstuk XII; AMAR, art. 58; Administratieve aanwijzingen inkomsten buitenland militairen land- en luchtmacht 1970 (M.B. van 10 december 1969, nr. 273.290/F); Administratieve aanwijzingen inkomsten buitenland militairen land- en luchtmacht 1984 (M.B. van 28-8-1984, nr. PP 84/002/4009, laatstelijk gewijzigd 24-6-1996, nr. P/96002091); Inkomstenregeling militairen, art. 37.1; Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (18-01-96, DAVB PAV6045/96000851, herhaaldelijk gewijzigd)
Opmerking: De handeling heeft betrekking op de volgende toelagen: Toelage officieren-arts, -tandarts en -apotheker; Toelage militaire bijstand; Brevettoelage; Vliegtoelage; Garantievliegtoelage; Vlieggeld; Ontberingstoelage; Toelage parachutespringen; Duiktoelage; Toelage verblijf onderwaterlaboratorium; Toelage verblijf recrompessietoestel; Toelage verblijf decompressietoestel; Toelage munitieruimen; Toelage gravendienst; Toelage werkzaamheden in antennemasten; Toelage rij-instructie tanks, pantserrupsvoertuigen of gemechaniseerde vuurmonden; Toelage mijnendienst Onderzeeboottoelage; Toelage mountain leaders; Toelage helikopterredders; Toelage meerdaagse dienstreis; Opkomsttoelage reservisten; Beschikbaarheidstoelage afroepreservisten; Arbeidsmarkttoeslag afroepreservisten; Huwelijkstoelage; Overbrugginggstoelage; Garantietoelage; Diplomatoelage milva; Toelage vliegabasis commandant; Toelage maandvliegers; Oefentoelage; Gevarentoelage; Toelage voor bewakingsdiensten; Toelage ter tegemoetkoming in de woninghuur; Toelage verrichten hulpdiensten Nationale Reserve; Toelage-buitenland; Toelage inzake functiewaarneming; Ontberingstoelage
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het registreren van de toekenning en ontneming van (extra) periodieken
Periode: 1945–
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het toekennen van een uitkering aan een militair om redenen van werving en behoud
Periode: 1996–
Grondslag: Inkomensbesluit militairen, art. 12; Beleidsregel tijdelijke bindingsmaatregelen militair personeel en burgerpersoneel Koninklijke Luchtmacht (01-06-2001, DPKLu B200102077)
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het toekennen van een eindejaarsuitkering
Periode: 1969–
Grondslag: Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969, art. 40; Inkomensbesluit militairen, art. 15 en 15a, Besluit van 31 oktober 1994, houdende toekenning van de eindejaarsuitkering over 1993 aan militairen en burgerlijk defensiepersoneel, toekenning van een eenmalige uitkering in 1993 aan burgerlijk defensiepersoneel en wijziging van enige besluiten in verband met het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie over de periode van 1 april 1993 tot 1 april 1995 (Stb. 1994, nr. 824); Defensie CAO 2001
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het toekennen van een vakantie-uitkering
Periode: 1954–
Grondslag: Besluit vacantieuitkering militairen zeemacht, 7 december 1954, Stb. 1954/607, Besluit vacantieuitkering militairen land- en luchtmacht, 7 december 1954. Stb. 1954/608, Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969, hoofdstuk VIII; Inkomensbesluit militairen, art. 14
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het toekennen van een vergoeding in de vorm van verlof of een geldelijke beloning voor het werken buiten de vastgestelde werktijden (overwerk)
Periode: 1952–
Grondslag: AMAR, art. 58.2.c; m.i.v. 1 juli 2001 AMAR (27-06-01, Stb. 2001/348) art. 60a en 60c; Regeling vergoeding voor overwerk, onregelmatigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid (VROB), 02-02-87 DPAM/AMP PP87/179/506, laatstelijk gewijzigd 16-7-2001 DAVB P/2001004714; Beleidsregel werk- en rusttijden en extra beslaglegging militairen Koninklijke marechaussee (BWREB-KMAR, 18-04-2000 KMAR POB/2000/25744); Beleidsregel werk- en rusttijden en extra beslaglegging militairen Koninklijke landmacht (BWREBMKL, 13-11-1998 CDPO PO-O/98/33604, gewijzigd 18-5-2000, PO/00/214318)
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het toekennen van een kinderbijslag of kindertoelage
Periode: 1945–1979
Grondslag: Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 39; Regeling kindertoelagen militairen land- en luchtmacht 1954, 12 augustus 1954, Stb. 1954/387
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het verstrekken van inlichtingen over de verstrekking van kinderbijslag of kindertoelage aan de Militaire Pensioenraad
Periode: 1950–1962
Grondslag: Kindertoelagewet voor gepensioneerden, Stb. 1950/501, art. 10.1
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: Het toekennen van een non-activiteitswedde aan militairen, die tijdelijk uit hun functie zijn ontheven omdat zij zijn benoemd of verkozen in een functie in een publiekrechtelijk college of in een hieraan gelijkgestelde functie
Periode: 1945–
Grondslag: Wet bevordering en ontslag beroepsofficieren, (Stb. 1954, 575) artikel 33, 116; Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht, (Stb. 1954, 576), art. 30, 84. AMAR; artikel 133, Militaire Ambtenarenwet 1931, art. 12c (20-04-88, Stb. 1988, 288 02-11-88)
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het gezamenlijk met de Minister van Binnenlandse Zaken vaststellen van nadere voorschriften ter uitwerking of aanvulling van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren voor bepaalde groepen van belanghebbenden
Periode: 1960–1996
Grondslag: Premiespaarregeling Rijksambtenaren, 20 februari 1960, Stb. 1960/48, art. 12; Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968, 27 mei 1968, Stb. 1968/263, art. 18
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het stellen van nadere regels over de wijze waarop een militair een verzoek tot deelname aan de spaarloonregeling moet indienen
Periode: 1994–
Grondslag: Spaarloonregeling defensiepersoneel (vastgesteld 02-06-94, DAVB PAV6185/94014916 in werking 01-06-94; gewijzigd 18-01-96 DAVB PAV6011/96000856 art. 1, (c), in werking 01-01-96 en gewijzigd 19-06-97 DAVB P/97003651 art. 3, 5, 8, 9, 11 & 12, in werking 01-01-98 en gewijzigd 29-10-97 DAVB P/97007329 art. 1 t/m 12, in werking 01-01-98.
Waardering: V, 5 jaar na vervallen van de regeling
Handeling: Het inhouden van een bedrag op het salaris van het personeelslid en het overmaken hiervan op een spaarloonrekening of op de rekening van de instelling waarbij het personeelslid een levensverzekeringsovereenkomst heeft afgesloten
Periode: 1960–
Grondslag: Spaarloonregeling defensiepersoneel (vastgesteld 02-06-94, DAVB PAV6185/94014916 in werking 01-06-94; gewijzigd 18-01-96 DAVB PAV6011/96000856 art. 1, ©, in werking 01-01-96 en gewijzigd 19-06-97 DAVB P/97003651 art. 3, 5, 8, 9, 11 & 12, in werking 01-01-98 en gewijzigd 29-10-97 DAVB P/97007329 art. 1 t/m 12, in werking 01-01-98.
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het schriftelijk machtigen van het personeelslid tot het opnemen van spaarbedragen voor het kopen van een eigen woning of ter voldoening van premies verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering
Periode: 1994–
Grondslag: Spaarloonregeling defensiepersoneel (vastgesteld 02-06-94, DAVB PAV6185/94014916 in werking 01-06-94; gewijzigd 18-01-96 DAVB PAV6011/96000856 art. 1, in werking 01-01-96 en gewijzigd 19-06-97 DAVB P/97003651 art. 3, 5, 8, 9, 11 & 12, in werking 01-01-98 en gewijzigd 29-10-97 DAVB P/97007329 art. 1 t/m 12, in werking 01-01-98.
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Gratificaties, schadeloosstelling en vergoeding van kosten
Handeling: Het verlenen van subsidies, bijdragen, vergoedingen, schadeloosstellingen, gratificaties en andere geldelijke uitkeringen ten gunste van (voormalig) personeel dan wel van hun nagelaten betrekkingen
Periode: 1945–1990
Grondslag: Besluit van 19 juni 1924, tot overdracht van enkele bevoegdheden aan de Hoofden der Ministerieele Departementen, Stb. 1924/294; Gratificatiebesluit, Stb. 1950/K 320, art. 1
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen, wijzigen of intrekken van een ministeriële regeling over schadeloosstelling, kostenvergoedingen en overige geldelijke vergoedingen
Periode: 1991–
Grondslag: AMAR, art. 115, lid 2 (i.w. 12-6-1993, Stb. 278)
Waardering: B (5)
Handeling: Het beslissen op verzoeken om schadeloosstelling en vergoeding van kosten, alsmede het toekennen van overige geldelijke tegemoetkomingen
Periode: 1993–
Grondslag: AMAR, art. 115, lid 1(i.w. 12-6-1993, Stb. 278); Regeling schadevergoedingen 1985, opgenomen in MP 33-520, Regeling representatiegelden, MP 33-520, Regeling duiktoelage korps marine brandweer, MP 33-207, het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel, MP 33-320, MP 31-400a.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een beloning aan de militair wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting
Periode: 1945–
Grondslag: Inkomensregeling militairen, 18-01-96 DAVB PAV6011/96000854 01-01-96, art. 13
Opmerking: De in de handeling genoemde beloning kan bestaan uit een tevredenheidsbetuiging, extra verlof en/of een gratificatie.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het toekennen van gratificaties, toelagen en vergoedingen aan bedrijfshulpverleners
Periode: 1966–
Grondslag: Tot 1992: Gratificatiebesluit (besluit 27 juli 1950, Stb. K320); Regeling bedrijfshulpverlening defensie (DAVB P/970069879 van 16-10-1997)
Opmerking: Personeel dat, op basis van vrijwilligheid, BHV-taken uitvoerde, had recht op een aantal vergoedingen, toelages en gratificaties. Die voorzieningen waren neergelegd in een aantal door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde circulaires, gebaseerd op het Gratificatiebesluit (besluit 27 juli 1950, Stb. K320). Met de invoering van het sectormodel in 1993 zijn deze circulaires vervallen en was er daardoor geen materiële grondslag meer. Dat betekent in concreto dat de regeling aanpassing vergoedingen bedrijfszelfbescherming, opgenomen in de MP 33-510, is vervallen
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het toekennen van een gratificatie bij een ambtsjubileum
Periode: 1953–
Grondslag: Stb. 1950, K 320, Ministeriële beschikking van 10 december 1953, nr. P 100.220, AMAR, Stb. 1989, 572, art. 130a ingetrokken Stb. 1996, 186, Inkomensregeling militairen, 18-01-96 DAVB PAV6011/96000854 01-01-96, art. 32
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het toekennen van een proportionele diensttijdgratificatie aan de militair aan wie ontslag is verleend op grond van deelname aan de VUT-regeling, reorganisatie of arbeidsongeschiktheid
Periode: 1996–
Grondslag: Inkomensregeling militairen, 18-01-96 DAVB PAV6011/96000854 01-01-96
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van ministeriële besluiten voor de uitvoering van het Verplaatsingskostenbesluit militairen
Periode: 1991–
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit militairen Stb. 1991/536, art. 25.2
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het beslissen in afwijking van de Verplaatsingskostenbesluit militairen gestelde regels met betrekking tot tegemoetkomingen in reis- en pensionkosten ten behoeve van individuele belanghebbenden
Periode: 1991–
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit militairen, Stb. 1991/536, art. 28
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een tegemoetkoming in verhuis- en pensionkosten
Periode: 1947–
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit 1962, Verplaatsingskostenbesluit militairen (Stb. 1991, 412) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 536, Stb. 1994, 490, Stb. 1995, 292, Stb. 1996, 169, Stb. 1996, 186, Stb. 1996, 192, Stb. 1997, 669, Stb. 1997, 702, Stb. 2000, 79.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een tegemoetkoming in reiskosten woon-werkverkeer
Periode: 1947–
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit 1962, Verplaatsingskostenbesluit militairen (Stb. 1991, 412) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 536, Stb. 1994, 490, Stb. 1995, 292, Stb. 1996, 169, Stb. 1996, 186, Stb. 1996, 192, Stb. 1997, 669, Stb. 1997, 702, Stb. 2000, 79.
Waardering: V, 5 jaar
N.B. Deze handeling is zowel van toepassing op militair- als Burgerpersoneel
Handeling: Het gezamenlijk met de Minister van Financiën, vanaf 1959 de Minister van Binnenlandse Zaken, beslissen in afwijking van bepalingen van het Verplaatsingskostenbesluit of in gevallen waar het Verplaatsingskostenbesluit niet of niet naar redelijkheid voorziet
Periode: 1947–1989
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit 1946, 18 december 1946, Stb. 1946/G 371, art. 4.3, 5.5; Verplaatsingskostenbesluit 1962, Stb. 1962/150, art. 5.6, 5a.2, 9.3, 9.4, 10.3, 11.1 en 15; Reis- en pensionkostenbesluit ongehuwd burgerlijk rijkspersoneel, Stb. 1970/56
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van vaste reissommen die in de plaats treden van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten naar regelen van het Militair reisbesluit/Reisbesluit militairen 1978
Periode: 1945–
Grondslag: Militair reisbesluit, 19 maart 1955, Stb. 1955/96, art. 13, Reisbesluit militairen 1978, 19 mei 1978, Stb. 1978/284, art. 13
Waardering: V, 5 jaar na vervanging van de reissommen
Handeling: Het indelen van een militair in een categorie
Periode: 1955–
Grondslag: Militair reisbesluit, 19 maart 1955, Stb. 1955/96, art. 7.1, Reisbesluit militairen 1978, 19 mei 1978, Stb. 1978/284, art. 7.1
Opmerking: De minister deelde de militairen, al naar gelang hun militaire rang, stand of hoedanigheid, op in vijf categorieën; elke categorie kende een eigen vergoedingentarief.
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het vaststellen van voorschriften over de wijze van declareren van reiskosten
Periode: 1945–
Grondslag: Militair reisbesluit, 19 maart 1955, Stb. 1955/96, art. 15,, Reisbesluit militairen 1978, 19 mei 1978, Stb. 1978/284, art. 15, Besluit dienstreizen defensie, 25-3-1996, Stb. 1996/192, art. 18
Waardering: V, 5 jaar na vervanging van de regeling
Handeling: Het verlenen van machtiging of toestemming voor het gebruik voor dienstreizen van een eigen of gehuurd voertuig of een taxi
Periode: 1978–
Grondslag: Reisbesluit militairen 1978, 19 mei 1978, Stb. 1978/284, art.5.b; Besluit dienstreizen defensie, 25-3-1996, Stb. 1996/192, art. 4
Waardering: V, 10 jaar na intrekking machtiging of toestemming
Handeling: Het vergoeden van reis- en verblijfkosten
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit dienstreizen defensie, 25-3-1996, Stb. 1996/192, art. 7 en 12
Waardering: V, 5 jaar
N.B. Deze handeling is zowel van toepassing op militair- als burgerpersoneel
Handeling: Het beslissen in afwijking van de regels van het Reisbesluit in gevallen waarin die regels niet of niet naar redelijkheid voorzien
Periode: 1987–
Grondslag: Reisbesluit militairen 1978, 19 mei 1978, Stb. 1978/284, art. 17
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een tegemoetkoming aan diegene die in het jaar voor de inwerkingtreding van het Reisbesluit binnenland als militair in de zin van het Besluit dienstreizen defensie op ten minste 40 dagen tegen vergoeding dienstreizen binnen Nederland heeft ondernomen
Periode: 1996–
Grondslag: Besluit dienstreizen defensie, 25-3-1996, Stb. 1996/192, art. 18
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het toekennen van een vergoeding voor aansluitings-, abonnements- en gesprekskosten indien een privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden wordt aangewend
Periode: 1991–
Grondslag: AMAR, art. 135. (K.B. van 9-10-1991, Stb. 661)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten van representatie
Periode: 1950–
Grondslag: Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969, 27 september 1968, Stb. 168/523, art. 63.b; Inkomstenbesluit militairen, Stb. 1996/27, art. 16.f
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van afwijkende regelingen betreffende het verlenen van vakantie
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 56, AMAR, art. 81
Waardering: V, 5 jaar na vervanging van de regels
Handeling: Het vaststellen van de aanspraak op vakantie, het verlenen van vakantieverlof, het intrekken van verleend verlof en het vergoeden van de eventueel tengevolge hiervan geleden geldelijke schade
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, hoofdstuk VII; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, hoofdstuk VII; AMAR, hoofdstuk 8, paragraaf 1–3.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het behandelen van verzoeken om meer dan het aantal toegestane vakantieverlofuren naar het volgend kalenderjaar over te boeken
Periode: 1996–
Grondslag: AMAR, art. 80.2, 8-3-1996, Stb. 1996/169
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het in geval van ontslag verrekenen van niet of te veel genoten vakantie
Periode: 1996–
Grondslag: AMAR, art. 71a en 80b, 8-3-1996, Stb. 1996/169, gewijzigd 25-1-2000, Stb. 2000/79
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van buitengewoon verlof
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 53; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 61; AMAR, hoofdstuk 8, par. 4a
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het tijdelijk ontheffen van de waarneming van het ambt van of het verlenen van buitengewoon verlof aan ambtenaren die lid zijn van publiekrechtelijke colleges of deelnemen aan activiteiten van of voor vakorganisaties van overheidspersoneel
Periode: 1988–
Grondslag: Ambtenarenwet 1929, zoals gewijzigd bij wet van 20 april 1988, Stb. 1988/229, art. 125c.1–3
Waardering: V, 10 jaar
Voorzieningen in verband met ziekte
Handeling: Het in overleg met de vrouwelijke militair bepalen van de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof
Periode: 1991–
Grondslag: AMAR, art. 59.f en 59.g, Wet van 6 juni 1991, houdende regels betreffende de aanspraak op zwangerschaps en bevallingsverlof van overheids- en onderwijspersoneel, Stb. 1991/347, Wet arbeid en zorg, Stb. 2001/567, art. 3
Waardering: V, 10 jaar
Rechten en plichten bij reorganisatie
Handeling: Het vaststellen van (nadere) procedures en voorschriften voor reorganisaties en het herplaatsen van militairen
Periode: 1987–
Product: Sociaal Beleidskader Defensie
Waardering: B (5)
Handeling: Het met het oog op herplaatsing opleggen van de verplichting tot om-, her- of bijscholing en het vergoeden van de hieraan verbonden kosten aan de militair wiens functie wordt opgeheven
Periode: 1987–1996
Grondslag: SBK Defensie
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het vervallen verklaren van het recht op wachtgeld danwel het recht op een uitkering ingevolge de Uitkeringsregeling 1966 voor de militair die weigert te voldoen aan de opgelegde verplichting tot om-, her- of bijscholing
Periode: 1987–1996
Grondslag: SBK Defensie
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Overige rechten en verplichtingen
Handeling: Het aanwijzen van de standplaats waar de militair in de regel dienst verricht
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 76, lid 1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 80, lid 1; AMAR, art. 24
Opmerking: Tot 1982 hield deze aanwijzing tevens in dat de militair verplicht werd in (een bepaald deel van) de standplaats of van de gemeente waartoe de standplaats behoorde, te gaan wonen. Vanaf 1982 kan de militair verplicht worden te gaan wonen op een bepaalde afstand van de plaats waar hij in de regel dienst verricht.
Zie ook de handelingen nrs. 368 en 369.
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het verlenen van ontheffing van de verplichting te wonen in of nabij de gemeente, die als standplaats is aangewezen of waartoe de standplaats behoort
Periode: 1945–1982
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 76, lid 2; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 80, lid 2
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het verplichten van de militair om te gaan wonen op een bepaalde afstand van de plaats waar hij in de regel dienst verricht
Periode: 1982–
Grondslag: AMAR, art. 143
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het verplichten van de militair om te gaan wonen in een ambts- of dienstwoning
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 83, lid 1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 81, lid 1 AMAR , art. 143
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aanwijzen van personen en groepen van personen waarop de regeling verzekering vliegrisico’s van toepassing is en die niet genoemd staan in art. 1 van die regeling
Periode: 1948–1990
Grondslag: Regeling verzekering vliegrisico’s, 15 juni 1948, Stb. 1945/I 240, art. 1.e; Regeling Verzekering Vliegrisico’s 1969, 3 september 1969, Stb. 1969/409, art. 1.g
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het goedkeuren van het reizen per vliegtuig door ambtenaren in de uitoefening van hun ambt of betrekking
Periode: 1948–1990
Grondslag: Regeling verzekering vliegrisico’s, 15 juni 1948, Stb. 1945/I 240, art. 2.1; Regeling verzekering vliegrisico’s 1969, 3 september 1969, Stb. 1963/409, art. 2.1
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bepalen wie als kostwinners in de zin van de Regeling verzekering vliegrisico’s kunnen worden aangemerkt
Periode: 1948–1969
Grondslag: Regeling verzekering vliegrisico’s, 15 juni 1948, Stb. 1945/I 240, art. 2.2; Regeling Verzekering Vliegrisico’s 1969, 3 september 1969, Stb. 1969/409, art. 3.1
Opmerking: Vanaf 1970 wordt door de Minister van Financiën bepaald wat onder kostwinner moet worden verstaan. Het begrip is omschreven in art. 2 van de Eerste Uitvoeringsbeschikking Regeling Verzekering Vliegrisico’s 1969.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opdragen aan de militair van andere werkzaamheden dan die, welke uit de militaire hoedanigheid voortvloeien
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 77; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 82; AMAR, art. 140
Opmerking: Bijvoorbeeld het verrichten van arbeid in plaats van stakers en uitgeslotenen.
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het stellen van regels inzake het dragen van uniformkleding voor de verschillende wapens, dienstvakken, inrichtingen en andere onderdelen en voor de verschillende rangen
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 84; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 88; AMAR, art. 134
Waardering: V, 10 jaar na vervallen regeling
Handeling: Het stellen van regels inzake het dragen van burgerkleding buiten en uniformkleding voor de verschillende wapens, dienstvakken, inrichtingen en andere onderdelen en voor de verschillende rangen
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 84; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 88; AMAR, art. 134
Waardering: V, 10 jaar na vervallen regeling
Handeling: Het in aangewezen gevallen instemmen met het aannemen van vergoedingen, beloningen, giften of beloften
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 79, lid 2, Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 87. AMAR, art. 150
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het bij Koninklijk Besluit aanwijzen van landen, waarin het verblijf door een militaire ambtenaar in werkelijke dienst een bijzonder risico voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat en of zijn bondgenoten kan opleveren
Periode: 1984–
Grondslag: Militaire Ambtenarenwet, art. 12 e
Waardering: B (1)
Handeling: Het verlenen van toestemming aan militair personeel verlof door te brengen of te reizen naar dan wel te verblijven in (bij koninklijk besluit) aangewezen landen, waarin het verblijf een bijzonder risico voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat en of zijn bondgenoten kan opleveren
Periode: 1945–
Grondslag: Militaire Ambtenarenwet 1931, art. 12 e, onder a; M.B. van 2 augustus 1965, nr. 703.313/537.595, opgenomen in CZ 23049, punten 1220–1227; Voorschrift Reizen en Oefeningen Buitenland, hoofdstuk 5 van deel I; M.B. van 8 maart 1962, nr. P 119334U art. 7, 8, 22, 23; M.B. van 18 juni 1965, nr. 200.842/5C; M.B. van juli 1963, nr. 200.842/4S; Regeling inzake het doorbrengen van verlof en bewegingsvrijheid door militairen buiten het land van plaatsing, M.B. van 18 mei 1977, nr. 389.520/R, Regeling reisbeperking militairen, M.B. van 23 maart 1984, nr. PP/018/1307
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bemiddelen en registreren van faciliteiten toegekend aan militair personeel in het kader van kinderopvang
Periode: 1945–
Grondslag: AMAR, art. 114a; Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Waardering: V, 5 jaar
Instelling en werkwijze van commissies waaraan de beslissing met uitsluiting van administratieve organen is opgedragen
Handeling: Het instellen van een commissie, als bedoeld in het 2e en 3e lid van art. 3 van de Ambtenarenwet 1929
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 97; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 100
Waardering: B (4)
Handeling: Het benoemen van de leden van een commissie, als bedoeld in het 2e en 3e lid van art. 3 van de Ambtenarenwet 1929
Periode: 1945–1993
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 97; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 100
Waardering: V, 5 jaar na einde benoeming.
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen, richtlijnen en instructies voor het personeelsbeheer in de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen, richtlijnen en instructies voor de uitvoering van het bevorderings- en functietoewijzingsbeleid bij de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: het bij Koninklijk Besluit delegeren van de bevoegdheid officieren te bevorderen aan de Minister van Defensie
Periode: 1995–
Grondslag: Algemeen militair ambtenarenreglement, art. 27, lid 2
Product: Besluit van 27 december 1995, houdende het machtigen van Onze Minister van Defensie tot het bevorderen van militairen die een officiersrang bekleden (Stb. 1996, 34)
Waardering: B (1)
Handeling: het opstellen van ranglijsten en kandidatenlijsten van officieren en onderofficieren
Periode: 1945–
Waardering: V, 1 jaar na opstelling lijst en na uitgave in gedrukte vorm van de lijst
Handeling: Het voeren en verslag leggen van functioneringsgesprekken
Periode: 1985–
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Waardering: V, 3 jaar na het volgende functioneringsgesprek
Handeling: het opstellen van beoordelingen van militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: het beschikken op bezwaarschriften van beroepsmilitairen van land- en luchtmacht inzake beoordelingen door militaire meerderen
Periode: 1945–1982
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het beschikken op bezwaarschriften van militair personeel inzake beoordelingen door militaire meerderen, functietoewijzingen en andere besluiten, handelingen of weigeringen door lagere autoriteiten dan de minister
Periode: 1982–
Waardering: V, 10 jaar na definitief worden beslissing
Handeling: het bevorderen van officieren
Periode: 1945–
Opmerking: de Minister van Defensie doet een voordracht voor bevordering aan de Kroon, waarna bevordering geschiedt door de Kroon bij KB. Bij besluit van 27 december 1995 (Stb. 1996, 34) werd de Minister van Defensie gemachtigd tot het bevorderen van militairen officieren beneden de rang van kapitein ter zee/kolonel.
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Vervallen
Handeling: het bevorderen van schepelingen en militair personeel der land- en luchtmacht beneden de rang van tweede luitenant
Periode: 1945–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van algemene loopbaanpatronen voor beroepsmilitairen aangesteld voor onbepaalde tijd
Periode: 1990–
Waardering: B (1)
Handeling: Het stimuleren en ondersteunen van loopbaanontwikkeling van militair personeel
Periode: 1945–
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Opmerking: Deze handeling omvat:
– Het toetsen op de geldigheid van vereiste (functie-eisen gerelateerde) kwalificaties en certificaten met als een mogelijkheid het tijdelijk uit de functie ontheffen van militair personeel indien niet (binnen een afgesproken termijn) aan deze eisen wordt voldaan;
– Het registreren van verworven en verlopen kwalificaties van een militair;
– Loopbaangesprekken, die plaatsvinden op initiatief van een militair dan wel door een door het bevoegd gezag aangewezen functionaris, waarin afspraken gemaakt kunnen worden t.a.v. de eigen ontwikkeling in het kader van de persoonlijke loopbaan;
– Het vastleggen van de interesse van een militair voor een bepaalde functie of ontwikkeling/professie binnen de Defensieorganisatie;
– Het inschatten van de huidige competenties van een militair met als doel te komen tot inzichten omtrent het mogelijk te volgen loopbaantraject.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het toewijzen van functies aan en ontheffen uit functie van militair personeel
Periode: 1990–
Opmerking: Hier o.m. overplaatsing; de nieuwe betrekking kan een wijziging van dienstvak en/of standplaats inhouden.
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het opdragen aan de militair van andere werkzaamheden dan die, welke hij gewoonlijk verricht
Periode: 1945–
Grondslag: AMAR, art. 20
Opmerking: Hier o.m. detachering en interim functievervulling; detachering is het tijdelijk elders dan op de eigen standplaats verrichten van andere werkzaamheden dan die waarvoor de militair is aangesteld, dan wel het tijdelijk elders verrichten van de eigen werkzaamheden.
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen, richtlijnen en instructies voor het ontslagbeleid bij de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (5)
Handeling: het schorsen van militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het verlenen van eervol en oneervol ontslag van officieren
Periode: 1945–
Opmerking: de Minister van Defensie doet een voordracht voor ontslag aan de Kroon, waarna het ontslag geschiedt bij KB door de Kroon.
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het ontslaan van schepelingen en militair personeel van land- en luchtmacht beneden de rang van tweede luitenant
Periode: 1945–1993
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het, samen met de minister-president, instellen van een commissie van advies inzake ontslag wegens onvoldoende waarborg voor getrouwe plichtsvervulling
Periode: 1995
Grondslag: AMAR, art. 45
Product: Besluit van 18 oktober 2001, houdende de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van een commissie als bedoeld in Artikel 45 van het Algemeen militair ambtenarenreglement
Waardering: B (5)
Handeling: Het inhouden op het militair inkomen van premie, bijdrage of vergoeding even groot als het VUT-bijdrageverhaal
Periode: 1994–
Grondslag: Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, 27 april 1994, Stb. 1994/302, art. 66
Opmerking: Ingevolge artikel 66 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP is de beroepsmilitair maandelijks een premie, bijdrage of vergoeding verschuldigd, die even groot is als het vut-bijdrageverhaal (vrijwillig vervroegd uittreden) van een vergelijkbare burgerambtenaar/deelgerechtigde in het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (ABP).
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het doen van een voorstel voor een ministeriële regeling waarbij bepaalde werknemers als belanghebbende in de zin van de Uitkeringsregeling worden aangewezen of van de werking van de Uitkeringsregeling worden uitgesloten
Periode: 1952–1972
Grondslag: Uitkeringsregeling 1952, 16 juli 1952, Stb. 1952/412, art. 2.2 en 2.3 Uitkeringsregeling 1966, 27 augustus 1966, Stb. 1966/408, art. 6.1 en 6.2
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het gezamenlijk met de Minister van Binnenlandse Zaken bepalen dat de verplichting tot het inzenden van een verklaring van het Gewestelijk Arbeidsbureau dat men staat ingeschreven als werkzoekende aan de Minister van Binnenlandse Zaken niet geldt voor bepaalde belanghebbenden of groepen van belanghebbenden
Periode: 1952–
Grondslag: Uitkeringsregeling 1952, 16 juli 1952, Stb. 1952/412, art. 5.3; Uitkeringsregeling 1966, 27 augustus 1966, Stb. 1966/408, art. 7.2 resp. 6.2
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het begeleiden van militair personeel bij de overgang naar een werkgever buiten de Defensieorganisatie
Periode: 1945–
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Opmerking: Ook wel aangeduid als arbeidsbemiddeling. Aanleidingen kunnen zijn het verloop van het BBT-contract of overtolligheid
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het voeren en verslagleggen van exit-interviews
Periode: 1999–
Product: Formulieren exit-interviews, rapportages
Waardering: V 3 jaar
Handeling: Het uitkeren van een bedrag aan de naaste betrekkingen van een militair in werkelijke dienst in de kosten van lijkbezorging van de overledene
Periode: 1982–
Grondslag: AMAR, art. 118
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: Het verlenen van een (schade-)vergoeding bij het verlaten van een dienstwoning door de gezinsleden van een overleden medewerker binnen 3 maanden na diens overlijden
Periode: 1945–
Grondslag: AMAR, art. 144.3
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: het beschikken op verzoeken tot herziening van het advies van de Raad van appèl oneervol ontslag officieren zeemacht en land- en luchtmacht
Periode: 1945–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het tezamen met de Minister van Justitie ontwerpen van wetsvoorstellen, voorstellen tot wijziging van wetten en AMVB’s betreffende het militair strafrecht, het militair strafprocesrecht en het militair tuchtrecht
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van besluiten en regelingen betreffende de uitvoering van de wetten en AMVB’s op het gebied van het militair strafrecht, het militair strafprocesrecht en het militair tuchtrecht
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het tezamen met de Minister van Justitie voorbereiden en vaststellen van besluiten en regelingen met betrekking tot het Depot voor Discipline, sinds 1974 het militair penitentiair centrum Nieuwersluis
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het adviseren van de Minister van Justitie betreffende gratieverlening door de Kroon inzake straffen opgelegd door de (zee)krijgsraden en het Hoog Militair Gerechtshof, sinds 1991 de militaire kamers van de verschillende rechtbanken
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het tezamen met de Minister van Justitie ter benoeming voordragen aan de Kroon van president, burgerrechter en militaire leden van het Hoog Militair Gerechtshof
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: het tezamen met de Minister van Justitie ter benoeming voordragen aan de Kroon van de presidenten van de mobiele krijgsraden en sinds 1965 van de arrondissementskrijgsraden voor de berechting van militairen van land- en luchtmacht
Periode: 1949–1990
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: het tezamen met de Minister van Justitie ter benoeming voordragen aan de Kroon van de presidenten van de zeekrijgsraden
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: het benoemen van president, burgerrechter en militaire leden van het Hoog Militair Gerechtshof, presidenten van de mobiele krijgsraden en sinds 1965 van de arrondissementskrijgsraden en presidenten van de zeekrijgsraden
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 60 jaar na geboorte betrokkenen
Handeling: het rapporteren betreffende in de krijgsmachtdelen opgelegde tuchtstraffen aan de Tweede Kamer
Periode: 1974–
Waardering: B (3)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen en richtlijnen voor het militair opleidingsbeleid in de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften waarin toelatingseisen, onderwijsprogramma, leerstof en andere aspecten van opleidingen bij de krijgsmachtdelen worden vastgelegd.
Periode: 1945–1981
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van richtlijnen voor het vervaardigen van leerplannen voor opleidingen van militair personeel
Periode: 1981–
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften waarin algemene randvoorwaarden voor opleidingen bij de krijgsmachtdelen worden vastgelegd
Periode: 1981–
Waardering: B (1)
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van cursussen en opleidingen
Periode: 1945–
Grondslag: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1,04/08/2002)
Opmerking: Hieronder wordt o.a. verstaan:
– het in eigen beheer ontwikkelen van een opleiding of het inkopen van een opleiding bij een instantie buiten de Defensieorganisatie;
– Het vaststellen van het aanbod van opleidingen in termen van typen opleidingen en concrete opleidingsinhouden;
– Het samenstellen van een opleidingskalender op basis van de opleidingsbehoefte, beschikbaarheid van de instructeurs en de locaties;
– Het geheel van activiteiten gericht op het realiseren en bijstellen van opleidingskalender
Waardering: het ontwikkelen en evalueren van cursussen en opleidingen V, 10 jaar het vaststellen van cursussen en opleidingen B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van leerplannen
Periode: 1981–
Waardering: V, 2 jaar na vervallen van leerplannen
Handeling: het plaatsen van niet-officieren op en verwijderen van initiële en voortgezette opleidingen
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het plaatsen van (aspirant-)officieren op en verwijderen van initiële en voortgezette opleidingen
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het toekennen van een toets- en examenuitslag aan militair personeel dat een onderdeel van een initiële of vervolgopleiding heeft voltooid
Periode: 1945–
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: het toekennen van diploma’s, getuigschriften en brevetten aan militair personeel dat met goed gevolg een initiële of vervolgopleiding heeft voltooid
Periode: 1945–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar van betrokkenen
Handeling: Het verzorgen van loopbaanopleidingen en speciale functionele cursussen voor officieren van alle krijgsmachtdelen en burgers werkzaam bij Defensie
Periode: 1989–
Waardering: V, 6 jaar
Handeling: Het verzorgen van diverse cursussen voor buitenlandse officieren, welke door Interservice Opleidingen worden aangeboden
Periode: 1989–
Opmerking: In opdracht van de Chef Defensiestaf
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het organiseren en uitvoeren van congressen, seminars,vergaderingen en opleidingsactiviteiten aan overige Defensieorganisaties dan wel hieraan gerelateerde instellingen
Periode: 1989–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het afgeven, registreren, ongeldig verklaren en vernietigen van militaire rijbewijzen en rijmachtigingen
Periode: 1945–
Grondslag: Ministeriële beschikking van 19 september 1945, IIe afdeling, nr. 160 (Legerorders 1945, nr. 23), onder IV; Ministeriële beschikking van 18 juni 1946, MK, nr. 924, onder D (Legerorders 1946, nr. 196); ministeriële beschikking van 4 januari 1949, nr. 1002 (Legerorders 1949, nr. 5L), onder D-G; Ministeriële beschikking van 3 januari 1951, GS, sectie G3, nr. 6470 (Legerorders 1951, nr. 3), onder D; Ministeriële beschikking van 30 oktober 1964, nr. 206.198/2g, art. 3; Regeling militaire rijbewijzen, m.b. van 6 oktober 1971, nr. 206.198/3O, art. 6; Verkeersregeling defensie, art. 32–34, vastgesteld 29-11-93, CWW 89/128, i.w. 01-01-94; gewijzigd 31-08-94, CWW 89/128 94018603 (nw art. 6a, art. 7, 17, 23, 25, 26, 27) i.w. 1-09-94; gewijzigd 6-06-96, CWW89/128 96001567 (Art. 19, lid 1, en 24, lid 2) i.w. 22-06-96; gewijzigd 2-02-98, CWW90/128 (Art. 25) i.w. 15-02-98; gewijzigd 27-11-01, C97/364 2001003872 (Art. 25, 33 en bijlage 1) i.w. 15-12-01 Product Militair rijbewijs; rijmachtiging
Opmerking: Hieronder valt ook het militair ruiterrijbewijs, dat vanaf 27 maart 2002 is ingesteld.
Waardering: Bewijs van rijvaardigheid V, 1 jaar; militair theoriecertificaat V, 1 jaar, beschikkingen inzake voorwaardelijke intrekking van de militaire rijbevoegdheid V, 5 jaar na verloop van de proeftijd; beschikkingen inzake intrekking van de militaire rijbevoegdheid, V, 5 jaar na afloop van de termijn waarvoor de rijbevoegdheid was ingetrokken; beschikkingen inzake het ongeldig verklaren van het militair rijbewijs V, 35 jaar; militair ruiterrijbewijs V, 1 jaar
Handeling: het voorbereiden, vaststellen en rapporteren over het organiseren van reünies of ontmoetingsdagen van veteranen
Periode: 1945–
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van regelingen ter uitvoering van de Wet immunisatie militairen
Periode: 1953–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van regelingen ter uitvoering van de Kernenergiewet
Periode: 1969–
Waardering: B (1)
Handeling: het beschikken op verzoeken om vrijstelling immunisatie militairen op grond van de art. 5 en 6 van de Wet immunisatie militairen
Periode: 1953–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het verrichten van aanstellings-, beëindigings-, periodieke- en bijzondere keuringen van radiologische werkers A en B, het registreren van stralingsdoses bij radiologische werkzaamheden en het onderzoeken van stralingsincidenten en de gevolgen daarvan voor betrokkenen
Grondslag: Kernenergiewet; Defensievoorschrift Uitvoering Kernenergiewet; Voorschrift inzake radioactieve stoffen, ioniserende stralen uitzendende toestellen, splijtstoffen, ertsen, kerninstallaties en kernuitrustingen (VKGV-20)
Periode: 1969–
(1969–1975: bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet, onder Inspecteur Geneeskundige Dienst KL 1975– : bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet, onder centrale afdeling Militair Geneeskundig Beleid van het directoraat-generaal Personeel
Product: Dossier radiologisch werker
Waardering: V, 30 jaar na beëindiging radiologische werkzaamheden
Handeling: het afgeven van autorisaties voor het gebruik van radio-actieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende toestellen op grond van de Kernenergiewet en het Vrijstellingsbesluit Landsverdediging kernenergiewet 1969
Periode: 1969–
Waardering: V, 10 jaar, of na afstoten van het object waarop de vergunning of autorisatie betrekking heeft
Handeling: het registreren van gebruik, vervoer en beheer van radioactieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende toestellen in de krijgsmachtdelen op grond van de Kernenergiewet en het Vrijstellingsbesluit Landsverdediging kernenergiewet 1969
Periode: 1969–
Waardering: V, 10 jaar, of na afstoten van locatie waar gebruik plaatsvond
Handeling: het toezien op het gebruik van kernenergie en van ioniserende stralen en het optreden in geval van stralingsongevallen op grond van de Kernenergiewet en het Vrijstellingsbesluit landsverdediging kernenergiewet 1969
Periode: 1969–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van organisatie, instructies en regelingen voor de medische keuring, geneeskundige verzorging, hygiëne en ziektepreventie van militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B, 4
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften en richtlijnen betreffende de bedrijfsgezondheidszorg bij de krijgsmachtdelen
Periode: 1985–
Waardering: B (1)
Handeling: het geneeskundig behandelen, beoordelen, onderzoeken en/of begeleiden van militairen en/of niet militairen
Grondslag: AMAR; artikel 93, lid 1; Arbeidsomstandighedenwet
Periode: 1945–
Product: Medisch dossier
Waardering: Algemeen: V, 80 jaar na geboortedatum betrokkenen, met uitzondering van gegevensdragers waarop gegevens van dienstverband-invaliditeit voor (gewezen) militairen zijn vastgelegd, V, 10 jaar na overlijden van betrokkenen; gegevensdragers welke niet relevante gegevens bevatten: V, 1 jaar na overdracht aan het bureau centraal medisch archief van het centraal archievendepot; röntgenfoto’s, V 10 jaar mits de röntgenuitslag in het medisch dossier is opgenomen.
Handeling: Het uitvoeren van keuringen ter bepaling van de medische, alsmede medisch-psychologische geschiktheid voor het vervullen van een militaire functie
Periode: 1945–
Product: Onder andere informatiesysteem Keuringen en Geneeskundige Onderzoeken (KGO); vliegmedische dossiers; duikmedische dossiers; geneeskundige dossiers
Opmerking: het (her)keuren van dienstplichtigen is opgenomen in handeling 48 en 49 (keuren en herkeuren van dienstplichtigen, met als product keuringskaarten) van het RIO Ieder zijn nummer: een institutioneel onderzoek naar het handelen van de Rijksoverheid op het beleidsterrein dienstplicht over de jaren 1945–1996.
Waardering: V, 80 jaar na geboortedatum betrokkenen, met uitzondering van keuringsgegevens van keurlingen die ongeschikt zijn bevonden, V 2 jaar na keuringsdatum betrokkenen
Handeling: Het uitvoeren van en rapporteren naar aanleiding van militair geneeskundig onderzoek naar blijvende dienstongeschiktheid van militairen, mede ter vaststelling of de reden van de ongeschiktheid verband houdt met de uitoefening van de militaire dienst
Grondslag: Besluit procedure geneeskundig onderzoek militairen
Periode: 1945–
Product: Onder andere rapporten en medische dossiers (herhaald) militair geneeskundige onderzoeken van militairen
Waardering: V, bij gebleken dienstverband 10 jaar na overlijden betrokkenen
Handeling: Het registreren van (niet-)fysieke beperkingen die leiden tot het niet volledig in actieve dienst inzetbaar zijn van een militair
Periode: 1945–
Grondslag: AMAR, art. 98; Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Opmerking: Hierbij ook het beheren en registreren van een keuringstraject in het kader van het beoordelen van een dienst- of arbeidsgeschiktheid (reguliere keuringen of incidenteel, indien geanticipeerd wordt op evt. medische/sociale beperkingen) alsmede de registratie van inzetbaarheidsbeperkingen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten op het militair geneeskundig functiegebied
Periode: 1992–
Product: Beschikking
Waardering: V, bij gebleken dienstverband 10 jaar na overlijden betrokkenen
Handeling: het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het militair geneeskundig functiegebied en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechtelijke organisaties
Periode: 1992–
Waardering: V, bij gebleken dienstverband 10 jaar na overlijden betrokkenen Ziektekostenverzekering 1995
Handeling: het vaststellen van de omvang van de geneeskundige zorg
Periode: 1995–
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90a, lid 2
Product: Regeling ziektekostenverzekering defensiepersoneel (MP 31-109)
Waardering: B (5)
Handeling: het vaststellen van de verschuldigde premie van de ziektekostenverzekering
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90a, lid 3
Periode: 1995–
Product: Ministeriële regeling
Waardering: B (5)
Handeling: het vaststellen van de bijdrage in de verschuldigde premie van de ziektekostenverzekering
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90a, lid 5
Periode: 1995–
Product: Ministeriële regeling
Waardering: B (5)
Handeling: het aanwijzen van een rechtspersoon belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering van de geneeskundige zorg voor militairen in werkelijke dienst en en militairen met leeftijdsontslag en hun gezinsleden en ook het intrekken van deze aanwijzing
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90b, lid 1 en 6
Periode: 1995–
Product: Ministerieel besluit
Waardering: B (1)
Handeling: het goedkeuren van wijzigingen van de statuten van de rechtspersoon belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb.1994, 968), artikel 90b, lid 3
Periode: 1995–
Product: Ministerieel besluit
Waardering: B (1)
Handeling: het goedkeuren van de door de rechtspersoon belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering vast te stellen omvang van de vergoedingen van door betrokkenen ten behoeve van zijn gezinsleden gemaakte kosten van geneeskundige verzorging
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90b, lid 4; Besluit van 3 december 1997, houdende wijziging van enige besluiten in verband met het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie voor de periode van 1 april 1997 tot en met 31 mei 1999, Stb. 669
Periode: 1995–
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Vanaf 1995 alleen voor militairen, vanaf 1999 ook voor postactieve deelnemers
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen en voorschriften betreffende de uitvoering van de geestelijke verzorging in de krijgsmachtdelen
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: Het verstrekken van subsidie aan Rooms-Katholieke, Protestantse en Humanistische vormingscentra
Periode: 1946–1996
Grondslag: Overeenkomst PPB7203/95023697
Opmerking: De Joodse Geestelijke verzorging heeft geen eigen vormingscentra
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van personele en materiële ondersteuning aan Rooms-Katholieke, Protestantse en Humanistische vormingscentra
Periode: 1945–1996
Grondslag: Overeenkomst PPB7203/95023697
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het afsluiten van overeenkomsten met Stichtingsbesturen van Rooms-Katholieke, Protestantse en Humanistische vormingscentra voor de inkoop van vormingswerk
Periode: 1996–
Grondslag: Overeenkomst PPB7203/95023697
Product: Overeenkomst
Waardering: V, 10 jaar na aflopen contract
Handeling: Het vaststellen van het jaarlijks cursusplan ten behoeve van het vormingswerk
Periode: 1996–
Grondslag: Overeenkomst PPB7203/95023697
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het voordragen aan de Kroon ter benoeming van (hoofd)krijgsmachtrabbijnen
Periode: 1964–1996
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: het voordragen aan de Kroon ter benoeming van hoofdraadsman en raadslieden voor de humanistische geestelijke verzorging
Periode: 1964–1996
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: het voordragen aan de Kroon ter benoeming van (hoofd)vloot-, leger- en luchtmachtaalmoezeniers en (hoofd)vloot-, leger- en luchtmachtpredikanten
Periode: 1945–1996
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: het benoemen van aalmoezeniers, predikanten en raadslieden voor de humanistische geestelijke verzorging in de krijgsmachtdelen
Periode: 1945–1996
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het voordragen aan de Kroon ter benoeming van hoofden van dienst van de geestelijke verzorging
Periode: 1996–
Waardering: V, 1 jaar na benoeming betrokkenen
Handeling: Het benoemen van hoofden van dienst van de geestelijke verzorging
Periode: 1996–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het benoemen van geestelijke verzorgers
Periode: 1996–
Grondslag: BARD, artikel 8
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het uitgeven van folders, brochures en periodieken in het kader van de geestelijke verzorging in de krijgsmachtdelen
Periode: 1945–
Waardering: V, 3 jaar. Eén exemplaar van het eindproduct wordt bewaard
Handeling: Het uitvoeren van en verslagleggen over geestelijke verzorging voor militairen
Periode: 1945–
Opmerking: Verzorgen van geestelijke begeleiding, zorgverlening bij ethische en levensbeschouwelijke vragen en nood van de militair en scheppen van mogelijkheden voor de beleving van de levensovertuiging
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van instructies voor de sociale diensten van de KM en van de KL en KLu
Periode: 1945–1972
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van instructies en regelingen voor de Militair Sociale Dienst, sinds 1980 de Maatschappelijke Dienst Defensie
Periode: 1973–
Waardering: B (1)
Handeling: Het uitvoeren van en rapporteren inzake kortdurende, psychosociale niet therapeutische hulp- en dienstverlening.
Periode: 1945–
Product: Cliëntdossiers
Waardering: V, 5 jaar
Ontwikkeling, sport en ontspanning
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen en richtlijnen voor de personeelszorg in de krijgsmachtdelen
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van organisatie, instructies en regelingen voor de vrijetijdsbesteding van militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten van vrijetijdsstudies en -cursussen van militair personeel, in dienst voor bepaalde tijd en sinds 1982 ook van militairen personeel in dienst voor onbepaalde tijd en van dienstplichtigen in werkelijke dienst
Periode: 1961–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het verlenen van een studietoelage aan militair personeel, aangesteld voor bepaalde tijd, voor het volgen van een studie of vakonderricht met het oog op het uitoefenen van een beroep in de burgermaatschappij
Periode: 1982–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het zorgdragen voor de formatie en aansturing van en uitzending naar internationale militaire wedstrijden van nationale militaire sportequipes
Periode: 1998–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het zorgdragen voor de organisatie van (inter-)nationale militaire kampioenschappen en andere evenementen (op sportgebied) in Nederland
Periode: 1998–
Waardering: V, 10 jaar, met uitzondering van het formeren van de nationale militaire sportequipes
Handeling: Het zorgdragen voor het stimuleren van (top)sportbeoefening en het individueel begeleiden van topsporters binnen de defensieorganisatie
Periode: 1998–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het bepalen van het recreatieve filmaanschaffings- en distributiebeleid voor militair personeel van de krijgsmachtdelen
Periode: 1970–
Waardering: B, 5
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen en richtlijnen betreffende de personeelsvoorlichting voor (militair) personeel der krijgsmachtdelen gezamenlijk en voor de krijgsmachtdelen afzonderlijk
Periode: 1945–
Waardering: B, 4
Handeling: het uitgeven van personeelsperiodieken voor (militair) personeel der krijgsmachtdelen gezamenlijk en van de krijgsmachtdelen afzonderlijk
Periode: 1945–
Waardering: V, 3 jaar een exemplaar van periodieken alleen en uitsluitend gericht op eigen personeel die niet worden verspreid buiten de defensieorganisatie wordt bewaard
Handeling: het uitgeven van voorlichtingsfolders, -brochures en informatiekrantjes voor (militair) personeel der krijgsmachtdelen gezamenlijk en van de krijgsmachtdelen afzonderlijk
Periode: 1945–
Waardering: V, 3 jaar
N.B. Van het voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard. De voorbereidende stukken worden vernietigd
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van het beleid betreffende de arbeidsomstandigheden bij het Ministerie van Defensie.
Periode: 1945–
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften en richtlijnen betreffende de bedrijfsgezondheidszorg bij de krijgsmachtdelen op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie 1985
Periode: 1985–1997
Waardering: B (4)
Handeling: Het jaarlijks vastleggen van het beleid gericht op veiligheid, gezondheid en welzijn in de vorm van een schriftelijk plan voor de periode van tenminste één jaar
Periode: 1990–1998
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 4.3; gewijzigd bij wet van 22 december 1993, Stb. 1993/757, art. 4.6
Product: Arbo-jaarplan
Waardering: B (5)
Handeling: het opmaken van een jaarverslag met betrekking tot de veiligheid, de bescherming van de gezondheid en de maatregelen ter bevordering van het welzijn van de werknemers
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 10.1; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 5.2 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450), laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 5.3.
Product: Arbo-jaarverslag, vanaf 1997 jaarlijkse rapportage
Opmerking: De werkgever zendt het Arbo-jaarverslag aan het overlegorgaan en aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie. Het opmaken van een jaarverslag is vanaf 1997 niet meer in de Arbowet/-besluit opgenomen. Er dient nu jaarlijks gerapporteerd te worden over de uitvoering van de in het plan van aanpak opgenomen maatregelen. (Arbowet, art. 5.3).
Waardering: B (3)
Handeling: het beschikken op een verzoek van een overlegorgaan één of meer deskundigen op arbo-gebied uit te nodigen tot het bijwonen van een vergadering of tot het uitbrengen van een schriftelijk advies.
Periode: 1990–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 14.11;
Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 15 gewijzigd bij wet van 1 februari 1990, Stb. 1990/91, art. 15.7, Besluit medezeggenschap defensie, 26 augustus 1999, Stb. 1999/361, art. 15, lid 4
Opmerking: Toestemming van de minister (hoofd diensteenheid) is alleen nodig, als de deskundige kosten in rekening brengt.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het bij de Arbeidsinspectie aanvragen van een ontheffing van de bij de Arbowet opgelegde verplichtingen inzake deskundige diensten Periode 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 41.2; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 30.2 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het indienen van een bezwaarschrift bij de Minister van Sociale Zaken tegen de beslissing van het districtshoofd van de Arbeidsinspectie/de Directeur-Generaal van de Arbeid op een verzoek van een overlegorgaan om wetstoepassing
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 42.1; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; gewijzigd bij wet van 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 42.1
Waardering: V, 5 jaar na beslissing in hoogste instantie
Handeling: Het instellen van een beroep bij de Minister van Sociale Zaken (en Werkgelegenheid) tegen een beschikking van ambtenaren belast met het toezicht van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet.
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 42.1–4 gewijzigd bij wet van 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 42.1; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 31.1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Opmerking: onder beschikkingen wordt verstaan: een aanwijzing tot naleving van het bij of krachtens de wet bepaalde; een eis inzake de wijze waarop het krachtens de wet bepaalde dient te worden nageleefd; een ongeldig verklaren van bewijsstukken; een beslissing inzake de individuele ontheffing van een bedrijf of inrichting van de bij de Arbowet gestelde voorschriften.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het instellen van een beroep bij de Minister van Sociale Zaken tegen een beschikking van een keuringsinstantie of van de Arbeidsinspectie met betrekking tot gevaarlijke werktuigen
Periode: 1952–
Grondslag: Wet op de gevaarlijke werktuigen, Stb. 1952/104, art. 13.1; Besluit drukvaten eenvoudige vorm, Stb. 1992/456, art. 8.3; Besluit machines, Stb. 1993/134, art. 9.3; Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen, Stb. 1993/441, art. 8.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het bij de Arbeidsinspectie aanvragen van een individuele ontheffing van de bij de Arbowet opgelegde verplichtingen
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 41.2; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 30.2 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450). Opmerking: de genoemde verplichtingen hebben betrekking op: de samenwerking en het overleg met werknemers; de deskundige diensten; de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften.
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het verstrekken van statistische gegevens met betrekking tot de uitoefening van de taken van de arbodienst aan de Minister van Sociale Zaken
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60. (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 2.12.1
Waardering: B (3)
Handeling: het schriftelijk vastleggen van de inhoud van de begeleiding van zieke werknemers door de bedrijfsgezondheidsdienst/arbodienst alsmede van de wijze waarop deze begeleiding plaats vindt
Periode: 1993–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, zoals gewijzigd bij wet van 22 december 1993, Stb. 1993/757, art. 18.3 sub onder a en b; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 14.4 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Product: Contract
Waardering: B (5)
Handeling: het aan een krijgsmachtdeel verbinden van een bedrijfsgezondheidsdienst/arbodienst.
Periode: 1988–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 17.1–2, 18.1–2, 19.1–2 en 20.1;gewijzigd bij wet van 26 november 1987, Stb. 1987/535, art. 18.1–2 en 19.1–2; gewijzigd bij wet van 22 december 1993, Stb. 1993/757, art. 17.1; Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie (Stb. 211, 1985) in verband met de tweede fase van invoering van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1987, nr. 604); Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 14.1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: B (4)
Handeling: het aanvragen van een certificaat arbodienst bij de Minister van Sociale Zaken ten behoeve van de bedrijfsgezondheidsdienst/de bedrijfsveiligheidsdienst/de gecombineerde dienst
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit Arbodiensten, 28 december 1993, Stb. 1993/781, art. 10.1, Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 20 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450); Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 1.5e
Opmerking: Het certificaat arbodienst wordt verleend door de Minister van Sociale Zaken of een door hem aangewezen instelling, voor een periode van ten hoogste vier jaar
Waardering: V, 5 jaar na vervallen, intrekking of weigering certificaat
Handeling: het inventariseren, evalueren en beoordelen van de gevaren voor de veiligheid en de gezondheid waaraan werknemers in verband met hun arbeid zijn blootgesteld
Periode: 1993–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, zoals gewijzigd bij wet van 22 december 1993, Stb. 1993/757, art. 4.1; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbobesluit persoonlijke beschermingsmiddelen, 15 juli 1993, Stb. 1993/442, art. 4.1; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 5 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Product: Rapport RI&E, plan van aanpak, jaarlijkse rapportage.
Opmerking: Onder de gevaren worden onder meer begrepen de gevaren van de werktuigen, machines, toestellen en andere hulpmiddelen bij de arbeid, de stoffen en preparaten waarmee wordt gewerkt, en de inrichting van de arbeidsplaats.
Deze worden schriftelijk vastgelegd in de risico-inventarisatie en -evaluatie. Tevens worden in een plan van aanpak opgenomen de te nemen maatregelen in verband met die risico’s. Over de uitvoering van de maatregelen wordt jaarlijks schriftelijk gerapporteerd. Voor de lijst van arbeidsongevallen zie handeling 619.
Waardering: V, 5 jaar na nieuwe inventarisatie
Vervallen
Handeling: het (doen) opstellen en actualiseren van een (arbeids-)veiligheidsrapport
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 5.1 en 5.4; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 2.2b
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: het indienen van een beroepschrift bij de Minister van Sociale Zaken tegen een eis van de Arbeidsinspectie inzake het (arbeids-)veiligheidsrapport een individuele aanwijzing van de Directeur-Generaal van de Arbeid, behelzende de verplichting tot het (doen) opstellen van een (arbeids-)veiligheidsrapport
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 42.2; gewijzigd bij wet van 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 42.1; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 31.1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Opmerking: Tot 1995 werd in de grondslag niet van beroepschrift, maar van bezwaarschrift gesproken.
Waardering: V, 5 jaar na beslissing in hoogste instantie
Handeling: het (doen) opstellen van een rampenplan
Periode: 1985–1997
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 5.11; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2.2
Opmerking: een rampenplan wordt opgesteld op eis van het districtshoofd van de Arbeidsinspectie
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: het nemen van maatregelen om de veiligheid of gezondheid van werknemers te verzekeren, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor de veiligheid of gezondheid aanwezig is
Periode: 1997–
Grondslag: Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 3, lid 1e (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Opmerking: het betreft hier de instelling en organisatie van de bedrijfshulpverlening zoals nader is uitgewerkt in het Arbeidsomstandighedenbesluit 1998 onder Hoofdstuk 2, Afdeling 4, alsmede het opstellen van een calamiteitenplan.
Waardering: V, 20 jaar
Vervallen
Handeling: het schriftelijk vaststellen van een springplan bij arbeid waarbij stoffen worden gebruikt voor het springen van objecten of materialen
Periode: 1995–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.8.1
Waardering: V, 5 jaar na uitvoering plan
Handeling: Het inventariseren, evalueren en beoordelen van persoonlijke beschermingsmiddelen
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 8.2
Waardering: V, 10 jaar na nieuwe inventarisatie
Handeling: het schriftelijk aan de Arbeidsinspectie melden van het voornemen om een in de vrijstelling specifieke stoffenverbod genoemde stof te vervaardigen, te gebruiken of in voorraad te houden
Periode: 1997–
Product: Voorschrift
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 9.15, lid a en b.
Waardering: V, 5 jaar na intrekking of wijziging melding
Handeling: Het bemiddelen bij het voeren van een procedure tot het verklaren dat rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste militair bestaat
Periode: 1982–
Grondslag: AMAR, art. 119
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het registreren van een ongeval of een gebeurtenis waarbij grote materiële schade is veroorzaakt
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 9.3; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 5.1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450), laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 5.2.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aan het bevoegd gezag melden van een ongeval of een gebeurtenis binnen het bedrijf of de inrichting waarbij grote materiële schade is veroorzaakt.
Periode: 1945–
Grondslag: Stoomwet 1896, 15 april 1896, Stb. 1896/69, art. 24.1; Stoomwet 1953, 25 maart 1953, Stb. 1953/179, art. 13.1; Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 9.1-2; Besluit biologische agentia, 17 mei 1994, Stb. 1994/368, art. 14; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.95
Opmerking: Het bevoegd gezag is: in geval van een ongeval bij het gebruik van een stoom- of damptoestel; de burgemeester van de gemeente (tot 1954); de Dienst voor het Stoomwezen (vanaf 1954); in overige gevallen: het districtshoofd van de Arbeidsinspectie.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het bij de Arbeidsinspectie melden van een aan een militair overkomen ongeval dat ernstige lichamelijk dan wel geestelijk letsel of de dood ten gevolge heeft
Periode: 1998–
Grondslag: Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 9, lid 1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: V, 30 jaar
Handeling: Het registreren van het overlijden en van de vermissing van een militair
Periode: 1945–
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het registreren en onderzoeken van een aan een militair overkomen ongeval dat ernstige lichamelijk dan wel geestelijk letsel of de dood ten gevolge heeft
Periode: 1998–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 9.3; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 5.1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450), laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 5.2; AMAR, art. 147; Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden, MB van 19 december 1997, nr. P/97008670.
Product: Proces-verbaal van ongeval, lijst van arbeidsongevallen
Opmerking: Zie ook handeling 133 selectielijst Militaire Operatiën.
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen V, bij gebleken dienstverband 10 jaar na overlijden betrokkenen (ongeval met de dood ten gevolge)
Handeling: het vastleggen van toezichthoudende taken van militairen in verband met gevaarlijke werktuigen
Periode: 1983–
Grondslag: Wet op de gevaarlijke werktuigen, Stb. 1952/104, zoals gewijzigd, Stb. 1980/664, art. 14a
Waardering: V, 5 jaar na vervanging taakomschrijving
Handeling: het bij het districtshoofd van de Arbeidsinspectie aanvragen van ontheffing van de bepalingen van de Wet op de gevaarlijke werktuigen
Periode: 1953–
Grondslag: Wet op de gevaarlijke werktuigen, 5 maart 1952 , Stb. 1952/104, art. 11.1
Waardering: V, 5 jaar na vervallen ontheffing
Handeling: het instellen van een beroep bij de Minister van Sociale Zaken tegen een beschikking van een keuringsinstantie of ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van de Wet op de gevaarlijke werktuigen
Periode: 1952–
Grondslag: Wet op de gevaarlijke werktuigen, 5 maart 1952, Stb. 1952/104, art. 13
Opmerking: Onder beschikkingen wordt verstaan: een beslissing waarbij de afgifte van een certificaat of merk van goedkeuring is geweigerd; een beslissing betreffende een ontheffing van het bij of krachtens de WGW bepaalde; een eis betreffende de wijze waarop het bij of krachtens de WGW bepaalde dient te worden nageleefd.
Waardering: V, 5 jaar na beslissing in hoogste instantie
Handeling: Het instellen van een beroep bij de Minister van Sociale Zaken tegen een beslissing van een keuringsinstantie betreffende een EG-typeverklaring van een door haar gekeurde gevaarlijke machine of beveiligingsmiddel
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit drukvaten van eenvoudige vorm, 24 augustus 1992, Stb. 1992/456, art. 8.3; Besluit machines, 25 februari 1993, Stb. 1993/134, art. 9.3; Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen, 23 juli 1993, Stb. 1993/441, art. 8.3
Waardering: V, 5 jaar na beslissing in hoogste instantie
Handeling: Het aanvragen van een keuring voor een stoom- of damptoestel
Periode: 1954–
Grondslag: Stoomwet 1953, 25 maart 1953, Stb. 1953/179, art. 7 en 11.1
Opmerking: De wet schrijft voor dat bepaalde typen toestellen door de Dienst voor het Stoomwezen gekeurd worden, voordat ze in werking worden gesteld (de zgn. initiële keuring); na goedkeuring wordt zo’n toestel periodiek herkeurd. Andere typen kunnen eveneens gekeurd worden, indien de eigenaar/gebruiker zulks wenst. De gegevens met betrekking tot een gekeurd stoom- of damptoestel, worden door de Dienst opgetekend in het zgn. ‘controleboek’, dat door de eigenaar/gebruiker in de nabijheid van het betreffende toestel bewaard dient te worden.
Waardering: V, 5 jaar na buiten werking stellen van het toestel
Handeling: het instellen van een beroep bij de Minister van Sociale Zaken tegen een beslissing van de Dienst voor het Stoomwezen
Periode: 1954–
Grondslag: Stoomwet 1953, 25 maart 1953, Stb. 1953/179, art. 12
Waardering: V, 5 jaar na beslissing in hoogste instantie
Handeling: het aanvragen van een keuring voor een gemotoriseerd transportwerktuig, een kantel- of valbeveiliging of een geïmporteerd gevaarlijk werktuig of beveiligingsmiddel ten aanzien waarvan de wet een keuring voorschrijft
Periode: 1952–
Grondslag: Wet op de gevaarlijke werktuigen, 5 maart 1952, Stb. 1952/104, art. 8.1; Besluit gemotoriseerde transportwerktuigen, 6 februari 1992, Stb. 1992/77, art. 4.1; Besluit kantel- en valbeveiligingen bouwmachines, 26 mei 1992, Stb. 1992/267, art. 5.1
Waardering: V, 5 jaar na buiten werking stellen van het toestel
Handeling: het aanvragen van een keuring voor een lift
Periode: 1956–
Grondslag: Liftenbesluit I, 23 maart 1956, Stb. 1956/167, art. 24.1 (i.b. besluit van 1 augustus 1995, Stb. 379, art. 24); besluit van 22 augustus 1996, Stb. 444, gewijzigd bij besluit van 7 december 1998, Stb. 691, art. 17.
Opmerking: de minister doet als eigenaar of houder van de lift bij de Arbeidsinspectie aangifte van het bezitten of gebruiken van een lift. Een erkende keuringsinstantie verricht vervolgens de keuring.
Waardering: V, 5 jaar na buiten werking stellen van het toestel
Handeling: het bijhouden van een register van hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van een schip
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 7.29, lid 10
Waardering: V, 5 jaar na vervanging register
Handeling: het (doen) onderzoeken of een hijskraan voldoet aan de bij de wet gestelde voorschriften
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 32:2–4; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 7.19, 7.29.10
Opmerking: de gegevens met betrekking tot een hijskraan, behorende tot een aangewezen categorie, dienen bijgehouden te worden in een zgn. ‘kraanboek’ dat in de nabijheid van de hijskraan bewaard wordt (Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938, art. 141.6; Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, art. 32.7, beide b.w. 1 november 1999; Arbeidsomstandighedenbesluit, art. 7.19.8).
Waardering: V, 5 jaar na buiten gebruik stellen van de hijskraan
Handeling: het (doen) onderzoeken of hijsgereedschap voldoet aan de bij de wet gestelde voorschriften
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 35.4–5; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 7.20, 7.29
Waardering: V, 5 jaar na buiten gebruik stellen van het hijsgereedschap
Handeling: het (doen) onderzoeken of een steiger voldoet aan de bij de wet gestelde voorschriften
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 18.2; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 7.34.
Waardering: V, 5 jaar na afloop gebruik van de steiger
Handeling: het (doen) controleren of gestapelde of gestorte goederen of stoffen geen gevaar van omvalling e.d. opleveren
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 37.2
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het (doen) onderzoeken of de voor handen zijnde blusmiddelen doelmatig en in goede staat van onderhoud zijn
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 47
Waardering: V, 5 jaar na nieuw onderzoek
Handeling: het registreren van alle machinewerkzaamheden aan boord van een schip
Periode: 1945–
Grondslag: 1 VVKM 2 (Voorschrift betreffende de scheepsorganisatie, vastgesteld door de BDZ, 12 juni 1993, S. 21884) en VVKM 25.4, voorschrift betreffende het arbo- en milieumanagementsysteem bij de Koninklijke Marine , deel 4: overige systeemdocumentatie afdeling 3: afvalhandling, vastgesteld bij besluit van de bevelhebber der zeestrijdkrachten van 12 januari 2000, nr. S 2000002508.
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging werkzaamheden
Handeling: het opstellen van veiligheidsinstructies voor duikers en medisch personeel
Periode: 1995–
Grondslag: Regeling duikopleiding defensie, 18 april 1995, Stcrt. 75, art. 2.4
Waardering: B (5)
Handeling: Het registreren van uitgereikte duikcertificaten en certificaten duikmedische begeleiding
Periode: 1995–
Grondslag: Regeling duikopleiding defensie, 18 april 1995, Stcrt. 75, art. 6
Waardering: V, 5 jaar
Inventarisatie van gevaar en maatregelen daartegen
Vervallen
Handeling: het inventariseren, evalueren en beoordelen van de gevaren van arbeid waarbij werknemers aan kankerverwekkende stoffen of processen worden blootgesteld
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit kankerverwekkende stoffen en processen, 4 februari 1994, Stb. 994/91, art. 3.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.13 en 4.14
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling
Handeling: het inventariseren, evalueren en beoordelen van het gevaar voor blootstelling van werknemers aan asbest of crocidoliet bij hun arbeid
Periode: 1988–
Grondslag: Asbestbesluit Arbowet, 22 november 1988, Stb. 1988/560, art. 5.1 en 18.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.43, 4.50, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000, Stb. 2000/327, art. 4.50
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling aan asbest
Handeling: het inventariseren, evalueren en beoordelen van de gevaren van arbeid waarbij werknemers aan lood worden blootgesteld
Periode: 1988–
Grondslag: Loodbesluit, 18 februari 1988, Stb. 1988/100, art. 2.1, Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.64
Waardering: V, 40 jaar na blootstelling
Handeling: het inventariseren, evalueren en beoordelen van de gevaren van arbeid waarbij werknemers aan biologische agentia worden blootgesteld
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit biologische agentia, 17 mei 1994, Stb. 1994/368, art. 2; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.85
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling
Handeling: het inventariseren en evalueren van de gevaren, verbonden met fysieke belasting als gevolg van de arbeid
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit fysieke belasting 27 januari 1993, Stb. 1993/68, art. 3.2; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 5.3
Waardering: V, 10 jaar na nieuwe inventarisatie
Handeling: Het inventariseren en evalueren van de gevaren, verbonden aan arbeid aan een beeldscherm
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit beeldschermwerk, 10 december 1992, Stb. 1992/677, art. 3; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60
(Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 5.9.
Waardering: V, 10 jaar na nieuwe inventarisatie
Handeling: het registreren, inventariseren, evalueren en beoordelen van het geluidsniveau waaraan werknemers worden blootgesteld op de arbeidsplaats
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 49.1, Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, artikel 4; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60
(Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 6.7. lid 5
Product: register
Opmerking: de resultaten van de beoordelingen moeten gedurende ten minste 10 jaren worden bewaard (Veiligheidsbesluit restgroepen, art. 49.5, Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, artikel 6.7, lid 5)
Waardering: V, 20 jaar na einde blootstelling
Arbeid met gezondheidschadende stoffen en processen
Handeling: het aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie melden van het vóórkomen in de fabriek of werkplaats van vormen van gevaarlijke arbeid en van de wijzigingen daarin
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 61.1 en 61.3
Waardering: V, 10 jaar na beëindiging gevaarlijke arbeid
Handeling: het registreren van het resultaat van arbeidsgezondheidskundig onderzoek van werknemers welke aan kankerverwekkende stoffen of processen (vinylchloridemonomeer, asbest en asbesthoudende producten, crocidoliet, lood en loodwit, en biologische agentia) worden blootgesteld
Periode: 1997–
Product: medisch dossier
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.24.1, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 4.24.4, 4.35.1, 4.52.1, 4.69.1, 4.69.1, 4.74.4, 4.91.10
Opmerking: Het betreft hier de resultaten van zowel het onderzoek van werknemers die voor de eerste keer met zulke werkzaamheden worden belast, en die volgens het Arbeidsomstandighedenbesluit voor aanvang van de werkzaamheden in de gelegenheid dienen te worden gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, als herhalingsonderzoeken , ten minste éénmaal in de twee jaar.
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het ter kennis brengen van de resultaten van arbeidsgezondheidskundig onderzoek van werknemers voor de aanvang van de werkzaamheden met kankerverwekkende stoffen en processen aan overlegorganen
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.24.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het opzetten en bijhouden van een register met gegevens omtrent arbeid met kankerverwekkende stoffen en processen
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit kankerverwekkende stoffen en processen, 4 februari 1994, Stb. 1994/91, art. 2.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.13 en 4.14
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: Het opzetten en bijhouden van een lijst van werknemers die bij hun arbeid worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen of processen
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit kankerverwekkende stoffen en processen, 4 februari 1994 , Stb. 1994/91, art. 4.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.15
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: Het doen meten van de concentratie vinylchloridemonomeer in de lucht van de arbeidszone waar met deze stof wordt gearbeid
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.26
Opmerking: De gegevens moeten tenminste 3 jaren worden bewaard (Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, artikel 4.29)
Waardering: V, 40 jaar na einde arbeid met vinylchloridemonomeer
Handeling: Het schriftelijk (doen) vastleggen van de data en tijdstippen waarop binnen een arbeidszone sprake was van een abnormale concentratie vinylchloridemonomeer
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.31, lid 3, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 4.31, lid 7
Waardering: V, 40 jaar na einde arbeid met vinylchloridemonomeer
Handeling: het op een lijst aantekenen van gegevens over de aard en de duur van de arbeid van een werknemer die met vinylchloridemonomeer werkt
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.33.1, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000, Stb. 2000/327, art. 4.15.1
Waardering: V, 40 jaar na einde arbeid met vinylchloridemonomeer
Handeling: het aan de Arbeidsinspectie melden van het voornemen asbest of asbesthoudende stoffen (op een nieuwe wijze) te bewerken of verwerken
Periode: 1978–1993
Grondslag: Asbestbesluit, 1 april 1955, Stb. 1977/269, art. 6 (i.w. Stb. 1978/343; b.w. Stb. 1988/560); Arbowet, 22 november 1988, Stb. 1988/560, art. 11 (b.w. Stb. 1993/135)
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het schriftelijk melden aan de Arbeidsinspectie van gegevens met betrekking tot arbeid met asbest en de wijzigingen daarin
Periode: 1988–
Grondslag: Asbestbesluit Arbowet, 22 november 1988, Stb. 1988/560, art. 13.1–2; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.49
Opmerking: de melding vindt alleen plaats, wanneer de concentratie van asbest in de lucht de door de Minister van Sociale Zaken vastgestelde grenswaarden heeft overschreden.
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: Het doen meten van de concentratie van asbeststof in de lucht waaraan werknemers worden blootgesteld
Periode: 1988–
Grondslag: Asbestbesluit Arbowet, 22 november 1988, Stb. 1988/560, art. 14.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.50, lid 1 en 2
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling aan asbest
Handeling: Het registreren van gegevens omtrent de arbeid met asbest van individuele werknemers
Periode: 1988–
Grondslag: Asbestbesluit Arbowet, 22 november 1988, Stb. 1988/560, art. 17.1, Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, artikel 4.53.1
Opmerking: Het register moet tenminste 40 jaren na het einde van de blootstelling aan asbest worden bewaard (Arbeidsomstandighedenbesluit Stb. 1997, nr. 60, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 4.24.)
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling aan asbest
Handeling: Het opstellen van een werkplan dat doeltreffende maatregelen bevat ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bij de sloop van gebouwen e.d. waarin asbest of crocidoliet is verwerkt
Periode: 1988–
Grondslag: Asbestbesluit Arbowet 22 november, Stb. 1988/560, art. 10.1; gewijzigd bij besluit van 10 december 1991, Stb. 1991/685, art. 17a.2 onder c; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.54, lid 3
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling
Handeling: Het bij de Arbeidsinspectie melden van het voornemen een gebouw, constructie, apparaat, installatie of transportmiddel te slopen waarin asbest of crocidoliet is verwerkt
Periode: 1992–
Grondslag: Asbestbesluit Arbowet 22 november 1988, Stb. 1988/560, zoals gewijzigd bij besluit van 10 december 1991, Stb. 1991/685, art. 17a.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.54, lid 2
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: Het bij de Arbeidsinspectie aanvragen van een vrijstelling of ontheffing van verbodsbepalingen inzake arbeid met asbest
Periode: 1978–
Grondslag: Asbestbesluit Stb. 1977/269, art. 7 (i.w. Stb. 1978/343); Asbestbesluit Arbowet, 22 november 1988, Stb. 1988/560, zoals gewijzigd bij besluit van 19 februari 1993, Stb. 1993/135, art. 4c.1 en 4 e .1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 9.13
Waardering: V, 40 jaar na intrekking vrijstelling/ontheffing
Handeling: Het houden van aantekening van milieugevaarlijke stoffen die in de fabriek of werkplaats voorkomen
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 60.1 en 60.3; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 4.2 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Product: Register
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het registreren van de resultaten van metingen van de concentratie van lood in de lucht waaraan werknemers worden blootgesteld
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.69
Waardering: V, 40 jaar na blootstelling
Handeling: Het registreren van het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek naar het loodgehalte in het bloed
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.74.5, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 4.74.4
Opmerking: De gegevens moeten tenminste 10 jaar worden bewaard. (Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, artikel 4.74.4)
Waardering: V 40 jaar na einde blootstelling
Handeling: Het bijhouden van een register waarin vermeld wordt, welke werknemers werken met biologische agentia
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit biologische agentia, 2 mei 1994, Stb. 1994/368, art. 7.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.90
Opmerking: Het register wordt tenminste 10 jaren na de laatste blootstelling bewaard (Besluit biologische agentia, art. 7.3, Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, artikel 4.90.3). Indien een werknemer is blootgesteld aan een biologische agens dat langdurig infecties ten gevolge kán hebben, wordt het register langer (hoogstens veertig jaren) bewaard (art. 4.91.10).
Waardering: V, 40 jaar na einde blootstelling aan biologische agentia
Handeling: Het aan de Arbeidsinspectie melden van het voornemen arbeid met biologische agentia te verrichten
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit biologische agentia, 2 mei 1994, Stb. 1994/368, art. 13.1; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.94
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging arbeid met biologische agentia
Handeling: het opstellen van ontsmettings- en desinfectieprocedures en procedures voor een veilige omgang met en verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.97.2
Waardering: V, 10 jaar na vervanging procedures
Handeling: het aanvragen van een ontheffing/vrijstelling van de voorschriften omtrent zandstralen
Periode: 1951–1997
Grondslag: Zandstraalbesluit, 11 augustus 1973, Stb. 1973/415, i.b. Besluit van 15 januari 1997, houdende regels in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid (Arbeidsomstandighedenbesluit) (Stb. 60)
Waardering: V, 5 jaar na intrekking ontheffing/vrijstelling
Handeling: het, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, instellen van een branche-begeleidingscommissie
Periode: 2001–
Grondslag: Intentieverklaring fysieke belasting sector defensie, Stcrt. 2001, nr. 20, art. 1, lid 5
Opmerking: naast de ministers wordt de commissie mede opgericht door de Centrales van overheidspersoneel sector Defensie.
Waardering: B (5)
Handeling: Het schriftelijk vastleggen van een plan ter voorkoming of beperking van schadelijke geluiden, voortgebracht door machines e.d. en van de blootstelling van werknemers daaraan
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, art. 50.2, Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 6.8, lid 4.
Waardering: V, 20 jaar na einde blootstelling
Handeling: het registreren van het resultaat van het audiometrisch onderzoek van werknemers
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 6.10.1
Opmerking: de resultaten van het audiometrisch onderzoek worden gedurende ten minste 10 jaar bewaard (Arbeidsomstandighedenbesluit, art. 6.10.5)
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: het indienen van een verzoek om vrijstelling of ontheffing van de voorgeschreven bepalingen omtrent gehoorbeschermers van werknemers
Periode: 1991–
Grondslag: Veiligheidsbesluit restgroepen, 20 september 1990, Stb. 1990/491, zoals gewijzigd bij besluit van 15 november 1991, Stb. 1991/598, art. 50c.2 en 50d; Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 9.17
Waardering: V, 10 jaar na intrekking vrijstelling/ontheffing
Beroepsziekten en ziekteverzuim
Handeling: het aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie melden dat een werknemer (vermoedelijk) aan een beroepsziekte lijdt of dat de gezondheid van een werknemer op een andere wijze in verband met de arbeid gevaar loopt
Periode: 1985–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 9.4; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 9.2 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450), laatstelijk gewijzigd 21 juni 2000 Stb. 2000/327, art. 9.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van het beleid met betrekking tot het ziekteverzuim van de werknemers.
Periode: 1994–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, zoals gewijzigd bij wet van 29 juni 1994, Stb. 1994/586, art. 3.2, onder a en b, Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 4, lid 1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: B (1)
Handeling: het nemen van maatregelen ter voorkoming of beperking van ziekte van werknemers, alsmede het begeleiden van zieke werknemers.
Periode: 1994–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, zoals gewijzigd bij wet van 29 juni 1994, Stb. 1994/586, art. 3.2, onder a en b, Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 4, lid 1 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het begeleiden van militair personeel, die door (niet-)fysieke beperkingen (tijdelijk) niet in staat zijn arbeid te verrichten dan wel (tijdelijk) ongeschikt zijn voor het uitvoeren van een bepaalde functie
Periode: 1945–
Grondslag: Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184,
art. 4.1b (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het (doen) opstellen van een reïntegratieplan
Periode: 2002–
Grondslag: WAO, art. 71a lid 1; AMAR, art. 91a, 27-10-1997, Stb. 573
Product: Reïntegratiedossier
Opmerking: Het reïntegratiedossier bevat ten minste de volgende gegevens:
a. Gegevens die betrekking hebben op het verloop van het ziekteverzuim van de werknemer;
b. Gegevens die betrekking hebben op de reïntegratieactiviteiten die door de werkgever ondernomen zijn;
c. Gegevens die betrekking hebben op de reïntegratieactiviteiten die door de werknemer ondernomen zijn;
d. Alle documenten en correspondentie die betrekking hebben op de ondernomen activiteiten.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aanstellen van een mentor ten behoeve van jeugdige werknemers
Periode: 1988–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 8.1, Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, nr. 60, artikel 1.37
Waardering: 5 jaar na einde functie
Handeling: Het treffen van maatregelen om jeugdige werknemers bij de arbeid te betrekken op een wijze die bevorderlijk is voor hun vorming
Periode: 1988–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 8.5 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Waardering: B (5)
Seksuele intimidatie, agressie en geweld
Handeling: Het nemen van maatregelen ter bescherming van werknemers tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld binnen het ministerie
Periode: 1994–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, zoals gewijzigd bij wet van 29 juni 1994, Stb. 1994/586, art. 3.2, onder a en b, Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 4, lid 2.
Waardering: B (5)
Handeling: Het aanwijzen van een vertrouwenspersoon inzake seksuele intimidatie, agressie en geweld
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005; artikel 2; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 11; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art. 3, lid 1.
Waardering: V, 5 jaar na einde functie
Handeling: Het instellen van een klachtencommissie seksuele intimidatie, agressie en/of geweld
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005; artikel 5, lid 1; KL klachtenprocedure seksuele intimidatie, 19 juni 1997, nr. KL 19.400/A, artikel 4, lid 1; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 4, lid 1; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art. 4.
Waardering: B (4)
Handeling: Het beslissen op een klacht inzake seksuele intimidatie, agressie en/of geweld
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005; artikel 8.1; KL klachtenprocedure seksuele intimidatie, 19 juni 1997, nr. KL 19.400/A, artikel 9.1; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 9.1; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art.10.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van een werktijdregeling
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, Stb. 1931/377, art. 45; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 52
Opmerking: Een werktijdregeling is een schema van aanvang en einde der dagelijkse werktijden gevat in een van te voren bekend gemaakt rooster voor een periode langer dan een week.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging van de regeling
Handeling: het schriftelijk vastleggen van de arbeidspatronen, voortvloeiende uit het arbeidstijdenbeleid
Periode: 1996–
Grondslag: Arbeidstijdenwet, 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 4:1.2
Waardering: B (5)
Handeling: het toetsen en evalueren van de arbeidspatronen aan de eigen en aan de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de arbeids- en rusttijden
Periode: 1996–
Grondslag: Arbeidstijdenwet, 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 4:1.3
Waardering: B (5)
Handeling: het registreren van de arbeids- en rusttijden van de afzonderlijke werknemers
Periode: 1996–
Grondslag: Arbeidstijdenwet, 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 4:3.1 (i.w. 1996; Stb. 1995/600)
Product: Arbeidslijsten en -registers, roosters
Opmerking: de bij de Arbeidstijdenwet verplicht gestelde registratie dient ten minste 52 weken bewaard te worden, te rekenen vanaf de datum waarop de gegevens betrekking hebben (Arbeidstijdenbesluit Stb. 1995/599, art. 3:2.1).
Waardering: V, 2 jaar na verwerkingstijd
Handeling: het bij de Minister van Sociale Zaken/het districtshoofd van de Arbeidsinspectie aanvragen van een ontheffing ten aanzien van de bepalingen ten aanzien van werk- en rusttijden van jeugdigen
Periode: 1995–
Grondslag: Arbeidstijdenwet van 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 3:3.1 en 3:3.2
Waardering: V, 5 jaar na vervallen ontheffing
Handeling: het bij de Minister van Sociale Zaken indienen van een verzoek tot vrijstelling van de wettelijke bepaling waarbij onder zekere omstandigheden tijd waarin niet-gewerkte uren of dagen gelijk worden gesteld aan arbeidstijd
Periode: 1996–
Grondslag: Arbeidstijdenwet, 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 5:13.1
Opmerking: Het betreft hier uren of dagen waarin een werknemer geen arbeid heeft verricht als gevolg van ziekte, vakantie of activiteiten in de ondernemingsraad.
De Minister van Defensie kan als partij bij een collectieve regeling een dergelijk verzoek indienen.
Waardering: V, 5 jaar na vervallen vrijstelling
Handeling: Het beslissen op verzoeken van aanpassing van de arbeidsduur van de militair
Periode: 1994–
Grondslag: Besluit aanpassing arbeidsduur militairen, 22-7-2000, Stb. 2000/344.
Opmerking: Omdat voor militairen in werkelijke dienst geldt dat zij te allen tijde beschikbaar en inzetbaar dienen te zijn bestaat voor hen geen vaste arbeidsduur. Voor hen is daarom in de Wet aanpassing arbeidsduur een uitzonderingsbepaling opgenomen op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur de mogelijkheid wordt gerealiseerd om de arbeidsduur aan te passen zonder dat daarbij de aanstelling wordt aangepast. Dat gebeurt met behulp van de toepassing van buitengewoon verlof. Bij vermindering van de arbeidsduur wordt daartoe het bestaande buitengewoon verlof beëindigd of aangepast aan de gewenste omvang van de vermeerdering van de arbeidsduur
Waardering: V, 5 jaar na nieuwe aanpassing
Onderscheidingen, eretekenen en medailles
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van besluiten waarbij militaire onderscheidingen, eretekenen en medailles worden ingesteld
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van besluiten en regelingen betreffende het aanvragen van militaire onderscheidingen, eretekenen en medailles
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar na het vervallen van betreffende besluiten en regelingen
Handeling: het voordragen aan de Kroon voor het verlenen van een Koninklijke onderscheiding en voor de benoeming van militairen in een ridderorde
Periode: 1945–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
N.B. Voordrachten met getuigenverklaringen van krijgskundige of bijzondere handelingen worden bewaard. (B 6)
Handeling: het toekennen van niet Koninklijke onderscheidingen, eretekenen en medailles voor langdurige dienst en ‘campaign medals’ aan militairen
Periode: 1945–
Waardering: Deze handeling wordt hier niet gewaardeerd, omdat deze handeling in gewijzigde vorm is opgenomen in het BSD Adelsbeleid, adelsrecht en decoratiestelsel
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van wet- en regelgeving op het gebied van pensionering, wachtgeld en uitkeringen aan postactief militair personeel
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Handeling: het voordragen aan de Kroon van officieren voor pensionering
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 1 jaar na pensionering betrokkenen
Handeling: het toekennen van militaire pensioenen en wachtgelden aan militair personeel beneden de rang van officier
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het toekennen van militaire pensioenen en wachtgelden aan alle militair personeel
Periode: 1983–2001
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het toekennen van een uitkering krachtens de Werkloosheidswet aan een ontslagen militair die voor bepaalde tijd was aangesteld als beroepsmilitair
Periode: 1982–
Grondslag: Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de Krijgsmacht 1982 (Stb.1982, nr. 648), art. 8; Werkloosheidsbesluit Beroepsmilitairen bepaalde tijd (Stb. 1995, nr. 34)
Opmerking: Het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd wordt ingetrokken per 01-01-2003, zie Stb. 277, 2001, artikel VIII
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: toekennen van pensioenen en wachtgelden aan nabestaanden van overleden militairen en verwanten van vermiste militairen
Periode: 1945–1966
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: toekennen van uitkeringen krachtens de Regeling uitkering vliegongeval 1961, de Uitkeringswet gewezen militairen 1966, de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst 1992 en alle overige bijzondere uitkeringen aan niet meer in actieve dienst zijnde militair personeel
Periode: 1961–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: beschikken op bezwaarschriften van belanghebbenden inzake militaire pensioenen voor niet-officieren
Periode: 1945–1966
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het beschikken op ingediende bezwaren van belanghebbenden inzake militaire pensioenen voor officieren
Periode: 1945–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het op pensioen stellen van officieren
Periode: 1945–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het betalen van invaliditeitspremie aan het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP)
Periode: 1994–1998
Grondslag: Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, Stb. 1994/302, art. 26.5
Opmerking: Zie BSD Beheer van de Rijksbegroting, handeling nr. 296.
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het vaststellen van de pensioengrondslag van de militair
Periode: 1945–1965
Grondslag: Pensioenwet voor de zeemacht, 17 februari 1922, Stb. 1922/65, § 5; Pensioenwet voor de landmacht, 17 februari 1922, Stb. 1922/66, § 5; Pensioenwet voor het personeel der Koninklijke marine reserve, 13 juli 1923, Stb. 1923/355, § 5; Pensioenwet voor het reserve-personeel der landmacht, 13 juli 1923, Stb. 1923/356, § 5; Pensioenwet voor de vrijwilligers bij de landstorm, 27 juni 1925, Stb. 1925/278, art. 3; Algemene militaire pensioenwet, 6 oktober 1966, Stb. 445, art. C 1
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het inhouden op het militair inkomen van een bedrag voor de betaling van de pensioenbijdrage
Periode: 1966–1996
Grondslag: Algemene militaire pensioenwet, 6 oktober 1966, Stb. 445, art. R 2.a
Waardering: V, 75 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: Het zorgdragen voor huisvesting en verzorging aan gewezen vrijwillig dienende KNIL-militairen beneden de rang van officier
Periode: 1945–1959
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek, K.B. van 2 september 1921, nr. 70
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het zorgdragen voor huisvesting en verzorging aan gewezen vrijwillig dienende militairen beneden de rang van officier
Periode: 1959–
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek, K.B. van 2 september 1921, nr. 70, ingetrokken 28-5-1999, Stcrt. 99; Instellingsbesluit Bronbeek, 28-05-1999, Stcr. 99
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het instellen van een adviescommissie Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek
Periode: 1969–
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk tehuis voor oud-militairen ‘Bronbeek’, art. 3.2; Instellingsbesluit Bronbeek, art. 3, lid 2
Product: Instellingsbeschikking
Waardering: B, 4
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regels inzake de opneming en zorgverlening in het tehuis
Periode: 1969–
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk tehuis voor oud-militairen ‘Bronbeek’, art. 5.1; Instellingsbesluit Bronbeek, art. 5, lid 1
Product: Regeling Bronbeek
Waardering: B, 5
Handeling: Het goedkeuren van het reglement van orde van de Toelatingscommissie Bronbeek
Periode: 1999–
Grondslag: Instellingsbesluit Bronbeek, art. 6.3
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beslissen op een verzoek van een oud-militair tot opneming in het tehuis
Periode: 1969–
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk tehuis voor oud-militairen ‘Bronbeek’, art. 6.1; Instellingsbesluit Bronbeek, art. 6
Product: Besluit
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regels inzake het bijdragen in de kosten van de zorgverlening in het tehuis
Periode: 1999–
Grondslag: Instellingsbesluit Bronbeek, art. 7
Product: Regelgeving
Waardering: V, 10 jaar na wijziging regels
Handeling: Het vaststellen van door inwonenden te betalen eigen bijdrage in de kosten van het door het tehuis verleende zorg
Periode: 1999–
Grondslag: Regeling Bronbeek, art. 12.2
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van ministeriële regels inzake het gebruik van het huistenue
Periode: 1999–
Grondslag: Instellingsbesluit Bronbeek, art. 8, lid 2
Product: Ministeriële Beschikking
Waardering: V, 10 jaar na wijziging regels
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regels inzake aangelegenheden waarin het Instellingsbesluit Bronbeek niet voorziet.
Periode: 1999–
Grondslag: Instellingsbesluit Bronbeek, art.21
Product: Regelgeving
Waardering: B (5)
Handeling: Het goedkeuren van het huisreglement
Periode: 1999–
Grondslag: Regeling Bronbeek, art. 30.2
Product: Besluit goedkeuring Huisreglement voor het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek, 1 mei 2001, Stcrt. 10 mei 2001, nr. 90
Waardering: B (5)
Personeel- en salarisadministratie
Handeling: Het verplichten tot het geheel of gedeeltelijk vergoeden van schade die een medewerker de dienst heeft toegebracht
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke landmacht, Stb. 1931/378, art. 89, lid 1; AMAR, art.145
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aangaan van overeenkomsten inzake het gebruik van P-systemen
Periode: 1994–
Opmerking: De meeste ministeries zijn met IVOP en RCC een overeenkomst aangegaan inzake het gebruik van IPA-systemen. Enkele ministeries hebben voor een andere oplossing gekozen.
Waardering: V, 20 jaar (na einde overeenkomst)
Handeling: Het uitvoeren van de salarisadministratie
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar
Deze termijn is conform handeling 296 van het BSD Per slot van Rijksrekening
Handeling: Het uitvoeren van de centrale formatieadministratie
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het financieel verantwoorden van de centrale personeels-, salaris- en formatieadministratie
Periode: 1945
Waardering: V, 5 jaar na goedkeuring van de rekening door de Algemene Rekenkamer.
Deze termijn is conform handeling 296 van het BSD Per slot van Rijksrekening
Handeling: Het verwerken van wijzigingen uit de salaris- en personeelsadministratie in de personeelsinformatie- en salarisinformatiesystemen
Periode: 1945–
Opmerking: De originele stukken bevinden zich in de salaris- en personeelsadministratie
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van diverse overzichten en geleidelijsten
Periode: 1968–
Product: o.m. formatieoverzichten, geleidelijsten in- en uittreeberichten, verzamelloonstaten
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verstrekken van een voorschot
Periode: 1945–
Grondslag: Administratieve aanwijzingen KM bij het Inkomstenbesluit militairen en de Inkomstenregeling militairen, vastgesteld 02-5-1996, BDZ P 30537, art. 34; Procedureregels landmacht inkomstenregelgeving (PLI), vastgesteld 08-01-98 BLS KL.15.640/2-S, art. P 13 en P14
Product: Aanvraag voorschot (df 187), Verzoek Rapport Aanvraag (lf 15333, VRA)
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verschaffen van de bestuurlijke informatie die nodig is om verantwoorde beleidsbeslissingen te nemen
Periode: 1968–
Opmerking: Deze informatie wordt door de ministeries aan de Minister van Binnenlandse Zaken verstrekt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de verzamelde en vastgelegde collectieve gegevens.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het vastleggen van principiële beleidsbeslissingen in individuele gevallen
Periode: 1968–
Waardering: B (5)
Handeling: Het registreren bij verzuim van ziekte
Periode: 1992–
Grondslag: Regeling ziekmelding militairen KM, m.b. van 28 april 1992, nr. P 5365, Regeling ziekmelding militairen KM 1997 beschikking van 25 maart 1997, nr. P.34151; Regeling sociaal medische begeleiding bij ziekteverzuim militair personeel KL, vastgesteld 4 oktober 1996, nr. KL.14.199/X, 16-9-1997, nr. CDPO/POO Kl 14.199/2-E; Regeling ziekmelden burger en militair personeel Koninklijke Luchtmacht, nr. DPKLu P. 94.032.949/541, m.i.v. 1-9-1999 nr. DEPKLu P/99004817.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van jaarlijkse opgaven ziekteverzuim
Periode: 1992–
Waardering: V, 5 jaar
Bevelhebbers der Zee-, Land- en Luchtstrijdkrachten en Commandant der Koninklijke Marechaussee
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap Medezeggenschapscommissie
Handeling: Het organiseren van verkiezingen voor de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 7 en 8
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: Het voor bepaalde tijd (kunnen) uitsluiten van een lid van de medezeggenschapscommissie van deelname aan werkzaamheden van de commissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 31.1
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het beslissen op bezwaren van de hoofden van diensteenheden inzake de faciliteiten enz. voor (leden van) de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 6.2, 15.4 en 18
Opmerking: De bevelhebber beslist niet eerder dan nadat hij het advies van het College voor Geschillen heeft ontvangen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voeren van overleg met de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 21.1
Opmerking: In de overlegvergadering worden, met uitzondering van individuele personeelszaken, aangelegenheden aan de orde gesteld die de diensteenheid betreffen en waarvan het hoofd van de diensteenheid of de medezeggenschapscommissie behandeling wenselijk acht of waarover overleg moet plaatsvinden.
Producten: Onder meer agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen
Waardering: B (5)
Handeling: Het aanwijzen van functionarissen die gerechtigd zijn aan de overlegvergaderingen met de medezeggenschapscommissie deel te nemen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 21.2
Waardering: V, 5 jaar na afloop aanwijzing
Handeling: Het (kunnen) uitnodigen van deskundigen om aan een overlegvergadering met de medezeggenschapscommissie deel te nemen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 21.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het, in overleg met de medezeggenschapscommissie, vaststellen van de procedure voor overleg met de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 23
Opmerking: Het betreft hier het overleg tussen het hoofd van de diensteenheid of de door deze bevoegd verklaarde functionaris met de medezeggenschapscommissie.
Deze afspraken hebben onder meer betrekking op:
a. het aantal overlegvergaderingen per jaar;
b. de wijze van bijeenroepen van overlegvergaderingen;
c. de werkzaamheden en de vervulling van het secretariaat van de overlegvergadering;
d. het opstellen van de agenda van de overlegvergadering en het bekendmaken daarvan aan de bij de diensteenheid werkzame werknemers;
e. de verslaglegging van de overlegvergaderingen en de wijze waarop van het besprokene aan de bij de diensteenheid werkzame werknemers verslag wordt gedaan;
f. het aantal deelnemers dat aanwezig moet zijn bij een overlegvergadering;
g. het schorsen van de vergadering voor afzonderlijk beraad over een bepaald punt.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het beslissen in geschillen tussen het hoofd van de diensteenheid en de medezeggenschapscommissie inzake de wijze van overleg
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 23.3
Opmerking: De bevelhebber beslist niet eerder dan nadat hij het advies van het College voor Geschillen heeft ontvangen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het (schriftelijk) verstrekken van alle inlichtingen en gegevens aan de medezeggenschapscommissie die zij voor het vervullen van haar taak nodig heeft
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 26
Opmerking: Dit wordt het informatierecht van de medezeggenschapscommissie genoemd. Daarnaast verstrekt het hoofd van de diensteenheid ten minste tweemaal per jaar schriftelijk algemene gegevens over het functioneren van de diensteenheid in het verstreken tijdvak en het verwachte functioneren in het komende tijdvak. Daarnaast verstrekt het hoofd van de diensteenheid bij het begin van de zittingsperiode van de medezeggenschapscommissie schriftelijk algemene gegevens over de organisatie van de diensteenheid.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aan de medezeggenschapscommissie schriftelijk mededelen of hij zich met het advies van de commissie over een voorgenomen maatregel kan verenigen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 29.
Opmerking: Het hoofd van de diensteenheid kan een beslissing nemen over een voorgenomen maatregel voordat het overleg daarover is voltooid of daarover door de medezeggenschapscommissie is geadviseerd, als de taakuitvoering van de diensteenheid of de bijzondere situatie waarin de diensteenheid verkeert dit dringend noodzakelijk maakte. Het hoofd van de diensteenheid maakt zo snel mogelijk de redenen voor zijn beslissing bekend. De medezeggenschapscommissie heeft de mogelijkheid achteraf advies over deze aangelegenheid uit te brengen.
Indien het hoofd van de diensteenheid zich niet met het advies kan verenigen vindt tussen het hoofd van de diensteenheid en de medezeggenschapscommissie hernieuwd overleg plaats.
De voorgenomen maatregel wordt niet uitgevoerd als uit het advies van de medezeggenschapscommissie en uit de mededeling van het hoofd van de diensteenheid blijkt dat over de voorgenomen maatregel geen overeenstemming is bereikt.
Waardering: B (1)
Handeling: Het beslissen over een geschil over een voorgenomen maatregel waarover het hoofd van de diensteenheid en de medezeggenschapscommissie niet tot overeenstemming zijn gekomen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 31
Opmerking: Het geschil wordt pas aan de bevelhebber voorgelegd nadat hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden over de desbetreffende voorgenomen maatregel. De bevelhebber beslist niet eerder dan nadat hij het College voor Geschillen heeft gehoord.
Waardering: V, 5 jaar
(Buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie)
Handeling: Het (kunnen) uitnodigen van deskundigen om aan een overlegvergadering met de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie deel te nemen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 en 5.3 (art. 21.3)
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voeren van overleg met de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie over aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor een meerderheid van de diensteenheden waarvoor de commissie is ingesteld
Periode: 1995–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.7 en 5.3
Producten: Onder meer agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen
Waardering: B (5)
Handeling: Het voeren van overleg met de buitengewone gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie over een reorganisatie waarbij meerdere diensteenheden betrokken zijn
Periode: 1995–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 5.1
Producten: Onder meer agenda’s, verslagen van overlegvergaderingen
Waardering: B (5)
Handeling: Het (schriftelijk) verstrekken van alle inlichtingen en gegevens aan de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie die zij voor het vervullen van haar taak nodig heeft
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 en 5.3 (art. 26)
Opmerking: Dit wordt het informatierecht van de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie genoemd.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aan de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie schriftelijk mededelen of hij zich met het advies van de commissie over een aan haar voorgelegde aangelegenheid kan verenigen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 en 5.3 (art. 29)
Waardering: B (5)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften, reglementen en aanwijzingen aan de commandanten betreffende de uitvoering van het militair straf- en tuchtrecht
Periode: 1991–
Waardering: B (1)
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van regelingen ter uitvoering van de wet- en regelgeving op militair personeelsgebied voor de onder hun bevel staande eenheden
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het beschikken op bezwaarschriften van beroepsmilitairen der zeemacht inzake beoordelingen en andere besluiten, handelingen of weigeringen door militaire autoriteiten
Periode: 1945–1982
Waardering: V, 5 jaar
Vlootvoogden en commanderend generaals
Handeling: het voorbereiden en vaststellen van voorschriften, reglementen en aanwijzingen aan de commandanten betreffende de uitvoering van het militair straf- en tuchtrecht
Periode: 1945–1990
Waardering: B (1)
Handeling: het benoemen van presidenten en leden van de krijgsraden te velde voor de berechting van militair personeel van land- en luchtmacht
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het benoemen van de militaire leden, de officier-commissaris en de secretaris der zeekrijgsraden
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het benoemen van de militaire leden, de officier-commissaris en de secretaris van de arrondissementskrijgsraden en de mobiele krijgsraden voor de berechting van militair personeel van land- en luchtmacht
Periode: 1949–1990
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het verwijzen van zaken waarbij militair personeel was betrokken naar de (zee)krijgsraden
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 5 jaar
Commandanten en commanderend officieren
Handeling: het rapporteren aan de vlootvoogden (regionale bevelhebbers) en aan de fiscaal van de zeekrijgsraden betreffende tuchtrechtelijke afdoening van strafbare feiten, begaan door militair personeel der zeemacht
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het rapporteren aan de commanderend generaals (bevelhebbers der land- en luchtstrijdkrachten) en aan de auditeurs-militair van de krijgsraden betreffende tuchtrechtelijke afdoening van strafbare feiten, begaan door militair personeel van land- en luchtmacht
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verstrekken en registreren van rijmachtigingen, BFG(NL)-registratiebewijzen en brandstofbonnen aan rechthebbenden
Periode: 1963–
Waardering: V, 10 jaar
Tot straffen bevoegde commandanten en hun naasthogere commandanten
Handeling: het opleggen van tuchtrechtelijke straffen
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het schorsen van tuchtrechtelijke straffen
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Als beklagmeerderen aangewezen militaire meerderen
Handeling: het wijzigen dan wel teniet doen van tuchtrechtelijke straffen
Periode: 1945–1990
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het beschikken op bezwaarschriften van militair personeel krachtens de regeling Kennelijke onbillijke behandeling en sinds 1991 krachtens het Besluit klachtrecht militairen
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Naasthogere commandanten van de strafopleggers
Handeling: het wijzigen dan wel teniet doen van tuchtrechtelijke straffen
Periode: 1991–
Waardering: V, 5 jaar
Commandant van het korps mariniers
Handeling: het rapporteren aan de minister betreffende kwaliteit en resultaten van opleidingen en examens bij het korps mariniers
Periode: 1945–
Waardering: B (3)
Handeling: het rapporteren aan de bevelhebber der zeestrijdkrachten betreffende kwaliteit en resultaten van opleidingen en examens bij het korps mariniers
Periode: 1976–
Waardering: B (3)
Handeling: Het toepassen en registreren van maatregelen van orde op inwonenden van het tehuis
Periode: 1969–
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk tehuis voor oud-militairen ‘Bronbeek’, art. 11; Instellingsbesluit Bronbeek, art.11
Product: Register
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van een huisreglement
Periode: 1999–
Grondslag: Regeling Bronbeek, art. 30.1
Waardering: B (5)
Inspecteur van het onderwijs bij de zeemacht in Nederland, sinds 1976 tevens hoofd van de afdeling onderwijs, sinds 1992 tevens souschef personeelsvoorziening en onderwijs van de directie personeel KM
Handeling: het rapporteren aan de minister betreffende kwaliteit en resultaten van opleidingen en examens bij de zeemacht, met uitzondering van die bij het korps mariniers
Periode: 1945–1976
Waardering: B (3)
Handeling: het rapporteren aan de bevelhebber der zeestrijdkrachten betreffende kwaliteit en resultaten van opleidingen en examens bij de zeemacht, met uitzondering van die bij het korps mariniers
Periode: 1976–
Waardering: B (3)
Inspecteur geneeskundige dienst zeemacht
Handeling: het adviseren van de minister inzake het geneeskundig beleid en de geneeskundige verzorging van militair personeel der marine
Periode: 1945–1967
Waardering: B (1)
Handeling: het rapporteren aan de bevelhebber der zeestrijdkrachten betreffende de kwaliteit van de geneeskundige verzorging en hygiëne bij de KM-eenheden, betreffende de inhoudelijke aspecten van de militair-geneeskundige opleidingen en betreffende de kwaliteit van het militair-geneeskundig personeel van de marine
Periode: 1945–
Waardering: B (3)
Handeling: adviseren van de minister inzake ongeschiktheid op medische gronden voor de militaire dienst van militair personeel der zeemacht in verband met ontslag uit dienst en (invaliditeits)pensioen
Periode: 1952–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen.
Inspecteur militair geneeskundige dienst
Handeling: het adviseren van de minister inzake het geneeskundig beleid en de geneeskundige verzorging van militair personeel der land- en luchtmacht
Periode: 1945–1967
Waardering: B (1)
Handeling: het rapporteren aan de bevelhebbers der land- en luchtstrijdkrachten betreffende de kwaliteit van de geneeskundige verzorging en hygiëne bij KL- en KLu-eenheden, betreffende de inhoudelijke aspecten van de militair-geneeskundige opleidingen en betreffende de kwaliteit van het militair-geneeskundig personeel van de land- en luchtmacht
Periode: 1945–
Waardering: B (3)
Handeling: het adviseren van de minister inzake ongeschiktheid op medische gronden voor de militaire dienst van militair personeel der land- en luchtmacht in verband met ontslag uit dienst en (invaliditeits)pensioen
Periode: 1952–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het voorbereiden en uitgeven van folders, brochures en periodieken betreffende (de geschiedenis van) militaire geneeskunde
Periode: 1945–
Waardering: V, 3 jaar. Eén exemplaar van de eindproducten wordt bewaard
Directeur militair-geneeskundige diensten, sinds 1989 directeur militair-geneeskundig beleid, sinds 1998 directeur gezamenlijke geneeskundige beleidsstaf
Handeling: het adviseren van de minister inzake het geneeskundig beleid en de geneeskundige verzorging van militair personeel
Periode: 1976–
Waardering: B (1)
Inspecteur militaire gezondheidszorg
Handeling: het rapporteren aan de minister betreffende de kwaliteit van de geneeskundige verzorging door de militair-geneeskundige diensten der krijgsmachtdelen en de kwaliteit van het militair-geneeskundig personeel
Periode: 1989–
Waardering: B (3)
Handeling: Het behandelen van klachten van militair personeel betreffende het functioneren van (een medewerker of instelling van) de militaire gezondheidszorg
Periode: 1989–
Product: Klachtendossier
Opmerking: Vanaf 1 augustus 1996 worden de klachten in eerste instantie binnen de organisatie van het betreffende krijgsmachtdeel door de klachtencommissie geneeskundige zorg opgelost. In de gevallen waarbij dit bezwaarlijk is voor de klager kan deze aan de IMG verzoeken de behandeling over te nemen.
Waardering: V, 80 jaar na geboortedatum betrokkene
Handeling: het rapporteren aan de klagers (militairen) en de aangeklaagden (artsen en andere medewerkers van de militair-geneeskundige diensten) naar aanleiding van het onderzoek inzake klachten van militair personeel betreffende het functioneren van (een medewerker of instelling van) de militaire gezondheidszorg
Periode: 1989–
Opmerking: vanaf 1 augustus 1996 worden de klachten in eerste instantie binnen de organisatie van het betreffende krijgsmachtdeel door de klachtencommissie geneeskundige zorg opgelost. In de gevallen waarbij dit bezwaarlijk is voor de klager kan deze aan de IMG verzoeken de behandeling over te nemen.
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Coördinator internationale militaire sportwedstrijden
Ontwikkeling, sport en ontspanning
Handeling: Het adviseren van de Minister van Defensie betreffende het beleid op het gebied van de militaire (top)sport
Periode: 1998–
Waardering: V, 10 jaar
Mentor van jeugdige werknemers
Personeelszorg-Arbeidsomstandigheden
Handeling: Het geven van voorlichting en onderricht aan het overlegorgaan/medezeggenschapscommissie in verband met de gezondheid, de veiligheid en het welzijn
Periode: 1990–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, zoals gewijzigd bij wet van 1 februari 1990, Stb. 1990/91, art. 14.1 (i.w. Stb. 1990/92)
Waardering: V, 3 jaar
Vertrouwenspersoon seksuele intimidatie, agressie en geweld
Personeelszorg-Arbeidsomstandigheden
Seksule intimidatie, agressie en geweld
Handeling: Het opvangen, begeleiden en verlenen van nazorg aan personen die met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld zijn geconfronteerd
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005; artikel 2, lid 4.b; KL klachtenprocedure seksuele intimidatie, 19 juni 1997, nr. KL 19.400/A, artikel 12; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 12; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art. 3.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005; artikel 12; KL klachtenprocedure seksuele intimidatie, 19 juni 1997, nr. KL 19.400/A, artikel 12, lid g; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 12.g; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art. 14.
Waardering: B (3)
Taakgroep, regiegroep, projectgroepen doelmatigheidswinst
Handeling: Het adviseren van de minister inzake concentratie van activiteiten, het afstoten van niet-kerntaken, aanpassing van de Haagse staven en de centrale organisatie en het personeelsbeleid ter vergroting van de doelmatigheid
Periode: 1994–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Task Force doelmatigheidswinst (7 september 1994, nr. 21431/94 en instellingsbeschikking regiegroep doelmatigheidswinst (7 september 1994, nr. D 151/94/28190)
Waardering: B (1).
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake de voordracht tot bevordering en het carrièreverloop van officieren der zeemacht die in aanmerking komen voor bevordering tot een vlagofficiersrang
Periode: 1945–1989
Waardering: B (5)
Handeling: het adviseren van de plaatsingsautoriteit (directeur Personeel KM) betreffende het carrièreverloop van officieren der zeemacht vanaf de rang van kapitein ter zee en van officieren vanaf de rang van luitenant ter zee 1e klasse met een in gunstige zin afwijkend loopbaanpatroon
Periode: 1990–
Waardering: B (5)
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake de voordracht tot bevordering en het carrièreverloop van officieren der land- en luchtmacht die in aanmerking komen voor bevordering tot een hoofdofficiersrang
Periode: 1945–1989
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake de toewijzing aan officieren van functies waaraan de rang van brigadegeneraal of hoger is verbonden
Periode: 1970–
Waardering: B (5)
Raad van onderzoek oneervol ontslag van officieren der zeemacht
Handeling: het adviseren van de Kroon inzake het oneervol ontslag van officieren der zeemacht
Periode: 1945–1955
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Raad van onderzoek oneervol ontslag officieren land- en luchtmacht
Handeling: het adviseren van de Kroon inzake het oneervol ontslag van officieren van land- en luchtmacht
Periode: 1945–1955
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Raad van appèl oneervol ontslag officieren zeemacht
Handeling: het in voorkomend geval verzoeken aan de Kroon om herziening van het advies van een raad van onderzoek oneervol ontslag officierenzeemacht
Periode: 1945–1955
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Raad van appèl oneervol ontslag officieeren land- en luchtmacht
Handeling: het in voorkomend geval verzoeken aan de Kroon om herziening van het advies van een raad van onder
Periode: 1945–1955
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokken
Raad van onderzoek ontslag officieren
Handeling: het adviseren van de Kroon inzake het oneervol ontslag van officieren
Periode: 1955–1989
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake de bevordering en het carrièreverloop van officieren vanaf de rang van luitenant-kolonel bij de KL
Periode: 1970–1990
Waardering: B (5) bij rang brigadegeneraal of hoger, V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen bij rang kolonel of lager
Handeling: het adviseren van de minister inzake het geneeskundig beleid en de geneeskundige verzorging van militair personeel
Periode: 1967–1976
Waardering: B (1)
Handeling: het adviseren van de minister inzake de zorg voor uit het voormalig Nederlands-Indië gedemobiliseerde militairen en hun gezinnen
Periode: 1948–1952
Waardering: B (1)
Nationale raad welzijn militairen
Handeling: het adviseren van de minister betreffende de welzijnsverzorging, vorming en opleiding van militair personeel en betreffende de menselijke verhoudingen binnen de krijgsmacht
Periode: 1952–1980
Waardering: B (1)
Maatschappelijke raad voor de krijgsmacht
Handeling: het adviseren van de minister inzake de maatschappelijke aspecten van het beleid waar deze het welzijn van het (militair) personeel en de menselijke verhoudingen in de krijgsmacht wezenlijk raken
Periode: 1980–1997
Bron: Opheffing: Stcrt. 1997, nr. 8 (P96006355)
Waardering: B (1)
Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen
Handeling: het adviseren van de Kroon betreffende ingediende bezwaren van belanghebbenden inzake militaire pensioenen voor officieren
Periode: 1945–1966
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Handeling: het adviseren van de Minister van Defensie betreffende ingediende bezwaren van belanghebbenden inzake militaire pensoenen voor niet-officieren
Periode: 1945–1966
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen.
Commissies A en B van het georganiseerd overleg rechtstoestand militairen zeemacht, landmacht en luchtmacht
Vervallen
Commissie georganiseerd overleg rechtstoestand militair personeel zeemacht
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – georganiseerd overleg
Centraal georganiseerd overleg
Handeling: Het vaststellen van een reglement van orde
Periode: 1945–1955
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 106.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 114
Opmerking: Het reglement van orde werd pas van kracht na goedkeuring van de Minister van Defensie
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het met toestemming van de voorzitter (kunnen) uitnodigen van externe deskundigen
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 103.8; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 110.7
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het instellen van subcommissies of werkgroepen welke belast worden met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen t.b.v. het georganiseerd overleg militairen
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106a.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 114.1
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen en vaststellen van adviezen ten aanzien van alle zaken die de rechtspositie van het militair personeel aangaan bestemd voor de Minister van Defensie
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106b.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 115.1
Opmerking: Wanneer er binnen de commissie geen overeenstemming kan worden bereikt dient het advies van alle standpunten met uitleg voorzien te zijn.
Deze handeling vervangt handeling 26
Waardering: B (1)
Commissie georganiseerd overleg rechtstoestand militair personeel Koninklijke Landmacht
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – georganiseerd overleg
Centraal georganiseerd overleg
Handeling: Het vaststellen van een reglement van orde
Periode: 1945–1955
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, art. 106.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, art. 114 Opmerking Het reglement van orde werd pas van kracht na goedkeuring van de Minister van Defensie
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het met toestemming van de voorzitter (kunnen) uitnodigen van externe deskundigen
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 103.8; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, Stb. 1931/378, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 110.7
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het instellen van subcommissies of werkgroepen welke belast worden met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen t.b.v. het georganiseerd overleg militairen
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106a.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 114.1
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen en vaststellen van adviezen ten aanzien van alle zaken die de rechtspositie van het militair personeel aangaan bestemd voor de Minister van Defensie
Periode: 1955–1974
Grondslag: Reglement rechtstoestand militairen zeemacht, 28 augustus 1931, Stb. 1931/377, gewijzigd bij besluit van 3 november 1955, Stb. 1955/511, art. 106b.1; Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht, 22 augustus 1931, gewijzigd bij besluit van 15 oktober 1955, Stb. 1955/491, art. 115.1
Opmerking: Wanneer er binnen de commissie geen overeenstemming kan worden bereikt dient het advies van alle standpunten met uitleg voorzien te zijn.
Deze handeling vervangt handeling 26
Waardering: B (1)
Centrale commissie georganiseerd overleg militairen
Vervallen
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – georganiseerd overleg
Centraal georganiseerd overleg
Handeling: Het met toestemming van de voorzitter (kunnen) uitnodigen van externe deskundigen
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 6.4
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het inwinnen van advies van een bijzondere commissie over een aangelegenheid, die haar ter behandeling is voorgelegd
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 13.1
Opmerking: De voorzitter van het overleg met de commissie kan aanwijzingen geven omtrent de behandeling van die aangelegenheid in het overleg met een bijzondere commissie
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen en vaststellen van adviezen ten aanzien van alle zaken die de rechtspositie van het militair personeel aangaan bestemd voor de Minister van Defensie
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 14.1
Opmerking: Wanneer er binnen de commissie geen overeenstemming kan worden bereikt dient het advies van alle standpunten met uitleg voorzien te zijn.
Deze handeling vervangt handeling 27
Waardering: B (1)
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – georganiseerd overleg
Handeling: Het met toestemming van de voorzitter (kunnen) uitnodigen van externe deskundigen
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 7.4
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het instellen van werkgroepen of kamers, welke belast worden met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 11.1 en 11.2
Product: Besluit, (eind)rapportage
Opmerking: Hieronder wordt tevens begrepen het verstrekken van een opdracht aan werkgroepen of kamers alsmede haar (eind)rapporten
Waardering: V, 5 jaar na opheffing werkgroep of kamer, (eind) rapportage B (5)
Handeling: Het inwinnen van advies van een bijzondere commissie over een aangelegenheid, die haar ter behandeling is voorgelegd
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 11.5
Opmerking: De voorzitter van het overleg met de commissie kan aanwijzingen geven omtrent de behandeling van die aangelegenheid in het overleg met een bijzondere commissie
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen en vaststellen van adviezen over in het overleg met de Minister van Defensie besproken aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van militaire ambtenaren en ambtenaren, bestemd voor de Minister van Defensie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb.
1993/353, art. 23
Opmerking: Wanneer er binnen de commissie geen overeenstemming kan worden bereikt dient het advies van alle standpunten met uitleg voorzien te zijn.
Waardering: B (1)
Handeling: Het inwinnen van advies van, dan wel het onderwerpen van een geschil aan een arbitrale uitspraak aan de advies- en arbitragecommissie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 16
Waardering: V, 10 jaar
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – georganiseerd overleg
Handeling: Het opstellen en vaststellen van adviezen ten aanzien van een aan haar voorgelegde aangelegenheid
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 25.1; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 34
Waardering: B (1)
Handeling: Het adviseren van de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen over een aangelegenheid, die haar ter behandeling is voorgelegd
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 25.2
Waardering: B (1)
Handeling: Het adviseren van de sectorcommissie Defensie over een aangelegenheid, die haar ter behandeling is voorgelegd
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 11.5
Waardering: B (1)
Handeling: Het bij de behandeling van bepaalde aangelegenheden met toestemming van de voorzitter (kunnen) uitnodigen van andere personen of externe deskundigen
Periode: 1974–1993
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 21.3
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het instellen van werkgroepen welke belast worden met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen t.b.v. het overleg
Periode: 1974–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg militairen, 31 december 1974, Stb. 1974/828, art. 24; Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 31
Waardering: V, 5 jaar na opheffing werkgroep
Handeling: Het inwinnen van advies van, dan wel het onderwerpen van een geschil aan een arbitrale uitspraak aan de advies- en arbitragecommissie
Periode: 1993–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg sector defensie, 13 juli 1993, Stb. 1993/353, art. 16
Waardering: V, 10 jaar
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg
Handeling: Het adviseren dan wel doen van bindende uitspraken in geschillen die haar worden voorgelegd
Periode: 1984–
Grondslag: ARAR, 12 juni 1931, tb. 1931/248, zoals gewijzigd bij besluit van 22 mei 1984, Stb. 1984/317, art. 110g.1 en 110i
Opmerkingen Zie handelingnummer 119 in het RIO nr. 72 Overheidspersoneel:
Arbeidsverhoudingen. Een institutioneel onderzoek op het deelbeleidsterrein Arbeidsverhoudingen bij het overheidspersoneel in de periode 1945–1995 (1997) (Den Haag 2000).
Waardering: De handeling wordt hier niet gewaardeerd, zie selectielijst overheidspersoneel – arbeidsverhoudingen, handeling 119.
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Georganiseerd overleg
Handeling: Het trekken van een conclusie inzake een aan haar voorgelegde aangelegenheid
Periode: 1985–1993
Grondslag: Brief van staatssecretaris Hoekzema aan de leden van de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen van 15 juli 1985, Stcrt. 1985/249
Opmerking: Het initiatief tot het hanteren van het Ultiem Overleg ligt bij de Centrale commissie georganiseerd overleg.
Waardering: B (1)
Handeling: Het indienen van een bezwaarschrift bij de bevelhebber tegen de beslissing van het hoofd diensteenheid op het beroep van een overlegorgaan inzake de uitnodiging van deskundigen tot het bijwonen van een vergadering
Periode: 1985–1999
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 42.4; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2; gewijzigd bij wet van 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 42.1; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 31 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Opmerking: Bij bezwaar van het hoofd van een diensteenheid wordt door de bevelhebber binnen vier weken nadat advies van het het college van geschillen is ontvangen beslist
Waardering: V, 5 jaar
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap
Handeling: Het kiezen van een voorzitter en secretaris van het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 8.1
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het vaststellen van een reglement waarin de werkwijze van het overlegorgaan wordt geregeld
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 11.1
Opmerking: Dit reglement bevat in ieder geval voorschriften omtrent:
– de gevallen waarin het overlegorgaan ten behoeve van de uitvoering van zijn taak bijeenkomt;
– de wijze van bijeenroeping van het overlegorgaan;
– het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen houden;
– de uitoefening van het stemrecht in de vergaderingen en voorziening in geval van staken der stemmen;
– de werkzaamheden van het secretariaat van het overlegorgaan;
– het opstellen van de agenda van vergaderingen van het overlegorganen de wijze waarop aan de bij het onderdeel geplaatste militair verslag wordt gedaan van het besprokene tijdens de vergadering van het overlegorgaan;
– de instelling en werkwijze van werkgroepen van het overlegorgaan.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het (kunnen) uitnodigen van deskundigen tot het bijwonen van een vergadering van het overlegorgaan, dan wel het (schriftelijk) verstrekken van adviezen inzake bepaalde te behandelen onderwerpen
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 12
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag van de werkzaamheden van het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 13
Waardering: B (3)
Handeling: Het adviseren van de commandant
Periode: 1970–1999
Grondslag: Regeling overlegorganen Koninklijke landmacht, ministeriële beschikking van 18-12-1970, nr. KL500-471C, art. 5.2; Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 24
Product: Adviezen, verslagen van vergaderingen.
Waardering: B (5)
Handeling: Het adviseren van de bijzondere commissie of de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen/Sectorcommissie Defensie
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 29.2
Opmerking: De voorzitter van het overlegorgaan brengt schriftelijk advies uit aan de voorzitter van de bijzondere commissie, dan wel aan de Centrale commissie georganiseerd overleg militairen/Sectorcommissie, over onderwerpen die door deze commissies aan het overlegorgaan zijn voorgelegd.
Waardering: B (1)
Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden
Handeling: het opstellen van een oordeel over de wijze van monsterneming van de metingen van de concentratie van asbeststof in de lucht waaraan werknemers worden blootgesteld
Periode: 1997–1999
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.50, lid 5
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het opstellen van een oordeel van de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan asbest en asbesthoudende producten, lood, en de resultaten daarvan.
Periode: 1997–1999
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.43.3 en 4.64.3.
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het opstellen van een oordeel over de wijze van beoordeling en meting van het geluidsniveau op de arbeidsplaats
Periode: 1997–1999
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 6.7, lid 4
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het indienen van een bezwaarschrift bij de bevelhebber tegen de beslissing van het hoofd diensteenheid op het beroep van een overlegorgaan inzake de uitnodiging van deskundigen tot het bijwonen van een vergadering
Periode: 1999–
Grondslag: Arbowet, 8 november 1980, Stb. 1980/664, art. 42.4; Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie, besluit van 28 maart 1985, Stb. 1985/211, art. 2; gewijzigd bij wet van 23 november 1995, Stb. 1995/598, art. 42.1; Arbeidsomstandighedenwet 1998, 18 maart 1999, Stb. 1999, nr. 184, art. 31 (i.w. wet van 25 oktober 1999, Stb. 1999, nr. 450)
Opmerking: Bij bezwaar van het hoofd van een diensteenheid wordt door de bevelhebber binnen vier weken nadat advies van het het college van geschillen is ontvangen beslist
Waardering: V, 5 jaar
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap
Handeling: Het kiezen van een voorzitter en secretaris van de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 10.1
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het instellen van werkgroepen welke belast worden met de voorbereiding of uitwerking van specifieke onderwerpen t.b.v. het overleg met het hoofd van de diensteenheid
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 6
Opmerking: De medezeggenschap legt het voornemen om een werkgroep in te stellen schriftelijk voor aan het hoofd van de diensteenheid met vermelding van de taak, de samenstelling en de werkwijze. Bij bezwaar van het hoofd van de diensteenheid wordt door de bevelhebber beslist nadat hij advies van het College voor Geschillen heeft ontvangen.
Waardering: V, 5 jaar na opheffing werkgroep
Handeling: Het vaststellen van een reglement waarin de werkwijze van de medezeggenschapscommissie wordt geregeld
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 14.1
Opmerking: In dit reglement worden de onderwerpen geregeld die ter regeling aan de medezeggenschapscommissie zijn opgedragen of overgelaten. In ieder geval worden de werkwijze van de medezeggenschapscommissie en de gang van zaken bij verkiezingen geregeld.
Voordat de medezeggenschapscommissie het reglement vaststelt wordt het hoofd van de diensteenheid in de gelegenheid gesteld zijn standpunt daarover kenbaar te maken. Nadat het reglement is vastgesteld wordt het ter kennisgeving voorgelegd aan het hoofd van dienst en de bevelhebber.
Waardering: V, 5 jaar na vervanging
Handeling: Het (kunnen) uitnodigen van deskundigen tot het bijwonen van een vergadering van de medezeggenschapscommissie, dan wel het (schriftelijk) verstrekken van adviezen inzake bepaalde te behandelen onderwerpen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 15
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag van de werkzaamheden van de medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 16
Waardering: B (3)
Handeling: Het schriftelijk doen van voorstellen aan het hoofd van de diensteenheid ten aanzien van aangelegenheden die de diensteenheid betreffen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 25
Opmerking: Dit is het initiatiefrecht van de medezeggenschapscommissie. Het hoofd van de diensteenheid beslist over een voorstel nadat daarover ten minste éénmaal overleg is gepleegd met de medezeggenschapscommissie. Na het overleg deelt het hoofd van de diensteenheid schriftelijk en gemotiveerd aan de commissie mee of en in hoeverre hij overeenkomstig het voorstel zal beslissen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het adviseren van het hoofd van de diensteenheid over een voorgenomen maatregel
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 27
Product: Adviezen, verslagen van (overleg)vergaderingen
Opmerking: Het betreft een voorgenomen maatregel met betrekking tot:
a. de wijze waarop de arbeids- en dienstvoorwaarden bij de diensteenheid worden toegepast;
b. de wijze waarop het algemeen personeelsbeleid bij de diensteenheid wordt uitgevoerd;
c. aangelegenheden op het gebied van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid bij de diensteenheid;
d. aangelegenheden met betrekking tot het woon- en leefklimaat bij de diensteenheid;
e. de organisatie en werkwijze binnen de diensteenheid;
f. de technische en economische dienstuitvoering bij de diensteenheid.
Waardering: V, 5 jaar
Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden – Gezondheid en welzijn
Handeling: het opstellen van een oordeel over de wijze van monsterneming van de metingen van de concentratie van asbeststof in de lucht waaraan werknemers worden blootgesteld
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.50, lid 5
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het opstellen van een oordeel van de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan asbest en asbesthoudende producten, lood, en de resultaten daarvan.
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 4.43.3 en 4.64.3.
Waardering: V, 40 jaar
Handeling: het opstellen van een oordeel over de wijze van beoordeling en meting van het geluidsniveau op de arbeidsplaats.
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997, nr. 60 (Arbeidsomstandighedenbesluit), (i.w. Stb. 1997, nr. 263), art. 6.7, lid 4
Waardering: V, 20 jaar.
(Buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap (Buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie
Handeling: Het kiezen van een voorzitter en secretaris van de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 en 5.3 (art. 10.1)
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging lidmaatschap
Handeling: Het (kunnen) uitnodigen van deskundigen tot het (schriftelijk) verstrekken van adviezen inzake bepaalde te behandelen onderwerpen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 en 5.3 (art. 15)
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het schriftelijk doen van voorstellen aan de voorzitter van het overleg met de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie ten aanzien van aangelegenheden die de diensteenheden betreffen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 3n 5.3 (art. 25)
Opmerking: Dit is het initiatiefrecht van de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie. De voorzitter van het overleg beslist over een voorstel nadat daarover ten minste éénmaal overleg is gepleegd met de (buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie. Na het overleg deelt de voorzitter schriftelijk en gemotiveerd aan de commissie mee of en in hoeverre hij overeenkomstig het voorstel zal beslissen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het adviseren van de bevelhebber over aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor een meerderheid van de diensteenheden waarvoor de commissie is ingesteld, dan wel een reorganisatie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 4.9 en 5.3 (art. 27)
Product: adviezen, verslagen van (overleg)vergaderingen
Waardering: V, 5 jaar
College van advies inzake het overleg met een overlegorgaan
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap Geschillenregeling
Handeling: Het adviseren van de Minister van Defensie in geschillen tussen de commandant en het overlegorgaan
Periode: 1985–1999
Grondslag: Regeling onderdeelsoverlegorganen, ministeriële beschikking van 1-5-1985, nr. PP85/093/2173, art. 20.2
Waardering: B (5).
Rechtspositie – Arbeidsverhoudingen – Medezeggenschap Geschillenregeling
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag van de werkzaamheden van het College voor geschillen
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 33.3
Opmerking: Het jaarverslag wordt aan de Minister van Defensie gezonden.
Waardering: B (3)
Handeling: Het adviseren van de bevelhebber in geschillen tussen het hoofd van de diensteenheid en de medezeggenschapscommissie/(buitengewone) gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie
Periode: 1999–
Grondslag: Besluit medezeggenschap defensie, 26-8-1999, Stb. 1999/361, art. 34
Waardering: B (5)
Commissie voor administratief beroep zeemacht
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de regionale bevelhebbers, i.c. de commandant der zeemacht in Nederland betreffende bezwaarschriften van beroepsmilitairen der zeemacht inzake beoordelingen door militaire meerderen
Periode: 1945–1982
Waardering: V, 5 jaar
Commissies van onderzoek bezwarrschriften KL en KLU
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister betreffende bezwaarschriften van beroepsmilitairen van land- en luchtmacht inzake beoordelingen door militaire meerderen
Periode: 1945–1982
Waardering: V, 5 jaar
Commissie bezwaarschriften zeemacht, vanaf 1998 adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen KM
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake bezwaarschriften van militair personeel der marine tegen beoordelingen door militaire meerderen en alle andere besluiten, handelingen of weigeringen door lagere autoriteiten dan de minister
Periode: 1982–
Waardering: V, 5 jaar
Commissie onderzoek en advies bezwaarschriften KL (COAB-KL), vanaf 1 januari 1994 bestuursrechtelijke geschillen, vanaf 1998 adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen KL
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake bezwaarschriften van militair personeel der landmacht tegen beoordelingen door militaire meerderen en alle andere besluiten, handelingen of weigeringen door lagere autoriteiten dan de minister
Periode: 1982–
Waardering: V, 5 jaar
Commissie bezwaarschriften KLU, vanaf 1998 adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen KLU
Functietoewijzing en bevordering
Handeling: het adviseren van de minister inzake bezwaarschriften van militair personeel der luchtmacht tegen beoordelingen door militaire meerderen en alle andere besluiten, handelingen of weigeringen door lagere autoriteiten dan de minister
Periode: 1982–
Waardering: V, 5 jaar
Commissie van onderzoek onbekwaamheid of ongeschiktheid officieren
Handeling: het adviseren van de Kroon inzake het eervol ontslag van officieren der krijgsmachtdelen wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid
Periode: 1955–1989
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Commissie van onderzoek gezindheid officieren, sinds 1982 commissie van onderzoek gezindheid militairen
Handeling: het adviseren van de Kroon inzake het eervol ontslag van officieren, sinds 1982 alle militair personeel, wegens hun politieke gezindheid
Periode: 1955–
Waardering: B (5)
Commissie van onderzoek ontslag militairen
Handeling: Het vaststellen en afhandelen van de dien- en restitutieplicht naar aanleiding van ontslag
Periode: 1945
Bron: Defensie HR Procesmodel Project P&O2000+ (versie 0.7.1, 04/08/2002)
Waardering: V, 10 jaar na einde dienstverband
Handeling: het adviseren van de minister inzake het ontslag van niet-officieren der krijgsmachtdelen, sinds 1990 alle militair personeel wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid, verregaande nalatigheid, wangedrag, een rechterlijk vonnis of misleiding bij indiensttreding
Periode: 1982–
Waardering: V, 60 jaar na geboortejaar betrokkenen
Commissie van advies als bedoeld in artikel 45 van het algemeen militair ambtenarenreglement
Handeling: Het adviseren van de Minister van Defensie inzake ontslag van een militair wegens onvoldoende waarborg voor getrouwe plichtsvervulling
Periode: 2001–
Grondslag: AMAR, art. 45
Product: Advies
Waardering: V, 20 jaar
Commissie tot herziening van de militaire strafrechtpleging
Handeling: adviseren van de Ministers van Defensie en Justitie over de herziening van het militair strafrecht, het militair strafprocesrecht en het militair tuchtrecht
Periode: 1952–1971
Waardering: B (1)
Commissie van advies militair straf- en tuchtrecht
Handeling: het adviseren van de Ministers van Defensie en Justitie over de herziening van het militair strafrecht, het militair strafprocesrecht en het militair tuchtrecht
Periode: 1971–1976
Waardering: B (1)
Commissie ontzegging militaire rijvaardigheid
Handeling: Adviseren van de minister inzake intrekking of ongeldig verklaring van militaire rijbewijzen of machtigingen, met betrekking tot de veiligheid van het militair verkeer en de militaire rijvaardigheid
Periode: Circa 1965–?
Grondslag: Regeling militaire rijbewijzen, m.b. van 6 oktober 1971, nr. 206.198/3O, art. 9
Product: Advies
Waardering: V, 10 jaar
Adviescommissie militaire rijvaardigheid
Handeling: Adviseren van de minister inzake intrekking of ongeldigverklaring van militaire rijbewijzen of machtigingen, met betrekking tot de veiligheid van het militair verkeer en de militaire rijvaardigheid
Periode: ?–1994
Grondslag: Regeling militaire rijbewijzen, m.b. van 6 oktober 1971, nr. 206.198/3O, art. 9
Product: Advies
Waardering: V, 10 jaar
Klachtencommissie geneeskundige zorg
Handeling: Het behandelen van klachten van militair personeel betreffende het functioneren van (een medewerker of instelling van) de militaire gezondheidszorg
Periode: 1996–
Grondslag: Raamregeling klachtenbehandeling gezondheidszorginstellingen Defensie, Stcrt. 1996/207
Product: Klachtendossier
Waardering: V, 80 jaar na geboortedatum betrokkene
Handeling: Het rapporteren aan de klagers (militairen) en de aangeklaagden (artsen en andere medewerkers van de militair-geneeskundige diensten) naar aanleiding van het onderzoek inzake klachten van militair personeel betreffende het functioneren van (een medewerker of instelling van) de militaire gezondheidszorg
Periode: 1996–
Grondslag: Raamregeling klachtenbehandeling gezondheidszorginstellingen Defensie, Stcrt. 1995/207, art. 24
Waardering: V, 80 jaar na geboortedatum betrokkene
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag
Periode: 1996–
Grondslag: Raamregeling klachtenbehandeling gezondheidszorginstellingen Defensie, Stcrt. 1995/207, art. 5, lid c
Product: Jaarverslag
Opmerking: Het jaarverslag wordt onder meer gezonden aan de inspecteur militaire gezondheidszorg
Waardering: B (3)
Commissie deskundigen immunisatie militairen
Handeling: het adviseren van de minister inzake elk besluit tot verplichte vaccinatie van militair personeel tegen besmettelijke ziekten op grond van art. 4 van de Wet immunisatie militairen
Periode: 1953–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Commissie geneeskundigen immunisatie militairen
Handeling: het adviseren van de minister inzake verzoekschriften van militair personeel om te worden vrijgesteld van immunisatie om medische redenen op grond van art. 6 van de Wet immunisatie militairen
Periode: 1953–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Commissie gewetensbezwaren immunisatie militairen
Handeling: het adviseren van de minister inzake verzoekschriften van militair personeel om te worden vrijgesteld van immunisatie om principiële redenen op grond van art. 5 van de Wet immunisatie militairen
Periode: 1953–
Waardering: V, 80 jaar na geboortejaar betrokkenen
Commissie beoordeling aanvragen autorissaties
Handeling: het adviseren van de minister inzake het beheer, gebruik en vervoer van radioactieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende toestellen door de krijgsmacht, gelet op de bescherming van hen die ermee werken en op de volksgezondheid in het algemeen
Periode: 1969–
Waardering: V, 5 jaar
Adviescommissie stralingshygiëne
Handeling: het adviseren inzake het beheer, gebruik en vervoer van radioactieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende toestellen door de krijgsmacht, gelet op de bescherming van hen die ermee werken en op de volksgezondheid in het algemeen
Periode: 1993–
Waardering: V, 10 jaar
Commissie internationale militaire sportwedstrijden
Ontwikkeling, sport en ontspanning
Handeling: het adviseren van de minister betreffende de deelname van Nederlandse militairen aan internationale militaire sportwedstrijden, de organisatie van deze sportwedstrijden in Nederland, de organisatie van nationale militaire kampioenschappen, de participatie van nationale militaire sportequipes in militaire en civiele sportevenementen
Periode: 1946–1997
Waardering: V, 3 jaar
Ontwikkeling, sport en ontspanning
Handeling: het bepalen van het recreatieve filmaanschaffings- en distributiebeleid voor militair personeel van de krijgsmachtdelen
Periode: 1960–1969
Waardering: V, 3 jaar
Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden
Handeling: Het opstellen van een convenant op het gebied van het arbeidsrisico fysieke belasting bij defensie
Periode: 2001–
Grondslag: Intentieverklaring fysieke belasting sector defensie, Stcrt. 2001, nr. 20, art. 1, lid 1
Opmerking: De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de sector Defensie, de Centrales van overheidspersoneel sector defensie en het Ministerie van SZW
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het aansturen en begeleiden van de uitvoering van het convenant op het gebied van het arbeidsrisico fysieke belasting bij defensie
Periode: 2001–
Grondslag: Intentieverklaring fysieke belasting sector defensie, Stcrt. 2001, nr. 20, art. 1, lid 5
Opmerking: de commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de sector Defensie, de Centrales van overheidspersoneel sector Defensie en het Ministerie van SZW
Waardering: V, 10 jaar
Klachtencommissie seksuele intimidatie, agressie en geweld
Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden Seksuele intimidatie, agressie en geweld
Handeling: Het instellen van een onderzoek van een bij haar ingediende klacht inzake seksuele intimidatie, agressie en/of geweld en het daarover uitbrengen van advies aan de minister
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005; artikel 7; KL klachtenprocedure seksuele intimidatie, 19 juni 1997, nr. KL 19.400/A, artikel 5; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 5; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art.8.
Product: Rapporten, adviezen, klachten
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag
Periode: 1994–
Grondslag: Klachtenregeling seksuele intimidatie, agressie en geweld KM 1997; 27 maart 1997, DPKM/RT S.43005, artikel 12; KL klachtenprocedure seksuele intimidatie, 19 juni 1997, nr. KL 19.400/A, artikel 10; klachtenprocedure seksuele intimidatie, agressie en geweld Defensie Interservice Commando, 11 december 1997, nr. 97003236, artikel 10; Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM), 17 september 2001, nr. P/2001006071, art. 14.
Waardering: B (3)
Onderscheidingen, eretekenen en medailles
Handeling: het adviseren van de minister inzake de benoeming en bevordering van militair personeel in de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau
Periode: 1945–
Waardering: Deze handeling wordt hier niet gewaardeerd
Commissie toekomst decoratiestelsel van de Minister van Defensie
Onderscheidingen, eretekenen en medailles
Handeling: het adviseren van de Minister van Defensie over het gebruik en de betekenis van de decoraties, voorzover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie
Periode: 2000–2001
Product: Eindrapport
Waardering: B (1)
Commissie militaire onderscheidingen
Onderscheidingen, eretekenen en medailles
Handeling: het adviseren van de minister inzake de toekenning van Koninklijke onderscheidingen aan militair personeel
Periode: 1945–1952
Waardering: B (5)
Commissie dapperheidsonderscheidingen
Onderscheidingen, eretekenen en medailles
Handeling: het adviseren van de minister inzake de toekenning van Koninklijke onderscheidingen aan militair personeel
Periode: 1952–
Waardering: B (5)
Handeling: het adviseren van de minister inzake de toekenning van dapperheidsonderscheidingen en toevoegingen aan vaandels en standaarden van de krijgsmacht
Periode: 1999–
Waardering: B (5)
Coördinatie- en contactcommissie voor de militaire oorlogsinvaliden en -weduwen
Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen
Handeling: het bevorderen van een doelmatige samenwerking tussen de op het terrein van de sociale zorg voor militaire oorlogsslachtoffers werkzame instellingen
Periode: 1950–1957
Waardering: B (6)
Contactcommissie gepensioneerden, sinds 1993 adviescommissie postactieve aangelegenheden
Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen
Handeling: het evalueren van de uitvoering van de wet- en regelgeving op het gebied van pensionering, wachtgelden en andere uitkeringen aan postactief militair personeel
Periode: 1969–
Waardering: B (2)
Adviescommissie Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen
Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen
Handeling: het adviseren van de minister inzake de toekenning van (verhoogde) militaire pensioenen op grond van de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen
Periode: 1978–
Waardering: B (6)
Adviescommissie Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek
Handeling: Het adviseren van de Minister van Defensie inzake het beleid met betrekking tot Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek, in bijzonder inzake het welzijn van de bewoners, het onderhoud en de bouwkundige voorzieningen, het opnamebeleid en het museum
Periode: 1999–
Grondslag: Instellingsbesluit Bronbeek, art. 3, lid 3
Product: Adviezen
Waardering: B (5)
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van het reglement van orde
Periode: 1999–
Grondslag: Regeling Bronbeek, art. 6.2
Waardering: B (5)
Handeling: Het adviseren van de minister over de opneming van een kandidaat-inwoner van het tehuis
Periode: 1999–
Grondslag: Regeling Bronbeek, art. 5.2
Waardering: V, 10 jaar
B. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de directeur Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht valt
Rechtspersoon belast met de uitvoering van de Ziektekostenverzekering
N.B. Vanaf 1995 is als rechtspersoon in kwestie aangewezen de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK)
Handeling: Het selecteren en contracteren van de feitelijk uitvoerend verzekeraar
Periode: 1994–
Product: Aanvragen tot deelname; contract
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het doen van een voorstel aan de Minister van Defensie inzake de omvang van de geneeskundige zorg voor militairen in werkelijke dienst
Periode: 1995–
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90a, lid 2
Product: Regeling ziektekostenverzekering defensiepersoneel (MP 31-109)
Opmerking: Vanaf 1995 is als rechtspersoon in kwestie aangewezen de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht
Waardering: B (5)
Handeling: het vaststellen van de omvang van de vergoedingen van kosten voor geneeskundige zorg die door betrokkenen ten behoeve van zijn gezinsleden gemaakt zijn
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90b, lid 4; Besluit van 3 december 1997, houdende wijziging van enige besluiten in verband met het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie voor de periode van 1 april 1997 tot en met 31 mei 1999, Stb. 669
Periode: 1995–
Opmerking: vanaf 1995 alleen voor militairen, vanaf 1999 ook voor postactieve deelnemers
Waardering: B (5)
Handeling: het opstellen van jaarverslagen e.d., mede t.b.v. de Minister van Defensie, inzake de uitvoering van de ziektekostenverzekering
Grondslag: Besluit van 21 december 1994, houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en enige andere besluiten in het kader van de invoering van een ziektekostenverzekering voor militairen (Stb. 1994, 968), artikel 90b, lid 5
Periode: 1995–
Product: Jaarverslag met bijbehorende jaarrekening en de accountantsverklaring, begrotingen, staat van baten en lasten met toelichting, liquiditeitsoverzichten, liquiditeitsramingen voor het volgende kwartaal, zorg buiten MGD
Waardering: B (3)
Handeling: het opstellen van regelgeving en instructies inzake verleend mandaat
Grondslag: Mandaatregeling SZVK 1995
Periode: 1995–
Waardering: B (1)
Handeling: het indienen van premievoorstellen bij de Minister van Defensie
Grondslag: Overeenkomst tussen Staatssecretaris van Defensie en SZVK, nr. DGP 9501600
Periode: 1995–
Product: Brieven
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het berekenen, vaststellen en declareren van extra kosten voor curatieve zorg als gevolg van oefenen, varen, vliegen en inzet van militairen
Grondslag: Overeenkomst tussen Staatssecretaris van Defensie en SZVK, nr. DGP 95010600
Periode: 1995–
Product: Brieven
Waardering: B (5)
Handeling: het adviseren van derden inzake het interpreteren en toepassen van wet- en regelgeving betreffende de geneeskundige verzorging en het oplossen van problemen en klachten over de dienstverlening van de uitvoerend verzekeraar
Bron: Archief SZVK
Periode: 1995–
Product: Brieven
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het verstrekken van interne en externe voorlichting
Bron: Archief SZVK
Periode: 1995–
Product: Voorlichtingbulletins
Waardering: V, 2 jaar. Van het voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard.
Handeling: Het vaststellen van de bestemming van het eigen vermogen en de gewenste hoogte van dit vermogen
Bron: Archief SZVK
Periode: 1995–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek
Bron: Archief SZVK
Periode: 1995–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het voorbereiden, vaststellen, evalueren en wijzigen van de interne organisatie
Bron: Archief SZVK
Periode: 1995–
Waardering: B (4)
Handeling: het voorbereiden, wijzigen en vaststellen van een privacyreglement
Grondslag: Overeenkomst tussen Staatssecretaris van Defensie en SZVK, nr. DGP 95010600, artikel 12, lid 3
Periode: 1995–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: het verrekenen van WTZ-(wet toegang ziektekosten) en MOOZ-(medefinanciering oververtegenwoordiging ouderen in het ziekenfonds) bijdragen
Grondslag: Overeenkomst tussen Staatssecretaris van Defensie en SZVK, nr. DGP 95010600
Periode: 1995–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: het instellen van de SZVK-bestuurscommissie bezwaarschriften, vanaf 1 juli 1999 bestuurscommissie bezwaar- en klaagschriften
Periode: 1995–
Waardering: V, 5 jaar na vervallen instelling
Handeling: het toekennen van vacatiegelden
Grondslag: Overeenkomst tussen Staatssecretaris van Defensie en SZVK, nr. DGP 95010600, artikel 13,
Periode: 1995–
Waardering: V, 5 jaar
N.B. Sedert 1995 Onderlinge Verzekerings Maatschappij Univé Zorg Alkmaar u.a.
Handeling: het voeren van een verzekerdenregistratie
Grondslag: Overeenkomst tussen Staatssecretaris van Defensie en SZVK, nr DGP 95010600
Periode: 1995–
Product: Bewijs van inschrijving
Opmerking: Sedert 1995 Onderlinge Verzekerings Maatschappij Univé Zorg Alkmaar u.a.
Waardering: V, 1 jaar
Handeling: het beslissen op verzoeken tot aanmelding dan wel beëindiging van de ziektekostenverzekering van gezinsleden
Grondslag: Mandaatregeling SZVK 1995
Periode: 1995–
Product: Brieven
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het afdoen van aanvragen van op grond van de polisvoorwaarden verplichte machtigingen
Grondslag: Mandaatregeling SZVK 1995
Periode: 1995–
Product: Brieven
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het beoordelen van de medische of tandheelkundige noodzaak van verstrekkingen
Grondslag: Mandaatregeling SZVK 1995
Periode: 1995–
Product: Brieven
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het afhandelen en geheel of gedeeltelijk uitkeren van schadedeclaraties
Grondslag: Mandaatregeling SZVK 1995
Periode: 1995–
Product: Afrekenspecificaties
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: het zorgdragen voor de verrekening en invordering van eigen bijdragen
Grondslag: Mandaatregeling SZVK 1995
Periode: 1995–
Product: Incasso-opdrachten
Waardering: V, 5 jaar
SZVK-Bestuurscommissie bezwaarschriften, vanaf 1 juli 1999 bestuurscommissie bezwaar- en klaagschriften
Handeling: Namens het bestuur van de SZVK beslissen op bezwaarschriften gericht tegen de door Univé in mandaat genomen besluiten ter uitvoering van de Regeling ziektekostenverzekering militairen
Grondslag: Mandaatregeling SZVK-bestuurscommissie bezwaarschriften 1998, vanaf 1 juli 1999 Mandaatregeling SZVK-bestuurscommissie bezwaar- en klaagschriften 1999
Periode: 1998–
Product: Besluit
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Namens het bestuur van de SZVK onderzoeken, oordelen en afhandelen van klaagschriften over gedragingen van de SZVK zelf of van de uitvoerend verzekeraar
Grondslag: Mandaatregeling SZVK-bestuurscommissie bezwaar- en klaagschriften 1999
Periode: 1999–
Product: Brieven
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het, samen met de Minister van Defensie, instellen van een commissie van advies inzake ontslag wegens onvoldoende waarborg voor getrouwe plichtsvervulling
Periode: 1995
Grondslag: AMAR, art. 45
Product: Besluit van 18 oktober 2001, houdende de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van een commissie als bedoeld in Artikel 45 van het Algemeen militair ambtenarenreglement
Waardering: B (5)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Personeelszorg – Arbeidsomstandigheden
Handeling: het, samen met de Minister van Defensie, instellen van een branche-begeleidingscommissie
Periode: 2001–
Grondslag: Intentieverklaring fysieke belasting sector defensie, Stcrt. 2001, nr. 20, art. 1, lid 5
Opmerking: naast de ministers wordt de commissie mede opgericht door de Centrales van overheidspersoneel sector Defensie.
Waardering: B (5)
Handeling: Het zorgdragen voor huisvesting en verzorging aan gewezen vrijwillig dienende KNIL-militairen beneden de rang van officier
Periode: 1945–1959
Grondslag: Reglement voor het Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek, K.B. van 2 september 1921, nr. 70
Waardering: V, 10 jaar
Kapittel der Militaire Willemsorde
Onderscheidingen, eretekens en medailles
Handeling: het adviseren van de minister inzake de benoeming en bevordering van militair personeel tot ridder in de Militaire Willemsorde
Periode: 1945–
Waardering: Deze handeling wordt hier niet gewaardeerd, omdat deze handeling in gewijzigde vorm is opgenomen in het BSD Adelsbeleid, adelsrecht en decoratiestelsel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-46-p8-SC73964.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.