Wijziging Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

Regeling van de Minister van Justitie van 22 december 2006, nr. 5458886/06/DVB, houdende wijziging van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers;

Besluit:

Artikel I

De Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen e en f, wordt ‘de Algemene bijstandswet’ telkens vervangen door: de Wet werk en bijstand.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd:

g. minderjarige vreemdeling: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt en niet op grond van enig wettelijk voorschrift als Nederlander moet worden behandeld;

h. verzorger: een persoon, niet zijnde de ouder, die de minderjarige verzorgt en opvoedt als behoort deze tot het gezin;

i. wettelijke vertegenwoordiger: de persoon die het gezag over de minderjarige heeft.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, b, c en d, wordt ‘door de korpschef’ telkens vervangen door: door de korpschef of de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

2. In het eerste lid, onder c en d, onderdeel 4°, wordt ‘de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997’ telkens vervangen door: de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

3. In het eerste lid, onder d, onderdeel 4°, wordt ‘de Algemene bijstandswet’ vervangen door: de Wet werk en bijstand.

4. Aan het eerste lid, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

e. een samen met tenminste één ouder of verzorger hier te lande verblijvende minderjarige vreemdeling, niet zijnde een vreemdeling als bedoeld in onderdeel c, die geen aanspraak heeft op verstrekkingen op grond van enig ander wettelijk voorschrift en die blijkens een schriftelijke verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het orgaan rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000, vanaf het moment dat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000, is verkregen tot het moment waarop dit rechtmatig verblijf is geëindigd.

5. Het tweede lid komt te luiden:

2. De schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, houdt in dat de vreemdeling behoort tot één van de in het eerste lid bedoelde categorieën vreemdelingen.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vernummerd tot het derde lid.

2. Er wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. Het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e, houdt in het verstrekken van een financiële toelage.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De berekeningsbasis is het bedrag, bedoeld in artikel 21, onder c, van de Wet werk en bijstand.

2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e: het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Op het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen zijn de artikelen 3 en 4, in verbinding met de artikelen 31 tot en met 34 van de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

2. In het tweede en derde lid, wordt ‘de Algemene bijstandswet’ telkens vervangen door: de Wet werk en bijstand.

F

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

1. De toelage wordt binnen twee weken nadat aanspraak van de vreemdeling op de toelage is ontstaan, door de vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, dan wel door de persoon die door één van hen daartoe is gemachtigd, aangevraagd.

2. Het orgaan kan in bijzondere gevallen afwijken van het eerste lid.

3. De vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, doet aan het orgaan op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de toelage, het geldend maken van het recht op de toelage, de hoogte of de duur van de toelage, of op het bedrag dat aan hem wordt uitbetaald.

4. Voor de aanvraag van de toelage en de verstrekking van gegevens wordt gebruik gemaakt van een door het orgaan verstrekt formulier.

5. De vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, is verplicht aan het orgaan desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze regeling.

6. Het orgaan bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van de toelage, dan wel de voortzetting daarvan, door de vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, in ieder geval dienen te worden verstrekt, welke bewijsstukken dienen te worden overlegd en de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van de gegevens dient plaats te vinden.

7. De toelage wordt maandelijks vastgesteld over dat deel van de kalendermaand waarover recht op de toelage bestaat.

8. De financiële toelage, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt niet toegekend over de periode voorafgaand aan 1 januari 2007.

G

Artikel 10, eerste lid, komt te luiden:

1. De toelage wordt uitbetaald aan de vreemdeling, diens wettelijk vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, of aan een door één van hen, blijkens een schriftelijke verklaring, aangewezen persoon of instantie.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst is gedagtekend op een datum die ligt na 30 december 2006, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2007.

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

De onderhavige wijziging van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (hierna: de Rvb) betreft een uitbreiding van de kring van rechthebbenden. Aan de regeling wordt toegevoegd de categorie zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e. Het betreft de minderjarige vreemdeling die, samen met tenminste één ouder of verzorger, rechtmatig in Nederland verblijft, bijvoorbeeld omdat een verblijfsaanvraag op reguliere gronden is ingediend, maar aan wie (nog) geen verblijfsvergunning is verleend. Deze minderjarige vreemdeling komt met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit in aanmerking voor de verstrekking van een financiële toelage op grond van de Rvb. De hoogte van deze toelage is gelijk aan de bijstandsnorm voor alleenstaande jongeren van 18, 19 of 20 jaar (de zogenoemde jongerennorm), zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, onder a, van de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB).

De reden voor deze uitbreiding van de kring van Rvb-rechthebbenden is gelegen in de uitspraak van 24 januari 2006 van de Centrale Raad van Beroep1 (hierna: CRvB). In deze uitspraak is aan de categorie, omschreven zoals in artikel 2, eerste lid, onder e, een zelfstandig recht op grond van artikel 16 WWB op bijstand toegekend om in de noodzakelijke bestaansmiddelen te voorzien, bij gebrek aan een specifieke voorliggende voorziening. Dit zelfstandig recht vloeit voort uit de rechtstreekse werking die de CRvB aan het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind toekent. De doelstelling van de WWB is gemeenten aan te zetten beleid te voeren dat zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden weer terugvoert naar een betaalde baan. De Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) heeft geoordeeld dat de desbetreffende categorie vreemdelingen niet past in de systematiek van de WWB, omdat deze groep geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Om die reden is ervoor gekozen om in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden te voorzien via de Rvb, als passende en toereikende voorliggende voorziening voor bepaalde categorieën vreemdelingen die niet beschikken over een verblijfsvergunning. Daarmee vervalt de noodzaak om de betreffende categorie minderjarige vreemdelingen op grond van de WWB een financiële toelage te verstrekken, waartoe gemeenten naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB gehouden waren.

Bij de beoordeling van de vraag of de minderjarige vreemdeling in aanmerking komt voor de financiële toelage, wordt door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COA) beoordeeld of er een in aanmerking te nemen inkomen of vermogen is. In dit verband geldt dat inkomsten (waaronder een uitkering) die (één van de) de ouders of verzorgers geniet(en) bij de beoordeling worden betrokken. Een toelage wordt rechtstreeks aan de in artikel 10, eerste lid, bedoelde ontvanger verstrekt als niet wordt beschikt en ook niet kan worden beschikt over voldoende middelen (inkomen of vermogen) om in de noodzakelijke kosten van het bestaan van de minderjarige te kunnen voorzien.

Als een ouder of verzorger toegang tot de arbeidsmarkt heeft, dan heeft deze de mogelijkheid om in bestaansmiddelen te voorzien en heeft de minderjarige geen recht op een financiële toelage op grond van deze regeling. Tevens geldt dat als de vreemdeling of zijn ouder of verzorger met een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) Nederland is binnengereisd, zonder vrijgesteld te zijn van het middelenvereiste, voldaan is aan dit vereiste. In dat geval bestaat evenmin recht op een toelage op grond van onderhavige regeling.

Met dit wijzigingsbesluit is tevens een aantal verwijzingen geactualiseerd. Het betreft de vervanging van de verwijzingen naar de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 door verwijzingen naar de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005; de vervanging van de verwijzingen naar de Algemene bijstandswet door verwijzingen naar de (relevante bepalingen van de) Wet werk en bijstand.

Met betrekking tot de schriftelijke verklaring, bedoeld in artikel 2, geldt het volgende. Bij de rechthebbenden zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, d en e is er altijd sprake van een verklaring van het Koppelingsbureau van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Waar in deze regeling gesproken wordt van een ‘verklaring’ wordt gedoeld op een document waarin onder meer wordt aangegeven of betrokkene een aanvraag heeft ingediend om verlening van een verblijfsvergunning, al dan niet in het bezit is van een mvv, dan wel daarvan is vrijgesteld, dan wel of reeds een verblijfsvergunning en verblijfsdocument is overhandigd. Bij de categorieën vreemdelingen, zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a en b kan er, waar sprake is van het afgeven van een schriftelijke verklaring, bij uitzondering voor worden gekozen de verklaring te laten afgeven door de IND. In overige gevallen zal de verklaring door de korpschef moeten worden afgegeven. In alle gevallen toetst het orgaan, alvorens de toelage te verstrekken, of het aanvraagformulier en de verklaring voldoen aan de gestelde voorwaarden. Indien dit niet het geval is zal het orgaan aan de verklarende instantie verzoeken de gegevens aan te vullen.

De regeling treedt voor de in artikel 2, eerste lid, onder e, bedoelde groep rechthebbenden op 1 januari 2007 in werking. Vanaf die datum kunnen rechthebbenden voor de financiële toelage in aanmerking komen. De aanspraak op de toelage ingevolge de onderhavige wijziging werkt echter niet terug tot vóór 1 januari 2007.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Aan artikel 1 zijn drie definities toegevoegd, te weten die van een minderjarige vreemdeling, een verzorger en een wettelijke vertegenwoordiger. De definities voor een minderjarige vreemdeling en voor een verzorger zijn noodzakelijk om het recht op verstrekkingen te kunnen duiden, dat in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van deze regeling is neergelegd. De definitie voor een wettelijke vertegenwoordiger is noodzakelijk voor de in artikel 9 neergelegde aanvraagprocedures.

B

Aan artikel 2, eerste lid, is een nieuw onderdeel e toegevoegd, waarmee de kring van Rvb-rechthebbenden is uitgebreid met een bepaalde categorie minderjarige vreemdelingen. In dit onderdeel is een aantal vereisten neergelegd, waaraan de minderjarige moet voldoen om voor de toelage in aanmerking te komen. Ten eerste dient de minderjarige vreemdeling rechtmatig verblijf te hebben op grond van artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw2000) en dus in afwachting te zijn van de behandeling van (de verlenging van) een verblijfsaanvraag, of in afwachting zijn van de behandeling van het bezwaar of beroep tegen een besluit op de verblijfsaanvraag. Op de tweede plaats moet aan de voorwaarde zijn voldaan dat er geen alternatieve mogelijkheden zijn om bestaansmiddelen te verwerven. Als aan één van deze voorwaarden niet of niet langer wordt voldaan, dan zal vervalt het recht op de financiële toelage op grond van deze regeling.

Het is mogelijk dat de vreemdeling zowel voldoet aan de omschrijving in artikel 2, eerste lid, onder c, van deze regeling als aan de omschrijving in artikel 2, eerste lid, onder e, van deze regeling. In dat geval wordt betrokkene voor de toepassing van deze regeling behandeld als rechthebbende op verstrekkingen als neergelegd in artikel 3, eerste lid, van deze regeling.

Een aantal vreemdelingen die rechtmatig verblijven op grond van artikel 8, onder f, g en h, Vw2000, maken aanspraak op bestaansmiddelen op grond van een ander wettelijk voorschrift, bijvoorbeeld op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: Rva). Deze vreemdelingen zijn uitgesloten van de verstrekkingen die neergelegd zijn in artikel 3, tweede lid.

De minderjarige vreemdeling dient samen met minimaal één ouder of verzorger in Nederland te verblijven.

De schriftelijke verklaring die in dit artikel is neergelegd, wordt door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) aan het orgaan verstrekt, op verzoek van het orgaan.

C

In artikel 3 is neergelegd in welke verstrekkingen de Rvb voorziet. De door middel van onderhavige wijziging van de Rvb toegevoegde categorie minderjarige vreemdelingen is in dit artikel aanspraak op een financiële toelage toegekend.

D

Voor wat de hoogte van de financiële toelage betreft is aangesloten bij het bedrag waar de CRvB in haar voornoemde uitspraak naar heeft verwezen, namelijk de norm voor een alleenstaande jongere in de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar ingevolge de WWB. De hoogte van deze jongerennorm is neergelegd in artikel 20, eerste lid, onder a, van de WWB en bedraagt per 1 januari 2007 € 213,72 per maand. Ingevolge genoemde jurisprudentie en het gegeven dat hierbij wordt aangesloten, vormt onderhavige regeling een passende en toereikende voorziening.

Conform eerdergenoemde uitspraak van de CRvB wordt in de beoordeling of een aanspraak op een toelage op basis van artikel 3, lid 2, van de Rvb kan worden gehonoreerd betrokken de vraag of de ouder of verzorger zelf beschikt over inkomsten, waaronder een uitkering. Als hiervan sprake is, dan zullen deze inkomsten in mindering worden gebracht op de toelage.

E

De aanpassing van artikel 8 eerste lid van de Rvb heeft betrekking op de aanpassing van de Rvb aan de bepalingen uit de Wet werk en bijstand die van overeenkomstige toepassing zijn.

F

Het kan voorkomen dat een rechthebbende (nog) niet in staat is om zelf een aanvraag in te dienen. In dat geval kan de aanvraag voor de rechthebbende worden ingediend door de wettelijke vertegenwoordiger dan wel een bloedverwant in eerste of tweede graad. Ten behoeve van de leesbaarheid van onderhavige wijziging is artikel 9 in zijn geheel uitgeschreven.

In onderdeel 8 van artikel 9 is bepaald dat de financiële toelage op grond artikel 3, lid 2, van deze regeling niet wordt toegekend over de periode voorafgaand aan 1 januari 2007. Tot dat tijdstip konden rechtmatig verblijvende minderjarige vreemdelingen een toelage op grond van de WWB aanvragen, op basis van de voornoemde uitspraak van de CRvB van 24 januari 2006. Gemeenten waren gehouden deze toelage te verstrekken. De minderjarige vreemdeling heeft gelet hierop de mogelijkheid gehad om zich tot de gemeente te wenden om een uitkering op grond van de WWB aan te vragen.

G

Kortheidshalve wordt hier verwezen naar hetgeen in de toelichting onder F is opgenomen.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven