Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer)

Wettelijke grondslag: Arbeidstijdenwet, artikelen 10:5 en 10:7

Status: bekendmaking van wijziging en aanvulling van het Beleid van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijze van berekenen en opleggen van de bestuurlijke boete in het kader van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen inzake het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer)

Belangrijkste wijziging: een andere, minder belastende, aanpak van boeteoplegging ten aanzien van bedrijfsinspecties en een harmonisatie van boetebedragen voor gelijksoortige overtredingen binnen goederen- en personenvervoer alsmede tussen bestuurlijke boete en de richtlijn Strafvordering OM.

Doelgroep: werkgevers, zelfstandig werkenden en werknemers

Ingangsdatum: 1 maart 2006

Met inwerkingtreding van onderhavige Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) vervallen de Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) van 19 mei 2005 (Stcrt. 100), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 2005 (Stcrt. 131).

Verschillen tussen beleidsregel van 11 juli 2005 en onderhavige beleidsregel zijn de volgende:

Om een eensluidende terminologie als in het Handhavingsbeleid Arbeidsinspectie en Inspectie Verkeer en Waterstaat te krijgen, wordt niet meer gesproken over weg- en bedrijfscontrole, maar van transport- en bedrijfsinspectie.

Artikel 2:

Gelet op ervaring opgedaan na de vorige beleidswijziging, is er voor gekozen duidelijk aan te geven in artikel 2 (beleidsregel 2 oud), dat per normadressaat in plaats van ter zake van iedere bestuurder een boeterapport op te maken.

Artikel 3:

Omdat de huidige wijze van uitvoering van de bedrijfsinspecties te veel capaciteit en tijd kostte, maar ook tot zeer hoge boetes zou leiden, is er voor een andere, minder belastende aanpak gekozen.

Artikel 4, lid 2:

Gelet op de wijziging van de boetebedragen is ook de minimale boete verhoogt van € 22,– naar € 100,–.

Boetecatalogus

In verband met aansluiting van de (bestuurlijke) boetebedragen boete met de richtlijn Strafvordering van het OM en de harmonisatie van de boetebedragen voor ‘vergelijkbare’ overtredingen tussen personen- en goederenvervoer, zijn bij een aantal overtredingen de hoogten van de boetes aangepast (zie voor de bedragen bijlage 1 bij deze beleidsregel).

Gekozen is voor verhoging van de boetes van overtredingen waarbij de controle wordt gefrustreerd tot boven het boeteniveau van de lichtste overtreding teneinde calculerende fraude te voorkomen.

Artikel 1

1. Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet worden voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer’ die als bijlage 1 bij deze beleidsregels is gevoegd.

2. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:

a. Feiten waarvoor tijdens een bedrijfsinspectie eerst een waarschuwing wordt gegeven, een preventief handhavingstraject wordt ingezet of een eis tot naleving wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat het betreffende wettelijke voorschrift niet is nageleefd of de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;

b. Direct beboetbare feiten die worden genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.

3. Bij de toepassing van bijlage 2 wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a. Feiten welke tijdens een transportinspectie worden geconstateerd;

b. Feiten welke tijdens een bedrijfsinspectie worden geconstateerd.

4. In bijlage 2 wordt bij bedrijfsinspectie aangegeven dat er bij rij- en rusttijden sprake is van een dubbele normovertreding, waarmee wordt bedoeld

– minder dan een halvering van de wettelijke rusttijd;

– meer dan een verdubbeling van de wettelijke ononderbroken rijtijd;

– meer dan een verdubbeling van de dagelijkse rijtijd die een gevolg is van minder dan een halvering van de wettelijke rusttijd.

5. Deze beleidsregel is van toepassing op alle beboetbare feiten die als zodanig in de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.

Artikel 2

Bij een transportinspectie wordt bij vaststelling van een of meer beboetbare feiten ter zake van iedere persoon als bedoeld in artikel 10:3 lid 2 sub e ATW één boeterapport opgemaakt.

Artikel 3

Bij een bedrijfsinspectie bedraagt het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal personen ter zake waarvan een of meer beboetbare feiten is vastgesteld over een periode van 4 weken, 13 weken onderscheidenlijk 52 weken:

a. Voor de werkgever die minder dan 25 werknemers in dienst heeft: 3,

b. Voor de werkgever die 25 of meer, maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft: 6,

c. Voor de werkgever die 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers in dienst heeft: 9,

d. Voor de werkgever die 100 of meer werknemers in dienst heeft: 12.

Artikel 4

1. De totale bij een boetebeschikking op te leggen boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere beboetbare feiten, uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen.

2. De boete die per boetebeschikking aan een werkgever, een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn, een persoon die een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten of een werknemer kan worden opgelegd, bedraagt minimaal € 100,–.

Toelichting

Algemeen

Na de Arbeidsomstandighedenwet 1998 kent de Arbeidstijdenwet met het totstandkomen van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet de bestuurlijke boete als sanctiemogelijkheid bij het niet naleven van de voorschiften die in de Arbeidstijdenwet zijn neergelegd. De bevoegdheid om een dergelijke boete op te leggen komt toe aan een door de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen aangewezen ambtenaar. Deze neemt daarbij de daarvoor uitgevaardigde beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer in acht waar het gaat om het wegvervoer.

Bij de besluitvorming in het kader van de boeteoplegging spelen uiteraard de in artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht neergelegde beginselen van zorgvuldigheid bij de besluitvorming, van de belangenafweging en van de evenredigheid een rol.

Als de toepassing van onderhavige beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, dan geeft artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht aan dat van deze beleidsregel moet worden afgeweken. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om individuele omstandigheden met een zeer uitzonderlijk karakter (CRvB 5 september 2002, JB 2002, 338).

Artikel 1

Eerste lid, tweede lid en derde lid

Het niet naleven van daartoe aangemerkte voorschriften van de Arbeidstijdenwet en de daarop gebaseerde besluiten levert een beboetbaar feit op. Bij het wegvervoer kan wat betreft de controles een onderscheid worden gemaakt tussen transport- en bedrijfsinspecties. In het derde lid van dit artikel is aangegeven dat in bijlage 2, die betrekking heeft op de zogenoemde direct beboetbare feiten, een onderscheid wordt gemaakt tussen feiten die tijdens een transportinspectie en tijdens een bedrijfsinspectie worden geconstateerd.

Bij de transportinspectie is daarbij het uitgangspunt dat nagenoeg alle overtredingen die langs de weg worden en kunnen worden geconstateerd een direct beboetbaar feit opleveren.

Bij de bedrijfsinspectie is de benadering in beginsel dat er, behoud ens de in bijlage 2 beschreven uitzonderingen bij eerste constatering van een beboetbaar feit niet direct sprake zal zijn van een boeteoplegging, maar dat er eerst bij een inspectie door de Arbeidsinspectie een waarschuwing wordt gegeven, bij een inspectie door de Inspectie Verkeer en Waterstaat een preventief handhavingstraject wordt ingezet of door de inspectiedienst een eis tot naleving wordt gesteld. Een preventief handhavingstraject houdt onder meer in dat er voorlichting wordt gegeven over de wettelijke voorschriften en begeleiding wordt geboden om de naleving van de wettelijke voorschriften te verbeteren.

De beleidsregel boeteoplegging bevat nadere regels over de wijze waarop de boete wordt berekend.

Bij deze beleidsregel behoren de volgende bijlagen:

1. tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer,

2. lijst direct beboetbare feiten bestuurlijke boete wegvervoer.

Derde lid

Het niet naleven van daartoe aangemerkte voorschriften van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer hoofdstuk wegvervoer, levert een beboetbaar feit op. Bij het wegvervoer kan wat betreft de controles een onderscheid worden gemaakt tussen transport- en bedrijfsinspecties. In het derde lid van dit artikel is aangegeven dat in bijlage 2 die betrekking heeft op de zogenoemde direct beboetbare feiten, een onderscheid wordt gemaakt tussen feiten die tijdens een transportinspectie en tijdens een bedrijfsinspectie worden geconstateerd.

Doordat in het derde lid alleen wordt gesproken van bijlage 2 wordt daarmee impliciet aangegeven dat voor de berekening van de hoogte van de boete geen onderscheid tussen transport- en bedrijfsinspecties gemaakt wordt.

Vierde lid

In het vierde lid wordt aangegeven wat onder een zogenoemde dubbele normovertreding wordt verstaan. Aangegeven is dat met een dubbele normovertreding wordt bedoeld meer dan een verdubbeling (bij rijtijden) en/of meer dan een halvering (bij rusttijden) van de wettelijke toegestane norm.

Voorbeelden rij- en rusttijden bij vervoer waarop het Arbeidstijdenbesluit vervoer van toepassing is:

a. Tussen twee dagelijkse rusttijden of tussen een dagelijkse rusttijd en een wekelijkse rusttijd is een totale rijtijd toegestaan van 9 uren. Deze rijtijd mag 2x per week 10 uren zijn (artikel 6 verordening EEG 3820/85).

Er is sprake van overtreding van de dubbele norm met betrekking tot de totale rijtijd, als deze totale rijtijd tussen twee dagelijkse rusttijden of tussen een dagelijkse rusttijd en een wekelijkse rusttijd méér is dan 20 uren én er tevens sprake is van een dagelijkse ‘rusttijd’ van minder dan 4½ uren bij enkelbemande ritten en minder dan 4 uren bij dubbel bemande ritten.

b. Na 4½ uur rijden moet de bestuurder een onderbreking van tenminste 45 minuten in acht nemen, tenzij hij aan een rusttijd begint (artikel 7 verordening EEG 3820/85).

Er is sprake van overtreding van de dubbele norm met betrekking tot de ononderbroken rijtijd, als deze rijtijd méér bedraagt dan 9 uren.

c. In elke periode van 24 uur geniet de bestuurder een dagelijkse rusttijd van tenminste 11 achtereenvolgende uren. Deze mag:

– 3x per week 9 uren zijn, of

– 12 uren waarvan één aaneengesloten periode van 8 uren, en de overige 4 uren verdeeld moeten zijn in maximaal twee tijdsblokken met een minimale tijdsduur van 1 uur (artikel 8, eerste lid, verordening EEG 3820/85).

Er is sprake van overtreding van de dubbele norm als de dagelijkse ‘rusttijd’ minder is dan 4½ uur.

d. Tijdens elke periode van 30 uur waarin het voertuig wordt bemand door ten minste twee bestuurders, moeten dezen elk een dagelijkse rusttijd van ten minste acht achtereenvolgende uren genieten (artikel 8, tweede lid verordening EEG 3820/85 ).

Er is sprake van overtreding van de dubbele norm als de dagelijkse ‘rusttijd’ minder is dan 4 uur.

Vijfde lid

Deze beleidsregel boeteoplegging geldt uitsluitend daar waar het gaat om de berekening van een boete voor beboetbare feiten die betrekking hebben op het wegvervoer. Daarbij is aangesloten bij de formulering die in artikel 7:2 Arbeidstijdenwet wordt gehanteerd. Voor andere sectoren dan het wegvervoer zal wanneer voor deze sectoren het instrument bestuurlijke boete aan de orde is aparte beleidsregels van toepassing zijn. Een en ander brengt met zich mee dat de aard van de arbeid van doorslaggevende betekenis is voor de toepasselijkheid van de verschillende beleidsregels boeteoplegging.

Artikel 2

Dit artikel is gericht op transportinspecties. Bij een transportinspectie kunnen een of meer beboetbare feiten worden vastgesteld die zijn gepleegd door de werkgever, werknemer en/of zelfstandige.

Het eerste lid van dit artikel geeft aan dat als er beboetbare feiten worden geconstateerd, er per natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichting rust tot naleving van het beboetbare voorschrift een boeterapport wordt opgemaakt. Dit betekent dat wanneer er bij een transportinspectie zowel aan de werknemer als aan de werkgever gerelateerde overtredingen worden geconstateerd, voor ieder afzonderlijk een boeterapport wordt opgemaakt. Oftewel: ten aanzien van werkgever gerelateerde overtredingen wordt een boeterapport opgemaakt; dit kan dus ook overtredingen bevatten van meerdere bestuurders bij meerbemande ritten. Ten aanzien van de aan de werknemer gerelateerde overtredingen wordt een apart boeterapport opgemaakt.

Artikel 3, eerste lid

Dit artikel is gericht op bedrijfsinspecties. Voor de invoering van de bestuurlijke boete werd in het handhavingsbeleid een beperking gehanteerd ten aanzien van het aantal werknemers dat in het proces-verbaal werd opgenomen. Die beperking was afhankelijk van het totaal aantal werknemers dat bij de betreffende werkgever in dienst is. Vanwege de continuïteit van het handhavingsbeleid is het nodig om voor de uitvoering van de bestuurlijke boete een dergelijke beperking van het aantal op te nemen werknemers in het boete rapport op te nemen. Dit heeft zijn weerslag gevonden in artikel 3

Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers is afhankelijk van het totaal aantal werknemers dat bij de werkgever in dienst is. De volgende staffel is in artikel 3 opgenomen en ziet er schematisch als volgt uit:

Aantal werknemers in dienst van werkgever (naar bedrijfsgrootte)

Maximum aantal werknemers in boeterapport

Minder dan 25 werknemers

3

25–49 werknemers

6

50–99 werknemers

9

100 werknemers of meer

12

Met de in artikel 3 aangegeven perioden van weken wordt het volgende bedoeld.

Voor een standaard bedrijfsinspectie wordt een periode van vier weken onderzocht. Om de wekelijkse rust te kunnen inspecteren wordt een periode van 13 weken gecontroleerd. Controle van nachtdiensten wordt over een periode van 52 weken gedaan.

Artikel 4, eerste lid

Het eerste lid van dit artikel geeft aan dat de op te leggen boete is samengesteld uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen. Dat hangt samen met artikel 10:5, derde lid, Arbeidstijdenwet, dat wel het cumulatieartikel wordt genoemd. Het uitgangspunt van dit artikellid is dat de beboetbaar gestelde feiten gelden ten opzichte van elk persoon met of ten aanzien van wie het beboetbare feit is begaan en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan dat beboetbare feit is begaan. Voor de berekening van de hoogte van de totale boete in de boetebeschikking geldt derhalve het beginsel per persoon, per dag , per beboetbaar feit.

Verder wordt in de toelichting op dit artikel aangegeven dat in artikel10.5 derde lid Arbeidstijdenwet een maximum bedrag (per feit, per dag) en in artikel 3 van deze beleidsregel een maximum aantal werknemers is opgenomen. Derhalve wordt er aan het bedrag per boetebeschikking geen maximum gesteld.

Tweede lid

In het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven dat de minimale boete per boetebeschikking € 100,– bedraagt. Op het beginsel dat in het eerste lid van dit artikel is neergelegd en dat inhoudt dat voor de berekening van de totale boete in de boetebeschikking wordt uitgegaan van het beginsel per persoon, per dag, en per beboetbaar feit , wordt geen uitzondering gemaakt of nuancering aangebracht.

Bijlage 1

Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer

Onderwerp

Boetenormbedrag

Algemene verplichtingen

 

Registratie van arbeids-, rij- en rusttijden

 

– er is geen registratie

€ 4400,–

– de registratie wordt niet tenminste 52 weken bewaard

€ 4400,–

– een dienstrooster is niet opgesteld

€ 4400,–

  

Zorg voor gegevens en bescheiden

 

– niet bewaren tot het tijdstip van overdracht aan de werkgever

€ 1100,–

– niet downloaden bestuurderskaart

€ 1100,–

– niet/oneigenlijk gebruiken van registratiemiddel

€ 1100,–

– niet downloaden controleapparaat

€ 550,–

  

Dienstrooster

 

– administratieve voorschriften niet naleven

€ 220,–

  

Werkmap

 

– niet afgegeven

€ 1100,–

– vergeten

€ 550,–

– niet geldig/onjuist model/meerdere bij 1 werkgever/administratieve voorschriften niet naleven

€ 220,–

  

Controleapparaat

 

– is niet aangebracht

€ 2200,–

– uitrusting met/vervanging door digitale tachograaf

€ 2200,–

– niet voorzien van verzegelingen

€ 2200,–

– onvoldoende toezicht op juiste gebruik

€ 2200,–

– het niet tijdig herstellen bij defect

€ 2200,–

– periodiek keuring

€ 220,–

– onderzoek na verbreken verzegelingen

€ 220,–

– niet voorzien van een installatieplaatje

€ 220,–

  

