Tijdelijke beleidsregel leer-werk-traject taxi

Tijdelijke beleidsregel inzake de verstrekking van een bewijsschrift ten behoeve van de deelname aan een leer-werk-traject voor delen van het contractvervoer (Tijdelijke beleidsregel leer-werk-traject taxi)

18 december 2006

Nr. HDJZ/S&W/2006-1985

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 88 en 93 van de Wet personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. besluit: Besluit personenvervoer 2000;

b. regeling: Regeling taxibestuurders 2005;

c. CBR: Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

d. LWT: leer-werk-traject;

e. bewijsschrift: tijdelijk bewijsschrift taxi leer-werk-traject;

f. LWT-contractvervoer: taxivervoer waarbij gedurende een periode van minimaal negen maanden meermalen taxivervoer wordt verricht volgens een schriftelijke overeenkomst, die een vervoerplicht inhoudt voor het vervoeren van meerdere passagiers niet zijnde de opdrachtgever, tegen in die overeenkomst vastgelegde tarieven;

g. chauffeurspas: chauffeurspas, bedoeld in artikel 75 van het besluit;

h. gezamenlijke verklaring: verklaring van de aanvrager en de vervoerder, bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet personenvervoer 2000, die taxivervoer verricht, waaruit blijkt dat de aanvrager gedurende het leer-werk-traject uitsluitend LWT-contractvervoer voor de vervoerder zal verrichten.

Artikel 2

1. Bij niet-naleving van de verplichtingen, bedoeld in artikel 75, eerste tot en met derde lid van het besluit, zal worden afgezien van toepassing van artikel 93 van de Wet personenvervoer 2000, indien de bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, LWT-contractvervoer verricht en in het bezit is van een geldig, behoorlijk leesbaar, bewijsschrift en dit aanwezig houdt in die auto.

2. De houder van een bewijsschrift heeft in de auto waarmee hij LWT-contractvervoer verricht een gezamenlijke verklaring aanwezig.

3. Een bewijsschrift is geldig voor een periode van vier maanden, gerekend vanaf de datum van verstrekking.

Artikel 3

1. Een bewijsschrift wordt op aanvraag door de Minister van Verkeer en Waterstaat verstrekt.

2. Een aanvraag voor een bewijsschrift wordt mede aangemerkt als zijnde een aanvraag voor een chauffeurspas.

3. Bij de aanvraag voor het bewijsschrift worden de volgende documenten overgelegd:

a. een rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een door het bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs, dat geldig is voor het besturen van het motorrijtuig waarmee wordt gereden;

b. een geneeskundige verklaring die niet ouder is dan twee maanden, die voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 74, eerste lid, van het besluit;

c. een met het oog op het uitoefenen van het beroep van taxichauffeur verleende verklaring omtrent het gedrag overeenkomstig de bepalingen van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan twee maanden;

d. een bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich bij het CBR heeft ingeschreven voor het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi, bedoeld in artikel 3 van de regeling;

e. een gezamenlijke verklaring.

4. Een bewijsschrift wordt geweigerd indien aan de aanvrager eerder een bewijsschrift is verstrekt.

Artikel 4

1. Indien de Inspectie Verkeer en Waterstaat van het CBR verneemt dat de houder van een bewijsschrift het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi, bedoeld in artikel 3 van de regeling, met goed gevolg heeft afgelegd, wordt overgegaan tot de verlening van een chauffeurspas.

2. Aan de houder van een bewijsschrift wordt slechts een chauffeurspas verstrekt tegen inlevering van het bewijsschrift.

Artikel 5

1. Het model voor de verklaring, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, is opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregel.

2. Het model voor het bewijsschrift is opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

Artikel 6

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Tijdelijke beleidsregel leer-werk-traject taxi.

Artikel 7

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en vervalt op een door de Minister te bepalen tijdstip.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage 1, als bedoeld in artikel 5, eerste lid

stcrt-2006-252-p85-SC78410-1.gif

Bijlage 2, als bedoeld in artikel 5, tweede lid

stcrt-2006-252-p85-SC78410-2.gif

Toelichting

Aanleiding

Om als taxichauffeur werkzaam te kunnen zijn, dient men te beschikken over een door de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) verstrekte chauffeurspas. De chauffeurspas is geregeld in de artikelen 75 en 76 van het Besluit personenvervoer 2000 (hierna: het besluit). Een taxichauffeur dient te beschikken over een geldig rijbewijs, een recente geneeskundige verklaring, een recente verklaring omtrent het gedrag en een getuigschrift waaruit blijkt dat de chauffeur het verplichte vakbekwaamheidsexamen voor de taxi heeft behaald.

Op 12 september 2006 heeft de minister de Tweede Kamer toegezegd een leer-werk-traject voor het contractvervoer te ontwikkelen1 . Taxiondernemers hebben aangegeven niet tijdig te kunnen beschikken over voldoende gekwalificeerde chauffeurs bij de uitvoering van contracten. Gebleken is dat de problematiek die taxiondernemers ondervinden zich onder andere voordoet op het moment dat er sprake is van een korte termijn tussen de gunning en de start van een nieuw contract. Ook fluctuaties binnen een bestaand contract leveren problemen op. Deze specifieke problemen doen zich niet voor in het gehele contractvervoer. Daarom bestaat er alleen een mogelijkheid voor deelname aan een leer-werk-traject indien er een specifieke vorm van contractvervoer wordt verricht: LWT-contractvervoer. Juist bij dit type contractvevoer doet zich de geschetste problematiek voor. Er is sprake van LWT-contractvervoer indien er gedurende een periode van negen maanden meermalen taxivervoer wordt verricht volgens een schriftelijke overeenkomst, die een vervoerplicht inhoudt voor het vervoeren van meerdere passagiers (die afzonderlijk of tezamen worden vervoerd) niet zijnde de opdrachtgever, tegen in die overeenkomst vastgelegde tarieven. Het zal bij dit type vervoer vaak gaan om het vervoer van zieken, gehandicapten of leerlingen.

Om te komen tot de invoering van een leer-werk-traject moeten het besluit en de Regeling taxibestuurders 2005 (hierna: de regeling) worden gewijzigd. Vooruitlopend op deze wijziging strekt onderhavige beleidsregel ertoe om mogelijk te maken dat al gebruik kan worden gemaakt van het leer-werk-traject alvorens de wijziging van het besluit en de regeling een feit zijn. Deze beleidsregel is derhalve tijdelijk van aard. Zodra het besluit en de regel gewijzigd zijn zal deze beleidsregel worden ingetrokken.

Inhoud

Deze beleidsregel maakt mogelijk dat taxichauffeurs, in afwijking van het besluit en de regeling, gedurende een periode van vier maanden LWT-contractvervoer verrichten alvorens zij het vereiste vakbekwaamheidsexamen hebben behaald en in het bezit zijn van een geldige definitieve chauffeurspas. De periode van vier maanden zal door de chauffeur moeten worden benut voor het behalen van het vakbekwaamheidsexamen.

Er zal worden afgezien van handhavend optreden op basis van artikel 93 van de Wet personenvervoer 2000 (bestuursdwang) indien een chauffeur LWT-contractvervoer verricht, in het bezit is van een tijdelijk bewijsschrift taxi leer-werk-traject (hierna: bewijsschrift) en dit aanwezig houdt in de taxi. De houder van het bewijsschrift zal in de auto waarmee hij taxivervoer verricht een verklaring, als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, aanwezig moeten houden. Dit betreft een gezamenlijke verklaring van de taxivervoerder en van de chauffeur waaruit blijkt dat de chauffeur gedurende het leer-werk-traject uitsluitend LWT-contractvervoer zal verrichten. De Inspectie Verkeer en Waterstaat zal namelijk ten behoeve van de handhaving na moeten kunnen gaan of er inderdaad sprake is van het verrichten van LWT-contractvervoer.

Aanvraagprocedure

Een bewijsschrift wordt op aanvraag door de minister verstrekt. In bijlage 2 bij deze beleidsregel is het model opgenomen voor het bewijsschrift. Bij de aanvraag dient een aantal documenten te worden overgelegd. Evenals het geval is bij de aanvraag van een chauffeurspas moet de aanvrager een afschrift van zijn rijbewijs, een geneeskundige verklaring en een verklaring omtrent het gedrag overleggen. Voorts zal de aanvrager moeten aantonen dat hij zich bij de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) heeft ingeschreven voor het vakbekwaamheidsexamen. Het vakbekwaamheidsexamen bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen. Voor beide examens ontvangt de examenkandidaat een oproepbrief. Indien de examenkandidaat zich rechtstreeks tot het CBR wendt, zal het CBR de oproepbrief afgeven. Chauffeurs die hun examenaanvraag laten verzorgen door een opleider ontvangen hun oproepbrief van deze opleider. De oproepbrief vermeldt de naam en geboortedatum van de examenkandidaat, de datum en het tijdstip van het examen en de locatie waar het examen plaatsvindt. Een oproepbrief die door de opleider wordt verstrekt bevat daarnaast ook de naam van opleider en het aan dit bedrijf toegekende CBR-registratienummer. De oproepbrieven voor het theorie-examen en het praktijkexamen kunnen tezamen dienen als bewijs van inschrijving in de zin van deze beleidsregel. Vanzelfsprekend zal het examen op zodanige termijn moeten plaatsvinden dat de aanvrager uiterlijk vier maanden na aanvang van het leer-werk-traject in het bezit kan zijn van een definitieve chauffeurspas. Bij de vaststelling van duur van het leer-werk-traject is rekening gehouden met het feit dat een chauffeur mogelijk niet in één keer zijn vakbekwaamheidsexamen zal behalen. Een periode van vier maanden biedt de chauffeur de mogelijkheid om tenminste eenmaal een herexamen af te leggen. Ten slotte zal bij de aanvraag uit de (al eerder genoemde) gezamenlijke verklaring van de taxiondernemer en de aspirant-chauffeur moeten blijken dat de aanvrager gedurende het leer-werk-traject uitsluitend LWT-contractvervoer zal verrichten. In bijlage 1 bij deze beleidsregel is het model opgenomen voor de verklaring van de taxiondernemer en de chauffeur. Deelname aan een leer-werk-traject is slechts eenmaal mogelijk. Een aanvraag zal dan ook worden geweigerd indien aan de aanvrager eerder een bewijsschrift is verstrekt.

Chauffeurspas

Een bewijsschrift heeft een geldigheidsduur van vier maanden. Indien de Inspectie Verkeer en Waterstaat gedurende deze periode van het CBR verneemt dat de houder van het bewijsschrift zijn vakbekwaamheidsexamen heeft behaald, zal worden overgegaan tot de verlening van een chauffeurspas. Er hoeft geen aparte aanvraag te worden ingediend voor de chauffeurspas, aangezien de beleidsregel bepaalt dat een aanvraag voor een bewijsschrift mede aangemerkt wordt als een aanvraag voor een chauffeurspas. De chauffeurspas zal slechts worden verstrekt tegen inlevering van het LWT-bewijsschrift. Indien de chauffeur zijn examen gedurende de periode van het leer-werk-traject niet of niet met goed gevolg aflegt, zal de aanvraag voor de chauffeurspas worden afgewezen. Artikel 76, eerste lid, van het besluit, bepaalt namelijk dat bij de aanvraag voor een chauffeurspas onder andere een getuigschrift moet worden overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg het vakbekwaamheidsexamen heeft afgelegd. Nu de aanvrager geen getuigschrift van met goed gevolg afgelegde examens kan overleggen zal de aanvraag voor de chauffeurspas afgewezen moeten worden. Indien de chauffeur na de leer-werk-traject periode alsnog zijn vakbekwaamheidsexamen behaalt, zal een nieuwe aanvraag voor een chauffeurspas moeten worden ingediend. In dat geval is de aanvraagprocedure voor de chauffeurspas (artikel 76 van het besluit) onverkort van toepassing.

Handhaving

Op basis van onderhavige beleidsregel zal worden toegestaan dat taxivervoer wordt verricht door taxichauffeurs die niet in het bezit zijn van een chauffeurspas. Daarbij gelden echter wel de kaders van deze beleidsregel: een taxibestuurder dient in de plaats van een chauffeurspas te beschikken over een bewijsschrift als bedoeld in deze beleidsregel. Dit houdt in dat niet zal worden toegestaan dat taxivervoer wordt verricht door iemand die niet in het bezit is van een geldige chauffeurspas of een bewijsschrift. Zodra dat het geval is, zal handhavend worden opgetreden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat op basis van de Beleidsregel tijdelijk bewijsschrift taxi (Stcrt. 2006, 212) ook toegestaan wordt dat chauffeurs die in plaats van de chauffeurspas de beschikking hebben over een tijdelijk bewijsschrift taxivervoer verrichten. Anders dan het geval is in de onderhavige situatie, gaat het daar om chauffeurs die wèl hun vakbekwaamheidsdiploma hebben behaald, maar nog niet in het bezit zijn van een chauffeurspas.

Vervaldatum

Deze beleidsregel heeft een tijdelijk karakter. Voor het verstrekken van een bewijsschrift zal een basis gecreëerd worden in het besluit. In de op het besluit gebaseerde ministeriële regeling zullen vervolgens de nadere regels worden neergelegd. De wijzigingen van het besluit en de regeling zullen inhoudelijk grotendeels overeenkomen met hetgeen thans is opgenomen in onderhavige beleidsregel. Mogelijk zullen er – mede gelet op de ervaringen die zullen worden opgedaan met de werking van het leer-werk-traject op basis van deze beleidsregel – in de definitieve regelgeving nog wat nadere eisen worden vastgelegd. Opgenomen is dat de beleidsregel vervalt op een door de minister te bepalen tijdstip. Dit tijdstip zal samenvallen met het moment waarop het bewijsschrift geformaliseerd is in het besluit en in de regeling.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven