Wijziging Uitvoeringsregeling Wet toezicht beleggingsinstellingen (ex. art. 14)

Regeling van de Minister van Financiën van 20 februari 2006, nr. FM 2006-00434, Directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling van de Minister van Financiën van 9 oktober 1990 tot uitvoering van artikel 14 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stcrt. 198)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 14 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling van de Minister van Financiën van 9 oktober 1990 tot uitvoering van artikel 14 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stcrt. 198) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt de zinsnede ‘het aanbieden van’ vervangen door: het middellijk of onmiddellijk aanbieden van.

2. In onderdeel c wordt de zinsnede ‘het aanbieden van’ vervangen door: het middellijk of onmiddellijk aanbieden van.

B

Onder vernummering van artikel 2e tot 2f, komt artikel 2e (nieuw) als volgt te luiden:

Artikel 2e

Van de in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen vervatte verboden wordt tot 1 juli 2006 vrijstelling verleend indien de beheerder of de beleggingsinstelling afkomstig is uit een staat die is aangewezen op grond van het Besluit van de Minister van Financiën tot aanwijzing van staten als bedoeld in artikel 17c, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en aan de beheerder of de beleggingsinstelling voor 1 september 2005 een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (oud).

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In de Vrijstellingsregeling Wet toezicht beleggingsinstellingen was niet opgenomen dat de woorden ‘middellijk of onmiddellijk’ niet alleen golden voor artikel 2b, eerste lid, onderdeel a, maar ook voor de onderdelen b en c. Evenals is gesteld met betrekking tot het middellijk aanbieden aan minder dan 100 personen, kan geen aanspraak worden gemaakt op vrijstelling van artikel 2b, eerste lid, onderdeel b of c wanneer de deelnemingsrechten bij doorverkoop door een derde bijvoorbeeld worden gesplitst waardoor de uiteindelijke beleggers voor minder dan € 50.000 deelnemen.

Onderdeel B

Het Besluit toezicht beleggingsinstellingen 2005 (Btb 2005) bepaalt in artikel 82 van het Btb 2005 onder meer dat de informatieverplichtingen zoals opgenomen in de artikelen 36 en 39 tot en met 49 van het Btb 2005 van overeenkomstige toepassing zijn op beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 17c, eerste lid, van de wet. Naar is gebleken vergt de overgang naar het nieuwe informatieregime voor beleggingsinstellingen uit voormalig adequaat toezichtlanden (die ook op dit moment zijn aangewezen als adequaat) meer tijd dan gegeven is met de huidige overgangstermijn. Dit komt mede door het vereiste van formele goedkeuring van het prospectus door de toezichthouder in de desbetreffende adequaat toezichtlanden. Met deze regeling wordt een tijdelijke oplossing geboden aan die beleggingsinstellingen die meer tijd nodig hebben. De doelstelling van de wet vergt dat dit een korte termijn is. Na 1 juli 2006 zal ook voor hen het reguliere regime gelden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven