Regeling periodieke controle taxameters

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende regels inzake de periodieke controle van taxameters (Regeling periodieke controle taxameters)

15 december 2006

Nr. HDJZ/S&W/2006-1980

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 127, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel 1

1. Een ingebouwde taxameter wordt ten minste eenmaal per jaar gecontroleerd.

2. De controle bedoeld in het eerste lid houdt in een onderzoek als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten.

Artikel 2

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling periodieke controle taxameters.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Artikel 127, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit personenvervoer 2000 bevat de verplichting dat in auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht (uitgezonderd het contract-vervoer) een taxameter aanwezig is. In de Metrologiewet, het Meetinstrumentenbesluit I en de Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten zijn de essentiële eisen opgenomen waaraan een taxameter moet voldoen. De Metrologiewet en de daarop gebaseerde regelgeving strekken tot implementatie van richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEU L135) (hierna: richtlijn). De Metrologiewet vervangt de tot voor kort nog geldende systematiek van de IJkwet.

Onder het regime van de IJkwet was de keuring van een taxameter gesplitst in twee fasen. De eerste fase hield in een onderzoek van de meter zelf. De tweede fase werd uitgevoerd nadat de meter is ingebouwd in de taxi. Daarbij werd de juistheid van de taxameter in combinatie met de taxi gecontroleerd. Deze tweede fase van keuring, de zgn. herkeuring, werd ieder jaar herhaald.

In de nieuwe metrologische regelgeving is ten aanzien van de keuring van een taxameter het volgende geregeld. Voordat een taxameter in de handel wordt gebracht ondergaat de taxameter een overeenstemmingsbeoordeling. Daarbij wordt bepaald of de taxameter voldoet aan de essentiële eisen als omschreven in de richtlijn. Nadat de taxameter is ingebouwd wordt opnieuw een overeenstemmingsbeoordeling uitgevoerd waarbij wordt onderzocht of de meting op correcte wijze geschiedt nu de taxameter in combinatie met een afstandssignaalgenerator in de taxi is ingebouwd. Voorts dient een taxameter op basis van artikel 7 van de Metrologiewet opnieuw een overeenstemmingsbeoordeling te ondergaan na reparaties, veranderingen die van invloed zijn op de meetfunctie en na schending van de merktekens. Ook kan een taxameter blijkens deze bepaling opnieuw onderzocht worden op verzoek van de eigenaar of de gebruiker. De richtlijn en de daarop gebaseerde wet- en regelgeving schrijft dus niet voor dat een ingebouwde taxameter na ingebruikneming ten minste één keer per jaar moet worden gekeurd, zoals nu het geval is. De richtlijn laat een jaarlijkse controle echter wel toe.

Een taxameter dient blijvend betrouwbaar te zijn. De consument dient er bijvoorbeeld op te kunnen vertrouwen dat de prijs voor een taxirit goed berekend wordt. In verband daarmee is het gewenst dat de huidige jaarlijkse keuring van een ingebouwde taxameter verplicht blijft. Bijlage MI-007 van de richtlijn (de instrumentspecifieke bijlage die van toepassing is op de taxameter) schrijft voor dat een taxameter op zodanige wijze dient te zijn ontworpen dat het zonder justering aan de maximaal toelaatbare fouten kan voldoen gedurende een periode van één jaar van normaal gebruik. Mede op basis daarvan is er bij de periodieke keuring voor gekozen om de frequentie van één maal per jaar te handhaven.

Deze regeling schrijft dan ook voor dat een ingebouwde taxameter ten minste eenmaal per jaar wordt gecontroleerd. De grondslag daarvoor is gelegen in artikel 127, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit personenvervoer 2000.

Indien er gedurende een jaar geen overeenstemmingsbeoordeling heeft plaatsgevonden op basis van artikel 7 van de Metrologiewet ondergaat de taxameter een periodieke controle op basis van deze regeling. Zo wordt jaarlijks onderzocht of de ingebouwde taxameter nog steeds voldoet aan de bij en krachtens de Metrologiewet gestelde eisen. Het tijdstip van de laatste controle is bepalend voor het uiterste tijdstip dat de volgende controle plaatsgevonden moet hebben (een jaar daarna). In beginsel wordt de controle nadat de taxameter is ingebouwd jaarlijks herhaald. Indien de taxameter wordt gecontroleerd na bijvoorbeeld een reparatie of veranderingen die van invloed zijn op de meetfunctie, na schending van de merktekens of op verzoek van de eigenaar of gebruiker, hoeft de taxameter daarna maximaal een jaar niet te worden gecontroleerd.

In artikel 127 van het Besluit personenvervoer 2000 is bepaald dat de artikelen 15, vierde lid en 20 van het Meetinstrumentenbesluit I van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat de periodieke controle van taxameter evenals bij keuring op basis van de Metrologiewet uitgevoerd zal worden door een door de Minister van Economische Zaken aangewezen instantie of door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over een erkenning. Indien de ingebouwde taxameter bij de controle goedgekeurd wordt, wordt er door de keuringsinstantie een merkteken aangebracht.

Aangezien de periodieke keuring al was verplicht onder het regime van de IJkwet brengt de opnieuw geregelde periodieke keuring in onderhavige regeling geen extra administratieve of bedrijfslasten met zich mee. Nu in deze regeling na een keuring – ongeacht de reden daartoe – de volgende keuring pas een jaar na die keuring dient plaats te vinden, zal, anders dan onder het regime van de IJkwet gold, na een inbouwkeuring pas weer na een jaar een periodieke keuring te worden uitgevoerd. Aldus zal per saldo minder vaak een keuring hoeven te worden uitgevoerd, en zal sprake zijn van een vermindering van administratieve en bedrijfslasten. Omdat tot op heden een betrouwbare registratie van dergelijke keuringen ontbreekt, is de lastenvermindering echter niet nader te kwantificeren.

Deze regeling is op 16 augustus 2006 ingevolge artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204) voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Dit heeft niet geleid tot een reactie.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven