Wijziging Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties en vaststelling tenderperiode en subsidieplafond 2006

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 februari 2006, nr. WJZ 6009934, houdende wijziging van de Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties en vaststelling van de tenderperiode en het subsidieplafond voor 2006

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3, eerste tot en met derde lid, van de Kaderwet EZ-subsidies en artikel 4, eerste en tweede lid, van de Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

4. In afwijking van het derde lid, onderdeel c, mogen kosten voor advisering bij de probleemanalyse, binnen maximaal een jaar voor de aanvraag gemaakt, onderdeel zijn van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000,–.

B

In artikel 3 worden de onderdelen a en b vervangen door:

a. kosten voor investeringen;

b. kosten voor diensten en services;

c. kosten voor communicatie, evaluatie en monitoring.

C

In artikel 5, tweede lid, wordt onderdeel a vervangen door:

a. een projectplan, met inbegrip van een analyse van de problematiek op de locatie;.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder wijziging van de letteraanduiding van de onderdelen c tot en met i in e tot en met k, worden na onderdeel b twee onderdelen ingevoegd, luidende:

c. indien op de bedrijfslocatie ten tijde van de aanvraag reeds gebruik wordt gemaakt van op het behalen van een KVO-certificaat gerichte procesbegeleiding door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel, MKB-Nederland of anderszins, die direct of indirect door het Rijk wordt gefinancierd;

d. indien het Rijk reeds eerder subsidie heeft verstrekt ten behoeve van de verbetering van de veiligheid op de bedrijfslocatie, tenzij tussen de laatste betaling van die subsidie en het einde van de in artikel 4 bedoelde periode, waarin de aanvraag is ingediend, meer dan vijf jaar is verstreken;.

2. Aan het nieuwe onderdeel j wordt toegevoegd: dan wel in de effectiviteit of efficiëntie van de gekozen maatregelen.

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘een formulier’ vervangen door: formulier.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt aan het eind van de zin de komma vervangen door een puntkomma.

F

De bijlagen 1, 2 en 3 worden vervangen door de bijlagen 1, 2 en 3, behorende bij deze regeling.

Artikel II

1. Als periode in 2006 na afloop waarvan de aanvragen op grond van de Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties, die in die periode zijn ontvangen, worden behandeld, wordt vastgesteld: de periode die aanvangt op 14 augustus 2006 en eindigt op 1 september 2006, om 16.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies op aanvragen als bedoeld in het eerste lid, ontvangen in de daar genoemde periode, wordt vastgesteld op € 2.000.000,–.

Artikel III

Op aanvragen om subsidie die vóór de inwerkingtreding van artikel I zijn ingediend en op subsidies die vóór bedoeld tijdstip zijn verstrekt, blijft de Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties van toepassing zoals die onmiddellijk vóór dat tijdstip luidde.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 30 te Den Haag.

Den Haag, 10 februari 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Voor deze derde tender van de Subsidieregeling aanpak urgente bedrijfslocaties is 2 miljoen euro beschikbaar. Locaties hebben vanaf 14 augustus tot en met 1 september 2006 de mogelijkheid om aanvragen in te dienen met gebruikmaking van het aanvraagformulier (bijlage 1). Het streven is om uiterlijk 1 december de subsidies toe te wijzen.

In artikel I worden enkele wijzigingen aangebracht in de regeling, die van belang zijn voor de in te dienen aanvragen. Deze worden hieronder afzonderlijk toegelicht.

Onderdeel A

Een goede probleemanalyse vormt de basis voor het formuleren van een goede aanpak en keuze van maatregelen. De kwaliteit van de probleemanalyse is bij veel aanvragen onder de maat. Gebleken is dat gemeenten niet altijd de expertise in huis hebben om dit naar behoren uit te voeren. Inhuur van expertise voor het uitvoeren van een probleemanalyse, ook als deze heeft plaatsgevonden vóór de datum van indiening van de aanvraag, wordt daarom onderdeel van de subsidiabele kosten tot een maximumbedrag van € 30.000,–; gelet op artikel 2, tweede lid, van de regeling wordt in deze kosten dus ten hoogste € 10.000 subsidie verleend.

Onderdeel B

Gekozen is voor een indeling in subsidiabele kosten, die afwijkt van de tot nog toe gebruikte. In het kader van deze subsidieregeling worden voortaan drie soorten kosten gesubsidieerd. In de eerste plaats komen kosten die gemaakt worden voor investeringen in materialen, aangeschafte machines en apparatuur in aanmerking voor subsidie. Voorzover investeringen na afloop van het project nog een herbruikwaarde hebben, dienen deze investeringen op basis van afschrijving opgenomen te worden. In de tweede plaats komen kosten voor beveiligingsdiensten en -services in aanmerking, zoals surveillance- of meldkamerdiensten. In de derde plaats komen kosten in aanmerking die gemaakt zijn voor communicatie over het project naar de betrokken ondernemers en de kosten voor evaluatie, nulmeting, nameting en/of monitoring. Ook de kosten voor advisering bij de probleemanalyse, tot maximaal een jaar voor de aanvraag gemaakt, mogen onderdeel uitmaken van de subsidiabele kosten tot een bedrag maximum van € 30.000,– (zie het nieuwe vierde lid van artikel 2). Kosten voor management, coördinatie en rapportage komen, anders dan tot nog toe, niet in aanmerking voor subsidie.

Onderdeel C

Een analyse van de problematiek op de locatie dient nadrukkelijk onderdeel te zijn van de aanvraag. Dit maakt thans reeds onderdeel uit van het projectplan, zoals dat ook in het aanvraagformulier is genoemd, maar is van zo groot belang dat het nu in de regeling zelf wordt opgenomen.

Onderdeel D (artikel 7, onderdelen c en d)

Het project Aanpak Urgente Bedrijvenlocaties richt zich op bedrijventerreinen en winkelcentra waar de onveiligheid een acute bedreiging vormt voor alle betrokkenen en waar alleen een snelle en kordate aanpak nog voor het behoud van de bedrijvenlocatie kan zorgen. Om die reden dienen locaties, die een minder groot veiligheidsprobleem hebben, niet in aanmerking te kunnen komen voor subsidie op grond van deze regeling. Locaties die een KVO-certificaat hebben behaald kunnen niet als urgent in de betekenis van de regeling worden beschouwd (zie artikel 7, onderdeel b). Datzelfde geldt voor locaties die al met het KVO-proces bezig zijn. Bovendien zal het Rijk aan deze locaties vaak reeds direct of indirect subsidie hebben verstrekt. Nogmaals een dergelijke locatie subsidiëren met rijksgelden zou te veel indruisen tegen het beleid om veiligheidsproblemen zoveel mogelijk lokaal aan te pakken. In twee gevallen wordt hierop een uitzondering gemaakt:

a. urgente locaties die al dan niet met subsidie van het Rijk getracht hebben om een KVO-certificaat te behalen, maar waarvan inmiddels vaststaat dat zij daarin niet zijn geslaagd;

b. locaties die meer dan vijf jaar geleden een subsidie hebben ontvangen ter verbetering van de veiligheid (bijvoorbeeld een subsidie in het kader van de Stimuleringsregeling Criminaliteitspreventie van Justitie), maar inmiddels zijn afgegleden naar een urgente situatie.

Onderdeel D (artikel 7, onderdeel j)

De maatregelen dienen effectief te zijn om de problematiek op de locatie aan te pakken, hierbij uitgaande van de probleemanalyse en maatwerkoplossingen/maatregelen die maatwerk bieden. Er dient tevens aandacht te zijn voor een efficiënte inzet van financiële middelen.

Onderdeel F

Het aanvraagformulier is beknopter en beperkt tot een administratief formulier. Om de aanvragen beter te kunnen beoordelen en vergelijken, is er echter een format opgenomen voor een projectplan.

Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2004, 250; gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 juni 2005, Stcrt. 123.

Naar boven