Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2006, 45 pagina 13 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2006, 45 pagina 13 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 17 februari 2006, nr. WJZ 6013080, houdende vaststelling van de regeling inzake de inhoud van het verslag van de evaluatie Elektriciteitswet 1998 en Gaswet
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op artikel 80, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66, tweede lid, van de Gaswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. verslag: het verslag, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66, eerste lid, van de Gaswet;
b. wetten: de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de op deze wetten gebaseerde regelgeving, zoals deze golden op 31 december 2005.
Het verslag bevat in ieder geval een weergave van:
a. de mate waarin de doelen van de wetten daadwerkelijk zijn gerealiseerd;
b. de mate waarin de wetten hebben bijgedragen aan het realiseren van de doelen;
c. de baten de lasten van de wetten, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de administratieve lasten en de nalevingskosten;
d. de effecten van de wetten die niet samenhangen met de doelen van die wetten.
Het verslag besteedt in ieder geval aandacht aan:
a. de bijdrage van de wetten aan de geleidelijke totstandkoming van een Europese markt voor elektriciteit en gas;
b. de werking van de groothandelsmarkten;
c. de werking van de kleinverbruikersmarkten, met inbegrip van de consumentenbeschermingbepalingen, en de effecten van bepalingen inzake consumentenbescherming op de marktwerking;
d. de betrouwbaarheid en de veiligheid van het transport van elektriciteit en gas;
e. de bijdrage van het tariefreguleringssysteem aan de realisatie van de doelstellingen van de wetten;
f. het systeem van balanshandhaving en balansherstel.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling evaluatie Gaswet en Elektriciteitswet 1998.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66 van de Gaswet schrijven voor dat deze wetten elke vier jaar moeten worden geëvalueerd. Bij de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (hierna: de I&I wet) is bepaald dat de Minister van Economische Zaken het eerstvolgende verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in de praktijk medio 2006 aan de Staten-Generaal dient te zenden. Het verslag gaat over de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in hun geheel, dat wil zeggen niet alleen over de wijzigingen die voortvloeien uit de I&I-wet. De evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet wordt uitgevoerd door de Nederlandse Mededingingsautoriteit. In 2006 zal de Minister van Economische Zaken tevens de operationele doelstelling (Begroting ministerie van Economische Zaken, artikel 4) ‘Optimale ordening en werking van de energiemarkten’ evalueren. Hierbij wordt ook gekeken naar de realisatie van de presentatie-indicatoren. Bij de evaluatie van de operationele doelstelling zal gebruik gemaakt worden van de uitkomsten van de evaluaties van de wetten en van het toezicht.
Artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66 van de Gaswet schrijven voor dat in ieder geval de voorzienings- en leveringszekerheid, de marktordening en marktwerking en het toezicht en de naleving, mede gelet op de Mededingingswet moeten worden geëvalueerd. Bij ministeriële regeling kan de Minister van Economische Zaken nadere regels stellen over de inhoud van het evaluatieverslag. In deze regeling is aangegeven welke vragen ten minste moeten worden beantwoord in de evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Het betreft een aantal algemene vragen over de wetten in hun geheel (artikel 2) en een aantal vragen over specifieke onderwerpen (artikel 3). Deze specifieke onderwerpen betreffen kernthema’s in de wetten zoals de totstandkoming van de Europese energiemarkt, de groothandelsmarkt, de positie van de kleinverbruiker en het netbeheer. Bij de evaluatie wordt gekeken naar de artikelen in wet- en regelgeving in relatie tot het beleidsdoel waarvoor zij als instrument dienen en in hun onderlinge samenhang.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten en evenmin voor de burger en handhaving en belasting van de rechterlijke macht.
Het verslag heeft betrekking op de gehele Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zoals deze van kracht waren op 31 december 2005. Ook de op deze wetten gebaseerde lagere regelgeving, zijnde de algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en de zogeheten ‘codes’ (op basis van artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12a van de Gaswet vastgestelde tariefstructuren en voorwaarden) zullen bij deze evaluatie worden meegenomen. Zoals hierboven is aangegeven worden de artikelen in wet- en regelgeving geëvalueerd in hun relatie tot het beleidsdoel waarvoor zij als instrument dienen en in hun onderlinge samenhang.
Conform eerdere toezeggingen aan de Tweede Kamer zullen in deze evaluatie, naast de andere lagere regelgeving, expliciet worden opgenomen het Besluit leveringszekerheid gaswet, het Besluit aanleg energie-infrastructuur (BAEI), de flexibiliteitsdiensten (zoals neergelegd in artikel 10a Gaswet en de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas), de harmonisering van de afschakelplannen, zoals neergelegd artikel 31 Elektriciteitswet 1998, de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit, en de voorwaarden als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel c van de Elektriciteitswet 1998.
Onderdeel a bepaalt dat, om de doeltreffendheid van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet te beoordelen, in de eerste plaats zal moeten worden gekeken in welke mate de beoogde doelen van deze wetten zijn gerealiseerd. Het gaat om de volgende beleidsdoelen. Ten eerste een goed functionerende elektriciteits- en gasmarkt. Kenmerken van een goed functionerende energiemarkt zijn een daadwerkelijke mededinging, efficiënte prijzen voor een gedifferentieerd productaanbod, voldoende liquiditeit, voldoende transparantie voor marktpartijen, landelijke netbeheerders en de toezichthouder en een gelijk speelveld voor marktpartijen. Ten tweede de onafhankelijkheid van het netbeheer, resulterend in onafhankelijke besluitvorming door de netbeheerder en financiering van het netbeheer en gelijke toegang tot de netten voor producenten, handelaren, leveranciers en afnemers. Ten derde de geleidelijke vorming van Europese markten voor elektriciteit en gas. Ten vierde een betrouwbare, duurzame en doelmatige energievoorziening. Hierbij wordt de betrouwbaarheid van de energievoorziening betrokken op de gehele keten van import en binnenlandse productie, transport en leverantie. Ten vijfde een doeltreffend en doelmatig toezicht op de naleving van deze wetten. Bij de I&I-wet zijn, in het kader van het beleidsdoel bescherming positie kleinverbruiker, de bepalingen over de positie van de kleinverbruiker sterk uitgebreid. Hierbij gaat om het om bescherming tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden, eisen aan contractuele voorwaarden, transparante informatie over geldende tarieven en voorwaarden, het in rekening brengen van redelijke tarieven en een goede en efficiënte dienstverlening.
De bovenstaande doelen corresponderen met de beleidsdoelen zoals deze geformuleerd zijn in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken voor de jaren 2002 tot en met 2005 (laatstelijk in Kamerstukken XII 2004/05, 29800, nr. 51).
Wat betreft onderdeel c, naast de doeltreffendheid van de wetten is ook de doelmatigheid van de wetten onderwerp van deze evaluatie. Dit houdt in dat de evaluatie van de wetten een zo volledig mogelijke kwantificering dient te bevatten van de baten en de lasten die de wetten teweeg hebben gebracht. Bij baten kan gedacht worden aan de mate waarin welvaartseffecten van de efficiencyverbetering van netbeheerders, leveranciers en producenten en de optimalisering van de kwaliteit van de dienstverlening zijn opgetreden. Bij lasten wordt in ieder geval gedacht aan administratieve lasten, nalevingskosten en handhavingskosten. Administratieve lasten zijn de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie. Onder nalevingskosten wordt verstaan de kosten die bedrijven moeten maken voor de naleving van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet. Handhavingskosten zijn de kosten die de toezichthouder maakt om te controleren of de bedrijven voldoen aan de wet.
De onder onderdeel d genoemde ‘overige effecten die de wetten teweeg hebben gebracht’ betreffen andere effecten dan de beoogde effecten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan milieu-effecten en werkgelegenheidseffecten.
Wat betreft onderdeel a, in 2003 zijn van kracht geworden richtlijn nr. 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende de intrekking van richtlijn nr. 96/92/EG (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176). Deze richtlijnen beogen de totstandkoming van een interne markt voor elektriciteit en gas te vervolmaken en te versnellen. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Ook de bijdragen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet aan de geleidelijke vorming van een Europese elektriciteits- en gasmarkt zijn daarom onderwerp van deze evaluatie.
Onderdeel b heeft betrekking op de groothandelsmarkt. Hierbij moet gedacht worden aan evaluatievragen over daadwerkelijke mededinging, efficiënte prijsvorming, differentiatie van het productaanbod, liquiditeit, transparantie en de werking van marktplaatsen.
Wat betreft onderdeel c, bij de I&I-wet zijn de bepalingen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en de daarop gebaseerde lagere regelgeving inzake de positie van de kleinverbruiker sterk uitgebreid. Bij de bescherming van de positie van de kleinverbruiker moet een balans worden gevonden met de marktwerking. Een tekort aan consumentenbescherming kan leiden tot onwenselijke situaties voor de consument. Anderzijds kan een te uitgebreide bescherming van de consument leiden tot verminderde marktwerking, omdat de ruimte voor leveranciers om zich van elkaar te onderscheiden, wordt gemarginaliseerd. Deze evaluatie dient in te gaan op de marktwerking in de kleinverbruikersmarkten, onder meer met betrekking tot daadwerkelijke mededinging, efficiënte prijsvorming, differentiatie van het productaanbod en transparantie. Hierbij wordt ook de effectiviteit en efficiëntie van leveringszekerheidsmaatregelen voor kleinverbruikers meegenomen (Besluit leveringszekerheid gas). Tevens dient aandacht geschonken te worden aan de bovengenoemde balans tussen marktwerking en consumentenbescherming. De onderdelen d tot en met f betreffen de evaluatievragen over het netbeheer. Een belangrijk doel van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is de onafhankelijkheid van de netbeheerder. In onderdeel d is aangegeven dat in het verslag aandacht moet worden besteed aan de betrouwbaarheid en de veiligheid van het transport van elektriciteit en gas. Dit onderwerp is met name geregeld in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
Onderdeel e heeft betrekking op het tariefreguleringssysteem voor netbeheerders. Met behulp van dit reguleringssysteem worden de tarieven bepaald die netbeheerders voor hun diensten in rekening mogen brengen bij netgebruikers. Aan het systeem ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag zoals het kostenveroorzakingsprincipe en de maatschappelijke optimalisatie van betrouwbaarheid van de netten. Bij de evaluatie van dit systeem gaat het onder andere om de kosten en de baten van de gerealiseerde toepassing van de regulering en om vraag in welke mate de gekozen uitgangspunten feitelijk tot hun recht zijn gekomen en of daarbij knelpunten zijn opgetreden. Ten slotte dient in het evaluatieverslag aandacht te worden besteed aan het systeem van balanshandhaving en balansherstel (onderdeel f). Balanshandhaving en -herstel is met name geregeld in de bovengenoemde codes en vormt een belangrijke schakel in het garanderen van een betrouwbare energievoorziening. Bij dit onderwerp wordt expliciet de evaluatie van de flexibiliteitsdiensten en de harmonisering van de afschakelplannen meegenomen conform de toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2004/05, 29372, nr. 69).
De Minister van Economische Zaken,
L.J. Brinkhorst
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-45-p13-SC74019.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.