Vaststelling selectielijst voor neerslag handelingen Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toezicht op Rechtspersonen, onderdeel van beleidsterrein Privaatrecht 1945–2000

21 november 2005

Nr. C/S&A/05/2414

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 21 oktober 2005, nr. arc-2005.02633/3);

Besluit:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein voor het toezicht op Rechtspersonen, onderdeel van het beleidsterrein Privaatrecht vanaf 1945–2000’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit bij de Staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 21 november 2005.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.

BASISSELECTIEDOCUMENT

Preventief toezicht rechtspersonen onderdeel beleidsterrein Privaatrecht 1945–2000

Versie ter inzage legging juli 2005

Ministerie van Justitie

Rijksarchiefdienst/PIVOT

1. Afkortingen en begrippen

Amvb: Algemene Maatregel van Bestuur

BSD: Basis Selectiedocument

B.V.: Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BW: Burgerlijk Wetboek

BW2: Nieuw Burgerlijk Wetboek, boek 2

EG: Economische Gemeenschap

EU: Europese Unie

KB: Koninklijk Besluit

KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap

KvK: Kamer van Koophandel

MvJ: Ministerie van Justitie

NA: Nationaal Archief

NBW: Nieuw Burgerlijk Wetboek

N.V.: Naamloze vennootschap

OC&W: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Owm: Onderlinge waarborgmaatschappij

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RAD: Rijksarchiefdienst

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

RM: Rechtelijke Macht

RvC: Raad van commissarissen

SER: Sociaal Economische Raad

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

VVGB: Verklaring van geen bezwaar

WCV: Wet Coöperatieve Verenigingen

WvK: Wetboek van Koophandel

WoS: Wet op Stichtingen

WTKG: Wet Toezicht Kerkgenootschappen

WVC: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

WVV: Wet Vereniging en Vergadering

actor: overheidsorgaan of particuliere organisatie/persoon die een rol speelt op een beleidsterrein

handeling: complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid

B: de selectiebeslissing ‘(blijvend) te bewaren’ ten aanzien van de archiefbescheiden die de neerslag vormen van een gewaardeerde handeling

V: de selectiebeslissing ‘(op termijn) te vernietigen’ ten aanzien van de archiefbescheiden die de neerslag vormen van een gewaardeerde handeling

2. Verantwoording

2.1. Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven

Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Dit houdt ondermeer in dat een overheidsarchief op gezette tijden moet worden geschoond. In dat verband schrijft de Archiefwet zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als een overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op de degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief, de zorgdrager.

De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar, ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief (NA) in Den Haag. Het Nationaal Archief is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst (RAD) die weer ressorteert onder de Minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OC&W) en onder leiding staat van de Algemene Rijksarchivaris.

In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna de te vernietigen bestanden dienen te worden vernietigd.

Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zo nodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:

1. de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;

2. de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;

3. de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

4. het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekenden en historisch onderzoek.

Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan, een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan en (een vertegenwoordiger van) de algemene rijksarchivaris. In de praktijk houdt dit in dat deze partijen het concept-Basis Selectiedocument (BSD) toetsen in een zogenaamd driehoeksoverleg.

Wat betreft de geldigheidsduur van het BSD als selectielijst, wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, doordat via de aangewezen archiefwettelijke weg een nieuwe dan wel herzien lijst wordt vastgesteld.

2.2. Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument is een bijzondere vorm van selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, maar op het geheel van de bescheiden dat de administratieve neerslag vormt van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het beleidsterrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Hierbij worden overigens geen handelingen van particuliere actoren opgenomen.

Een BSD wordt opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt een beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. Hierbij worden de handelingen van overheidsorganen in hun functionele context geplaatst. In het BSD worden deze handelingen vervolgens overgenomen, maar nu geordend naar actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden. Het niveau waarop geselecteerd wordt is hiermee niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten met betrekking tot het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan de orde. Voor het selecteren van de administratieve neerslag van dit soort handelingen dienen een aantal zogenaamde ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad van Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijzing van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling van het selectiedocument. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (momenteel de Minister van OC&W) en de betrokken zorgdrager(s).

2.3. Het BSD Preventief toezicht rechtspersonen

Het PIVOT-rapport Preventief toezicht rechtspersonen. Een institutioneel onderzoek naar taken en handelingen op dit deel van het beleidsterrein privaatrecht (1945–2000) vormt de grondslag voor dit ontwerp-BSD. Het RIO geeft een historische beschrijving van het (deel)beleidsterrein preventief toezicht rechtspersonen en een overzicht van de handelingen die overheidsorganen hebben verricht. Dit onderzoek werd verricht in het kader van het op 20 december 1991 gesloten convenant tussen de algemene rijksarchivaris en de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie inzake de overdracht van de na 1940 gevormde archieven, waarin ondermeer afspraken zijn gemaakt over het verrichten van institutioneel onderzoek naar de taakontwikkeling van het Ministerie van Justitie. Het institutioneel onderzoek is verricht in de periode februari–november 1999. Het rapport is nadat het in april 2000 door het ministerie van Justitie is vastgesteld, op een aantal kleine punten geactualiseerd voordat het is gepubliceerd in de PIVOT-reeks van de RAD als nummer 95.

Het beleidsterrein preventief toezicht rechtspersonen is in het RIO opgevat als het geheel van beleidsinstrumenten dat door de overheid in de loop der tijd is ontwikkeld om misbruik van de rechtsvorm ‘rechtspersonen’ te voorkomen. Rechtshistorisch valt het handelen van de overheid ten aanzien van preventief toezicht rechtspersonen uiteen in twee perioden. In de eerste, die liep vanaf 1945 tot 1976, waren verschillende aspecten van het beleid ten aanzien van preventief toezicht rechtspersonen geregeld in meerdere wetten: de Wet Vereniging en Vergadering (Stb. 1855/32) en de Wet Coöperatieve Verenigingen (Stb. 1925/204), waarin het preventief toezicht op verenigingen was geregeld, het Wetboek van Koophandel (Stb. 1837/51,) waarin het preventief toezicht op naamloze vennootschappen – en vanaf 1970 ook op besloten vennootschappen – was geregeld, en de Wet op Stichtingen (Stb. 1956/511), waarin het preventief toezicht op stichtingen was geregeld.

Deze verschillende wetten werden met de invoering van boek 2 rechtspersonen van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek (Stb. 1976/395) ondergebracht in één wet. Hoewel het geheel van beleidsinstrumenten – waarbij voor wat betreft de belangrijkste actor van dit BSD, de Minister van Justitie, primair moet worden gedacht aan het verlenen van een verklaring van ‘geen bezwaar’ aan vennootschappen – daarbij in de kern gelijk bleef, werd de toezichthoudende rol van andere actoren als de Rechtelijke Macht (RM) en de Kamer van Koophandels (KvK’s) sterk vergroot. Door de afbakening van het RIO Preventief toezicht rechtspersonen (zie paragraaf 1.2) zijn de handelingen van de RM en de KvK’s echter niet opgenomen in het RIO en het BSD, zodat het niet noodzakelijk was de handelingen voor beide perioden separaat te beschrijven. De belangrijkste handelingen uit wetten van de periode 1945–1976 zijn namelijk ook opgenomen in het BW2, waardoor het Nieuw Burgerlijk Wetboek voor de dagelijkse praktijk van de actor de Minister van Justitie nauwelijks verandering heeft gebracht.

Bij de actoren Minister van Justitie en de Minister van Financiën staan ook de handelingen met betrekking tot de Rijkswetten ‘vrijwillige zetelverplaatsing’ (Stb. 1940/200; 1967/161) en ‘zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen’ (Stb. 1942/C16; 1967/162) vermeld. De periode begint voor het gros van deze handelingen in 1945.

Naast de handelingen uit de bovengenoemde beleidsterreinspecifieke regelgeving zijn er voor de actor Minister van Justitie ook nog algemene handelingen geformuleerd die betrekking hebben op de zogenaamde ‘hoge’ beleidsvoorbereiding, zoals onder andere de voorbereiding, vaststelling en evaluatie van wet- en regelgeving. Voor deze handelingen is in de wetgeving geen specifieke grondslag aan te wijzen. De periode voor deze handelingen loopt vanaf 1945.

De handelingen met betrekking tot de Wet Toezicht Kerkgenootschappen (Stb. 1853/102) staan in een aparte paragraaf beschreven, doordat een kerkgenootschap geen privaatrechtelijke rechtspersoon is. De Minister van Justitie is de enige actor voor deze wet, die in 1988 is ingetrokken waardoor de periode dus loopt van 1945 tot 1988.

Na het overzicht van de handelingen is als extra informatie een korte bijschrijving van het archief van de belangrijkste actor, de Minister van Justitie, toegevoegd. Hiermee kan de lezer zich een beeld vormen van de archiefbescheiden achter de handelingen, uiteraard op hoofdlijnen.

2.4. Selectiedoelstelling

Het BSD is opgesteld in overeenstemming met de selectiedoelstelling van de RAD/PIVOT. Bij de behandeling van het ontwerp van de Archiefwet in de Tweede Kamer op 13 april 1994 verwoorde de toenmalige Minister van WVC deze doelstelling als ‘het mogelijk maken van een reconstructie van de hoofdlijnen van het handelen van de overheid’. Tevens is de reconstructie van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen een belangrijke doelstelling. Door het Convent van rijksarchivarissen is de selectiedoelstelling vertaald in de bewaardoelstelling van de RAD als: ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring.

De algemene selectiedoelstelling is in dit BSD geoperationaliseerd voor het beleidsterrein preventief toezicht rechtspersonen. Bij de waardering van de geformuleerde handelingen stond steeds de vraag centraal: ten aanzien van welke handeling is de administratieve neerslag noodzakelijk om een reconstructie mogelijk te maken van de hoofdlijnen van het overheidshandelen ten aanzien van preventief toezicht rechtspersonen.

2.5. Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het NA. De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging plaats kan vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, wordt dan ook niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Overigens verlangt art. 5 onder e van het Archiefbesluit 1995 dat selectielijsten de mogelijkheid bieden om neerslag die met een V is gewaardeerd in exceptionele gevallen te bewaren op grond van een uitzonderingscriterium. Hiervoor het volgende criterium geformuleerd:

Ingevolge artikel 5, onder e van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Om de selectiedoelstelling in het kader van het beleidsterrein preventief toezicht rechtspersonen te realiseren, zijn de handelingen uit het RIO naast de volgende selectiecriteria gehouden:

1 Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van doeleinden en instrumenten.

2 Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3 Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren.

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4 Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5 Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt.

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6 Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Naast deze algemene selectiecriteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, beleidsterreinspecifieke criteria worden geformuleerd. Daar de noodzaak hiertoe in dit geval niet aanwezig werd geacht, is in het BSD preventief toezicht rechtspersonen van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2.6. Vaststellingsprocedure

In maart 2005 is het ontwerp-BSD door het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Economische Zaken, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 september 2005 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van Ministerie van Justitie, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Economische Zaken, de Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 21 oktober 2005 bracht de RvC advies uit (arc-2005.02633/6), hetwelk [naast enkele tekstuele correcties] aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:

– De selectiedoelstelling is aangevuld voor wat betreft de reconstructie van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen.

– De waardering van de handelingen van de actoren Staatscommissie voor de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving en de Adviescommissie Vennootschapsrecht is gewijzigd naar ‘B 1’.

– De waardering van handeling 11 zal worden gewijzigd naar ‘B 3 voor jaarverslagen; V, 10 jaar voor maand- en kwartaalverslagen wanneer vastgestelde jaarverslagen voorhanden zijn’.

Daarop werd het BSD op 21 november 2005 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de Minister van Justitie [C/S&A/05/2407], de Minister van Financiën [C/S&A/05/2406], de Minister van Economische Zaken [C/S&A/05/2405], het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) [C/S&A/05/2411] , het College van Beroep voor het Bedrijfsleven [C/S&A/05/2414], de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [C/S&A/05/2410], de Minister van Defensie [C/S&A/05/2054], de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap [C/S&A/05/2409], de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties [C/S&A/05/2413], de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit [C/S&A/05/2408], de Minister van Verkeer en Waterstaat [C/S&A/05/2412] vastgesteld.

2.7. Leeswijzer bij de handelingenlijst

De handelingen worden in het BSD per actor op een uniforme wijze beschreven. Hierbij zijn de handelingenblokken van het RIO grotendeels overgenomen. Het nummer van de handeling in het BSD correspondeert met het nummer van dezelfde handeling in het RIO.

(n.): Dit is het volgnummer van de handeling en is daarmee uniek voor deze handeling.

Handeling: Een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces, waarbij de verschillende stappen binnen procedure of proces kunnen worden beschouwd als activiteiten.

Periode: De periode waarin de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar wordt genoemd betekent dit dat de handeling nog steeds wordt verricht

Grondslag: De wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht. Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld (bijvoorbeeld een rondschrijven van de minister of een jaarverslag)

Product: Hiermee wordt het formele eindproduct bedoeld waarin een handeling resulteert, of zou moeten resulteren. Vaak gaat het hier om nadere regelgeving in de vorm van een besluit of een beschikking. De opsomming van de producten van een handeling zal niet altijd compleet (kunnen) zijn. Vaak ook wordt volstaan met een algemene aanduiding (bijvoorbeeld: beschikkingen)

Opmerking: Hier wordt eventueel aanvullende informatie verstrekt wanneer dit voor de begrijpelijkheid van de geformuleerde handeling noodzakelijk is.

Waardering: De afkorting B staat voor ‘bewaren’, dat wil zeggen dat de neerslag van deze handeling na afloop van de wettelijke overbrengingstermijn overgedragen wordt aan het NA. De aanduiding B wordt gevolgd door een nummer dat verwijst naar het selectiecriterium dat van toepassing is.

De afkorting V staat voor ‘vernietigen (op termijn)’ oftewel ‘niet over te brengen’. Bij de desbetreffende handeling wordt de vernietigingstermijn vermeld. Deze termijn betreft het aantal volle jaren dat dient te zijn verstreken sinds het einde van het jaar waarin een archiefbestanddeel (dossier, register, databestand) dat behoort tot de neerslag van de handeling, is afgesloten.

3. Lijst van handeling

3.1. Actor: Minister van Justitie

3.1.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(1.)

Handeling: Het voorbereiden, medevaststellen, coördineren en evalueren van het beleid met betrekking tot preventief toezicht op privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties

Opmerking: Onder deze handeling valt ook:

Het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein.

Het voorbereiden ven een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein.

Het voeren van overleg met-/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende het beleidsterrein.

Het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie).

Het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein.

Het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (als beleidsinstrument).

Waardering: B 1, 2

(2.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een KB, waarmee de Staatscommissie inzake de herziening van de Nederlandsche Burgerlijke Wetgeving wordt ingesteld en waarin tevens de onderzoeks- of adviesopdracht wordt vastgesteld.

Periode: 1. [1919] 1945–1947

2. 1947–1990

Grondslag: 1. KB van 13 september 1919 (Stcrt. 1919, 51)

2. KB van 21 november 1947 (Stcrt. 1947, 233)

Product: KB

Opmerking: Middels deze Koninklijke Besluiten werden tevens de voorzitter, leden en secretaris benoemd (met naam en functie).

Waardering: B 3

(4.)

Handeling: Het instellen van commissies en (interdepartementale) werkgroepen ter ondersteuning van het beleid ten aanzien van vennootschappen, waarbij tevens de onderzoeks- of adviesopdracht wordt vastgesteld.

Periode: 1945–

Grondslag: Besluit van 8 april 1960, besluit van 16 maart 1954, besluit van 7 maart 1968, besluit van 9 juli 1968, besluit van 10 september 1970 en besluit van 27 december 1988

Product: Instellingsbesluit van de Commissie Herziening Ondernemingsrecht (1960), instellingsbesluit van de Commissie Vennootschapsrecht (1954/1968), instellingsbesluit van de Adviescommissie Vennootschapsrecht (Commissie Van der Grinten-1968), instellingsbesluit van de Werkgroep Vennootschapsrecht (1973), instellingsbesluit van de Adviescommissie vennootschapsrecht in het algemeen (1988)

Opmerking: Middels de besluiten worden tevens de voorzitter, leden en secretaris benoemd (met naam en functie).

Waardering: B 3

Totstandkoming van wet- en regelgeving

(10.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein preventief toezicht op privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Grondslag

Product: Wet Vereniging en Vergadering (Stb. 1855/32) Wijzigingen bij: (Stb. 1976/229); (Stb. 1976/342)

Wet Coöperatieve Verenigingen (Stb. 1925/204) Wijzigingen bij: (Stb. 1976/229); (Stb. 1976/342)

Wetboek van Koophandel (Stb. 1837/51) Wijzigingen bij: (Stb. 1970/411); (Stb. 1970/414); (Stb. 1971/285); (Stb. 1971/286); (Stb. 1971/287); (Stb. 1971/288); (Stb. 1971/289); (Stb. 1976/229); (1976/342)

Nieuw Burgerlijk Wetboek; boek 2 rechtspersonen (Stb. 1976/395) Wijzigingen bij: (Stb. 1976/396); (Stb. 1976/397); (Stb. 1978/269); (Stb. 1981/332); (Stb. 1983/59); (Stb. 1983/663); (Stb. 1985/656); (Stb. 1986/275); (Stb. 1987/112); (Stb. 1987/ 145); (Stb. 1987/209); (Stb. 1987/336); (Stb. 1988/85); (Stb. 1988/104); (Stb. 1988/305); (Stb. 1988/516); (Stb. 1988/517); (Stb. 1989/541); (Stb. 1990/1); (Stb. 1991/199); (Stb. 1991/710); (Stb. 1992/286); (Stb. 1992/458); (Stb. 1993/258); (Stb. 1993/261); (Stb. 1993/ 517); (Stb. 1993/597); (Stb. 1993/598); (Stb. 1994/506); (Stb. 1995/250); (Stb. 1995/355); (Stb. 1996/562); (Stb. 1997/53); (Stb. 1997/96); (Stb. 1997/776); (Stb. 1998/184)

Wet op de stichtingen (Stb. 1956/327); wijzigingen bij: (Stb. 1976/229); (Stb. 1976/342)

Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing (Stb. 1967/161) wijzigingen bij: (Stb. 1981/75); (Stb. 1985/660); (Stb. 1993/692); (Stb. 1997/511)

Rijkswet zetelverplaatsing door overheid van rechtspersonen (Stb. 1967/162) wijzigingen bij: (Stb. 1981/75); (Stb. 1985/660); (Stb. 1993/692); (Stb. 1997/511)

Wet Toezicht Kerkgenootschappen (Stb. 1853/102) wijzigingen bij: (Stb. 1971/213); (Stb. 1988/157)

Algemene maatregelen van bestuur

Koninklijke Besluiten, circulaires

Waardering: B 1

Verantwoording van beleid

(11.)

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Grondslag

Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Waardering: B 3 voor jaarverslagen

V 10 voor maand- en kwartaalverslagen als jaarverslagen voorhanden zijn

(12.)

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende het beleidsterrein preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Grondslag

Product: Brieven, notities

Waardering: B 2, 3

(13.)

Handeling: Het informeren van de Commissies voor Verzoekschriften en andere tot het onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid met betrekking tot privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Grondslag

Product: Brieven, notities

Waardering: B 3

Internationaal beleid

(14.)

Handeling: Het medevoorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen inzake preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen en het presenteren van Nederlandse standpunt in intergouvernementele organisaties.

Periode: 1945–

Product: Internationale regelingen, nota’s, notities, standpunten

Opmerking: Zie ook de standaard handelingen m.b.t. de Europese Unie.

Waardering: B 1, 2

Informatieverstrekking

(15.)

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over het beleidsterrein preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Product: Brieven, notities

Waardering: V (1 jaar na afdoening)

(16.)

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van het preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen.

Periode: 1945–

Product: Voorlichtingsmateriaal

Toelichting: Zie voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (waarbij voorlichting als beleidsinstrument gehanteerd wordt) handeling 1.

Waardering: B 1 Eindproduct

V (2 jaar na vervallen geldigheid van het gedrukte voorlichtingsmateriaal)

Onderzoek

(17.)

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek ten aanzien van het preventief toezicht op rechtspersonen.

Periode: 1945–

Product: Offerte, brieven, rapport

Opmerking: Onder vaststellen van het eindproduct wordt ook het in ontvangst nemen van het eindproduct verstaan

Waardering: B 1, 2

(18.)

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek ten aanzien van het preventief toezicht op rechtspersonen.

Periode: 1945–

Product: Notities, notulen, brieven

Waardering: V 10 jaar

(19.)

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek ten aanzien van het preventief toezicht op rechtspersonen.

Periode: 1945–

Waardering : V 10 jaar

(20.)

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek ten aanzien van het preventief toezicht op rechtspersonen.

Periode: 1945–

Product: Rekeningen, declaraties

Waardering: V 10 jaar

Algemeen met betrekking tot de Europese Unie

(22.)

Handeling: Het detacheren/benoemen van ambtenaren bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EU inzake preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Product: Besluit

Waardering: V (10 jaar na einde dienstverband)

Raadsbesluiten

(23.)

Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan werkgroepen van de Europese Commissie inzake preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen over de geleverde inbreng in de werkgroepen

Waardering: B 5

(24.)

Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen en Groen-boeken van de Europese Commissie op het gebied van preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1989–

Product: Concept-fiches

Opmerking: De interdepartementale Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (WBNC) stelt de informatiefiches vast. De handeling hiervoor is opgenomen in het RIO ‘Gedane Buitenlandse Zaken’.

Waardering: B 1

(25.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt in het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raadswerkgroepen

Waardering: B 1

(26.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt in het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raden/Attachés

Waardering: B 1

(27.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de Permanent Vertegenwoordiger-PV) worden vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van Buitenlandse Zaken.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van de vergaderingen van het Coreper

Waardering: B 1

(28.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt in het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van High Level groepen

Waardering: B 1

(29.)

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: Nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen (CoCo)

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van Raadsvergaderingen

Waardering: B 1

(30.)

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1993–

Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken ministers

Waardering: B 1

Uitvoeringsbepalingen van de Europese Commissie

(31.)

Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité of reglementeringscomité inzake preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1958–

Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.

Waardering: V (2 jaar na voordracht)

(32.)

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie het coördinatie-overleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités

Waardering: B 1

(33.)

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over door de Commissie voorgenomen besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen met betrekking tot preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen, voorzover deze niet zijn vastgelegd in Raadsbesluiten en worden gecoördineerd in commissies en werkgroepen

Periode: 1958–

Waardering: B 1

Implementatie van Europese regelgeving

(34.)

Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast te stellen besluit inzake preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen

Periode: 1993–

Grondslag: Aanwijzingen voor regelgeving (Stcrt. 1992, 230) nr. 334

Product: Implementatieplan

Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de medebeslissingsprocedure (co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een maand nadat de Raad het gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld voorgelegd worden aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.

Waardering: B 1

(35.)

Handeling: Het voordragen van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende preventief toezicht privaatrechtelijke rechtspersonen aan de Commissie van deskundigheid belast met de controle op de naleving

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: B 5

3.1.2. Privaatrecht na 1945: preventief toezicht rechtspersonen

Handelingen BW2 titel 1: Algemene bepalingen

(36.)

Handeling: Het voldoen van de kosten tot publicatie van een ontbonden rechtspersoon in de Nederlandse Staatscourant, indien het vermogen van de ontbonden rechtspersoon hiervoor ontoereikend is.

Periode: 1997–

Grondslag: BW2 (Stb. 1996/181), art. 19.3

Opmerking: Deze wijziging trad in werking op 1 oktober 1997 (Stb. 1997/416).

Waardering: V (10 jaar na publicatie)

(37.)

Handeling: Het behandelen van een verzoek tot goedkeuring van de bestemming van het batig saldo der vereffening van een ontbonden rechtspersoon.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 20.3

Product: Beschikking

Opmerking : Deze goedkeuring is vereist om de ontbinding rechtsgeldigheid te geven voor een periode van tien jaar.

Bij Wet van 15 november 1989 (Stb. 541) zijn de algemene bepalingen (titel 1) van het BW2 geheel vervangen.

Waardering: V (10 jaar)

(38.)

Handeling: Het behandelen van verzoeken tot verlenging van de [bestaans]duur van een rechtspersoon, die voor bepaalde tijd is opgericht.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 25.1

Product: Beschikking

Opmerking: De ministeriële beschikking wordt in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt.

Bij Wet van 15 november 1989 (Stb. 541) zijn de algemene bepalingen (titel 1) van het BW2 geheel vervangen.

Waardering: V (10 jaar)

Handelingen BW2 titel 2: Verenigingen

(39.)

Handeling: Het behandelen van een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van een vereniging.

Periode: 1945–1976

Grondslag: WVV (Stb. 1855/32), art. 5 en art. 8

Product: KB, Beschikking

Opmerking: Ten einde de vereniging officieel erkend te laten verklaren dient de akte van oprichting opgesteld te zijn door een notaris en worden voorgelegd aan de Minister van Justitie. De minister draagt zorg voor publicatie in de staatscourant en inschrijving van de vereniging bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Waardering: V (10 jaar na opheffing van de vereniging)

Handelingen BW2 titel 3: Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen

(40.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een Koninklijk Besluit, waarbij het grensbedrag van het eigen vermogen van een (grote) coöperatie of (grote) onderlinge waarborgmaatschappij, ten hoogste eenmaal in de twee jaar, wordt vastgesteld.

Periode: 1989–

Grondslag: BW2 (Stb. 1988/305), art. 63b.2.a

Product: KB

Opmerking: Met dit grensbedrag kan worden vastgesteld of de betreffende coöperatie of Owm een grote onderneming is. Indien dit het geval is, dan gelden er aanvullende eisen ten aanzien van de organisatie van de onderneming, met andere woorden; het hebben van een RvC en een ondernemingsraad.

Bij het vaststellen wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de bruto investeringen in vaste activa van bedrijven (zie volgende handeling, nr. 42).

Per uitvoeringsbesluit van 14 november 1992 (Stb. 602) is dit bedrag verhoogd tot fl. 25.000.000,–

Waardering: V (10 jaar na opheffing van de vereniging)

(41.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur waarbij, waarbij het prijsindexcijfer (van de bruto investeringen in vaste activa van bedrijven) wordt vastgesteld.

Periode: 1989–

Grondslag: BW2 (Stb. 1988/305), art.63b.3

Product: Amvb

Opmerking: Voor de vaststelling van het prijsindexcijfer moest tot 1995 de SER worden gehoord (Stb. 1995/355; i.w.tr. 26/07/1995).

Zie voor de beschrijving van de handeling van de SER, betreffende de periode 1976–1995, het PIVOT-rapport nr. 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na opheffing van de vereniging)

(42.)

Handeling: Het behandelen van een verzoek van een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij, waarbij de SER wordt gehoord, betreffende het verkrijgen van een ontheffing van enkele of alle bepalingen inzake het houden van een raad van commissarissen.

Periode: 1989–

Grondslag: BW2 (Stb. 1988/305), art. 63d.2

Product: Beschikking

Opmerking: De bepalingen voor RvC van een coöperatie of Owm worden vermeld in het BW2, de artikelen 63f tot en met 63j. Aan de beschikking kunnen beperkingen en voorwaarden worden verbonden.

De handeling van de SER wordt beschreven in het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na opheffing van de vereniging)

Handelingen BW2 titel 4: Naamloze vennootschappen

(43.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van een naamloze vennootschap.

Periode: 1945–

Grondslag: WvK (Stb. 1928/216), art. 36e. en art. 45d.; BW2 (Stb. 1976/395), art. 64.2, art. 125.1

Product: Beschikking

Opmerking: De akte van een N.V. dient te zijn opgesteld door een notaris (ook bij wijziging van de statuten) en moet worden voorgelegd aan de Minister van Justitie.

In de praktijk wordt de verklaring van geen bezwaar niet meer afgegeven op basis van de notariële akte, maar op basis van onderzoek door de directie Bestuurszaken (sinds 1-1-2005 de dienst JUSTIS) van het MvJ. Het BW2 zal binnenkort overeenkomstig worden aangepast middels de nog niet geldende tekst die is gepubliceerd in Staatsblad 283 (22  juni 2000).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(44.)

Handeling: Het, op verzoek van de oprichters van een naamloze vennootschap, verlengen van de oprichtingstermijn van een N.V.

Periode: 1987–

Grondslag: BW2 (Stb. 1986/275), art. 64.3

Product: Beschikking

Opmerking: Nadat de verklaring van geen bezwaar is afgegeven, dient de akte van oprichting (van een N.V.) binnen drie maanden door een notaris te worden opgemaakt. Zoniet, dan vervalt de verklaring van geen bezwaar, tenzij op grond van gewichtige redenen besloten wordt tot verlenging van de termijn.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(45.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij het minimumkapitaal van een naamloze vennootschap wordt vastgelegd of gewijzigd, wanneer het recht van de Europese Gemeenschappen verplicht tot een verhoging van het geplaatste kapitaal.

Periode: 1978–

Grondslag: BW2 (Stb. 1978/269), art. 67.2

Product: Amvb

Opmerking: Voor de wijziging van dit artikel (onder invloed van het Europees Gemeenschapsrecht bij wet van 15 mei 1981; Stb. 1981/332) werd dit Amvb vastgesteld op basis van het prijsindexcijfer (Stb. 1978/269).

Per 1 september 2000 is dit bedrag vastgesteld op 45.000,– euro (Stb. 2000/267).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(47.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij de leges ter verkrijging van de verklaring van ‘geen bezwaar’ worden vastgesteld.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 68.1 en art. 125.3

Product: Amvb

Opmerking: De vaststelling van het bedrag is gekoppeld aan het algemene loon- en prijspeil. Per uitvoeringsbesluit van 1 mei 1993 zijn de leges verhoogd tot fl. 200,– (Stb. 1993/157).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(48.)

Handeling: Het beslissen bij Koninklijk Besluit op het beroep van de oprichter(s) van een naamloze vennootschap tegen de weigering van de Minister van Justitie tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’.

Periode: 1976–1994

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 68.4

Product: KB, beschikking

Opmerking: Bij Wet van 29 juni 1994 (Stb. 506) werd er van het artikel 68 de leden 3–7 vervangen door een nieuw lid 3 (in werking getreden op 1 september 1994, Stb. 588).

Sinds de Wet van 29 juni 1994 (Stb. 506) moet een aanvrager in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Zie hiervoor handeling 60 van dit RIO.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(49.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van omzetting van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in een naamloze vennootschap.

Periode: 1971–

Grondslag: WvK (Stb.1971/286), art. 36m; BW2 (Stb. 1976/395), art. 72.1 d; BW2 (Stb. 1991/630), art. 72.1a

Product: Beschikking

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(50.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van omzetting van een andere rechtspersoon in een naamloze vennootschap.

Periode: 1989–

Grondslag: BW2 (Stb. 1989/541), art. 72.2; BW2 (Stb. 1995/227), art. 72.2a

Product: Beschikking

Opmerking: De formulering ‘andere rechtspersoon’ is per 15 mei 1995 (Stb. 1995/259) in de plaats gekomen voor de aanvankelijke formulering ‘vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij’, hetgeen inhoud dat ook stichtingen sindsdien kunnen worden omgezet in een N.V.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(51.)

Handeling: Het, op verzoek van een curator, verstrekken van een voorschot ten behoeve van het instellen van een rechtsvordering bij een faillissement van een naamloze vennootschap (in geval de inboedel ontoereikend is).

Periode: 1987–

Grondslag: BW2 (Stb. 1986/275), art. 138.10

Product: Beschikking

Opmerking: De Minister van Justitie kan regels stellen voor de beoordeling van de gegrondheid van het verzoek en de grenzen waarbinnen het verzoek kan worden toegewezen.

Waardering: V (10 Jaar na beëindiging van de ‘onder curatele stelling’)

(52.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een Koninklijk Besluit, waarbij het grensbedrag van het geplaatste kapitaal en de reserves volgens de balans (ook wel minimumkapitaal genoemd) van naamloze vennootschappen wordt vastgesteld.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art.153.4

Product: KB

Opmerking: Dit geschied hoogstens eenmaal in de twee jaar, waarbij de verhoging of verlaging wordt aangepast als het prijsindexcijfer daartoe aanleiding geeft.

Het vastgestelde bedrag (of vereist startkapitaal) werd tot 1989 vastgesteld bij Amvb (Stb. 1988/305; i.w.tr. 01/01/1989 Stb. 1988/542).

Sinds 26 juli 1995 hoeft de SER niet meer te worden gehoord (Stb. 1995/355).

Zie voor de beschrijving van de handeling van de SER, betreffende de periode 1976–1995, het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(53.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij het prijsindexcijfer (van de bruto investeringen in vaste activa van bedrijven) wordt vastgesteld.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art.153.4

Product: Amvb

Opmerking: Voor de vaststelling van het prijsindexcijfer moest tot 1995 de SER worden gehoord (Stb. 1995/355; i.w.tr. 26/07/1995).

Zie voor de beschrijving van de handeling van de SER, betreffende de periode 1976–1995, het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(54.)

Handeling: Het, de SER gehoord, voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij nadere regels omtrent de vaststelling van het vereiste startkapitaal van een vennootschap worden vastgelegd.

Periode: 1976–1989

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 153.4

Product: Amvb

Opmerking: Bij Wet van 16 juni 1988 (Stb. 1988/305; i.w.tr. 01/01/1989 Stb. 1988/542) is deze handeling komen te vervallen

De handeling van de SER wordt beschreven in het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

(55.)

Handeling: Het behandelen van een verzoek van een naamloze vennootschap, waarbij de SER wordt gehoord, betreffende het verkrijgen van een ontheffing van enkele of alle bepalingen inzake het houden van een raad van commissarissen.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 156

Product: Beschikking

Opmerking: De bepalingen voor een RvC van een N.V. worden vermeld in het BW2 (Stb. 1976/395), art. 158–164. Aan de beschikking kunnen beperkingen en voorwaarden worden verbonden.

De handeling van de SER wordt beschreven in het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de N.V.)

Handelingen BW2 titel 5: Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

(59.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Periode: 1971–

Grondslag: WvK (Stb. 1971/286), art. 57c; BW2 (Stb. 1976/395), art. 175.2 en art. 235.1

Product: Beschikking

Opmerking: De akte van een B.V. dient te zijn opgesteld door een notaris (ook bij wijziging van de statuten) en moet worden voorgelegd aan de Minister van Justitie.

In de praktijk wordt de verklaring van geen bezwaar niet meer afgegeven op basis van de notariële akte, maar op basis van onderzoek door de directie Bestuurszaken (sinds 1-1-2005 de dienst JUSTIS)van het MvJ. Het BW2 zal binnenkort overeenkomstig worden aangepast middels de nog niet geldende tekst die is gepubliceerd in Staatsblad 283 (22 juni 2000).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(60.)

Handeling: Het, op verzoek van de oprichters van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verlengen van de oprichtingstermijn van een B.V.

Periode: 1987–

Grondslag: BW2 (Stb. 1986/275), art. 175.3

Product: Beschikking

Opmerking: Nadat de verklaring van geen bezwaar is afgegeven, dient de akte van oprichting (van een B.V.) binnen drie maanden door een notaris te worden opgemaakt. Zoniet, dan vervalt de verklaring van geen bezwaar, tenzij op grond van gewichtige redenen besloten wordt tot verlenging van de termijn.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(61.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een Koninklijk Besluit, waarbij de hoogte van het minimumkapitaal van besloten vennootschappen (geplaatst kapitaal en balansreserves), wordt vastgesteld.

Periode: 1978–

Grondslag: BW2 (Stb. 1978/269), art. 178.2

Product: KB

Opmerking: Het minimumkapitaal wordt ten hoogste eenmaal per twee jaar aangepast als het prijsindexcijfer daartoe aanleiding geeft.

Deze handeling werd tot de Wet van 12 december 1985 vastgesteld bij Amvb (Stb. 1985/656; i.w.tr. 20/01/1986 Stb. 1986/3).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(62.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij het prijsindexcijfer (van de bruto investeringen in vaste activa van bedrijven) wordt vastgesteld.

Periode: 1978–

Grondslag: BW2 (Stb. 1978/269), art. 178.2

Product: Amvb

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(63.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij nadere regels omtrent de vaststelling van het vereiste startkapitaal van een besloten vennootschap worden vastgelegd.

Periode: 1978–1985

Grondslag: BW2 (Stb. 1978/269), art. 178.2

Product: Amvb

Opmerking: Deze handeling werd gewijzigd bij Wet van 12 december 1985 (Stb. 1985/656) en verviel per 20 januari 1986 (Stb. 1986/3).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(64.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij de leges ter verkrijging van de verklaring van ‘geen bezwaar’ worden vastgesteld.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 179.1 en art. 235.3

Product: Amvb

Opmerking: De vaststelling van het bedrag is gekoppeld aan het algemene loon- en prijspeil. Per uitvoeringsbesluit van 1 mei 1993 zijn de leges verhoogd tot fl. 200,– (Stb. 1993/157).

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(66.)

Handeling: Het bij Koninklijk Besluit beslissen op het beroep van de oprichter(s) van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tegen de weigering van de Minister van Justitie tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’.

Periode: 1976–1994

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 179.4

Product: KB, beschikking

Opmerking: Bij Wet van 29 juni 1994 (Stb. 506) werd er van het artikel 68 de leden 3–7 vervangen door een nieuw lid 3 (in werking getreden op 1 september 1994, Stb. 588).

Sinds de Wet van 29 juni 1994 (Stb. 506) moet een aanvrager in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Zie hiervoor handeling 77 van dit RIO.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(67.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van omzetting van een naamloze vennootschap in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Periode: 1971–

Grondslag: WvK (Stb. 1971/286), art. 57f; BW2 (Stb. 1976/395), art. 183.1.d; BW2 (Stb. 1989/541), art. 183.1a

Product: Beschikking

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(68.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van omzetting van een andere rechtspersoon in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Periode: 1989–

Grondslag: BW2 (Stb. 1989/541), art. 183.2; BW2 (Stb. 1991/630), art. 183.2a

Product: Beschikking

Opmerking: De formulering ‘andere rechtspersoon’ is per 14 november 1991 (Stb. 1991/630) in de plaats gekomen voor de aanvankelijke formulering ‘vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij’, hetgeen inhoud dat ook stichtingen sinds 1 januari 1992 (Stb. 1991/200) kunnen worden omgezet in een B.V.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(69.)

Handeling: Het, op verzoek van een curator, verstrekken van een voorschot ten behoeve van het instellen van een rechtsvordering bij een faillissement van een besloten vennootschap (in geval de inboedel ontoereikend is).

Periode: 1987–

Grondslag: BW2 (Stb. 1986/275), art. 248.10

Product: Beschikking

Opmerking: De Minister van Justitie kan regels stellen voor de beoordeling van de gegrondheid van het verzoek en de grenzen waarbinnen het verzoek kan worden toegewezen

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de ‘onder curatele stelling’)

(70.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur waarbij, waarbij het prijsindexcijfer (van de bruto investeringen in vaste activa van bedrijven) wordt vastgesteld.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 263.4

Product: Amvb

Opmerking: Voor de vaststelling van het prijsindexcijfer moest tot 1995 de SER worden gehoord (Stb. 1995/355; i.w.tr. 26/07/1995).

Zie voor de beschrijving van de handeling van de SER, betreffende de periode 1976–1995, het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(71.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een Koninklijk Besluit, waarbij het grensbedrag van het geplaatste kapitaal en de reserves volgens de balans (ook wel minimumkapitaal genoemd) van een besloten vennootschap wordt vastgesteld.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 263.4

Product: KB

Opmerking: Dit geschied hoogstens eenmaal in de twee jaar, waarbij de verhoging of verlaging wordt aangepast als het prijsindexcijfer daartoe aanleiding geeft.

Het vastgestelde bedrag (of vereist startkapitaal) werd tot 1989 vastgesteld bij Amvb (Stb. 1988/305; i.w.tr. 01/01/1989 Stb. 1988/542).

Sinds 26 juli 1995 hoeft de SER niet meer te worden gehoord (Stb. 1995/355).

Zie voor de beschrijving van de handeling van de SER, betreffende de periode 1976–1995, het PIVOT-rapport nr. 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

(72.)

Handeling: Het behandelen van een verzoek van een besloten vennootschap, waarbij de SER wordt gehoord, betreffende het verkrijgen van een ontheffing van enkele of alle bepalingen inzake het houden van een raad van commissarissen.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 266

Product: Beschikking

Opmerking: De bepalingen voor een RvC van een B.V. worden vermeld in het BW2 (Stb. 1976/395), art. 268–274. Aan deze beschikking kunnen beperkingen en voorwaarden worden verbonden.

De handeling van de SER wordt beschreven in het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handeling 35, p. 38.

Waardering: V (10 jaar na beëindiging van de B.V.)

Handelingen inzake de Rijkswetten ‘vrijwillige zetelverplaatsing’ en ‘zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen’

(76.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar over een wijziging van de akte van oprichting van een vennootschap, welke noodzakelijk wordt als een vennootschap de plaats van vestiging overbrengt naar een ander deel van het Koninkrijk der Nederlanden, als ook wanneer een vennootschap een terugplaatsing vanuit een ander deel van het Koninkrijk der Nederlanden wil realiseren of wanneer een vennootschap een overplaatsing of terugplaatsing wil realiseren binnen Nederland.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet van 26 april 1940 (Stb. 1940/200), art. 4.1 en art. 12; Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing (Stb. 1967/161), art. 3, 4.1, 11.1, 13.1 en art. 14.2

Product: Beschikking

Waardering: B 6

(77.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij een ontheffing van de belastingen of sommige belastingen kan worden verleend ten aanzien handelingen verricht door een naamloze vennootschap vóór, gelijktijdig met of na de overbrenging van haar plaats van vestiging.

Periode: 1945–1967

Grondslag: Wet van 26 april 1940 (Stb. 1940/200), art. 19.2

Product: Amvb

Waardering: B 5

(78.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur, waarbij geregeld wordt wat verder nodig is voor de uitvoering van vrijwillige zetelverplaatsing.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet van 26 april 1940 (Stb. 1940/200), art. 20; Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing (Stb. 1967/161), art. 24

Product: Amvb

Waardering: B 2

(79.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke beschikking, waarbij, in geval van oorlog, onmiddellijk oorlogsgevaar, revolutie of daarmee vergelijkbare buitengewone omstandigheden die de belangen van het Koninkrijk kunnen schaden, de plaats van vestiging van een of meerdere in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gevestigde rechtspersonen over te brengen naar een andere, in de beschikking aan te geven, (vestigings)plaats binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet van 4 maart 1942 (Stb. 1942/C16), art. 2; Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 2.1

Product: Beschikking

Opmerking: Vanaf het jaar 1967 is deze beschikking een gezamenlijk product van de Minister van Justitie en de Minister van Financiën. Voordien werd de beschikking opgesteld in samenwerking met de Minister van Koloniën (en rechtopvolgers zoals o.a. de Minister van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen).

Deze handeling is ook van toepassing op de verplaatsingen van rechtspersonen vanuit- en naar de voormalige koloniën, zoals Nederlands-Indië (1945–1949), Nederlands Nieuw-Guinea (1945–1962) en Suriname (1945–1975).

Waardering: B 6

(80.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke beschikking, waarbij, in geval van oorlog, onmiddellijk oorlogsgevaar, revolutie of daarmee vergelijkbare buitengewone omstandigheden die de belangen van het Koninkrijk kunnen schaden, ook andere bepalingen van de akte van oprichting of van statuten en reglementen van de rechtspersonen in kwestie kunnen worden gewijzigd.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet van 4 maart 1942 (Stb. 1942/C16), art. 2; Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 2.2

Product: Beschikking

Opmerking: Een wijziging, als bedoeld in deze handeling, kan ook een omzetting inhouden van een naamloze vennootschap in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en omgekeerd.

Vanaf het jaar 1967 is deze beschikking een gezamenlijk product van de Minister van Justitie en de Minister van Financiën. Voordien werd de beschikking opgesteld in samenwerking met de Minister van Koloniën (en rechtopvolgers zoals o.a. de Minister van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen).

Waardering: B 6

(81.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke algemene maatregel van bestuur, waarbij in geval van oorlog, onmiddellijk oorlogsgevaar, revolutie of daarmee vergelijkbare buitengewone omstandigheden die de belangen van het Koninkrijk kunnen schaden, geregeld wordt wat verder nodig is voor de uitvoering van de Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen.

Periode: 1967–

Grondslag: Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 9

Product: Amvb

Opmerking: De beschikking is een gezamenlijk product van de Minister van Justitie en de Minister van Financiën.

Waardering: B 6

Handelingen BW2 titel 7: Fusie en splitsing

(82.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van wijziging van de statuten van de verkrijgende vennootschap in geval een N.V. of B.V. fuseert met een rechtspersoon.

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/59), art. 318.1; BW2 (Stb. 1987/209), art. 332

Product: Beschikking

Opmerking: De titel ‘fusie’ trad in werking op 1 januari 1984 (Stb. 1983/664). (NB. rechtspersonen zijn: verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, stichtingen, N.V.’s of B.V.’s.)

Waardering: V (10 jaar na opheffing van de nieuwe rechtspersoon)

(83.)

Handeling: Het beslissen over een verzoek tot het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over de akte van wijziging van de statuten van de verkrijgende vennootschappen en de voort bestaande splitsende vennootschap in geval een rechtspersoon wordt gesplitst waarbij een N.V. of B.V. wordt opgericht.

Periode: 1998–

Grondslag: BW2 (Stb. 1997/776), art. 334gg

Product: Beschikking

Opmerking: De titel ‘fusie en splitsing’ trad in werking op 1 februari 1998 (Stb. 1997/776). (NB. rechtspersonen zijn: verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, stichtingen, N.V.’s of B.V.’s.)

Waardering: V (10 jaar na opheffing van de nieuwe rechtspersonen)

Handelingen BW2 titel 9: De jaarrekening

(91.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een Koninklijk Besluit, waarbij een beurs wordt aangewezen waar een vennootschap zijn aandeelbewijzen, schuldbewijzen of certificaten moet laten opnemen in de prijscourant.

Periode: 1945–1983

Grondslag: WvK (Stb. 1929/363), art. 42c.c; BW2 (Stb. 1976/395), art. 343.2.b

Product: KB

Opmerking: Per Uitvoeringsbesluit d.d. 3 augustus 1929 (Stb. 1929/408) werd de Beurs te Amsterdam aangewezen.

Dit artikel werd ingetrokken bij Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663; i.w.tr. per 01/01/1984; Stb. 1983/664)

Waardering: V (10 jaar)

(92.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur waarbij voor de indeling van de jaarrekening modellen en nadere voorschriften kunnen worden vastgesteld, die gelden voor de daarbij omschreven rechtspersonen.

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/663), art. 363.6; BW2 (Stb. 1993/258), art. 416.3; BW2 (Stb. 1993/517), art. 428.3

Product: Amvb

Opmerking: In geval de rechtspersoon een bank betreft, dient de Nederlandse Bank te worden gehoord. Het horen van de Nederlandse Bank is sinds de wet van 17 maart 1993 (zie BW2, art. 416.4), welke in werking is getreden per 28 mei 1993 (Stb. 1993/258), noodzakelijk.

Zie voor de handeling van de Nederlandse Bank het PIVOT-rapport nummer 40 Geregeld Toezicht.

In het gelijke geval het een verzekeringsmaatschappij betreft, dient de Verzekeringskamer te worden gehoord. Het horen van de Verzekeringskamer is sinds de wet van 16 september 1993 (zie BW2, art. 428.4), welke in werking is getreden per 15 oktober 1993 (Stb. 1993/517), noodzakelijk.

Zie voor de handeling van de Verzekeringskamer het PIVOT-rapport nummer 67 Toezicht verzekerd.

Waardering: B 5

(94.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur waarbij regels worden gesteld aan de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van waardering tegen actuele waarden (van activa en passiva in balans van de jaarrekening).

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/663; Stb. 1990/1), art. 384.4

Product: Amvb

Opmerking: In art. 362, leden 1–4 staan voorschriften vermeld over de vorm en inhoud van het boekhoudkundig gedeelte van de jaarrekening.

Waardering: V (10 jaar )

(95.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur waarbij de balansbedragen, die de bedrijfsomvang bepalen, kunnen worden verlaagd, indien het recht der Europese Gemeenschappen daartoe verplicht, en kunnen worden verhoogd, voor zover veroorloofd.

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/663; Stb. 1990/1), art. 398.4

Product: Amvb

Opmerking: Het artikel 398 is opnieuw vastgesteld per wet van 13 december 1989 (Stb. 1990/1).

Waardering: V (10 jaar)

(97.)

Handeling: Het aanpassen of intrekken van de voorschriften voor jaarrekeningen, zonodig aangevuld met de door de minister gegeven voorschriften, overeenkomstig met de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht.

Periode: 1988–

Grondslag: BW2 (Stb. 1988/517), art. 408.2

Product: Beschikking

Waardering: B 5

(98.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een algemene maatregel van bestuur waarbij, ter uitvoering van de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van banken, regels worden gesteld met betrekking tot de balans en winst- en verliesrekeningen, alsmede een toelichting daarop.

Periode: 1993–

Grondslag: BW2 (Stb. 1993/258), art. 417

Product: Amvb

Waardering: B 1

3.1.3. Wet toezicht Kerkgenootschappen 1945–1988

(99.)

Handeling: Het bij KB beslissen over het al dan niet goedkeuren van een statuutbepaling van een kerkgenootschap waarvoor de medewerking van het staatsgezag is vereist.

Periode: 1945–1988

Grondslag: WTKG (Stb. 1853/102), art. 1

Product: KB, beschikking

Opmerking: Bestuurders of hoofden van kerkgenootschappen zijn verplicht hun statuten ter goedkeuring te overleggen aan de Kroon (Minister van Justitie). In geval van een wijziging van de statuten of oprichting van een nieuw genootschap hebben de bestuurders of hoofden één maand om aan deze verplichting te voldoen.

Waardering: B 5

(100.)

Handeling: Het bij Koninklijk Besluit beslissen over een verzoek kerkelijke bediening toe te staan aan een vreemdeling.

Periode: 1945–1971

Grondslag: WTKG (Stb. 1853/102), art. 2

Product: KB, beschikking

Opmerking: De toestemming kon alleen worden geweigerd als het belang van de openbare orde en rust in het geding was.

Artikel vervallen per 24 april 1971, (Stb. 1971/213)

Waardering: V (10 jaar)

(101.)

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur beslissen over de geschiktheid van de vergaderplaats van synodale vergaderingen en van hoofden die kerkgenootschappen vertegenwoordigen of besturen.

Periode: 1945–1988

Grondslag: WTKG (Stb. 1853/102), art. 5

Product: Amvb

Waardering: B 5

(102.)

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur beslissen over een beroep van een kerkgenootschap tegen de beslissing van de Gedeputeerde Staten inzake de oprichting of inrichting van een gebouw tot uitoefening van de openbare godsdienst.

Periode: 1945–1988

Grondslag: WTKG (Stb. 1853/102), art. 7

Product: Amvb

Waardering: B 5

3.2. Actor: Minister van Economische Zaken (1976–)

3.2.1. Privaatrecht na 1945: preventief toezicht rechtspersonen

Handelingen BW2 titel 9: De jaarrekening

(84.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot het opmaken, het overleggen en vaststellen van de jaarrekening.

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/663), art. 58.5, 101.4 en 210.4

Product: Beschikking

Opmerking: Met een rechtspersoon wordt hier bedoeld: coöperatie, Owm, N.V. of B.V. De plicht tot openbaarmaking zoals vermeld in BW2, art. 394, leden 1–4, geldt niet indien de Minister van Economische Zaken de bovengenoemde ontheffing heeft verleend. De rechtspersoon in kwestie dient dan wel een afschrift van deze ontheffing neer te leggen in het handelsregister (van de KvK).

Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’. De afgegeven beschikking is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663) trad in werking. per 01/01/1984 (Stb. 1983/664)

In geval de rechtspersoon een bank betreft, dient de Nederlandse Bank te worden gehoord. Het horen van de Nederlandse Bank is sinds de wet van 17 maart 1993 (zie BW2, art. 416.4), welke in werking is getreden per 28 mei 1993 (Stb. 1993/258), noodzakelijk.

Zie voor de handeling van de Nederlandse Bank het PIVOT-rapport nummer 40 Geregeld Toezicht.

In het gelijke geval het een verzekeringsmaatschappij betreft, dient de Verzekeringskamer te worden gehoord. Het horen van de Verzekeringskamer is sinds de wet van 16 september 1993 (zie BW2, art. 428.4), welke in werking is getreden per 15 oktober 1993 (Stb. 1993/517), noodzakelijk.

Zie voor de handeling van de Verzekeringskamer het PIVOT-rapport nummer 67 Toezicht verzekerd.

Waardering: V (20 jaar)

(85.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een stichting over de verplichting tot het opmaken, het overleggen en vaststellen van de jaarrekening.

Periode: 1997–

Grondslag: BW2 (Stb. 1997/53), art. 300.5

Product: Beschikking

Opmerking: Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’. De afgegeven beschikking is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Waardering: V (20 jaar)

(86.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot melding in de jaarrekening van die ondernemingen, waarin de betreffende rechtspersoon voor meer dan de helft deelneemt in het geplaatste kapitaal.

Periode: 1976–1983

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 320.3b

Product: Beschikking

Opmerking: Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’. De afgegeven beschikking is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Dit artikel werd ingetrokken bij Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663; i.w.tr. per 01/01/1984; Stb. 1983/664).

Waardering: V (20 jaar)

(87.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot gespecificeerde melding in de jaarrekening van voorraden van verschillend karakter.

Periode: 1976–1983

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 322.2

Product: Beschikking

Opmerking: Met deze voorraden worden bedoeld; grondstoffen, hulpstoffen, halffabrikaten, werk in uitvoering, gereed product of handelsvoorraden. Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’, die ernstige schade in het economisch verkeer van de betreffende rechtspersoon zouden kunnen opleveren indien derden daarvan kennis van kunnen nemen. De afgegeven beschikking ontheft de rechtspersoon enkel van een gespecificeerde en uitgeschreven melding en is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Dit artikel werd ingetrokken bij Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663; i.w.tr. per 01/01/1984; Stb. 1983/664).

Waardering: V (20 jaar)

(88.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot gespecificeerde melding in de jaarrekening van naar hun aard te onderscheiden groepen vorderingen.

Periode: 1976–1983

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 323.2

Product: Beschikking

Opmerking: Met deze vorderingen worden bedoeld; handelsdebiteuren, op afbetalingsdebiteuren, door hypotheek gedekte vorderingen en verleende kredieten. Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’, die ernstige schade in het economisch verkeer van de betreffende rechtspersoon zouden kunnen opleveren indien derden daarvan kennis van kunnen nemen. De afgegeven beschikking ontheft de rechtspersoon enkel van een gespecificeerde en uitgeschreven melding en is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Dit artikel werd ingetrokken bij Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663; i.w.tr. per 01/01/1984; Stb. 1983/664).

Waardering: V (20 jaar)

(89.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot melding in de jaarrekening van de gegevens van de houders van aandelen van het eigen geplaatste kapitaal en reserves.

Periode: 1976–1983

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 326.4

Product: Beschikking

Opmerking: Onder deze gegevens wordt verstaan; namen van de houders van aandelen of andere rechten waarvan het bezit buitengewone bevoegdheden verschaft, alsmede het aantal aandelen of rechten van deze soort, dat elk hunner houdt. Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’. De afgegeven beschikking is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Dit artikel werd ingetrokken bij Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663; i.w.tr. per 01/01/1984; Stb. 1983/664).

Waardering: V (20 jaar)

(90.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot melding in de winst- en verliesrekening van de gegevens over het afgelopen boekjaar.

Periode: 1976–1983

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 334.2

Product: Beschikking

Opmerking: Onder deze gegevens wordt verstaan; het in absolute getallen of verhoudingscijfers ten opzichte van het vorige boekjaar uitdrukken van de voor de betrokken bedrijfstak aanvaardbare maatstaven die inzichtelijk maken hoe de betreffende rechtspersoon bedrijfsmatig heeft geopereerd (incluis het bedrag van de lonen en de sociale lasten). Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’, die ernstige schade in het economisch verkeer van de betreffende rechtspersoon zouden kunnen opleveren indien derden daarvan kennis van kunnen nemen. De afgegeven beschikking is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

Dit artikel werd ingetrokken bij Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983/663; i.w.tr. per 01/01/1984; Stb. 1983/664).

Waardering: V (20 jaar)

(93.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing op verzoek van een rechtspersoon over de verplichting tot publiceren in de jaarrekening van private en financiële gegevens aangaande deelneming(en) in andere ondernemingen (zie hiervoor art. 379, de leden 1,2 en 3), dan wel aangaande bijzondere statutaire zeggenschapsrechten (zie hiervoor art. 392, de leden 1e en 3), wanneer de gegronde vrees bestaat dat bekendmaking van deze gegevens ernstig nadeel veroorzaakt.

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/663; Stb. 1988/517), art. 379.4; BW2 (Stb. 1983/663), art. 392.4

Product: Beschikking

Opmerking: Het verzoek kan alleen dan worden ingediend als sprake is van ‘gewichtige belangen’. De afgegeven beschikking is minimaal één jaar en maximaal vijf jaar geldig.

De Wet van 7 december 1983 (Stb. 663) trad in werking per 01/01/1984 (Stb. 1983/664). Het artikel werd aangepast met de Wet van 10 november 1988 (Stb. 517).

Waardering: V (20 jaar)

3.3. Actor: Minister van Financiën

3.3.1. Privaatrecht na 1945: preventief toezicht rechtspersonen

Handelingen inzake de Rijkswetten ‘vrijwillige zetelverplaatsing’ en ‘zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen’

(79.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke beschikking, waarbij, in geval van oorlog, onmiddellijk oorlogsgevaar, revolutie of daarmee vergelijkbare buitengewone omstandigheden die de belangen van het Koninkrijk kunnen schaden, de plaats van vestiging van een of meerdere in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gevestigde rechtspersonen over te brengen naar een andere, in de beschikking aan te geven, (vestigings)plaats binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Periode: 1967–

Grondslag: Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 2.1

Product: Beschikking

Opmerking: De beschikking is een gezamenlijk product van de Ministers van Justitie en Financiën.

Deze handeling was ook van toepassing op de verplaatsingen van rechtspersonen vanuit- en naar de voormalige kolonie Suriname (1967–1975).

Waardering: B 6

(80.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke beschikking, waarbij ook andere bepalingen van de akte van oprichting of van statuten en reglementen van de rechtspersonen in kwestie kunnen worden gewijzigd.

Periode: 1967–

Grondslag: Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 2.2

Product: Beschikking

Opmerking: Een wijziging, als bedoeld in deze handeling, kan ook een omzetting inhouden van een N.V. in een B.V. en omgekeerd.

De beschikking is een gezamenlijk product van de Ministers van Justitie en Financiën.

Waardering: B 6

(81.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke algemene maatregel van bestuur, waarbij geregeld wordt wat verder nodig is voor de uitvoering van de Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen.

Periode: 1967–

Grondslag: Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 9

Product: Amvb

Opmerking: De beschikking is een gezamenlijk product van de Ministers van Justitie en Financiën.

Waardering: B 6

Handelingen BW2 titel 9: De jaarrekening

(96.)

Handeling: Het op verzoek van een financiële instelling afgeven van een verklaring dat de bepalingen voor banken ten aanzien van het opstellen, vaststellen en publiceren van een jaarrekening, met uitzondering van art. 424, voor deze instelling van toepassing zijn.

Periode: 1984–

Grondslag: BW2 (Stb. 1983/663; Stb. 1993/258), art. 400

Product: Beschikking

Opmerking: Het artikel 400 is opnieuw vastgesteld per wet van 17 maart 1993 (Stb. 1993/258) en in werking getreden per 28 mei 1993.

De bepalingen voor banken staan vermeld in het BW2, afdeling 14.

Waardering: V (7 jaar na publicatie van de jaarrekening)

3.4. Actor: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1967–1981), als opvolger van de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken

Handelingen inzake de Rijkswetten ‘vrijwillige zetelverplaatsing’ en ‘zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen’

(79.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke beschikking, waarbij, in geval van oorlog, onmiddellijk oorlogsgevaar, revolutie of daarmee vergelijkbare buitengewone omstandigheden die de belangen van het Koninkrijk kunnen schaden, de plaats van vestiging van een of meerdere in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gevestigde rechtspersonen over te brengen naar een andere, in de beschikking aan te geven, (vestigings)plaats binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Periode: 1967–

Grondslag: Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 2.1

Product: Beschikking

Opmerking: De beschikking is een gezamenlijk product van de Ministers van Justitie en Financiën.

Deze handeling was ook van toepassing op de verplaatsingen van rechtspersonen vanuit- en naar de voormalige kolonie Suriname (1967–1975).

Waardering: B 6

(80.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen, intrekken van een gezamenlijke beschikking, waarbij ook andere bepalingen van de akte van oprichting of van statuten en reglementen van de rechtspersonen in kwestie kunnen worden gewijzigd.

Periode: 1967–

Grondslag: Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen (Stb. 1967/162), art. 2.2

Product: Beschikking

Opmerking: Een wijziging, als bedoeld in deze handeling, kan ook een omzetting inhouden van een N.V. in een B.V. en omgekeerd.

De beschikking is een gezamenlijk product van de Ministers van Justitie en Financiën.

Waardering: B 6

3.5. Actor: Staatscommissie voor de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving

3.5.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(3.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie over het herzien van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving.

Periode: 1. [1919] 1945–1947

2. 1947–1990

Grondslag: 1. KB van 13 september 1919 (Stcrt. 1919, 51)

2. KB van 21 november 1947 (Stcrt. 1947, 233)

Product:Concept wetsontwerp, memorie van toelichting, interim rapport, eindrapport

Opmerking: Onder de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving vielen bij instelling van de staatscommissie de volgende wetten: BW, WvK, Faillissementswet en Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Vanaf 1976 verviel de bevoegdheid om een wetsontwerp/memorie van toelichting in te dienen.

Waardering: B 1 Eindproduct

3.6. Actor: Commissie Vennootschapsrecht

3.6.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(5.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie over de uitvoering door het departement van de artikelen 36 e. en 45 d. van het WvK (toepassing van goedkeuring van oprichting- en wijzigingsstatuten bij het afgeven van een verklaring van geen bezwaar inzake vennootschappen).

Periode: 1. 1954–1955

2. 1968–1973

Grondslag: 1. Besluit van 16 maart 1954, kenmerk: 1e afdeling A nr. 51/154

2. Besluit van 7 maart 1968, kenmerk: Hoofdafdeling Privaatrecht nr. 056/168

Product: Eindrapport

Waardering: B 1 Eindproduct

V (10 jaar overig materiaal)

3.7. Actor: Commissie herziening ondernemingsrecht [Commissie Verdam]

3.7.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(6.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie over de vraag of de rechtsvorm van een onderneming herziening behoeft, en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan het bestuur en toezicht bij een grote onderneming, alsmede aan de publieke verantwoording van een onderneming.

Periode: 1960–1965

Grondslag: Besluit van 8 april 1960, kenmerk: Stafafdeling Wetgeving nr. 121/660

Product: Subrapporten, eindrapport

Opmerking: De commissie was onderverdeeld in vijf subcommissies.

Waardering: B 1 Eindproduct

V (10 jaar overig materiaal)

3.8. Actor: Adviescommissie Vennootschapsrecht [Commissie Van der Grinten]

3.8.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(7.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie inzake een aantal specifieke vragen op het gebied van het vennootschapsrecht.

Periode: 1968–1988

Grondslag: Besluit van 9 juli 1968, kenmerk: Stafafdeling Wetgeving-Hoofdafdeling Privaatrecht nr. 299/668 (Stcrt. 1968, 138)

Product: Interim-rapport, eindrapport

Opmerking: Deze vragen waren bij instelling van de commissie als volgt geformuleerd:

a. Is een afzonderlijke rechtsvorm voor de besloten vennootschap wenselijk? Zo ja, hoe moet de regeling daarvan luiden?

b. Behoeft de regeling van de kapitaalbescherming bij de naamloze vennootschap herziening?

c. Behoeft de positie van de houders van aandelen en van certificaten van aandelen in de naamloze vennootschap nadere regeling?

d. Zijn wettelijke bepalingen wenselijk in verband met concernverhoudingen?

e. Andere vragen van juridische aard welke in verband met de voorgaande punten of in verband met de coördinatie van het vennootschapsrecht in de E.E.G. van belang zijn.

Waardering: B 1 Eindproduct

3.9. Actor: Werkgroep Vennootschapsrecht

3.9.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(8.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie in kwesties betreffende het preventief toezicht op de oprichting en statutenwijzigingen van naamloze en besloten vennootschappen.

Periode: 1973–1976

Grondslag: Besluit van 10 september 1973, kenmerk: Hoofdafdeling Privaatrecht nr. 340/173

Waardering: B 1 Eindproduct

V (10 jaar overig materiaal)

3.10. Actor: Adviescommissie vennootschapsrecht in het algemeen

3.10.1. Algemene Handelingen

Beleidsontwikkeling en evaluatie

(9.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie op het terrein van het vennootschapsrecht en het rechtspersonenrecht in het algemeen.

Periode: 1988–

Grondslag: Besluit van 27 december 1988, kenmerk: Stafafdeling Wetgeving-Hoofdafdeling Privaatrecht nr. 575/688 (Stcrt. 1989/14); gewijzigd met het besluit van 1 december 1992 (Stcrt. 1992/239)

Product: Interim-rapport, eindrapport

Opmerking: Met de publicatie van de Wet adviesstelsel Justitie (Stb. 1997/323) wordt de Adviescommissie vennootschapsrecht in het algemeen officieel gerekend tot een van de vaste colleges van advies op het terrein van het Ministerie van Justitie.

Waardering: B 1 Eindproduct

V (10 jaar overig materiaal)

Onderzoek

(21.)

Handeling: Het in overeenstemming met de Minister van Justitie verlenen en vaststellen van (studie-) opdrachten aan derden ten behoeve van de adviescommissie vennootschapsrecht in het algemeen.

Periode: 1988–

Grondslag: Besluit van 27 december 1988 (Stcrt. 1989/14)

Product: Nota’s, notities, onderzoeksrapporten

Waardering: B 1 Eindproduct

V (10 jaar overig materiaal)

3.11. Actor: Vakminister

3.11.1. Privaatrecht na 1945: preventief toezicht rechtspersonen

Handelingen BW2 titel 4: Naamloze vennootschappen

(57.)

Handeling: Het benoemen, schorsen of ontslaan van een commissaris bij de raad van commissarissen van een naamloze vennootschap.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 161.4

Product: Beschikking

Opmerking: Het gaat hier om een van overheidswege benoemde commissaris. Deze benoeming geschied door de Minister die te maken heeft met het terrein waarop de vennootschap opereert. In dit verband kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de commissaris in de RvC bij KLM, wiens benoeming is voorbereid door de Minister van Verkeer en Waterstaat.1 De RvC van een naamloze vennootschap is niet bevoegd deze van overheidswege benoemde commissaris te schorsen.

Waardering: V 10 jaar na beëindiging van de functie

V 30 jaar na beëindiging van de functie: Minister van Economische Zaken en Minister van Defensie

Handelingen BW2 titel 5: Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

(74.)

Handeling: Het benoemen, schorsen of ontslaan van een commissaris bij de raad van commissarissen van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Periode: 1976–

Grondslag: BW2 (Stb. 1976/395), art. 271.4

Product: Beschikking

Opmerking: De RvC van een B.V. is niet bevoegd deze van overheidswege benoemde commissaris te schorsen. Zie voor de verdere toelichting handeling 59 van dit RIO.

Waardering: V 10 jaar na beëindiging van de functie

V 30 jaar na beëindiging van de functie: Minister van Economische Zaken en Minister van Defensie

3.12. Landelijk instituut sociale verzekeringen

3.12.1. Privaatrecht na 1945: preventief toezicht rechtspersonen

Handelingen BW2 titel 4: Naamloze vennootschappen

(46.)

Handeling: Het op verzoek van de Minister van Justitie verstrekken van inlichtingen, hetzij door inzage of door het versturen van een uittreksel van de gegevens waarover het Lisv beschikt.

Periode: 1997–

Grondslag: BW2 (Stb. 1997/96), art. 68.3

Product: –

Opmerking: Deze wijziging is ingegaan per 1 maart 1997 (Stb. 1997/97).

Waardering: V 7 jaar. De vernietigingstermijn start op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de definitieve vaststelling van verschuldigde premie over dat jaar is bepaald.

Handelingen BW2 titel 5: Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

(65.)

Handeling: Het op verzoek van de Minister van Justitie verstrekken van inlichtingen, hetzij door inzage of door het versturen van een uittreksel van de gegevens waarover het Lisv beschikt.

Periode: 1997–

Grondslag: BW2 (Stb. 1997/96), art. 179.3

Product: –

Opmerking: Deze wijziging is ingegaan per 1 maart 1997 (Stb. 1997/97).

Waardering: V 7 jaar. De vernietigingstermijn start op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de definitieve vaststelling van verschuldigde premie over dat jaar is bepaald.

3.13. Actor: College van Beroep voor het bedrijfsleven

3.13.1. Privaatrecht na 1945: preventief toezicht rechtspersonen

Handelingen BW2 titel 4: Naamloze vennootschappen

(58.)

Handeling: Het doen van een uitspraak over een beroep van de aanvrager tegen de weigering van de Minister van Justitie inzake:

– het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over een N.V.

– het verlenen van uitstel op de oprichtingstermijn van een N.V.

– het verlenen van ontheffing op de algemene bepalingen voor een N.V. inzake het houden van een RvC.

Periode: 1994 –

Grondslag: BW2 (Stb. 1994/506), art. 174a

Product: Uitspraak

Opmerking: De bovenstaande beroepsmogelijkheden zijn gebaseerd op de volgende artikelen van het BW2 :

– de weigering van het afgeven van een verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in art. 68.2 en art. 125.2

– de weigering van het geven van uitstel tot oprichting van de N.V., als bedoeld in art. 64.3

– een beschikking tot weigering, wijziging of intrekking van de ontheffing van bepalingen aangaande een RvC, alsmede bij verlening van deze ontheffing tegen de daaraan verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in art. 156

Zie voor een vergelijkbare handeling van het College van Beroep het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handelingen 123, p. 59.

Waardering: B 5

Handelingen BW2 titel 5: Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

(75.)

Handeling: Het doen van een uitspraak over een beroep van de aanvrager tegen de weigering van de Minister van Justitie inzake:

– het afgeven van een verklaring van ‘geen bezwaar’ over een B.V.

– het verlenen van uitstel op de oprichtingstermijn van een B.V.

– het verlenen van ontheffing op de algemene bepalingen voor een B.V. inzake het houden van een RvC.

Periode: 1994–

Grondslag: BW2 (Stb. 1994/506), art. 284a

Product: Uitspraak

Opmerking: De bovenstaande beroepsmogelijkheden zijn gebaseerd op de volgende artikelen van het BW2:

– de weigering van het afgeven van een verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in art. 179.2 en art. 235.2

– de weigering van het geven van uitstel tot oprichting van de N.V., als bedoeld in art. 175.3

– een beschikking tot weigering, wijziging of intrekking van de ontheffing van bepalingen aangaande een RvC, alsmede bij verlening van deze ontheffing tegen de daaraan verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in art. 266

Zie voor een vergelijkbare handeling van het College van Beroep het PIVOT-rapport nummer 58 Sociaal-Economische Raad, handelingen 123, p. 59.

Waardering: B 5

4. Archieftechnische informatie

Dit deel van het BSD geeft een korte beschrijving over de archiefvorming van de belangrijkste actoren op het beleidsterrein preventief toezicht rechtspersonen. Deze paragraaf kan worden gebruikt als leeshulp bij de handelingen of als verwijzing naar bewaarplaatsen van de archieven in kwestie.

Zoals in het RIO valt te lezen, is het grootste deel van de controle op privaatrechtelijke rechtspersonen afgestemd op de statuten van deze rechtspersonen, zoals die zijn opgesteld door de notarissen (in Nederland). De rechtspersoon (in oprichting) is verplicht om een afschrift van zijn statuten in te leveren bij de KvK in het district van zijn vestigingsplaats. Tot voor kort was het ook verplicht om een afschrift van de statuten in te leveren bij het MvJ ten einde een verklaring van geen bezwaar te ontvangen. Door een aanpassing in de aanvraagprocedure is dit thans niet meer nodig. De RM wordt in deze bijlage niet genoemd, omdat zij niet standaard een afschrift van een statuut van een rechtspersoon kregen opgestuurd. Pas indien dit nodig was, in verband met een gerechtelijk onderzoek of iets dergelijks, kreeg de RM beschikking over de statuten (en overige relevante informatie).

4.1. Ministerie van Justitie

Dit departement kent twee archiefvormende onderdelen binnen haar organisatie die zich met het beleidsterrein bezig houden: 1. Directie Wetgeving, afdeling privaatrecht (DW/BW) en 2. Directie Bestuurszaken (DBZ)2 . Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving op dit beleidsterrein wordt een vaste procedure gevolgd, waarbij – naast bepaalde afdelingen binnen het Ministerie van Justitie – ook de Ministerraad, de Raad van State en de Tweede en Eerste Kamer zijn betrokken. De afdeling privaatrecht speelt in dit traject een belangrijke rol, mede omdat zij vaak de concept-wetteksten opstellen (en als een andere afdeling dit voor haar rekening heeft genomen, dan bewaken zij de kwaliteit van het concept). Zoals uit dit BSD blijkt, zijn de handelingen aangaande wetsontwerpen, wijzigingen op bestaande wetten, uitvoeringsbesluiten e.d. met een ‘B’ gewaardeerd, waardoor de documentatie hieromtrent blijvend zal worden bewaard.

De directie Bestuurszaken (sinds 1-1-2005 de dienst JUSTIS) voert de krachtens in het BW2 genoemde taken van de Minister van Justitie uit. De belangrijkste taak in deze is het afgeven van een verklaring van geen bezwaar aan een vennootschap in oprichting, als ook bij omzetting, zetelverplaatsing, fusie of splitsing. Hiervoor voert DBZ een antecedentenonderzoek uit naar het mogelijke crimineel- en financieel-fraudeleus verleden van de oprichter(s)/eigenaar(s). Voor 1996 vormde de beoordeling van concept-akten (van oprichtings- of wijzigingsstatuten) ook een onderdeel van de procedure van DBZ. De vennootschapsdossiers bevatten naast de stukken omtrent de beschikking (verklaring van geen bezwaar) dan ook hoofdzakelijk afschriften van concept-akten van notarissen en resultaten van het antecedentenonderzoek. In dit BSD zijn de handelingen inzake het beslissen over het afgeven van een verklaring van geen bezwaar gewaardeerd met een ‘V’, omdat uit dergelijke handelingen – en de daarbij behorende documentatie – geen beleid kan worden afgeleid. Daarbij komt dat de informatie uit de vennootschapsdossiers of wel afschriften bevatten van stukken die elders bewaard worden (akten van notarissen) of wel vallen onder de Wet Bescherming Persoonsgegevens (antecedentenonderzoek).

4.2. Kamer van Koophandel

De informatie aangaande een rechtspersoon werd voor 1 oktober 1997 opgeborgen in een rechts-personendossier in het verenigingen-, stichtingen- of handelsregister. Na die datum is de nieuwe Handelsregisterwet (HRW) van kracht en hebben de KvK’s de drie registers samengevoegd tot een nieuw register: het handelsregister. Dit is vooral het gevolg van het wegvallen van de oorspronkelijke scheidslijnen tussen de soorten rechtspersonen. Ondernemers gebruiken niet alleen de N.V. of B.V. als rechtsvorm, maar steeds vaker ook de vereniging of stichting. Dergelijke bedrijven werden dan opgenomen in het (oude) handelsregister. Het handhaven van drie afzonderlijke registers was daardoor niet langer wenselijk.

Een rechtspersoon kan op naam worden opgezocht in het handelsregister (en voorheen dus in drie registers). De HRW geeft precies aan welke informatie een rechtspersonendossier moet bevatten. Minimaal moet het dossier de oprichtings- en wijzigingsakten van de eigen notaris en in geval van een vennootschap ook de verklaring van geen bezwaar van de Minister van Justitie, maar daarnaast worden bijvoorbeeld ook benoemingen van commissarissen opgenomen. De financiële gegevens van een rechtspersoon worden echter altijd in een apart dossier bewaard, omdat die na een voorgeschreven periode kunnen worden vernietigd (thans 7 jaar; deze periode staat vermeld in het BW2).

De oude HRW schreef voor dat de rechtspersonendossiers blijvend werden bewaard. Na het sluiten van de dossiers kwamen deze na een bepaalde periode in aanmerking voor overbrenging naar een publiek archief. Dit kon het Rijksarchief in de provincie zijn, maar evengoed een streek- of gemeentearchief. Er bestond derhalve een groot verschil in de wijzen van overbrengen, welke het gevolg was van de grote mate van zelfstandigheid van de directie van de KvK. In de nieuwe wet is geen artikel opgenomen met betrekking tot een bewaartermijn.3 Hierin zal op termijn worden voorzien door het BSD KvK, wat samengesteld is op basis van het RIO Handelend met kennis van zaken. Een institutioneel onderzoek naar de taken en handelingen van de Kamers van koophandel en fabrieken in Nederland vanaf 1998.

4.3. Notaris

Een rechtspersoon kan alleen worden opgericht als de statuten zijn vastgelegd en getoetst aan de geldende wet- en regelgeving (vooral het BW2) door een notaris. Ook statuutwijzigen van bestaande rechtspersonen worden bekrachtigd door een notariële akte. Een notaris houdt hiervan uiteraard dossiers bij, omdat zijn handelswijze ook onderwerp van een gerechtelijke toetsing kan worden. De wetgever heeft het administratieve proces dan ook vastgelegd in de Wet op het notarisambt. Zowel in de oude, als in de nieuwe wet (is per 1 oktober 1999 in werking getreden) geven nauwkeurig aan wat een notaris moet bewaren en welke termijnen hij/zij daarvoor dient te hanteren.

Voor dit IO is het van belang om vast te stellen dat alle akten van notarissen moeten worden bewaard. Een notaris bewaart de door hem opgestelde akten zelf gedurende een periode van minimaal twintig jaar. Alleen de akten die een notaris heeft overgenomen van een andere notaris dienen (minimaal) tien jaar langer te worden bewaard in het eigen archief. Na deze voorgeschreven periodes worden de akten overgebracht naar een Algemene Bewaarplaats bij een arrondissementsrechtbank in het district waar de notaris gevestigd is. Daar worden de akten bewaard tot vijfenzeventig jaar na het opstellen. De Algemene Bewaarplaats draagt de akten na die periode van vijfenzeventig jaar over aan het Rijksarchief voor blijvende bewaring. Dan worden de akten ook openbaar.4

1

Telefonische mededeling van de afdeling publieksvoorlichting, ministerie van Verkeer en Waterstaat, 8 september 1999.

2

Sinds 1-1-2005 de dienst JUSTIS

3

Informatie over het archiefbeheer van KvK’s in deze paragraaf is gebaseerd op een telefoongesprek met mw. mr. I.C.W.R. Ruez van de Vereniging van KvK’s in Nederland, d.d. 25 mei 1999.

4

Informatie over het archiefbeheer van notarissen is gebaseerd op een telefoongesprek met mw. mr. Van der Steur van de Koninklijk Notariële Beroepsorganisatie (KNB), d.d. 27 mei 1999.

Naar boven