Besluit aanwijzing toezichthouders DNB

Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. van 21 december 2006, nr. Juza/2006/02543/pvdb, houdende de aanwijzing van personen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de financiële toezichtwetgeving (Besluit aanwijzing toezichthouders DNB)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op de artikelen 1:72 en 1:73 van de Wet op het financieel toezicht en op artikel 5 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht;

Gelet op artikel 151 van de Pensioenwet;

Gelet op artikel 146 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling1 ;

Gelet op afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. DNB: De Nederlandsche Bank N.V.;

b. financiële toezichtwetgeving: het bepaalde bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht en de pensioenwetten;

c. pensioenwetten: de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet privatisering FVP;

d. financieel toezicht: het prudentieel toezicht, bedoeld in artikel 1:24 van de Wet op het financieel toezicht, onderscheidenlijk het prudentieel en het materieel toezicht, bedoeld in artikel 151 van de Pensioenwet en artikel 146 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, alsmede het toezicht, bedoeld in artikel 17 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en in artikel 5 van de Wet privatisering FVP.

Artikel 2

Met het toezicht op de naleving van de financiële toezichtwetgeving zijn belast de medewerkers van DNB met de functie van bedrijfsanalist, toezichthouder, of toezichthouder-specialist, alsmede de divisiedirecteuren en de afdelingshoofden van de organisatie-onderdelen van DNB die zijn belast met de uitoefening van het financieel toezicht.

Artikel 3

De medewerkers, bedoeld in artikel 2, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de pensioenwetten, beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na 31 december 2006, treedt dit besluit in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders DNB.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 21 december 2006.
De Nederlandsche Bank N.V.
Directeur, A. Schilder.Directeur, D.E. Witteveen.

Toelichting

Algemeen

Dit besluit strekt ertoe de medewerkers van DNB aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de financiële toezichtwetgeving. Met die term wordt in de eerste plaats bedoeld het bepaalde bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht (Wft), welke wet met ingang van 1 januari 2007 in werking treedt. Op grond van artikel 1:24, tweede lid, van de Wft heeft DNB, op de grondslag van deze wet, tot taak het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot de financiële markten.

In de tweede plaats wordt in dit besluit met de term ‘financiële toezichtwetgeving’ bedoeld het bepaalde bij of krachtens de zogeheten pensioenwetten. Met deze verzamelterm worden onder meer de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling bedoeld, zoals deze met ingang van 1 januari 2007 in werking treedt onderscheidenlijk met ingang van die datum komt te luiden. Op grond van artikel 151, derde lid, van de Pensioenwet en artikel 146, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is DNB belast met het prudentieel toezicht en het materieel toezicht. Daarnaast komen aan DNB nog toezichtstaken toe ingevolge twee andere pensioenwetten, te weten op grond van artikel 17 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 onderscheidenlijk artikel 5 van de Wet privatisering FVP (deze afkorting staat voor het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering).

Bevoegdheden van de aangewezen medewerkers van DNB

De met dit besluit aangewezen medewerkers van DNB hebben de status van toezichthouder, in de zin van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en beschikken daarmee over de bevoegdheden die zijn neergelegd in afdeling 5.2 van de Awb. Dit betreft achtereenvolgens de bevoegdheid elke plaats te betreden (met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner; zie artikel 5:15 van de Awb), van een ieder inlichtingen te vorderen (artikel 5:16 van de Awb), en inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden (artikel 5:17 van de Awb), alsmede de bevoegdheid van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (artikel 5:16a van de Awb). Gelet op artikel 5:13 van de Awb maakt een aangewezen toezichthouder slechts gebruik van zijn bevoegdheden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Op grond van artikel 5:12 van de Awb hebben de aangewezen medewerkers een legitimatieplicht, waartoe zij een apart legitimatiebewijs bij zich dragen.

Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen de aan de aangewezen medewerkers toekomende bevoegdheden worden beperkt bij wettelijk voorschrift of bij dit besluit. Voor zover medewerkers van DNB zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wft, is een zodanige beperking opgenomen in artikel 1:73, derde lid, van deze wet: voor zover deze medewerkers voor het uitoefenen van het prudentieel toezicht ten aanzien van financiële ondernemingen waaraan de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een vergunning heeft verleend, gegevens nodig hebben over aspecten van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:14, tweede lid, onderdeel a of b, van de Wft, maken de aangewezen medewerkers van DNB geen gebruik van hun bevoegdheden op grond van de artikelen 5:15, 5:16 of 5:17 van de Awb, dan nadat de AFM is verzocht deze gegevens te verstrekken en is gebleken dat de AFM niet aan dit verzoek tegemoet kan komen. Op grond van het vierde lid van artikel 1:73 van de Wft kan hiervan worden afgeweken, na overleg met de AFM, indien sprake is van een redelijk vermoeden van een overtreding van het bij of krachtens de Wft gestelde en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

In het kader van de pensioenwetgeving is niet een soortgelijke beperking opgenomen in de wet of in dit besluit met betrekking tot het toezicht op de naleving van de bedrijfsvoeringsregels, omdat de situatie zich niet voordoet dat de AFM een vergunning verleent aan een pensioenuitvoerder dan wel dat een pensioenfonds naar aanleiding van een beslissing van de AFM wordt opgenomen in een register1 .

Een tweede beperking van de aan de medewerkers van DNB toekomende bevoegdheden is opgenomen in artikel 1:73, eerste lid, van de Wft: op grond van dit artikellid beschikken de aangewezen medewerkers, voor zover die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wft, niet over de bevoegdheid zaken te onderzoeken, deze aan opneming te onderwerpen, of daarvan monsters te nemen (artikel 5:18 van de Awb) en evenmin over de bevoegdheid vervoermiddelen te onderzoeken (artikel 5:19 van de Awb). Hoewel de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling geen soortgelijke bepaling bevatten, ligt het in de rede om – met toepassing van artikel 5:14 van de Awb – een soortgelijke beperking te stellen aan de bevoegdheden van de medewerkers van DNB die zijn belast met het toezicht op de naleving van de pensioenwetgeving. Artikel 3 van dit besluit, dat uitsluitend ziet op het toezicht op de naleving van de pensioenwetgeving, voorziet hierin. Voor de praktijk zal deze beperking overigens niet of nauwelijks consequenties hebben.

Overgangsrecht

Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat in artikel 5 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht overgangsrecht is opgenomen. Dit houdt – kort gezegd – in dat de bij dit besluit aangewezen medewerkers van DNB vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wft (dus vanaf 1 januari 2007) ook zijn belast zijn met het toezicht op de naleving van de regels, gesteld bij en krachtens onder meer de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Dit betekent dat de aangewezen medewerkers bijvoorbeeld op grond van artikel 5:16 van de Awb inlichtingen kunnen vorderen van een ieder in het kader van het toezicht op de naleving van deze vóór 2007 geldende wetgeving. Het gaat daarbij overigens enkel om het toezicht op de naleving van oude regels waarvoor de Wft overeenkomstige regels bevat, zo is in dit overgangsartikel bepaald.

In de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet is niet voorzien in een soortgelijke overgangsbepaling. Dat laat evenwel onverlet dat DNB ook vanaf 1 januari 2007 bevoegd is en blijft om toezicht te houden op de naleving van de vóór die datum geldende regels. Dat volgt reeds uit het feit dat DNB op grond van artikel 55, derde en zesde lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet vanaf 1 januari 2007 gedurende een periode van drie jaren bevoegd is een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen terzake van een overtreding van de vóór 1 januari 2007 geldende regels. Een soortgelijke voorziening is getroffen in de artikelen 52 en 53 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet met betrekking tot achtereenvolgens het geven van een aanwijzing onderscheidenlijk de benoeming van een curator.

De Nederlandsche Bank N.V.

Directeur,

A. Schilder

Directeur,

D.E. Witteveen

  • 1

    Dit artikel 146 is conform de nieuwe nummering van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb), zoals die wet vanaf 1 januari 2007 luidt. In het voorstel van wet voor de Wvb (opgenomen in artikel 72 van het wetsvoorstel voor de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet; zie Eerste Kamer, 2006–2007, 30 655, nr. A) is artikel 146 (nieuw) nog genummerd als artikel 68.

Naar boven