Beleidsregels subsidiëring onderzoeksinstellingen/organisaties 2006

31 januari 2006

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Besluit:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

b. Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. Fondsen: AOF, Arbeidsongeschiktheidsfonds, AFJ, Arbeidsongeschiktheidsfonds voor Jonggehandicapten, AOK, Arbeidsongeschiktheidskas;

d. Subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 30b van de wet SUWI;

e. Aanvrager: een onderzoeksinstelling of organisatie.

Artikel 2

Doelstelling

Hoofddoelstelling van het subsidiebeleid van UWV is, in het belang van de arbeidsintegratie van personen met een structurele functionele beperking, ten laste van de fondsen, subsidie te verstrekken aan onderzoeksinstellingen of organisaties met het oog op onderzoek naar maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.

Artikel 3

Uitgangspunten subsidiebeleid

1. UWV stelt jaarlijks, in verband met de op grond van artikel 30B van de wet SUWI te verstrekken subsidies, een subsidiebeleid vast op grond van de volgende algemene uitgangspunten:

a. belangrijke maatschappelijke relevantie;

b. passend in het totaalbeleid van het UWV;

c. geen uitbesteding eigen taken UWV;

d. belangrijk voor de uitvoeringspraktijk van sociale verzekeringen.

2. In aanvulling op het eerste lid moet er sprake zijn van dynamiek, slagvaardigheid, actualiteit, resultaatgerichtheid en belang voor het beleidsterrein.

Artikel 4

Subsidiethema’s

1. UWV stelt subsidiethema’s vast die het inhoudelijke kader vormen voor de subsidieaanvragen. De door UWV gehanteerde subsidiethema’s en het subsidiebudget daarvoor, zijn in de bijlage ‘subsidiethema’s eerste kwartaal 2006’ opgenomen.

2. UWV kan subsidie verstrekken voor een vervolgproject naar aanleiding van een afgesloten subsidieonderzoek.

3. De subsidie voor aanvragen als bedoeld in het derde artikel bedraagt maximaal € 200.000.

4. UWV maakt een keuze uit de ingezonden subsidieaanvragen op basis van de toetsingscriteria en het subsidieplafond.

Artikel 5

Criteria subsidieaanvraag

UWV hanteert de navolgende criteria voor het toetsen van de subsidieaanvraag:

a. het project is maatschappelijk relevant;

b. het project valt binnen de door UWV vastgestelde thema’s;

c. het project leidt direct of indirect tot een afname van het beroep op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;

d. het project leidt tot kennis die voor meerdere partijen binnen het maatschappelijk krachtenveld van de sociale zekerheid van belang is;

e. het project is innovatief en de aanvrager biedt voldoende kwaliteit;

f. de aanvrager is een organisatie zoals bedoeld in artikel 2;

g. er is sprake zijn van een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit;

h. de kosten voor een project bedragen maximaal € 200.000;

i. er is voor het project geen beroep mogelijk op reguliere middelen;

j. het te subsidiëren project duurt maximaal 2 jaar, tenzij aangetoond kan worden dat een langere duur noodzakelijk is;

k. het project is nog niet begonnen.

Artikel 6

Budget

Het door UWV vastgestelde budget ten behoeve van de thema’s, is in de bijlage bij het besluit opgenomen.

Artikel 7

Nadere voorwaarden

UWV stelt nadere voorwaarden ten aanzien van de toekenning van subsidies.

Artikel 8

Intrekking

Het Lisv-besluit subsidiebeleid 2001 wordt ingetrokken.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Artikel 10

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels subsidiëring onderzoeksinstellingen/organisaties 2006.

Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 31 januari 2006.
Voorzitter Raad van bestuur UWV, J.M. Linthorst.

Toelichting

Op basis van dit besluit worden onderzoeksorganisaties in de gelegenheid gesteld om in het kader van de in de bijlage genoemde thema’s subsidie aan te vragen voor onderzoeksvoorstellen.

Voorzitter Raad van bestuur UWV,

J.M. Linthorst

Bijlage: subsidiethema’s eerste kwartaal 2006

Inschrijving op onderstaande thema’s kan via een zogenaamde vooraanmeldingsprocedure tot en met 1 april 2006. Het subsidieplafond ten behoeve van deze thema’s bedraagt € 1.500.000.

Thema’s eerste kwartaal 2006

1. Arbeidsperspectieven van langdurig zieken en mensen met arbeidsbeperking

Veel langdurig zieken en personen met een arbeidsbeperking (met WAO/Wajong/WIA-uitkering, etc.), zijn in staat tot het verrichten van arbeid. Deze groep ondervindt echter extra problemen bij het vinden van bij hen passend werk. Onder andere is er voor deze groep nog onvoldoende inzicht in hun arbeidsmarktperspectief. Er is bijvoorbeeld weinig bekend over de relatie van de arbeidssituaties van herkomst en bestemming van gereïntegreerde personen met een arbeidsbeperking. Via dit thema worden innovatieve voorstellen gevraagd die leiden tot inzicht in de arbeidsmarktperspectieven van langdurig zieken en arbeidsgehandicapten.

2. Herstel verminderde functionele mogelijkheden van zieken en arbeidsgehandicapten

Er worden door de curatieve sector, bedrijfsartsen en verzekeringsgeneeskundigen diverse interventies toegepast ten behoeve van zieken en arbeidsgehandicapten, die ten doel hebben geconstateerde beperkingen t.a.v. het arbeidsvermogen te verminderen of op te heffen. Onbekend is in hoeverre de effectiviteit van deze interventies is vastgesteld. Vaststelling van de effectiviteit en reikwijdte van de veel gebruikte interventies is van belang opdat de cliënt hiervan optimaal profiteert en zo zijn reïntegratie wordt bevorderd. Interventies waarvan de effectiviteit is vastgesteld, zijn geschikt om op te nemen in de zogenaamde 3-B richtlijnen.

Een probleem dat zich aandient bij het meten van interventies, betreft het betrouwbaar en valide vaststellen van de beperkingen van het arbeidsvermogen van arbeidsgehandicapte cliënten. Dit wordt vooral daar een probleem waar sprake is van ambigue beoordelingssituaties. Daarom wordt voorgesteld:

– om een inventarisatiestudie te doen naar instrumenten waarmee arbeidsbeperkingen in moeilijke beoordelingssituaties, zowel op cognitief als fysiek gebied worden gemeten, vast te stellen wat bekend is over de kwaliteit van deze instrumenten en lacunes vast te stellen,

– om een inventarisatiestudie te doen naar interventies ten einde herstel van verminderde functionele mogelijkheden van mensen te stimuleren, zowel op lichamelijk als geestelijk gebied

– om van de gevonden interventies na gaan wat bekend is m.b.t. de effectiviteit en de kwaliteit van deze interventies,

– om van de veelbelovende of veel toegepaste interventies via een effectiviteitstudie de effectiviteit vast te stellen.

3. Onderzoek naar relatie bedrijfsfactoren en WAO-instroom, in het kader van preventie van ziekteverzuim en WAO-instroom

Er zijn grote verschillen in WAO-instroom van bedrijven onderling, ook binnen een sector. Het is echter nog onvoldoende bekend welke factoren bepalend zijn waardoor het ene bedrijf een lage WAO/WIA-instroom heeft en het andere hiermee vergelijkbare bedrijf een hoge instroom. Sinds 2003 publiceert UWV de namen van de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de hoogste WAO-instroom. Deze lijsten zijn bedoeld om de bedrijven aan te zetten tot maatregelen om de personeelsuitstroom naar de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in te dammen. Echter, inzicht in de achtergronden hiervan, naast wat via onderzoek al bekend is, geven de lijsten niet. Inzicht in de bepalende factoren en achterliggende mechanismen zal een bijdrage leveren aan inzicht in maatregelen ten behoeve van preventie van ziekteverzuim en WAO-instroom. Via dit thema worden voorstellen hiervoor gevraagd.

4. Inzicht in de groep flexwerkers

Uit recente gegevens blijkt dat bij bepaalde groepen flexwerkers het langdurig ziekteverzuim, hoger is dan gemiddeld, evenals de WAO-instroom. Dit betreft niet de deelgroep uitzendkrachten, van wie de WAO-instroom relatief laag is. Maar overige flexwerkers, waaronder deeltijdwerkers, freelancers, oproepkrachten, etc. vertonen gezamenlijk wel een hoog langdurig verzuim. Over deze groep bestaat een versnipperd beeld. Zo is bijvoorbeeld niet voldoende bekend wat de omvang en achtergrond (sectoren, beroep, leeftijd, geslacht, etniciteit, verzuimrisico, etc.) van de totale groep werkzame flexwerkers is, hoe deze groep zich, gezien de sociaal economische ontwikkelingen en veranderingen in wetgeving, in de toekomst zal ontwikkelen. Gevraagd worden voorstellen voor onderzoek, die licht werpen op het omschreven probleem.

5. Aanpak reïntegratie gedurende ziekte

Per 1 januari 2004 is de Wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte (VLZ) ingegaan. In geval van ziekte van een werknemer hebben werkgever en werknemer op grond van deze wet twee jaar de tijd om een oplossing te vinden voor langdurig ziekteverzuim. Het is onduidelijk in hoeverre werkgever en werknemer hierin slagen, op welke wijze ze dit aanpakken en in hoeverre er verbeteringen mogelijk zijn.

Vragen, die met betrekking tot geschetste problematiek leven, zijn:

– In hoeverre en op welke wijze slagen zieke werknemers en werkgevers erin om werk te behouden dan wel werk te vinden dat passend is voor de betreffende werknemer en op welke wijze speelt de verlenging van de ziekteperiode hierbij een rol?

– Wat zijn de belemmerende en bevorderende factoren t.a.v. bovenstaande vraag?

– Waardoor worden de werknemers en de werkgevers gemotiveerd/gedemotiveerd tot het behouden of vinden van passend werk en welke rol spelen hierbij financiële prikkels?

– In hoeverre is er een verband tussen knelpunten bij het vinden/ behouden van passend werk en kenmerken van de werknemer en/of werkgever? Denk bij kenmerken van de werknemer bijvoorbeeld aan arbeidsbeperkingen, competenties, leeftijd, etniciteit, sector, beroep, geslacht, arbeidsbeperkingen, leefvorm, bij kenmerken van de werkgever aan sector, omvang, etc.?

– Zijn werkgevers die vraaggericht werken (bijv. gebruik van werkgeversnetwerken) bij uitvoering van het reïntegratieplan succesvoller dan andere werkgevers?

– Tot welke aanbevelingen leiden de bevindingen ten aanzien van bovenstaande vragen?

Vooraanmeldingsprocedure

De inschrijving kan plaatsvinden via een zogenaamde vooraanmeldingsprocedure. Vooraanmeldingen dienen uiterlijk 1 april 2006 bij UWV binnen te zijn, waarna beoordeling zal plaats vinden door UWV. In geval van positieve beoordeling vindt een uitnodiging plaats voor een definitieve subsidieaanvraag. Als UWV akkoord is met de definitieve aanvraag, wordt subsidie toegekend, mits het subsidiebudget niet wordt overschreden en mits niet aan een vergelijkbaar voorstel subsidie wordt toegewezen. Bij overschrijding van het subsidiebudget, worden de voorstellen, waarover nog geen beslissing is genomen, op basis van de criteria op volgorde gelegd. Aan de voorstellen die het meest voldoen aan de criteria wordt subsidie toegewezen. Per thema kunnen in principe meerdere niet overlappende voorstellen worden goedgekeurd.

Vooraanmelding:

In de vooraanmelding wordt in ieder geval vermeld:

– thema, achtergrond van het voorstel, de maatschappelijke relevantie van het voorstel en het verband met het UWV-thema,

– het innovatieve karakter van het voorstel en de maatschappelijke inbedding. Hierbij dient o.a. aangegeven te worden welke vergelijkbare projecten er zijn en in welke verhouding deze staan tot het ingediende project,

– omschrijving van het voorstel, waaronder de doelstelling van het voorstel en probleemstelling,

– te volgen methodiek en fasering op hoofdlijnen,

– op te leveren producten op hoofdlijnen,

– toepassingsmogelijkheden van de resultaten, verwachte maatschappelijke effecten op langere termijn,

– termijn waarbinnen het project gerealiseerd kan worden, en wanneer het project gestart kan worden,

– hoe de inhoudelijke en procedurele kwaliteit van het project geborgd wordt,

– een kostenschatting, waarbij wordt aangegeven of de implementatiekosten inclusief zijn,

– geschiktheid van de uitvoerende organisatie en medewerkers voor dit project en referenties en publicaties.

Naar boven