Wijziging Regeling tot wijziging Ontslagbesluit
Regeling van de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid van 21 februari 2006, Directie Arbeidsverhoudingen, nr, AV/IR/2006/15318, tot wijziging van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/IR/2005/97604, tot wijziging van het Ontslagbesluit (Stcrt. 242)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 6, derde en vierde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;
Besluit:
Artikel 1
Artikel II van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/IR/2005/97604 tot wijziging van het Ontslagbesluit (Stcrt. 242), wordt als volgt gewijzigd:
A
In het eerste lid, onderdeel b wordt ‘voor 1 oktober 2006’ vervangen door: voor 1 januari 2007.
B
Onderdeel c van het eerste lid komt te luiden:
c. verzoeken om toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding die zijn ingediend op of na de datum van inwerkingtreding maar voor 1 januari 2007 en die voortvloeien uit een in dat tijdvak gemeld collectief ontslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet melding collectief ontslag, mits de werkgever voor die datum van inwerkingtreding met de aldaar bedoelde belanghebbende verenigingen van werknemers de toepassing van genoemde bepalingen van en bijlagen bij het Ontslagbesluit is overeengekomen.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 februari 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.
Toelichting
Op 6 december 2005 is het Ontslagbesluit gewijzigd (Stcrt. 242). De wijziging houdt onder meer in dat bij alle bedrijfseconomische ontslagen toepassing van het afspiegelingsbeginsel verplicht wordt in plaats van facultatief als nuancering van het dienstjarenbeginsel. Dit onderdeel van de wijzigingsregeling zal met ingang van 1 maart a.s. in werking treden. In artikel II is overgangsrecht met betrekking tot de vervanging van het dienstjarenbeginsel door het afspiegelingsbeginsel neergelegd.
Bij nader inzien is gedeeltelijke aanpassing van dit overgangsrecht noodzakelijk.
Signalen uit de ontslagpraktijk hebben duidelijk gemaakt dat het gekozen overgangsrecht zou kunnen leiden tot onbillijke situaties tussen groepen werknemers bij eenzelfde reorganisatie.
In artikel I van de onderhavige regeling wordt artikel II, eerste lid, onderdelen b en c, van de Regeling van 6 december 2005 (Stcrt. 242) zodanig gewijzigd dat de ontslagregels die gelden vóór 1 maart 2006 van toepassing blijven op verzoeken om toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding, die na 1 maart 2006 maar voor 1 januari 2007 worden ingediend, indien zij voortvloeien uit een voor 1 maart 2006 gemeld collectief ontslag (onderdeel b) dan wel uit een na 1 maart 2006, maar voor 1 januari 2007 gemeld collectief ontslag, mits de werkgever en de belanghebbende verenigingen van werknemers vóór 1 maart 2006 de toepasselijkheid van het oude recht in een overeenkomst hebben vastgelegd (onderdeel c).
Zo is het denkbaar, dat er een melding collectief ontslag wordt gedaan vóór 1 maart 2006 en wordt gevolgd door twee tranches ontslagverzoeken; een deel vóór 1 oktober 2006 en een ander deel in de periode van 1 oktober tot 1 januari 2007. Met de in onderhavige regeling aangebrachte wijziging van artikel II, eerste lid, onderdeel b, (vervanging 1 oktober 2006 door 1 januari 2007 als datum vóór welke de ontslagverzoeken uiterlijk moeten worden ingediend) wordt voorkomen dat de oude regels wel op de eerste tranche ontslagverzoeken en niet op de tweede tranche ontslagverzoeken mogen worden toegepast.
Een dergelijk probleem kan zich ook voordoen, indien er vóór 1 maart 2006 tussen werkgever en vakbonden met betrekking tot een voorgenomen collectief ontslag afspraken zijn gemaakt over toepassing van de oude ontslagregels. Volgens het oorspronkelijke overgangsrecht zou dit betekenen dat op de vóór 1 oktober 2006 ingediende ontslagverzoeken niet de oude ontslagregels mogen worden toegepast maar op de op of na 1 oktober (maar vóór 1 januari 2007) ingediende ontslagverzoeken wel. Een dergelijke uitkomst bij collectieve bedrijfseconomische ontslagen zou niet billijk zijn. Uit het gewijzigde artikel II, eerste lid, onderdeel c, vloeit nu voort dat de datum van 1 oktober 2006 als aanvangsdatum van het uiterste tijdvak van indiening komt te vervallen en dat, in geval van een overeenkomst tussen werkgever en belanghebbende verenigingen van werknemers vóór 1 maart 2006 over de toepasselijkheid van de oude regels, deze regels ook gelden voor ontslagverzoeken die worden gedaan tussen 1 maart 2006 en 1 januari 2007 en die voortvloeien uit een in datzelfde tijdvak gedane melding collectief ontslag.
De aanpassingen van het overgangsrecht van de Regeling van 6 december 2005 (Stcrt. 242) treden in werking met ingang van 28 februari 2006, een dag voor de inwerkingtreding van die regeling. Aldus wordt bereikt dat het overgangsrecht van meet af aan met inachtneming van die aanpassingen wordt toegepast.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.J. de Geus