Registratiebladen/printouts/bestuurderskaart

 

– niet bij zich hebben van voorgaande dagen

€ 550,–

– bij slechte werking/diefstal niet kunnen afdrukken gegevens

€ 550,–

– bestuurder gebruikt de registratiemiddelen onjuist

€ 220,–

– onvoldoende registratiebladen verstrekken

€ 220,–

– ontbreken handmatige registratie indien nodig

€ 220,–

  

Erkenninghouder

 

– wijziging(en) aangebracht in de gegevens

€ 1320,–

– overdracht van kalibreringsgegevens naar computer

€ 1100,–

– gegevens 52 weken bewaren

€ 1100,–

– geen/niet alle gegevens verstrekken

€ 1100,–

– register geen 3 jaar bewaren

€ 550,–

  

Misbruik controlemiddelen

 

– werkgever en bestuurder niet zijnde werknemer

€ 1320,–

– werknemer

€ 440,–

  

Arbeids-, rij- en rusttijden

 

– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 11 uur

€ 110,–

– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 8 uur

€ 220,–

+ € 220,– per uur te kort

– dagelijkse rusttijd enkel bemand bij < 4,5 uur

€ 1100,–

+ € 220,– per uur te kort

– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 8 uur

€ 110,–

– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 7 uur

€ 220,–

+ € 220,– per uur te kort

– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 3 uur

€ 1100,–

+ € 220,– per uur te kort

– wekelijkse rust (diverse normen van toepassing)

€ 110,– per uur te kort

– dagelijkse rijtijd bij > 9 uur

€ 110,–

– dagelijkse rijtijd bij > 10 uur

€ 110,–

+ € 110,– per uur te lang

– dagelijkse rijtijd bij > 19 uur

€ 1100,–

+ € 220,– per uur te lang

– twee wekelijkse rijtijd

€ 110,– per uur te lang

– ononderbroken rijtijd bij > 4,5 uur

€ 110,–

+ € 110,– per uur te lang

– ononderbroken rijtijd bij > 9 uur

€ 1100,–

+ € 220,– per uur te lang

– nachtdiensten per dienst teveel

€ 100,–

– nachtdiensten per uur teveel

€ 100,–

– niet naleven voorschriften vrijstelling

€ 220,–

  

Diversen

 

– jaagpremieverbod

€ 1100,–

– chauffeursvakbekwaamheid diploma vergeten

€ 110,–

– chauffeursvakbekwaamheid diploma niet afgegeven

€ 220,–

– jeugdige bijrijder, buiten Nederland of geen inschrijving

€ 220,–

De in deze bijlage benoemde boetenormbedragen zijn per feit nader gespecificeerd in de zogenoemde boetecatalogus.

Deze boetecatalogus is in te zien via de website van de Inspectie Verkeer en Waterstaat: www.ivw.nl

Bijlage 2

Lijst direct beboetbare feiten bestuurlijke boete wegvervoer

Transportinspectie

– alle overtredingen terzake van arbeids-, rij- en rusttijden en ten aanzien van registratiemiddelen:

• het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen,

• het misbruik van registratie- en controlemiddelen,

• het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, waarmee wordt bedoeld die gegevens die achteraf eenvoudig kunnen worden gewijzigd;

– met uitzondering van:

• de wekelijkse onafgebroken rusttijd,

• de tweewekelijkse rijtijd,

• het niet door de bestuurder bij zich hebben van het getuigschrift vakbekwaamheid;

– vormvoorschriften bekwaamheidseisen in het wegvervoer die tijdens wegcontroles worden en kunnen worden geconstateerd.

Bedrijfsinspectie

– alle overtredingen terzake van rij- en rusttijden waarbij sprake is van een zogenoemde dubbele normovertreding,

– het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen,

– het misbruik van registratie- en controlemiddelen,

– het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, met ‘belangrijke gegevens’ worden bedoeld die gegevens die achteraf zonder problemen kunnen worden gewijzigd,

– het niet hebben van de vereiste bewijzen van vakbekwaamheid,

– het vaststellen van structurele overtredingen op 10% of meer van de door de bestuurder gebruikte registratiemiddelen terzake in tenminste 11 gecontroleerde zogenoemde chauffeurswerkdagen.

Naar boven