Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2006, 252 pagina 29 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2006, 252 pagina 29 | beleidsregel |
Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2006, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/A&V/2006/100863, tot wijziging van de Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving in verband met wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Stb. 2006, 673), het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 2006, 674 en de Arbeidsomstandighedenregeling (Stcrt. 2006, 252) ter vergroting van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en ter beperking en vereenvoudiging van de regelgeving
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 34, vijfde lid, Arbeidsomstandighedenwet;
Besluit:
De beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving worden als volgt gewijzigd:
A
In de opschriften, grondslagen en beleidsregels wordt ‘Arbowet 1998’ vervangen door: Arbowet.
B
Beleidsregels 33, Boeteoplegging, komt te luiden:
Beleidsregel 33, Boeteoplegging
Grondslag: Arbeidsomstandighedenwet, artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34
1. Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34 van de Arbowet worden voor alle beboetbare feiten de normbedragen gehanteerd van de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete’ welke als bijlage 1 bij deze beleidsregels is gevoegd. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:
a. feiten waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven of een eis wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat is geconstateerd dat de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;
b. ernstige beboetbare feiten als genoemd in de lijst welke is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregels;
c. direct beboetbare feiten als genoemd in de lijst welke is opgenomen als bijlage 3 bij deze beleidsregels;
2. De in bijlage 1 genoemde normbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Voor bedrijven of instellingen van geringere omvang worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van de op te leggen boetes:
a. bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers betalen 10 procent;
b. bedrijven of instellingen met 5 tot en met 9 werknemers betalen 20 procent;
c. bedrijven of instellingen met 10 tot en met 39 werknemers betalen 30 procent;
d. bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;
e. bedrijven of instellingen met 100 tot en met 249 werknemers betalen 60 procent;
f. bedrijven of instellingen met 249 tot en met 499 werknemers betalen 80 procent.
Een al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerd normbedrag is het uitgangsbedrag voor eventuele verdere boeteberekening. Voor beboetbare feiten begaan door anderen dan de werkgever, bedoeld in artikel 16, achtste lid, van de Arbowet, te weten de opdrachtgever, de ontwerpende partij en de uitvoerende partij, bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, vindt geen correctie op het aantal werknemers plaats, maar zijn de in bijlage 1 genoemde normbedragen uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen boete.
3. Voor de boeteberekening van beboetbare feiten geconstateerd op locaties of in filialen, wordt als bedrijfs-/instellingsgrootte het aantal werknemers van de gehele juridische eenheid gehanteerd.
4. Bij de berekening van de op te leggen boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en achtereenvolgens leiden tot verhoging respectievelijk verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag:
a. In geval van ernstige beboetbare feiten als genoemd in bijlage 2 wordt het normbedrag met twee vermenigvuldigd; Vervolgens kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn die achtereenvolgens leiden tot verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde verdubbelde normbedrag:
– Indien de werkgever aantoont dat hij de risico’s van de werkzaamheden waarbij het beboetbare feit zich heeft voorgedaan voldoende heeft geïnventariseerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen en deugdelijke, voor de arbeid geschikte, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking heeft gesteld, wordt de boete met een derde gematigd.
– Indien de werkgever bovendien aantoont dat hij voldoende instructies heeft gegeven, wordt de boete met nog een derde gematigd.
– Indien de werkgever bovendien aantoont dat hij adequaat toezicht heeft gehouden, wordt geen boete opgelegd.
b. Indien meer dan tien respectievelijk meer dan vijftig werknemers aan een niet-administratief beboetbaar feit zijn blootgesteld, wordt het al dan niet op grond a. verhoogde of verlaagde normbedrag met anderhalf respectievelijk twee vermenigvuldigd;
c. Beboetbare feiten die meermalen voorkomen, kunnen maximaal drie keer in de berekening van de op te leggen boete worden meegenomen;
d. Indien sprake is van recidive van een beboetbaar feit wordt de op te leggen boete met anderhalf vermenigvuldigd.
5. De totale bij een boetebeschikking op te leggen boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere beboetbare feiten, uit de som van de per feit berekende boetebedragen.
6. De boete die per boetebeschikking aan een werkgever (rechtspersoon of natuurlijk persoon), of anderen dan de werkgever, bedoeld in het tweede lid van deze beleidsregel, kan worden opgelegd bedraagt:
a. minimaal € 100;
b. maximaal € 100.000.
7. Feiten waarvoor ook een werknemer beboet kan worden zijn in de bijlagen 1 tot en met 3 gemarkeerd met een asterisk achter het boetenormbedrag. De boete die per boetebeschikking aan een werknemer kan worden opgelegd bedraagt maximaal € 225.
8. Bij een arbeidsongeval dat leidt tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbowet worden vaste boetebedragen opgelegd waarbij de volgende criteria worden gehanteerd.
a. Afhankelijk van de categorie-indeling, bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de Arbowet, van het beboetbare feit dat de directe aanleiding is geweest voor het arbeidsongeval en afhankelijk van het aantal werknemers van het bedrijf of de instelling gelden de volgende bedragen per werkgever:
Omvang bedrijf # werknemers | Blijvend letsel/ziekenhuisopname | Dodelijk letsel | ||
---|---|---|---|---|
Boetecategorie | Boetecategorie | |||
I | II | I | II | |
< 5 | 1.350 | 2.700 | 1.800 | 4.500 |
5–9 | 2.700 | 5.400 | 3.600 | 9.000 |
10–39 | 4.050 | 8.100 | 4.500 | 10.800 |
40–99 | 4.500 | 9.000 | 5.400 | 13.500 |
100–249 | 5.400 | 10.800 | 6.750 | 16.200 |
250–499 | 6.100 | 12.000 | 8.100 | 20.000 |
> 500 | 6.750 | 13.500 | 9.000 | 22.500 |
b. Indien sprake is van meer dan één slachtoffer wordt het boetebedrag als volgt verhoogd:
1°. in geval van twee slachtoffers wordt het boetebedrag met anderhalf vermenigvuldigd,
2°. bij drie of meer slachtoffers wordt het boetebedrag met twee vermenigvuldigd, met dien verstande dat het boetebedrag per beboetbaar feit de per categorie vastgestelde maximale bedragen (€ 9.000 of € 22.500) niet overschrijdt.
c. Bij de berekening van de op te leggen boete kunnen de drie factoren aan de orde zijn als genoemd in lid 4, onder a, en op overeenkomstige wijze leiden tot verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag.
9. Indien de verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen boete opgelegd.
C
Beleidsregel 2.21, Opleidingsprofiel bedrijfshulpverleners, vervalt.
D
Beleidsregel 3.16, Voorzieningen bij valgevaar, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.
3. Het tot eerste vernummerde lid komt te luiden:
1. Het tegengaan van valgevaar bij het verrichten van arbeid op pluklorries, die voor 1-1-1992 in gebruik zijn genomen in champignonkwekerijen of kassen, is in overeenstemming met artikel 3.16, eerste lid, indien randbeveiliging is aangebracht bij valgevaar van 1,20 m of meer.
4. Het vierde en vijfde lid vervallen.
5. Het zesde tot en met negende lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.
6. In het tot zesde vernummerde lid vervalt de derde volzin.
7. Het tiende en elfde lid vervallen.
E
Beleidsregel 3.40, Kogelwerend en slagvast glas in benzinestations, vervalt.
F
Beleidsregel 4.2-1, Wijze van beoordelen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen en enkele aanvullende regels voor asbest, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt in de eerste zin ‘bestuurlijke’ en vervallen de tweede tot en met vierde zin.
2. In het tweede lid vervalt in de aanhef ‘of hinder’.
3. Het vierde, vijfde en zesde lid vervallen.
G
Beleidsregel 4.2-2, Wijze van beoordelen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij werken in of met verontreinigde grond of verontreinigd grondwater, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel b onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot b tot en met d, en wordt ‘MAC-waarde’ en ‘MAC’ vervangen door: ‘grenswaarde’.
2. In het vierde lid wordt ‘artikel 4.2, derde lid’ vervangen door ‘artikel 4.2, vierde lid’ en wordt in onderdeel c ‘MAC-waarde’ vervangen door ‘grenswaarde (gr.w.)’ en ‘MAC’ door ‘gr.w.’.
3. In het vijfde lid wordt ‘Ontwerp-NEN 5707, versie 2002’ vervangen door: NEN 5707, versie 2003.
4. In het zesde lid wordt ‘versie 2002, normontwerp-NEN 5896, uitgave 1999’ vervangen door: 2005, NEN 5896, uitgave 2003.
H
Beleidsregel 4.2b, Zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid op plaatsen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-1 en als volgt gewijzigd:.
1. Het opschrift komt te luiden: Zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid bij het verrichten van arbeid met gevaarlijke stoffen.
2. In de grondslag wordt ‘artikel 4.2b’ vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, onder f
3. De aanhef komt te luiden: Onder het in acht nemen van de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid bij het verrichten van arbeid waarbij blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, wordt verstaan:
4. Het vierde en vijfde lid vervallen.
I
Beleidsregel 4.3, Etikettering gevaarlijke stoffen die op de werkplek aanwezig zijn, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-2 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.3, derde lid’ vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, onder i.
2. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
3. De aanhef van het tot eerste vernummerde lid komt te luiden:
1. Aan de vermelding op de verpakking van de naam van de stof en van de aanduiding van de aard van de gevaren van een stof, als bedoeld in artikel 4.1c, eerste lid, onder i, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voldaan als de vermelding tenminste omvat:.
4. Het tot tweede vernummerde lid komt te luiden:
2. Voor de aanduiding geldt dat een stof niet alleen in een gevaarscategorie wordt ingedeeld als de desbetreffende indelingscriteria van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) daartoe aanleiding geven, maar ook als onderzoeksresultaten met die stof voldoen aan de criteria van de Wms.
5. Het vierde en vijfde lid vervallen onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot derde tot en met vijfde lid.
6. In het tot derde vernummerde lid wordt de eerste zin vervangen door ‘In afwijking van het eerste lid worden op laboratoriumhulpmiddelen die voor steeds wisselende chemicaliën worden gebruikt, niet steeds alle voor de werkpleketikettering verplichte aanduidingen aangebracht.’ en wordt in de tweede zin ‘artikel 4.3, derde lid’ vervangen door ‘artikel 4.1c, eerste lid, onder i’.
7. In het tot vierde vernummerde lid wordt de eerste zin vervangen door: In afwijking van het eerste lid wordt in het geval van opslag van stoffen in grotere hoeveelheden in speciale opslagruimten aan artikel 4.1c, eerste lid, onder i, van het Arbeidsomstandighedenbesluit voldaan, wanneer voor meerdere identieke verpakkingen door middel van één etiket-afdruk (bijvoorbeeld op een bord) opvallend en goed leesbaar de verplichte aanduidingen aangebracht zijn.
8. In het tot vijfde vernummerde lid wordt de eerste zin vervangen door ‘In afwijking van het eerste lid wordt in geval van het vervoer en het laden en lossen van gevaarlijke stoffen aan artikel 4.1c, eerste lid, onder i, voldaan, als de vervoerders (chauffeurs en bijrijders) en de laders en lossers tijdens hun werkzaamheden ter plekke beschikken over de gegevens welke op grond van het tweede lid op het etiket zouden moeten zijn vermeld.’ en wordt in de tweede zin ‘tweede lid’ vervangen door ‘eerste lid’.
J
Beleidsregel 4.3a, Maatregelen ter preventie van huid- en luchtwegklachten bij arbeid in kappersbedrijven, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-3 en wordt als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.3a, aanhef en onder a, b en d tot en met f, artikel 4.9’ vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid aanhef en onder a, b, d, e en g, artikel 4.4.
2. In het tweede lid wordt ‘artikel 4.3a, aanhef en onder a, b en d tot en met f, respectievelijk artikel 4.9’ vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, aanhef en onder a, b, d, e en g, respectievelijk artikel 4.4.
3. Het derde lid vervalt.
K
Beleidsregel 4.4-1, Voorkomen van calamiteiten bij opslag, gebruik en transport van gascilinders, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.6.-1 en wordt als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid.
2. In de aanhef wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met derde lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste en tweede lid’, wordt ‘artikel 4.4, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste lid’ en wordt ‘voorzieningen’ vervangen door: maatregelen.
L
Beleidsregel 4.4-2, Opslag van gevaarlijke stoffen in verpakkingen, vervalt.
M
Beleidsregel 4.4-3, Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen bij het verladen van natriumhypochloriet, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.6-2 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, tweede lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste lid.
2. ‘voorzieningen’ wordt vervangen door ‘maatregelen’ en ‘artikel 4.4, tweede lid’ wordt vervangen door ‘artikel 4.6, eerste lid’.
N
Beleidsregel 4.4-4, Noodhulp bij vergiftiging door zeer giftige stoffen, vervalt.
O
Beleidsregel 4.4-5, Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen bij werkzaamheden met gevaarlijke stoffen, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.6-3 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid.
2. In het eerste lid wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met derde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid.
3. In het tweede lid wordt ‘artikel 4.4, vierde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste lid onder c.
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Teneinde de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties op de werkplek te voorkomen, zoals bedoeld in artikel 4.6, eerste lid onder a, mogen op de werkplek geen grotere hoeveelheden van stoffen in de categorieën ‘ontplofbaar’, ‘zeer licht ontvlambaar’, ‘licht ontvlambaar’, ‘ontvlambaar’, ‘giftig’, ‘irriterend’ en ‘bijtend’ bedoeld in artikel 34 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, van stoffen die met water brandbare gassen ontwikkelen en van stoffen die voor zelfontbranding vatbaar zijn, aanwezig zijn dan voldoende voor de productie gedurende één werkdag.
P
Beleidsregel 4.4-6, Het gebruik van chemicaliën in zweminrichtingen, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘4.4-6’ vervangen door: 4.6-4.
2. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid en komt ‘juncto artikel 2.18’ te vervallen.
3. In de aanhef wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met derde lid’ respectievelijk ‘artikel 4.4, vierde lid’ en de term ‘voorzieningen’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid respectievelijk artikel 4.6, eerste lid onder c en maatregelen.
4. Het tweede lid komt te vervallen onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Q
Beleidsregel 4.4-7, Bescherming werknemers bij automatische brandblusinstallaties met chemische en inerte blusstoffen, vervalt.
R
Beleidsregel 4.4-8, Voorkomen van brand en explosie en het beperken van de gevolgen van brand bij het werken in verfspuitcabines, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.6-5 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, tweede tot en met vierde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid.
2. In de aanhef wordt ‘artikel 4.4, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste en tweede lid’ en wordt ‘artikel 4.4, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste lid, onder c’.
S
Beleidsregel 4.4-9, Voorkomen van verstikking of bedwelming bij toepassing van kooldioxide, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.6-6 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid.
2. In de aanhef wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met derde lid’ respectievelijk ‘artikel 4.4, vierde lid’ vervangen door: artikel 4.6, eerste en tweede lid respectievelijk artikel 4.6, eerste lid, onder c.
T
Beleidsregel 4.4-10, Voorkomen van verstikking bij toepassing van vloeibare stikstof, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.6-7 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid’ vervangen door artikel 4.6, eerste en tweede lid.
2. In de aanhef wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met derde lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste en tweede lid’ en wordt ‘artikel 4.4, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste lid, onder c’.
U
Beleidsregel 4.6-1, Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie, wordt vernummerd tot beleidsregel 3.5g-1 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag en het tweede lid wordt ‘artikel 4.6, eerste lid’ vervangen door: artikel 3.5g, eerste lid.
2. Het eerste lid vervalt.
3. Het tweede tot en met vierde lid wordt vernummerd tot eerste tot en met derde lid.
4. In het tot eerste en tweede vernummerde lid vervalt telkens ‘explosie,’.
5. In het tot tweede vernummerde lid, onder b, vervalt ‘en/of explosie en vergelijking van de waarde met de explosiegrenzen van de desbetreffende stof(fen)’.
V
Beleidsregel 4.6-2, Maatregelen in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie, wordt vernummerd tot beleidsregel 3.5g-2 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.6, tweede en derde lid’ vervangen door: artikel 3.5g, tweede en vierde lid.
2. In de aanhef wordt ‘artikel 4.6, tweede en derde lid’ respectievelijk ‘artikel 4.6, eerste lid’ vervangen door: artikel 3.5g, tweede en vierde lid respectievelijk artikel 3.5g, eerste lid.
3. In het eerste lid en zevende lid wordt ‘artikel 4,6 eerste lid’ telkens vervangen door: artikel 3.5g, eerste lid.
4. In het zevende lid wordt ‘artikel 2.18 van het Arbeidsomstandighedenbesluit’ vervangen door: artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet.
W
Beleidsregel 4.9-1, Doeltreffende beheersing van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-4 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.9, eerste tot en met achtste lid’ vervangen door ‘artikel 4.1c, eerste lid, juncto artikel 4.4, eerste tot en met vijfde lid’ en wordt ‘artikel 4.8b, derde lid’ vervangen door ‘artikel 4.3, derde lid’.
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede ‘artikel 4.9, eerste tot en met achtste lid’ wordt vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, en artikel 4.4, eerste tot en met vijfde lid.
b. In de eerste zin vervalt ‘wettelijke of bestuurlijke’.
c. De tweede en derde zin vervallen.
3. In het tweede tot en met zevende lid wordt ‘artikel 4.9, eerste tot en met zevende lid’ telkens vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, en artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid.
4. In het tweede tot en met zevende lid wordt ‘artikel 4.9, achtste lid’ telkens vervangen door: artikel 4.4, vijfde lid.
5. In het tweede lid wordt ‘bijlage VI’ vervangen door: bijlage XII.
6. In het tweede lid vervalt ‘, dan wel in de lijst van bestuurlijke grenswaarden in bijlage 6 bij deze beleidsregels’.
X
Beleidsregel 4.9-2, Doeltreffende maatregelen bij blootstelling aan rook als gevolg van lassen, gutsen, plasmasnijden en solderen van metaal, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-5 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag en de beleidsregel wordt ‘artikel 4.8b, eerste, derde en vierde lid, artikel 4.9, eerste tot en met derde lid en het vijfde tot en met negende lid’ vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.3. eerste, derde en vierde lid, artikel 4.4.
2. De zinsnede ‘of hinderlijke’ vervalt.
Y
Beleidsregels 4.9-3, Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan stoffen door gebruik van persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.3-1 en wordt als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag en de aanhef wordt ‘artikel 4.8b, vierde lid, en artikel 4.9, achtste lid’ vervangen door: artikel 4.3, vierde lid, en artikel 4.4, vijfde lid.
2. In het derde lid wordt ‘MAC-waarde’ vervangen door: grenswaarde.
3. In het vierde tot en met zesde lid wordt ‘wettelijke grenswaarde of een MAC-waarde’ telkens vervangen door: grenswaarde.
Z
Beleidsregel 4.9-4, Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan stoffen door gebruik van persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-6 en wordt als volgt gewijzigd:
1. De grondslag komt te luiden: Arbobesluit artikel 3.22, tweede en vierde lid, artikel 3.23, eerste en tweede lid, juncto artikel 3.24, eerste lid, artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.4, artikel 4.6, eerste, tweede en vierde lid, artikel 4.15, eerste lid, artikel 4.18, artikel 4.19, artikel 4.10, eerste tot en met vierde lid, artikel 4.45, eerste en tweede lid, aanhef en de onderdelen a tot en met d, artikel 4.45a, artikel 4.45b, artikel 4.46, artikel 4.47, artikel 4.47a, artikel 4.47c, artikel 4.48, artikel 4.51, artikel 4.51a, vierde lid, artikel 4.53.
2. In het eerste lid vervalt ‘onderdeel b’ onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot b tot en met d.
3. In het eerste, zesde en zevende lid wordt ‘MAC-waarde’ vervangen door: grenswaarde.
4. In het eerste lid wordt in het verletterde onderdeel b ‘MAC’ vervangen door: grenswaarde.
5. In de aanhef van het vierde en vijfde lid wordt ‘artikel 4.9, eerste tot en met achtste lid’ vervangen door ‘artikel 4.1c, eerste lid’ en wordt ‘artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid’ vervangen door ‘artikel 4.6, eerste en tweede lid’.
6. In het vijfde lid, onderdeel c, en het achtste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘kankerverwekkende stoffen, waaronder asbest, of mutagene stoffen’ vervangen door: kankerverwekkende of mutagene stoffen, waaronder asbest.
7. In het vijfde lid onderdeel g, wordt ‘MAC-waarden’ vervangen door: grenswaarden.
8. In het vijfde lid onderdeel h, wordt ‘artikel 3.24, derde lid’ vervangen door: artikel 3.24, eerste lid.
9. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘MAC-waarde’ vervangen door ‘grenswaarde’ en wordt onder 2o, onder iii, ‘continue’ vervangen door: continu.
b. In onderdeel b wordt ‘MAC-waarde’ vervangen door: grenswaarde.
10. In het zevende lid, onderdelen c en d, wordt ‘MAC-waarde’ vervangen door: grenswaarde.
11. Het achtste lid, onderdeel e, wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef ‘artikel 4.45, artikel 4.49 en 4.55, eerste lid, onderdeel d, 4.56 en artikel 4.57’ vervangen door: de artikelen 4.45, eerste en tweede lid, 4.45a, 4.45b, 4.47b en 4.47c.
b. Onder vervanging aan het slot van het eerste onderdeel van de punt komma door een punt vervalt onderdeel 2°, alsmede de aanduiding ‘1°’ voor het eerste onderdeel en de dubbele punt aan het slot van de aanhef.
AA
Beleidsregel 4.9-5, Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan inhalatie anesthetica in ziekenhuizen, wordt vernummerd tot beleidsregel 4.1c-7 en als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 4.9, eerste tot en met achtste lid en artikel 4.10e’ vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.4 en artikel 4.10d.
2. De zinsnede ‘artikel 4.9, eerste lid’ wordt vervangen door: artikel 4.1c, eerste lid en artikel 4.4, eerste lid.
AB
Beleidsregel 4.18-1, Doeltreffende beheersing van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt na ‘Arbobesluit’ ingevoegd: artikel 4.1c, eerste lid en.
2. In het eerste, tweede en derde lid wordt ‘bijlage VII’ vervangen door: bijlage XIII.
3. In het derde en vierde lid wordt ‘4.18, vierde lid’ vervangen door: 4.18, derde lid.
4. In het vierde lid wordt na ‘kankerverwekkende’ toegevoegd: of mutagene.
AC
In de grondslag van beleidsregel 4.18-2, Voorkoming of beperking van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen en schadelijk geluid bij de APK-keuring van dieselmotoren, wordt na ‘Arbobesluit’ ingevoegd: artikel 4.1c, eerste lid en.
AD
Beleidsregel 4.18-3, Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bij overschrijding van grenswaarde voor asbeststof en bij asbestsloop, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘van grenswaarde voor asbeststof en bij asbestsloop’ vervangen door: de grenswaarde bij werkzaamheden met asbest en asbesthoudende producten.
2. De grondslag komt te luiden:
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.18, derde lid, artikel 4.47a, derde en vierde lid, artikel 4.48a, tweede lid, onder a, juncto hoofdstuk 8, afdeling1, en artikel 9.3, eerste lid
3. In het eerste lid wordt ‘artikel 4.18, vierde lid, en artikel 4.47, derde lid, onder a’ vervangen door: ‘artikel 4.18, derde lid en 4.48a, tweede lid, onder a’ en wordt ‘artikel 4.46, vijfde lid, en artikel 4.47, eerste lid’ vervangen door: artikel 4.47a, derde lid en artikel 4.48a, eerste lid en tweede lid onder a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
4. In het eerste lid wordt in onderdeel a ‘NEN-EN 137:1993’ vervangen door: ‘Ontwerp norm NEN-EN 137: 2002’ en wordt ‘Onafhankelijk persluchttoestel’ vervangen door: Onafhankelijk ademluchttoestel met een volgelaatmasker.
5. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. NEN-EN 14593-1: 2005 ‘Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestel voorzien van een ademhalingsautomaat – Deel 1: Toestel met een volgelaatmasker – Eisen, beproeving en merken.’
6. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘merken’ toegevoegd: , met correctieblad van 01 – 2000.
7. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na ‘1998’ toegevoegd: /A1 2003.
AE
Beleidsregel 4.18-4, Doeltreffende beheersing van blootstelling aan kristallijn respirabel kwarts in de bouw, wordt als volgt gewijzigd:
1. De grondslag komt te luiden:
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.16, derde en vierde lid, artikel 4.18, eerste tot en met derde lid, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1, en artikel 9.3, eerste lid
2. In het eerste lid wordt ‘artikel 4.16, tweede en derde lid, en artikel 4.18, eerste tot en met vierde lid’ vervangen door: artikel 4.16, derde en vierde lid, en artikel 4.18, eerste tot en met derde lid.
3. In het vierde lid wordt ‘de op grond van artikel 4.20 van de Arbeidsomstandighedenregeling vastgestelde wettelijke grenswaarde’ vervangen door: vastgestelde grenswaarde.
AF
Beleidsregel 4.18-5, Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan cytostatica in ziekenhuizen, wordt als volgt gewijzigd:
1. De grondslag komt te luiden:
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.7, artikel 4.18, eerste tot en met derde lid, artikel 4.19, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1 en 2.
2. De zinsnede ‘artikel 4.18, eerste tot en met vierde lid’ wordt vervangen door: artikel 4.18, eerste tot en met derde lid.
AG
Beleidsregel 4.45, Verpakking en vervoer van bepaalde bulkmaterialen, verontreinigd met asbest- en/of crocidoliethoudende materialen, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en het eerste, zesde, zevende, achtste, negende en tiende lid wordt ‘asbest- of crocidoliethoudende’ vervangen door: asbesthoudende.
2. De grondslag komt te luiden:
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.45 eerste en tweede lid, onder d, juncto artikel 6.2, eerste, tweede en derde lid
3. De aanhef komt te luiden:
Aan de verplichting om grond, bagger, puin, puingranulaat, water of afvalstoffen of materialen, verontreinigd met asbest af te voeren in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, bedoeld in artikel 4.45, tweede lid, onderdeel d, van het Arbeidsomstandighedenbesluit en aan de verplichting om voldoende niet-verontreinigde lucht aanwezig te hebben als bedoeld in artikel 6.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt in geval van vervoer van bulkmaterialen verontreinigd met asbesthoudende materialen, het volgende in acht genomen.
4. In het derde, vierde en vijfde lid wordt 'asbest of crocidoliet' vervangen door: asbest.
5. In het vijfde lid, eerste zin, wordt ‘normontwerp’ vervangen door: norm.
6. In het vijfde lid, tweede zin, wordt ‘normontwerp-NEN 5897, uitgave 1999 of normontwerp-NEN 5896, uitgave 1999’ vervangen door norm NEN 5897, uitgave 2005 of norm NEN 5896, uitgave 2003.
7. In het negende lid wordt ‘asbest- of crodolietvrije’ vervangen door: asbestvrije.
8. In het tiende lid wordt ‘asbest-, crocidoliethoudende grond’ vervangen door: asbesthoudende grond.
AH
Na Beleidsregel 4.45, Verpakking en vervoer van bepaalde bulkmaterialen, verontreinigd met asbesthoudende materialen, wordt een beleidsregel ingevoegd, luidende:
Beleidsregel 4.47c, Melding werkzaamheden met asbest
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.47c, eerste lid
Indien de melding als bedoeld in artikel 4.47c, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit schriftelijk wordt verricht, wordt hij als tijdig beschouwd als de melding van de in dit artikel genoemde gegevens schriftelijk wordt gedaan uiterlijk vijf werkdagen vóór het tijdstip dat met de werkzaamheden wordt begonnen. In afwijking daarvan kan bij spoedgevallen worden volstaan met een melding met een uiterste termijn van twee werkdagen voor het tijdstip dat met de werkzaamheden wordt begonnen. Indien de melding elektronisch wordt verricht, wordt hij als tijdig beschouwd, als de melding wordt gedaan uiterlijk twee werkdagen voor het tijdstip dat met de werkzaamheden wordt begonnen. Als asbest onverwacht wordt aangetroffen tijdens een sloop of bij calamiteiten kan worden volstaan met een onmiddellijke melding. Indien dit laatste betekent dat de melding buiten kantooruren zou moeten plaatsvinden, dient deze te geschieden direct bij het begin van de eerstvolgende werkdag.
AI
Beleidsregel 4.50, Doeltreffend meten van asbeststof in de lucht, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘Beleidsregel 4.50’ vervangen door: Beleidsregel 4.47.
2. De grondslag komt te luiden:
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.47, derde, zevende en achtste lid
3. In het eerste lid wordt ‘4.50, negende lid’ vervangen door: ‘4.47, achtste lid’ en wordt ‘door STERLAB terzake asbestmetingen zijn geaccrediteerd’ vervangen door: in het bezit zijn van een RvA accreditatie op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17025 ‘Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria’.
4. In de aanhef van het tweede lid wordt ‘4.50, achtste lid’ vervangen door: 4.47, zevende lid.
5. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een voor deze werkzaamheden opgeleide bevoegde medewerker van een laboratorium als bedoeld in het eerste lid , of
AJ
Beleidsregel 4.51, Sanitaire voorzieningen bij overschrijden actieniveaus asbeststof in de lucht en bij asbestsloop, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Beleidsregel 4.51, Hygiënische beschermingsmaatregelen bij werkzaamheden met asbest in risicoklasse 2 en 3.
2. De grondslag komt te luiden:
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.50, vierde lid, artikel 4.51, eerste lid, juncto artikel 4.20, eerste tot en met vierde lid
3. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:
2. Onder hygiënische beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 4.20, eerste tot en met vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden, voor wat betreft het werken met asbest bij werkzaamheden ingedeeld in risicoklasse 2 of 3 als bedoeld in artikel 4.48 en 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de volgende faciliteiten en procedures voor ontsmetting van werknemers verstaan:.
4. Het tweede lid, onderdeel a, vervalt.
5. Het tweede lid, onderdelen b en c, worden verletterd tot tweede lid, onderdelen a en b.
6. De aanhef van het tot a verletterde onderdeel van het tweede lid komt te luiden: Er wordt een drietraps-ontsmettingsprocedure gevolgd. Deze ontsmettingsprocedure wordt toegepast indien de ruimte waar de werkzaamheden met asbest plaatsvinden, afgeschermd is van andere ruimten of van de buitenlucht. Onder deze procedure wordt verstaan, het doorlopen van een ontsmettingsprocedure in een decontaminatie-unit die uit drie van elkaar gescheiden afsluitbare compartimenten bestaat, waarbij:.
7. In het tot a verletterde onderdeel van het tweede lid wordt onder 1° na ‘compartiment’ ingevoegd: , de vuile ruimte,.
8. In het tot a verletterde onderdeel van het tweede lid wordt onder 2° na ‘opgesteld’ toegevoegd: en worden gebruikt.
9. De aanhef van het tot b verletterde onderdeel van het tweede lid komt te luiden: Bij de onder a. genoemde drietraps-procedure wordt tevens het volgende in acht genomen:.
AK
Na Beleidsregel 4.51, Hygiënische beschermingsmaatregelen bij werkzaamheden met asbest in risicoklasse 2 en 3, wordt een beleidsregel ingevoegd, luidende:
Beleidsregel 4.51a, Voorschriften voor de eindbeoordeling
Grondslag: Arbobesluit artikel 4.47b, eerste en tweede lid, 4.51a, tweede en derde lid en artikel 4.54
1. De visuele inspectie bij de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 4.47b, eerste en tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt uitgevoerd conform hoofdstuk 7 ‘Visuele inspectie op de aanwezigheid van restanten asbesthoudend materiaal’ van NEN 2990:2005 ‘Lucht-eindcontrole na asbestverwijdering’.
2. De eindbeoordeling, bedoeld in artikel 4.51a, tweede lid, alsmede de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 4.54 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt uitgevoerd overeenkomstig NEN 2990:2005 ‘Lucht-eindcontrole na asbestverwijdering’.
3. Aan het voorschrift dat bedrijven adequaat zijn toegerust voor de uitvoering van een visuele inspectie, bedoeld in artikel 4.51a, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voldoen bedrijven die in het bezit zijn van een RvA accreditatie op basis van NEN-EN-ISO IEC 17020:2004 ‘Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren’.
AL
Beleidsregel 4.54, Melding van slopen asbest of crocidoliet, vervalt.
AM
Beleidsregel 4.55, Voorschriften eindmeting bij asbestsloop, vervalt.
AN
Beleidsregel 4.87-1, Doeltreffende maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Beleidsregel 4.87a Doeltreffend maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een koeltoren die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen
2. In de grondslag en het eerste lid wordt ‘4.87’ vervangen door: 4.87a.
3. Het vierde tot en met zevende lid vervallen.
AO
Na beleidsregel 4.87a, Doeltreffend maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een koeltoren die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen, wordt een beleidsregel ingevoegd, luidende:
Beleidsregel 4.87b, Doeltreffende maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtigingsinstallatie en een waterinstallatie die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen
Grondslag: Arbowet artikel 5, Arbobesluit artikel 4.87b, eerste lid.
1. Indien uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 4.85 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, blijkt dat niet voortdurend kan worden voldaan aan het gestelde in artikel 4.87b, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden een of meer van de volgende maatregelen genomen:
a. watertemperaturen die bevorderlijk zijn voor de vermeerdering van legionellabacteriën worden voorkomen;
b. de stilstand van water in leidingen, reservoirs en appendages wordt zoveel mogelijk vermeden;
c. het gebruik van materialen die bacteriën en andere micro-organismen kunnen bevatten of een voedingsbodem zijn voor legionellabacteriën wordt zoveel mogelijk beperkt;
d. de installatie en het water in de installatie worden schoongehouden;
e. waterbehandelingstechnieken worden toegepast die de vermeerdering van legionellabacteriën beperken.
2. De maatregelen, bedoeld in artikel 4.87b, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn opgenomen in een legionella-beheersplan dat onderdeel vormt van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, en dat naast deze maatregelen in ieder geval bevat:
a. een tekening of schema met de actuele indeling van de installatie, inclusief de onderdelen die tijdelijk buiten gebruik zijn;
b. een beschrijving van de juiste en veilige werking van de installatie;
c. een beschrijving van alle uit te voeren controles, inclusief de controle op de aanwezigheid van legionella, zodat de effectiviteit van het beheersplan en de regelmaat van die controles zijn gewaarborgd;
d. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen indien de concentratie aan legionellabacteriën in de installatie hoger is dan de waarde, bedoeld in artikel 4.87b. eerste lid, onderdeel b, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
e. een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om werknemers die betrokken zijn bij het onderhoud en beheer van de installatie doeltreffend te beschermen.
3. In het legionella-beheersplan, bedoeld in het tweede lid, wordt aantekening gemaakt van de onderhoudswerkzaamheden die worden verricht, de wijzigingen in de installatie of onderhoud, de uitkomsten van alle controles die worden uitgevoerd, alsmede bijzonderheden over de werking van de installatie, bedoeld in artikel 4.87b. eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De aantekeningen worden ten minste drie jaar bewaard. Voor een installatie aan boord van een schip is het beheersplan ter inzage aan boord van dat schip.
AP
Beleidsregel 4.87-2, Voorkomen van infecties ten gevolge van accidenteel bloedcontact met humaan bloed, vervalt.
AQ
In het zesde lid van beleidsregel 4.91, Vaccinatie tegen hepatitis B, wordt ‘een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet’ vervangen door: een daartoe aangewezen toezichthouder.
AR
Beleidsregel 4.113, Doeltreffende maatregelen tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen in thuiswerk, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
1. Maatregelen als bedoeld in artikel 4.113 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn in elk geval niet doeltreffend als de concentraties van stoffen in de individuele ademhalingszone van thuiswerkers de voor die stoffen vastgestelde grenswaarden overschrijden. Daarnaast wordt in acht genomen dat bij blootstelling aan stoffen waarvan bekend is dat de afzonderlijke componenten dezelfde toxische werking hebben op eenzelfde orgaansysteem, de zogenaamde additieregel geldt, als bedoeld in bijlage 7, behorend bij beleidsregel 4.2-1, voor het vaststellen van de waarde die niet mag worden overschreden. Daarnaast wordt het volgende in acht genomen:.
2. In het derde lid wordt ‘bijlage VI’ vervangen door: ‘bijlage XIII’ en wordt ‘in de lijst van bestuurlijke grenswaarden in bijlage 6 van deze beleidsregels’ vervangen door: door de werkgever bij uitvoering van de artikelen 4.3 en 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
AS
In de grondslag en in de eerste zin van beleidsregel 5.3-1, Tillen op bouwplaatsen, wordt ‘artikel 5.3, eerste lid’ vervangen door: artikel 5.3.
AT
In de eerste zin van beleidsregel 5.3-2, Fysieke belasting in kappersbedrijven, wordt ‘beleidsregel 4.3a, eerste lid’ vervangen door: beleidsregel 4.1c-3, eerste lid.
AU
Beleidsregel 5.4-1a, Zittend werk, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 5.4, eerste lid’ vervangen door: artikel 5.4.
2. De aanhef komt te luiden: Een zitgelegenheid op een werkplek voldoet aan de ergonomische beginselen, bedoeld in artikel 5.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit als aan de volgende voorwaarden is voldaan:.
AV
Beleidsregel 5.4-1b, Gebruik van een stasteun, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de grondslag wordt ‘artikel 5.4, tweede lid’ vervangen door: artikel 5.4.
2. De zinsnede ‘is deze doelmatig in de zin van artikel 5.4, tweede lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit’ wordt vervangen door: voldoet deze aan de ergonomische beginselen, bedoeld in artikel 5.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,.
AW
In de aanhef van beleidsregel 5.4-2, Zitgelegenheid bij kassawerk in zelfbedieningswinkels, wordt ‘is doelmatig in de zin van artikel 5.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit’ vervangen door: voldoet aan de ergonomische beginselen, bedoeld in artikel 5.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,.
AX
In de aanhef van beleidsregel 5.4-3, Zitgelegenheid bij baliewerk, wordt ‘is doelmatig in de zin van artikel 5.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit’ vervangen door: voldoet aan de ergonomische beginselen, bedoeld in artikel 5.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,.
AY
In beleidsregel 5.11 wordt ‘arbeidsgezondheidskundig’ vervangen door: passend.
AZ
Beleidsregel 6.1, Binnen- en buitenklimaat, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Temperatuur.
2. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.
BA
Beleidsregel 6.4, Daglicht, vervalt.
BB
Na beleidsregel 7.3-5, Geschiktheid freesgereedschap en ronde zaagbladen bij houtbewerking, worden twee beleidsregels ingevoegd, luidende:
Beleidsregel 7.3-6, Geschiktheid werkbakken
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3, vierde lid
Een werkbak bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voldoet aan artikel 7.3, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wanneer de volgende bepalingen zijn in acht genomen:
1. Voor werkbakken hangende aan een hijskraan:
a. Werkbakken worden nooit gebruikt bij windsnelheden boven 13,8 m/s (windkracht 6 Beaufort) noch bij windsnelheden die hoger zijn dan voor de hijskraan in normaal bedrijf toelaatbaar is.
b. De machinist verricht tegelijkertijd geen andere werkzaamheden, zolang er een bemande werkbak in zijn hijskraan hangt.
c. De werkbak wordt uitsluitend met geringe snelheid en zonder schokken of stoten verplaatst.
d. In de werkbak bevinden zich niet meer personen en/of lasten dan waarvoor de werkbak bestemd is.
e. De personen in de werkbak dragen allen een valbeveiliging die aan de werkbak aangelijnd is.
f. Het betreden en verlaten van de werkbak geschiedt uitsluitend wanneer deze op een vaste ondergrond is afgezet.
2. Voor werkbakken bevestigd aan of op het hefmechanisme van een hefwerktuig zoals een vorkheftruck:
a. De werkbak wordt tijdens gebruik slechts met geringe snelheid en zonder haperen geheven.
b. De bestuurder verricht tegelijkertijd geen andere werkzaamheden, zolang de bemande werkbak in geheven positie verkeert.
c. De veiligheidscoëfficient tegen kantelen van het hefwerktuig bedraagt tenminste 1,5 bij de meest ongunstige positie van de werkbak met volle belasting.
Beleidsregel 7.3-7, Geschiktheid hijs- en hefwerktuigen die in combinatie met werkbakken worden gebruikt
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3, derde lid
Hijs- en hefwerktuigen, die in combinatie met een werkbak als bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden gebruikt voldoen aan artikel 7.3, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wanneer de volgende bepalingen zijn in acht genomen:
a. ten aanzien van hijskranen:
1°. Het bij het verplaatsen van de werkbak gebruikte hijswerk is uitgerust met zgn. automatische remmen, die niet kunnen worden uitgeschakeld. Dalen van de werkbak door middel van een vrije val is niet mogelijk.
2°. Kraanbaangebonden hijskranen zijn voorzien van meelopende, om de railkop grijpende railklauwen, die mogelijk kantelen van de kraan verhinderen.
b. ten aanzien van werkbakken bevestigd aan of op het hefmechanisme van een hefwerktuig zoals een vorkheftruck:
1°. Het hefwerktuig is voorzien van een inrichting, die alle bewegingsfuncties blokkeert, met uitzondering van de rijd- en de neigfunctie.
2°. De in het hefmechanisme van het hefwerktuig toegepaste kabels en kettingen zijn tenminste dubbel uitgevoerd.
BC
Beleidsregel 7.4-4, Deugdelijkheid ladders, komt te luiden:
Beleidsregel 7.4-4, Ladders die gebruikt worden als toegangsmiddel of als arbeidsmiddel dienen tenminste te voldoen aan het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet).
BD
Na beleidsregel 7.4-5 worden twee beleidsregels ingevoegd, luidende:
Beleidsregel 7.4-6, Deugdelijkheid werkbakken
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4
Een werkbak bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voldoet aan artikel 7.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit wanneer de volgende bepalingen zijn in acht genomen:
a. De werkbak is berekend en wordt voor de eerste ingebruikneming beproefd op 1,25 maal de maximaal toelaatbare werklast. Als gevolg van de beproeving doet zich geen blijvende vervorming voor. Van deze beproeving kan een schriftelijk bewijs worden overgelegd.
b. De werkbak heeft een gesloten constructie tot tenminste 1,0 m hoogte, of is voorzien van een leuning op 1,0 m hoogte, een voetstootlijst en een knieregel. De voetstootlijst van een werkbak bestemd voor gebruik met een hijskraan is 0,4 m hoog.
c. Voor iedere persoon, die in de werkbak aanwezig kan zijn, is binnen de binnenste begrenzing van de werkbak een stevige handgreep aangebracht op minimaal 1,0 m hoogte.
d. Bij hijskranen wordt de werkbak opgehangen aan een kraanhaak middels een viersprong, waarvan de spreidhoek tussen de overhoekse parten maximaal 60° bedraagt.
e. Het vloeroppervlak van de werkbak heeft een voldoende afmeting. Deze bedraagt voor een éénpersoonsbak inwendig minimaal 0,6 x 0,9 m, voor een tweepersoonsbak minimaal 0,6 x 1,2 m en voor een driepersoonsbak minimaal 0,6 x 1,8 m, of is zoveel groter als in de werkbak aanwezige materialen of gereedschappen noodzakelijk maken om eenzelfde netto oppervlak te verkrijgen.
f. In de werkbak bestemd voor het gebruik met een hijskraan is op alle plaatsen een vrije stahoogte van tenminste 2,0 m.
g. De constructie, inrichting en ophanging van de werkbak is zodanig, dat geen knelgevaar voor personen aanwezig is tussen de werkbak en het toegepaste hijsgereedschap. Bij hefwerktuigen zoals vorkheftrucks is de werkbak daartoe aan de zijde van het hefwerktuig over de hele breedte tot een hoogte van minimaal 1,75 m voorzien van een scherm, dat voldoet aan het gestelde in beleidsregel Arbobesluit 7.7.
h. Aan de buitenzijde zijn duidelijk en onuitwisbaar de toelaatbare werklast, de eigen massa en het toelaatbare aantal personen aangegeven.
i. De werkbak wordt afhankelijk van het gebruik, doch in ieder geval jaarlijks, onderzocht op goede staat en wordt zo nodig hersteld. Van een en ander wordt aantekening gehouden.
j. Werkbakken bevestigd op hefwerktuigen zoals vorkheftrucks zijn voorzien van een bedieningsorgaan (vrijgeef-knop), dat bij bediening de hef- en daalbeweging vrijgeeft.
k. De bevestiging van de werkbak op het hefwerktuig is geborgd.
Beleidsregel 7.5-1, Onderhoud werkbakken
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.5, eerste en vierde lid
Een werkbak bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voldoet aan artikel 7.5, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wanneer de volgende bepalingen zijn in acht genomen:
a. Steeds direct voorafgaand aan het gebruik worden gecontroleerd:
1°. de toestand en de goede werking van de hijskabel, de hijshaak en het toegepaste hijsgereedschap,
2°. de bevestiging van de hijskabel aan de trommel en aan de wartel c.q. de hijshaak,
3°. de soepele werking van de wartel en
4°. de bevestiging van de werkbak aan de hijshaak.
b. De controles worden gedocumenteerd en zijn op het werkterrein verifieerbaar.
c. De hijskabel wordt iedere drie maanden geïnspecteerd of zoveel vaker als noodzakelijk is om een veilig gebruik te waarborgen.
BE
Beleidsregel 7.17b, Verhinderen onverhoeds in beweging komen van mobiele arbeidsmiddelen met elektrische aandrijving, vervalt.
BF
In de grondslag van beleidsregel 7.20, Hijs- en hefgereedschap; onderzoek en beproeving, wordt ‘7.20, zesde tot en met negende lid’ vervangen door: 7.20, zesde en zevende lid.
BG
Beleidsregel 7.22, Vervoer van personen in werkbakken, vervalt.
BH
Na beleidsregel 7.21, Werkzaamheden in liftschachten, wordt een beleidsregel ingevoegd, luidende:
Beleidsregel 7.23d, Vervoer van personen in werkbakken
Grondslag: Arbobesluit artikel 7.23d, eerste en zesde lid.
1. Toepassing van andere meer geëigende middelen om moeilijk bereikbare plaatsen te bereiken als bedoeld in artikel 7.23d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit kan redelijkerwijs niet worden verlangd indien het:
a. kortstondige werkzaamheden betreft waarvoor het aanbrengen en verwijderen van meer geëigende arbeidsmiddelen onevenredig hoge kosten zou veroorzaken, of
b. werkzaamheden betreft met een spoedeisend karakter waarbij het oponthoud benodigd voor het aanbrengen van meer geëigende arbeidsmiddelen grotere risico's zou veroorzaken, dan de risico's die aan het werken in een werkbak zijn verbonden.
2. Aan het gestelde in artikel 7.23d, zesde lid, onderdeel a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit is voldaan indien tussen de kraanmachinist en de personen in de werkbak waar mogelijk steeds rechtstreeks visueel contact bestaat en er tussen hen altijd een onbelemmerde communicatie in stand wordt gehouden tijdens het verblijf in de werkbak. De kraanmachinist en de personen in de werkbak zijn hierover vooraf geïnstrueerd en zij hebben duidelijke afspraken gemaakt over de communicatie tijdens het verblijf in de werkbak. Vanuit de werkbak worden de aanwijzingen aan de kraanmachinist steeds door één en dezelfde persoon gegeven.
BI
In beleidsregel 8.2, Keuze van persoonlijke beschermingsmiddelen, vervalt de zinsnede ‘de betreffende leidraad uit de serie V/E/3, uitgebracht door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, zoals opgenomen in’.
BJ
Bijlage 1, behorende bij beleidsregel 33 Arbowet 1998, Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwet 1998, wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage A.
BK
Bijlage 2, behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998, Lijst van ernstig beboetbare feiten Arbeidsomstandighedenwet 1998, wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage B.
BL
Bijlage 3, behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998, Lijst van direct beboetbare feiten Arbeidsomstandighedenwet 1998, wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage C.
BM
Bijlage 6, behorend bij beleidsregel 4.2-1 Arbobesluit, vervalt.
BN
Bijlage 7, behorend bij beleidsregel 4.2-1 Arbobesluit, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin vervalt ‘wettelijke of bestuurlijke’.
2. In de tweede alinea wordt ‘geldende grenswaarden’ vervangen door ‘vastgestelde grenswaarden’ en wordt ‘wettelijke grens- of MAC-waarden’ vervangen door ‘grenswaarden’.
3. In de formule wordt ‘MAC’ vervangen door: gr.w.
BO
Bijlage 8, behorend bij beleidsregel 4.2-2 Arbobesluit, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de artikelen 1.1.5, 1.1.6.1, 1.1.6.2, 1.1.6.3, 1.1.7, 1.1.8, 1.1.8.1 en 1.1.8.2 wordt ‘MAC’ en ‘MAC-waarde’ telkens vervangen door: grenswaarde.
2. In de artikelen 1.1.6 en 1.1.8 wordt ‘MAC-waarden’ vervangen door: grenswaarden.
BP
In het opschrift van bijlage 9, behorend bij beleidsregel 4.3 Arbobesluit, wordt ‘4.3’ vervangen door: 4.1c-2.
BQ
Bijlage 10, behorend bij beleidsregel 4.3a Arbobesluit, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘4.3a’ vervangen door: 4.1c-3.
2. In onderdeel a, ten vierde wordt ‘4.3a’ vervangen door 4.1c-3.
BR
Bijlage 11, behorend bij beleidsregel 4.9 -5, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘4.9-5’ vervangen door: 4.1c-7.
2. Onderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a komt te luiden:
a. Een goed werkend evacuatie/anesthesiegasafvoersysteem (voorzien van CE-markering) is aangesloten op het anesthesietoestel.
b. Onderdeel e vervalt onder verlettering van de onderdelen f tot en met k tot onderdelen e tot en met j.
BS
In de eerste alinea van bijlage 12, behorend bij beleidsregel 4.18 -2, wordt ‘Arbeidsomstandighedenwet 1998’ vervangen door: Arbeidsomstandighedenwet.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen A, B en C, die in een bijlage bij de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 12 december 2006.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:
de Directeur-GeneraalArbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen, J.A.M. Hilgersom.
Tarieflijst Boetenormbedragen* Bestuurlijke Boete Arbeidsomstandighedenwet
– Deel 1 Tarieven Arbowet
– Deel 2 Tarieven Arbobesluit
– Deel 3 Tarieven Arboregeling
* Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de boetenormbedragen is geplaatst, kan ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen:
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3, eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet of
b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).
Artikel | Lid | Beboetbare feiten | Boete normbedrag |
---|---|---|---|
3 | 1 | Arbobeleid | |
De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt: | € 1.800 | ||
a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer; | |||
b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; | |||
naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico's niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld; | |||
c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast; | |||
d. monotone en tempogebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is, beperkt; | |||
e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties; | |||
f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is. | |||
2 | De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting | € 540 | |
3 | Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers. | € 540 | |
4 | De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft. | € 540 | |
4 | Aanpassing arbeidsplaats werknemer met structurele functionele beperking | ||
1 | In aanvulling op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, past de werkgever uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 7:658a van het Burgerlijk Wetboek en artikel 76e van de Ziektewet: | € 1800 | |
a. de inrichting van de arbeidsplaats, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen, alsmede de arbeidsinhoud aan zijn werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten aan, en | |||
b. de inrichting van het bedrijf aan die werknemer aan, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van die werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf. | |||
5 | Inventarisatie en evaluatie van risico's | ||
1 | De werkgever legt in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor werknemers met zich mee brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en risico's voor bijzondere categorieën van werknemers. | € 1.800 | |
2 | In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst. | € 450 | |
3 | Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. | € 450 | |
In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen. | |||
4 | De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven. | € 450 | |
5 | Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer. | € 900 | |
8 | Voorlichting en onderricht | ||
1 | De werkgever dient de werknemer doeltreffend te informeren over de te verrichten werkzaamheden en daaraan verbonden risico's alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken. | € 540 | |
Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand in zijn bedrijf of inrichting is georganiseerd. | € 540 | ||
2 | De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. | € 540 | |
3 | Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken. | € 540 | |
4 | De werkgever ziet toe op naleving van instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen | € 1.800 | |
5 | Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn, houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan de jeugdige leeftijd inherente werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze werknemers. | € 540 | |
9 | Melding arbeidsongevallen | ||
1 | De werkgever meldt arbeidsongevallen die leiden tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname direct aan de daartoe aangewezen toezichthouder en rapporteert hierover desgevraagd zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze toezichthouder. | € 4.500 | |
11 | Algemene verplichtingen van de werknemers | ||
De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om: | € 450* | ||
a. arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken; | |||
b. de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken; | |||
c. de op arbeidsmiddelen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken; | |||
d. mede te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8; | |||
e. de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid of de gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast; | |||
f. de werkgever en de werknemers en de andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en de arbodienst, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet. | |||
13 | Bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming | ||
1 | De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers. | € 900 | |
2 | Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen. | € 900 | |
3 | Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen. | € 900 | |
4 | De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen. | € 1.800 | |
9 | In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid. | € 450 | |
10 | In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijk persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen. | € 900 | |
14 | Maatwerkregeling aanvullende deskundige bijstand bij specifieke taken op het gebied op het gebied van preventie en bescherming | ||
1 | In aanvulling op artikel 13 laat de werkgever zich bij de volgende taken bijstaan door een of meer deskundige personen ten behoeve van wie overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven: | € 900 | |
a. het toetsen van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, en daarover adviseren; | |||
b. de bijstand bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten, met inbegrip van de bijstand bij de uitvoering van bij of krachtens artikel 25, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel bij of krachtens artikel 71a, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gestelde regels; | |||
c. het uitvoeren van: | |||
1°. het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 18; | |||
2°. de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten. | |||
2 | Bij de toepassing van het eerste lid wordt het volgende in acht genomen: | € 900 | |
a. de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, wordt doeltreffend uitgevoerd; | |||
b. de bijstand bij de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt binnen het bedrijf of de inrichting georganiseerd; | |||
c. voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand bij de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een of meer andere deskundige personen ten behoeve van wie overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven; | |||
d. de personen die de bijstand verrichten zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand van de taken, bedoeld in het eerste lid, naar behoren kunnen verlenen. | |||
7 | De deskundige werknemers en andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, en de personen, bedoeld in het eerste lid, werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen. | € 270 | |
14a | Vangnetregeling aanvullende deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming | ||
2 | De werkgever laat zich met betrekking tot de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, bijstaan door een arbodienst, ten behoeve waarvan overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven en die deel uitmaakt van de organisatie van het bedrijf of de inrichting. | € 900 | |
3 | Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een andere arbodienst ten behoeve waarvan, overeenkomstig artikel 20, een certificaat is afgegeven. | € 900 | |
4 | De deskundige werknemers en andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, en de werknemers van een arbodienst, werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen. | € 270 | |
15 | Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening | ||
1 | De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners. | € 1.800 | |
3 | De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen . | € 1.800 | |
18 | Arbeidsgezondheidskundig onderzoek | ||
De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een onderzoek te ondergaan, dat erop gericht is de risico's die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich mee brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. | € 90 | ||
19 | Verschillende werkgevers | ||
1 | Indien in een bedrijf of inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, moeten zij onderling op doelmatige wijze samenwerken, teneinde naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren. | € 270 | |
2 | Alvorens werkzaamheden behorende tot een bij AMvB aangewezen categorie aanvangen, moeten de werkgevers ervoor zorgen dat schriftelijk is vastgelegd op welke wijze zal worden samengewerkt, welke voorzieningen daarbij zullen worden getroffen en op welke wijze op die voorzieningen toezicht zal worden uitgeoefend. | € 90 |
Artikel | Lid | Beboetbare feiten | Boete normbedrag |
---|---|---|---|
Hoofdstuk 1 | Definities en toepassingsgebied | ||
Afdeling 8 | Jeugdige werknemers | ||
1.36 | Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie | ||
1 | Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn of plegen te zijn wordt in de risico-inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan: | € 450 | |
a. de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer; | |||
b. de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats; | |||
c. de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en fysische factoren; | |||
d. de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen; | |||
e. het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, en | |||
f. het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting. | |||
2 | Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, dan moet in de ri&e bijzondere aandacht worden besteed aan de niet-volledige lijst van agentia, procédés en werkzaamheden opgenomen in de bijlage van Richtlijn nummer 94/33/EEG. | € 450 | |
1.37 | Deskundig toezicht | ||
1 | Indien in een bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, moet op die arbeid adequaat deskundig toezicht worden uitgeoefend. De inhoud en mate van dit toezicht is afhankelijk van uit de ri&e gebleken gevaren. | € 1.800 | |
2 | Indien uit de ri&e blijkt dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden verricht. | € 2.700 | |
1.38 | Arbeidsgezondheidskundig onderzoek | ||
Indien jeugdige werknemers blijkens de ri&e blootstaan aan specifieke gevaren worden zij in de gelegenheid gesteld tot het ondergaan van arbeidsgezondheidskundig onderzoek. | € 90 | ||
Afdeling 9 | Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie | ||
1.41 | Risico-inventarisatie en evaluatie | ||
Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer, of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de ri&e in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage 1 van de Richtlijn nr. 92/85/EEG. | € 450 | ||
1.42 | Organisatie van de arbeid | ||
1 | De werkgever organiseert de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie. | € 900 | |
2 | Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door tijdelijke aanpassing van de arbeid of arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de zwangere werknemer, en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie. | € 900 | |
3 | Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de zwangere werknemer en de werknemer tijdens lactatie tijdelijk andere arbeid gegeven. | € 900 | |
4 | Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van het verrichten van arbeid. | € 900 | |
Afdeling 10 | Thuiswerkers | ||
1.44 | Beschikbaarheid van gegevens | ||
Van de thuiswerkers zijn gegevens beschikbaar omtrent naam, adres, woonplaats, verrichte werkzaamheden en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt. | € 90 | ||
1.45 | Voorraad | ||
Het is niet toestaan aan de thuiswerker een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, halffabrikaten en gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan strikt noodzakelijk is. | € 900 | ||
1.46 | Melding arbeidsongevallen | ||
Indien aan een thuiswerker in het verband met het verrichten van arbeid een arbeidsongeval (artikel 9 Arbowet) overkomt, wordt door de thuiswerker hiervan onverwijld mededeling gedaan aan de thuiswerkgever. | € 450 | ||
Hoofdstuk 2 | Arbozorg en organisatie van de arbeid | ||
Afdeling 3 | Arbodiensten en deskundigen | ||
2.13 | Samenwerkingsverband | ||
1 | Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6a, tweede lid, wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de externe deskundigen of de werkgever van deze deskundigen. In deze overeenkomst wordt in ieder geval de taakverdeling vastgelegd tussen de interne deskundige en de externe deskundigen | € 90 | |
2 | Het samenwerkingsverband wordt aangegaan voor een periode die in ieder geval even lang is als de geldigheidsduur van het certificaat arbodienst, bedoeld in artikel 2.14, tweede lid, dat ten behoeve van dat samenwerkingsverband wordt verleend. | € 90 | |
2.14a | Taken deskundigen | ||
1 | Bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van tenminste een van de certificaten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid. | € 1.800 | |
2 | Bij de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid. | € 1.800 | |
Afdeling 4 | Psychosociale arbeidsbelasting | ||
2.15 | Maatregelen ter voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting | ||
1 | Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de risico’s ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting beoordeeld en worden in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van de stand van de wetenschap maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of indien dat niet mogelijk is te beperken. | € 450 | |
2 | Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar bestaat voor blootstelling aan psychosociale belasting wordt voorlichting en onderricht gegeven over de risico’s voor psychosociale arbeidsbelasting alsmede over de maatregelen die er op zijn gericht die belasting te voorkomen of te beperken | € 540 | |
Artikelen 2.18, 2.19, 2.20, 2.21 en 2.22 vervallen | Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening | ||
Afdeling 5 | Bouwproces | ||
2.26 | Algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het ontwerpen van een bouwwerk | ||
De opdrachtgever zorgt ervoor dat in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met de verplichtingen voor de arbeidsomstandigheden die gelden in de uitvoeringsfase, in het bijzonder de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste en derde lid, en 8 van de wet. | € 1.800 | ||
2.27 | Kennisgeving | ||
1 | De opdrachtgever zorgt ervoor dat de toezichthouder, overeenkomstig het bij ministeriële regeling voorgeschreven model, vóór de aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats, in kennis wordt gesteld van de voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien: | € 1.800 | |
a. de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30 werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers tegelijkertijd arbeid zullen gaan verrichten, of | |||
b. met de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen zijn gemoeid. | |||
2 | De kennisgeving wordt zichtbaar op de bouwplaats aangebracht. Indien met betrekking tot de in de kennisgeving vermelde gegevens veranderingen optreden, wordt deze dienovereenkomstig gewijzigd. | € 90 | |
2.28 | Veiligheids- en gezondheidsplan | ||
1 | De opdrachtgever zorgt ervoor dat ten aanzien van bouwwerken die voor de veiligheid en gezondheid van werknemers bijzondere gevaren met zich meebrengen als bedoeld in bijlage II bij de richtlijn of een bouwwerk ten aanzien waarvan een kennisgeving verplicht is, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld. | € 1.800 | |
2 | Afhankelijk van de voortgang in het bouwproces, worden in het veiligheids- en gezondheidsplan ten minste vermeld: | € 1.800 | |
a. een beschrijving van het tot stand te brengen bouwwerk, een overzicht van de betrokken ondernemingen op de bouwplaats, de naam van de coördinator voor de ontwerp- en uitvoeringsfase; | |||
b. een inventarisatie en evaluatie van de specifieke gevaren die het gevolg zijn van de gelijktijdige en achtereenvolgende uitvoering van de bouwwerkzaamheden en in voorkomend geval van de wisselwerking met doorgaande exploitatiewerkzaamheden; | |||
c. de maatregelen die volgen uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder b; | |||
d. de afspraken met betrekking tot de uitvoering van de maatregelen, bedoeld onder c; | |||
e. de wijze waarop toezicht op de maatregelen wordt uitgeoefend; | |||
f. de bouwkundige, technische en organisatorische keuzen die in verband met de veiligheid en gezondheid van de werknemers in de ontwerpfase worden gemaakt; | |||
g. de wijze waarop voorlichting en instructie aan de werknemers op de bouwplaats wordt gegeven. | |||
2.29 | Aanstelling coördinatoren | ||
Indien in de uitvoeringsfase werkzaamheden worden verricht door: | € 1.800 | ||
a. twee of meer werkgevers; | |||
b. één werkgever en één of meer zelfstandigen of | |||
c. twee of meer zelfstandigen, | |||
stelt de opdrachtgever één of meer coördinatoren voor de ontwerpfase aan en stelt de uitvoerende partij één of meer coördinatoren voor de uitvoeringsfase aan. | |||
2.30 + 2.31 vervallen | Coördinatietaken gedurende de ontwerpfase + verplichtingen opdrachtgever | ||
2.32 | Aanvullende verplichtingen opdrachtgever | ||
1 | De opdrachtgever neemt zodanige maatregelen dat: | € 1.800 | |
1°. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.30, naar behoren kan vervullen; | |||
2°. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.30, naar behoren uitoefent; | |||
3°. het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, deel uitmaakt van het bestek betreffende het bouwwerk en vóór aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats beschikbaar is. | |||
2 | De opdrachtgever zorgt ervoor dat de verplichtingen voor de uitvoerende partij, bedoeld in de artikelen 2.29 en 2.33, zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende partij. | € 1.800 | |
2.33 | Aanvullende verplichtingen uitvoerende partij | ||
De uitvoerende partij neemt zodanige maatregelen dat: | € 1.800 | ||
1°. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.31, naar behoren kan vervullen; | |||
2°. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.31, naar behoren uitoefent. | |||
2.34 | Verplichtingen ontwerpende partij | ||
In het geval van een opdrachtgever-consument zorgt de ontwerpende partij of, indien er sprake is van meer ontwerpende partijen, zorgen de ontwerpende partijen ervoor dat aan alle verplichtingen van de opdrachtgever wordt voldaan. | € 1.800 | ||
2.35 | Verplichtingen werkgever | ||
1 | Bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de artikelen 3, 5, 8 en 19, eerste lid, van de wet neemt de werkgever, die bij de totstandbrenging van een bouwwerk arbeid doet verrichten, doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers. Deze maatregelen hebben met name betrekking op: | ||
a. het in goede orde en met voldoende bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers in stand houden van de bouwplaats; | € 1.800 | ||
b. de veilige plaatsing van de verschillende werkplekken op de bouwplaats, rekening houdend met de toegangsmogelijkheden tot die bouwplaats en de verbindingswegen daarop; | € 1.800 | ||
c. het interne transport van de verschillende materialen op de bouwplaats; | € 1.800 | ||
d. het onderhoud, de controle vóór inbedrijfstelling en de periodieke controle van installaties en toestellen, teneinde gebreken te voorkomen die de veiligheid en gezondheid van werknemers in gevaar kunnen brengen; | € 1.800 | ||
e. de afbakening en inrichting van zones voor definitieve en tussenopslag van verschillende materialen, met name in geval van gevaarlijke materialen of stoffen; | € 450 | ||
f. de voorzieningen voor de verwijdering van gebruikte gevaarlijke materialen; | € 1.800 | ||
g. de opslag en de verwijdering of de afvoer van afval en puin; | € 540 | ||
h. de aanpassing van de daadwerkelijke duur van de uit te voeren werkzaamheden of de fasen waarin die werkzaamheden worden uitgevoerd, afhankelijk van de voortgang van het bouwwerk; | € 540 | ||
i. de samenwerking met andere werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats; | € 2.700 | ||
j. de wisselwerking met exploitatiewerkzaamheden op of in de nabijheid van de bouwplaats. | € 2.700 | ||
2 | De mede op grond van het eerste lid te nemen maatregelen voldoen in ieder geval aan de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit. | € 1.800 | |
3 | De werkgever is verplicht tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, voor zover en op de wijze als daarin ten aanzien van de door hem te doen verrichten werkzaamheden is bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator voor de uitvoeringsfase. | € 2.700 | |
2.36, 2.37 en 2.38 vervallen | Verplichtingen ontwerpende en uitvoerende partij en werkgever | ||
Afdeling 6 | Winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen | ||
2.41 | Verplichtingen van de werkgever | ||
1 | Indien bemande arbeidsplaatsen in de winningsindustrie in gebruik zijn, wordt toezicht uitgeoefend door een verantwoordelijke persoon. | € 1.800 | |
2 | Werkzaamheden waaraan een bijzonder gevaar is verbonden, worden uitsluitend opgedragen aan vakbekwaam personeel met voldoende ervaring en uitgevoerd overeenkomstig de verstrekte instructies. | € 1.800 | |
3 | Op arbeidsplaatsen in de winningsindustrie worden met regelmatige tussenpozen veiligheidsoefeningen gehouden. | € 270 | |
4 | Opdat in geval van nood onmiddellijk hulp-, vlucht-, evacuatie- en reddingsmaatregelen genomen kunnen worden, worden in aanvulling op de bedrijfshulpverlening de nodige alarm- of andere communicatiesystemen ter beschikking gesteld. | € 540 | |
5 | Indien op een arbeidsplaats in de winningsindustrie slechts een werknemer aanwezig is, beschikt deze over telecommunicatiemiddelen om zich met anderen in verbinding te kunnen stellen. | € 270 | |
2.42 | Samenwerking, veiligheids- en gezondheidsdocument | ||
2 | Voor de aanvang van het werk moet een veiligheids- en gezondheidsdocument worden opgesteld. | € 1.800 | |
3 | In aanvulling op het tweede lid, onder d, coördineert de op de arbeidsplaats verantwoordelijke werkgever de uitvoering van alle veiligheids- en gezondheidsmaatregelen en geeft daarbij in het veiligheids- en gezondheidsdocument het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie aan. | € 1.800 | |
4 | Het veiligheids- en gezondheidsdocument wordt bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats in de winningsindustrie herzien. | € 900 | |
6 | De werkzaamheden moeten overeenkomstig het veiligheids- en gezondheidsdocument worden uitgevoerd. | € 1.800 | |
2.42a | Werkvergunning | ||
Wanneer de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen, wordt een systeem van werkvergunningen toegepast voor de uitvoering van gevaarlijke werkzaamheden en voor de uitvoering van gewoonlijk ongevaarlijke werkzaamheden die in combinatie met andere werkzaamheden ernstige risico's met zich mee kunnen brengen. | € 1.800 | ||
De werkvergunning wordt door een verantwoordelijke persoon gegeven voor de aanvang van de werkzaamheden en daarbij wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan en welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen voor, tijdens en na de werkzaamheden. | € 90 | ||
2.42b | Personenregister | ||
Op doelmatige plaatsen is een register aanwezig, waarin van degenen die werkzaamheden verrichten in de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie met behulp van boringen zijn vermeld: | € 90 | ||
a. naam, voornamen, geslacht; | |||
b. aard, nummer en een afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht; | |||
c .gegevens en data betreffende indiensttreding en tewerkstelling; | |||
d. de onderscheiden functies, waarin zij zijn tewerkgesteld en de data van tewerkstelling daarin; | |||
e. data en aard van geneeskundige onderzoeken en geneeskundige verklaringen, voorzover deze op grond van dit besluit zijn vereist; | |||
f. gegevens van certificaten, voorzover die voor het verrichten van de werkzaamheden op grond van dit besluit en het Mijnbouwbesluit zijn vereist. | |||
2.42c | Melding van ongevallen en bijna-ongevallen | ||
1 | In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de wet doet de werkgever tevens onverwijld mededeling aan de toezichthouder: | € 4.500 | |
a. van alle belangrijke bij het verkeer of vervoer voorgekomen bijzondere gebeurtenissen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen; | |||
b. wanneer de veiligheid op enigerlei wijze wordt bedreigd of personen zich in levensgevaar bevinden of bevonden hebben; | |||
c. van alle bij het gebruik, het vervoer of de opslag van ontplofbare stoffen opgetreden voorvallen, die de veiligheid in gevaar hadden kunnen brengen of hebben gebracht. | |||
2 | Eenmaal per maand wordt van alle ongevallen en andere voorvallen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen, opgave gedaan aan de toezichthouder, voorzover er geen melding is gedaan als bedoeld in het eerste lid. | € 90 | |
Afdeling 6a | Winningsindustrieën met behulp van boringen | ||
2.42f | Veiligheids- en gezondheidsdocument | ||
2 | Bij de planning en tenuitvoerlegging van alle in artikel 3.2, eerste lid, tweede volzin, bedoelde fasen worden de in het desbetreffende veiligheids- en gezondheidsdocument vermelde procedures en uitvoeringsbepalingen in acht genomen. | € 1.800 | |
2.42g | Veiligheidsoefeningen | ||
Op alle normaliter bemenste arbeidsplaatsen worden op gezette tijden veiligheidsoefeningen gehouden die erop gericht zijn: | € 270 * | ||
a. werknemers aan wie in noodgevallen concrete taken worden opgedragen, waarbij noodapparatuur moet worden gebruikt, gehanteerd of bediend, hierin te trainen en na te gaan of zij bekwaam zijn die taken te vervullen; | |||
b. alle bij de oefeningen gebruikte noodapparatuur te controleren, schoon te maken en zo nodig opnieuw op te laden of te vervangen en alle gebruikte draagbare apparatuur opnieuw naar de plaats te brengen waar zij zich normaliter bevindt; | |||
c. na te gaan of de reddingsvaartuigen gebruiksklaar zijn. | |||
2.42h | Handelingen in noodgevallen | ||
1 | De werknemers worden getraind in het uitvoeren van de handelingen die in noodgevallen moeten worden verricht. | € 1.800 | |
2 | Op mijnbouwinstallaties waar werknemers langere tijd verblijven zijn bij helikopterbewegingen op het helikopterdek voldoende werknemers aanwezig die tot taak hebben bij noodgevallen in actie te komen. Deze werknemers zijn hiertoe voldoende getraind. | € 270 | |
3 | In aanvulling op het eerste en tweede lid worden werknemers die werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties ook getraind in het uitvoeren van de handelingen die op een specifieke arbeidsplaats moeten worden verricht. Deze handelingen worden voor de desbetreffende arbeidsplaats nader omschreven in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42. | € 270 | |
4 | Werknemers die werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties worden getraind in de toepassing van overlevingstechnieken, met inachtneming van de criteria die zijn vastgesteld in het veiligheids- en gezondheidsdocument bedoeld in artikel 2.42. | € 270 | |
Afdeling 7 | Nachtarbeid | ||
Arbeidsgezondheidskundig onderzoek | |||
2 | Iedere werknemer die voor de eerste keer arbeid in nachtdienst gaat verrichten wordt, in aanvulling op artikel 18 van de Arbowet, in de gelegenheid gesteld om voor de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan | € 90 | |
Hoofdstuk 3 | Inrichting arbeidplaatsen | ||
Afdeling 1 | Definities en toepasselijkheid | ||
3.1b | Gebruiksvoorschrift | ||
Een arbeidsplaats in een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet wordt slechts gebruikt indien het gebouw voldoet aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften met betrekking tot de van toepassing zijnde gebruiksfunctie in de zin van dat besluit. | € 1.800 | ||
3.2 | Algemene vereisten | ||
1 | Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten. | € 1.800 | |
Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. | |||
Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden. | |||
2 | Regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren. | € 1.800 | |
3 | Geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of gezondheid kunnen beïnvloeden, worden zo spoedig mogelijk hersteld. | € 1.800 | |
3.3 | Stabiliteit en stevigheid | ||
1 | Gebouwen en andere opstallen bestaan uit deugdelijk materiaal, zijn van een deugdelijke constructie en verkeren in een zodanige staat, dat er geen gevaar bestaat voor het geheel of gedeeltelijk instorten of omvallen. | € 2.700 | |
2 | De arbeidsplaats is zodanig ingericht, dat de daar aanwezige voorwerpen of stoffen geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid opleveren, door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. | € 2.700 | |
3.4 | Elektrische installaties | ||
1 | Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. | € 2.700 | |
2 | In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering. | € 2.700 | |
3 | Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema's beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie. | € 90 | |
3.5 | Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie | ||
1 | Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd. | € 1.800* | |
2 | Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking dan wel te dichte benadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegd persoon. | € 1.800* | |
3 | Werkzaamheden aan of in nabijheid van een elektrische installatie worden slechts uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningsloos is. | € 2.700* | |
4 | In aanvulling op het derde lid zijn door de daartoe bevoegde werknemers tevens doeltreffende maatregelen zijn genomen om een gevaarloos verloop van die werkzaamheden te waarborgen. | € 2.700* | |
7 | Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, onder c, worden slechts uitgevoerd, indien: | € 2.700* | |
tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven; | |||
gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte reinigings- en arbeidsmiddelen, en | |||
de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen daarvan die onder spanning staan. | |||
Paragraaf 2a | Explosieve atmosferen | ||
3.5b | Samenwerking en coördinatie | ||
2 | In aanvulling op artikel 19, tweede lid, van de wet coördineert de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats, bedoeld in het eerste lid, de uitvoering van alle maatregelen inzake veiligheid en gezondheid. | € 1.800 | |
3.5c | Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie; explosieveiligheidsdocument | ||
1 | De gevaren in verband met explosieve atmosferen en de bijzondere risico’s die daaruit kunnen voortvloeien, worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, voor de aanvang van de arbeid en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, de arbeidsmiddelen of het arbeidsproces, in hun geheel beoordeeld en schriftelijk vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument. | € 900 | |
2 | Er is in ieder geval sprake van gevaar voor een explosie indien in de atmosfeer de concentratie van zuurstof hoger is dan 21 volumeprocent of de concentratie van brandbare gassen of dampen hoger is dan 10 volumeprocent van de onderste explosiegrens. | € 900 | |
3 | Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met: | € 900 | |
a. de waarschijnlijkheid van het voorkomen en het voortduren van explosieve atmosferen; | |||
b. de waarschijnlijkheid dat ontstekingsbronnen, elektrostatische ontladingen daaronder begrepen, aanwezig zijn, actief worden en daadwerkelijk ontsteken; | |||
c. de aanwezige installaties, de gebruikte stoffen, de processen en hun mogelijke wisselwerkingen; | |||
d. de omvang van de te verwachten gevolgen. | |||
4 | Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden tevens ruimten in aanmerking genomen die via openingen verbonden zijn of kunnen worden verbonden met ruimten waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen. | € 900 | |
5 | In het explosieveiligheidsdocument zijn ten minste vermeld: | € 450 | |
a. een identificatie en beoordeling van de explosierisico’s; | |||
b. de wijze waarop de arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen, met inbegrip van de alarminstallaties, met de vereiste aandacht voor de veiligheid zijn ontworpen, worden gebruikt of bediend en onderhouden; | |||
c. welke gebieden zijn ingedeeld in zones als bedoeld in artikel 3.5d, eerste lid; | |||
d. de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de maatregelen, bedoeld in de artikelen 3.5d, 3.5e en 3.5f; | |||
e. indien op arbeidsplaatsen als bedoeld in artikel 3.5b, eerste lid, meerdere werkgevers arbeid doen verrichten, de wijze waarop voldaan is aan artikel 19, tweede lid, van de wet en het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie, bedoeld in artikel 3.5b, tweede lid. | |||
3.5d | Algemene preventieve maatregelen | ||
1 | Doeltreffende maatregelen zijn genomen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer op de arbeidsplaats te voorkomen. | € 4.500 | |
2 | Indien het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het werk niet mogelijk is, worden in de hieronder aangegeven volgorde de volgende maatregelen genomen: | € 4.500 | |
a. de ontsteking van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan; | |||
b. de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt. | |||
3 | In aanvulling op de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de mogelijkheid tot uitbreiding van een explosie beperkt. | € 4.500 | |
4 | Indien werknemers of anderen door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, wordt, in aanvulling op het eerste tot en met derde lid, de arbeidsplaats zodanig ingericht dat veilig kan worden gewerkt. | € 1.800 | |
Indien werknemers of anderen door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, wordt, in aanvulling op het tweede en derde lid, er op de arbeid passend toezicht, met inbegrip van het gebruik van passende technische middelen, uitgeoefend. De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, gebleken gevaren | € 1.800 | ||
5 | Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat er explosieve atmosferen kunnen voorkomen, worden gebieden waar deze atmosferen kunnen heersen ingedeeld in gevarenzones als bedoeld in bijlage I bij richtlijn nr. 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1999 (PbEG 2000, L 23) betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG). | € 900 | |
6 | Gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwingsborden die voldoen aan de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8. | € 540 | |
3.5e | Maatregelen in gevarenzones | ||
In de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor, of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst, worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen: | |||
a | vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt; | € 4.500 | |
b | indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten brandbare stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid; | € 4.500 | |
c | installaties, apparaten, beveiligingssystemen en het installatiemateriaal, worden, met inachtneming van onderdeel e, slechts in gebruik genomen indien uit het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar verbonden is; | € 1.800 | |
d | onderdeel c is van overeenkomstige toepassing op arbeidsmiddelen en de verbindingsstukken ervan die geen apparaten en beveiligingssystemen zijn als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, indien hun opneming in de installaties aanleiding kan geven tot ontstekingsgevaar; | € 1.800 | |
e | voor zover het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, geen andere eisen stelt, worden in de gevarenzones apparaten en beveiligingssystemen gebruikt overeenkomstig de categorieën als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel en toegepast volgens de navolgende principes: | € 4.500 | |
1º. gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur; | |||
2º. gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur; | |||
3º. gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur | |||
f | de nodige maatregelen worden getroffen ter voorkoming van verwisseling van installatiemateriaal; | € 1.800 | |
g | in gebieden waar een explosieve atmosfeer kan ontstaan wordt aan werknemers werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen; | € 1.350 | |
h | indien een toestand ontstaat waarin een explosie zich kan gaan voordoen, worden werknemers optisch of akoestisch gewaarschuwd en teruggetrokken; | € 4.500 | |
i | voor de eerste inbedrijfstelling van een arbeidsplaats en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, arbeidsmiddelen of het arbeidsproces waarbij explosieve atmosferen kunnen voorkomen, wordt de explosieveiligheid van de gehele installatie gecontroleerd door een ter zake deskundig persoon. | € 1.800 | |
3.5f | Bijzondere maatregelen | ||
Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, hiertoe de noodzaak is gebleken, worden in aanvulling op artikel 3.5e de volgende maatregelen genomen: | |||
a | schriftelijke instructies worden verstrekt met betrekking tot de uitvoering van arbeid; | € 540 | |
b | voor de aanvang van arbeid dat gevaar kan opleveren, wordt toestemming verleend door een daartoe bevoegde persoon om deze arbeid te verrichten; | € 540 | |
c | apparaten en beveiligingssystemen worden, wanneer stroomuitval extra gevaren teweeg kan brengen, onafhankelijk van de rest van de installatie, bij stroomuitval in een veilige bedrijfstoestand gehandhaafd; | € 1.800 | |
d | automatisch gestuurde apparaten en beveiligingssystemen die van de voorziene bedrijfsomstandigheden afwijken, worden zonder gevaar manueel uitgeschakeld. Deze ingrepen worden door bevoegde werknemers uitgevoerd; | € 1.800 | |
e | indien de noodstopinrichtingen in werking worden gesteld, wordt de opgeslagen energie zo snel en zo veilig mogelijk afgevoerd of geïsoleerd, zodat zij niet langer een bron van gevaar vormt; | € 1.800 | |
f | vluchtmiddelen worden beschikbaar en gebruiksklaar gehouden zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten. | € 2.700 | |
3.5g | Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand | ||
4 | Indien het niet mogelijk is om maatregelen, bedoeld in het tweede lid, te nemen en het noodzakelijk is om zich in de gevaarlijke atmosfeer bedoeld in het eerste lid, te begeven, dan wordt de werknemer permanent geobserveerd en worden doeltreffende maatregelen genomen om deze werknemer: | € 4.500* | |
a. te beschermen tegen het gevaar, bedoeld in het tweede lid; | |||
b. bij direct gevaar onmiddellijk op doeltreffende wijze hulp te bieden. | |||
3.5h | Veiligheid aan, op of in tankschepen | ||
2 | De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden op veilige wijze verricht door of onder toezicht van een persoon die beschikt over voldoende deskundigheid. | € 1.800* | |
3 | Bij ministeriële regeling worden werkzaamheden aangewezen, die uitsluitend worden verricht, indien een gasdeskundige vooraf de gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers heeft beoordeeld en een verklaring heeft afgegeven die voldoet aan een bij ministeriële regeling vast te stellen model. | € 4.500 | |
4 | Een gasdeskundige als bedoeld in het derde lid is in het bezit van een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800* | |
5 | Het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90* | |
3.6 | Vluchtwegen en nooduitgangen | ||
1 | Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het voor werknemer mogelijk te maken, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor veiligheid en gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen. | € 2.700 | |
2 | Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden. | € 2.700 | |
3.7 | Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen | ||
1 | Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels. | € 2.700 | |
2 | Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend. | € 2.700 | |
3 | Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen. | € 540 | |
4 | Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt. | € 540 | |
5 | Vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting. | € 540 | |
6 | Vluchtwegen, deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen, alsmede nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. | € 540 | |
3.8 | Brandmelding en brandbestrijding | ||
1 | In aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening (artikel 15 Arbowet) zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de te verrichten arbeid en de gevaren en het maximaal aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig. | € 900 | |
2 | Indien nodig moeten, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig zijn. | € 900 | |
3 | Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen. | € 540 | |
4 | Niet automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van signalering die voldoet aan artikel 8.4. Signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht. | € 540 | |
3.9 | Noodverlichting | ||
Arbeidsplaatsen waar werknemers bij uitvallen van kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld zijn voorzien van adequate noodverlichting. | € 1.350 | ||
Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken werknemers over individuele verlichting. | |||
3.10 | Redden van drenkelingen | ||
Op arbeidsplaatsen waar gevaar bestaat voor verdrinking wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op goed zichtbare plaats beschikbaar. | € 2.700 | ||
3.11 | Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen | ||
1 | Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef. | € 540 | |
2 | Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen. is zodanig dat deze te behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden. | € 270 | |
3 | Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met aard van werkzaamheden en te leveren fysieke belasting voldoende thermisch geïsoleerd. | € 270 | |
4 | Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats: | € 540 | |
duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of | |||
op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken. | |||
3.12 | Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten | ||
1 | Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en gesloten kunnen worden, | € 540 | |
kan dit op veilige wijze geschieden; | |||
kunnen zij tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden; en | |||
leveren zij in geopende stand geen gevaar op. | |||
2 | Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt. | € 540 | |
3.13 | Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen | ||
1 | De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats. | € 540 | |
2 | Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht. | € 540 | |
3 | Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien. | € 540 | |
4 | Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of licht doorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond raken. | € 540 | |
5 | Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd. | € 900 | |
6 | Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar opleveren. Ze zijn uitgerust met makkelijk herkenbare beveiligingen, die voorkomen dat werknemers gewond raken. | € 900 | |
7 | Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch opengaan. | € 900 | |
8 | In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere doorgangen die hoofdzakelijk voor verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn bestemd, bevinden zich – tenzij veilig voor voetgangers – afzonderlijke doorgangen voor voetgangers. | € 540 | |
9 | De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar en vrij van obstakels. | € 540 | |
10 | Kettingen of soortgelijke voorzieningen die worden gebruikt om te verhinderen dat een bepaalde ruimte wordt betreden, zijn goed zichtbaar en op doelmatige wijze voorzien van verbods- of waarschuwingsborden. | € 540 | |
3.14 | Verbindingswegen | ||
1 | De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt. | € 900 | |
2 | Voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen arbeid verrichten, gevaar lopen. | € 900 | |
3 | De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht. | € 900 | |
4 | Indien op verbindingswegen – voorzover het niet op de openbare weg betreft – voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels vastgesteld. | € 900 | |
5 | In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter bescherming van de voetgangers genomen. | € 900 | |
6 | De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats. | € 900 | |
7 | Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de verbindingswegen duidelijk afgebakend. | € 900 | |
3.15 | Markering gevaarlijke plaatsen | ||
1 | De plaatsen waar door de aard van het werk gevaar, met inbegrip van valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen voorkomt of waar obstakels niet verwijderd kunnen worden, een gevaar voor de veiligheid vormen bij verplaatsing van voertuigen of personen worden duidelijk gemarkeerd door signalen die voldoen aan artikel 8.4. | € 540 | |
2 | Alleen werknemers, die beroepshalve of uit hoofde van hun functie de in het eerste lid bedoelde plaatsen moeten betreden, worden daar toegelaten. | € 900 | |
3.16 | Voorkomen valgevaar | ||
1 | Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat: | € 4.500 | |
– is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht, of | |||
– is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen. | |||
4 | Indien de voorzieningen ter voorkoming van valgevaar niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen: | € 4.500 | |
– zijn voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht, of | |||
– worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt, of | |||
– worden andere technische middelen toegepast, die eenzelfde mate van beveiliging geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorkeur boven maatregelen gericht op individuele bescherming. | |||
3.17 | Voorkomen gevaar door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen | ||
Het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk beperkt. Artikel 3.16, vierde lid, laatste volzin, is van toepassing: m aatregelen op collectief niveau hebben de voorkeur boven maatregelen op individueel niveau. | € 4.500 | ||
3.18 | Specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms | ||
1 | Roltrappen en -paden functioneren veilig en zijn uitgerust met noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen, waaronder gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen. | € 2.700 | |
2 | Laadplatforms en -hellingen zijn afgestemd op de afmetingen van te vervoeren ladingen. Zij beschikken over ten minste één uitgang. | € 540 | |
3.19 | Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats | ||
1 | Afmetingen en luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn arbeid kan verrichten. | € 540 | |
2 | Afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt. | € 540 | |
3 | Indien in verband met de aard van de arbeid niet over voldoende bewegingsruimte kan worden beschikt, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor betrokken werknemers beschikbaar. | € 540 | |
3.20 | Ontspanningsruimten | ||
In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen. | € 540 | ||
De ruimte waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen, | |||
is daartoe geschikt en afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen. | |||
3.21 | Nachtverblijven | ||
Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte tussen het einde en het begin van de dagelijkse arbeidstijd, in het bedrijf of de inrichting waar zij werkzaam zijn, plegen te verblijven is een nachtverblijf beschikbaar. | € 540 | ||
Een nachtverblijf is adequaat ingericht. | |||
Een nachtverblijf is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht. | |||
3.22 | Kleedruimten | ||
1 | Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen. | € 270 | |
2 | Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden kleedruimten beschikbaar. | € 540 | |
Deze ruimten zijn zoveel mogelijk in de nabijheid van de open of besloten ruimten waar de arbeid pleegt te worden verricht. | |||
Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd. | € 270 | ||
3 | In de kleedruimten kan kleding die werknemers tijdens arbeid niet dragen op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard. | € 270 | |
4 | Indien omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en de persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard. | € 270 | |
3.23 | Wasgelegenheden en douche ruimten | ||
1 | Indien werknemers blootstaan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken aanwezig. | € 270 | |
De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden. | |||
De wasbakken beschikken over koud, en zo nodig over warm stromend water | |||
2 | Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig. | € 540 | |
De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen gescheiden. | |||
De douches beschikken over warm en koud stromend water. | |||
3 | Indien douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar. | € 270 | |
3.24 | Toiletten en wastafels | ||
1 | In een bedrijf of inrichting zijn in de nabijheid van de ruimten waar de werknemers hun werkzaamheden verrichten een voldoende aantal toiletten aanwezig. | € 540 | |
2 | In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten zich bevinden zijn voldoende wastafels. | € 540 | |
3 | De toiletten of het gebruik van de toiletten zijn naar seksen gescheiden. | € 540 | |
3.25 | Eerstehulpposten | ||
1 | Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn in aanvulling op artikel 15 Arbowet, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerstehulpposten aanwezig. | € 540 | |
2 | In de eerstehulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig. | € 270 | |
3 | In de eerstehulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht. | € 270 | |
4 | De eerstehulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerstehulpuitrusting. | € 270 | |
5 | De eerstehulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar. | € 270 | |
6 | De eerstehulpposten en de eerstehulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die aan artikel 8.4 voldoet. | € 540 | |
Afdeling 2 | Aanvullende voorschriften bouwplaatsen | ||
3.27 | Algemene vereisten | ||
1 | Een bouwplaats is gemarkeerd en afgebakend. | € 540 | |
2 | Op een bouwplaats is voldoende drinkwater of andere alcoholvrije drank beschikbaar. | € 270 | |
3 | Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden beschikbaar. | € 270 | |
3.28 | Stabiliteit en stevigheid | ||
1 | Werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd, zijn stabiel en stevig, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers dat zich daar bevindt, de maximale belasting en de verdeling daarvan en met externe invloeden. | € 4.500 | |
Zo nodig zijn ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen aangebracht. | |||
2 | De stabiliteit en stevigheid worden regelmatig en in ieder geval na iedere relevante verandering van de hoogte of de diepte van de hiervoor bedoelde werkplekken, doeltreffend gecontroleerd. | € 1.800 | |
3.29 | Elektrische installaties en leidingen | ||
1 | Elektrische installaties die voor aanvang van de werkzaamheden reeds op de bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt. | € 1.800 | |
2 | Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats om geleid of spanningsloos gemaakt. | € 2.700 | |
Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst. | |||
3 | Indien voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden beschermingen onder de leidingen aangebracht. | € 2.700 | |
4 | Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd. | € 1.800 | |
5 | Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor de werknemers, verbonden aan beschadiging van ondergrondse leidingen en kabels, zoveel mogelijk te voorkomen. | € 2.700 | |
3.30 | Bouwputten, tunnels, uitgravingen,en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden | ||
1 | In een bouwput, een tunnel, bij een uitgraving of andere ondergrondse werkzaamheden worden doeltreffende stut- of taludvoorzieningen aangebracht ter voorkoming van instorting of overstroming. | € 2.700 | |
2 | Bij grondverzetwerkzaamheden worden de uitgegraven aarde, het gebruikte materiaal en de daarbij gebruikte voertuigen op veilige afstand van de uitgraving gehouden. | € 2.700 | |
Zo nodig wordt rond een uitgraving doeltreffend hekwerk geplaatst. | |||
3.31 | Metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab-elementen | ||
1 | Metaal- en betonconstructies alsmede onderdelen daarvan, bekistingen, prefab-elementen of tijdelijke stutten en schoren worden slechts gemonteerd of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daartoe aangewezen persoon. | € 1.800 | |
2 | Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren kunnen zonder gevaar voor de werknemers de krachten dragen waaraan zij blootstaan. | € 2.700 | |
Afdeling 3 | Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen | ||
3.33 | Schriftelijke voorlichting | ||
Voor iedere arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn schriftelijke instructies opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die moeten worden nageleefd om de veiligheid en gezondheid van de werknemers, alsmede het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen te garanderen. Deze instructies bevatten tevens aanwijzingen voor het gebruik van de noodapparatuur en de te volgen handelwijze in noodsituaties. | € 540 | ||
3.34 | Gevaar voor explosieve atmosferen | ||
1 | In zones waar de atmosfeer in zodanige mate stoffen bevat dat daardoor een gevaar voor explosie bestaat worden maatregelen genomen om dat gevaar te voorkomen. | € 4.500 | |
3 | De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid. | € 450 | |
3.35 | Reanimatie-apparatuur | ||
1 | In aanvulling op de regelgeving terzake van de bedrijfshulpverlening zijn in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestaat doelmatige reanimatieapparaten aanwezig. | € 2.700 | |
2 | Op de arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn voldoende werknemers aanwezig die de reanimatieapparaten kunnen bedienen. | € 2.700 | |
3 | De reanimatie apparaten worden doelmatig onderhouden en opgeslagen. | € 540 | |
3.36 | Beperken en bestrijden van brand | ||
Vervallen. | |||
Afdeling 3a | Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw | ||
3.37 | Voorkomen instabiliteit | ||
1 | Telkens voor aanvang van werkzaamheden aan afgravings- of ontginningsfronten boven werkterreinen of verkeerswegen wordt nagegaan of er geen instabiele massa's of rotsblokken zijn. Losse steenblokken worden zo nodig verwijderd. | € 900 | |
2 | Voor het ontstaan van instabiliteit bij het ontginnen van fronten of steenhopen wordt gewaakt. | € 900 | |
Afdeling 3b | Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën | ||
3.37b | Plattegronden en bewegwijzering | ||
1 | Er worden plattegronden gemaakt en regelmatig bijgewerkt, waarop de galerijen en de ontginningswerkzaamheden en alle bekende factoren die van invloed kunnen zijn op de ontginning en de veiligheid daarvan zijn aangegeven op een schaal die een duidelijke voorstelling mogelijk maakt. De plattegronden zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder. De plattegronden zijn gemakkelijk toegankelijk en worden zolang bewaard als met het oog op de veiligheid noodzakelijk is. | € 540 | |
2 | In de galerijen is een bewegwijzering aangebracht, zodat de werknemers zich gemakkelijk kunnen oriënteren. | € 540 | |
3.37c | Uitgangen | ||
1 | Iedere ondergrondse ontginning staat via ten minste twee afzonderlijke uitgangen met de oppervlakte in verbinding. Deze uitgangen zijn degelijk geconstrueerd en gemakkelijk toegankelijk voor de werknemers die ondergrondse werkzaamheden verrichten. | € 2.700 | |
2 | Wanneer voor het gebruik van deze uitgangen een bijzondere krachtsinspanning nodig is, zijn zij uitgerust met mechanische transportmiddelen voor de werknemers. | € 2.700 | |
3.37d | Transportinstallaties | ||
1 | Transportinstallaties worden zodanig aangelegd, gebruikt en onderhouden, dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die ze besturen of gebruiken, of zich in de nabijheid daarvan ophouden, gewaarborgd is. | € 4.500 | |
2 | Bij vervoer van werknemers met mechanische transportmiddelen wordt gezorgd voor passende voorzieningen en speciale schriftelijke instructies. | € 4.500 | |
3.37e | Ondersteuning en stabiliteit | ||
1 | Zo spoedig mogelijk na het delven worden er ondersteuningen aangebracht, tenzij dit vanwege de stabiliteit van het terrein niet noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemers. Deze ondersteuningen worden volgens schema's en schriftelijke instructies aangebracht. | € 2.700 | |
2 | Alle voor werknemers toegankelijke werkplekken worden regelmatig op de stabiliteit van het terrein onderzocht. | € 900 | |
3 | Bij het onderhoud van de ondersteuningen wordt rekening gehouden met de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid. | € 900 | |
3.37f | Instortingen en waterdoorbraken | ||
1 | In zones waar zich instortingen of waterdoorbraken kunnen voordoen, wordt een winningsprogramma opgesteld en uitgevoerd dat zoveel mogelijk gericht is op een veilig werksysteem en op de bescherming van de werknemers. | € 2.700 | |
2 | Er worden maatregelen genomen om de zones, bedoeld in het eerste lid, te kunnen herkennen, om de werknemers die in of in de nabijheid van die zones werken te beschermen en om de risico's te beheersen. | € 2.700 | |
3.37g | Voorkoming van brand en temperatuurstijging | ||
1 | Er worden maatregelen genomen om temperatuurstijgingen te voorkomen of vroegtijdig te signaleren. | € 4.500 | |
2 | Het gebruik van brandbare materialen wordt tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt. | € 1.350 | |
3 | De te gebruiken hydraulische vloeistoffen zijn voorzover mogelijk moeilijk ontvlambaar en voldoen aan specificaties en beproevingsvoorwaarden betreffende de brandbaarheid ervan alsmede aan criteria betreffende de hygiëne. Indien de te gebruiken hydraulische vloeistoffen niet aan de in de eerste volzin gestelde eisen voldoen, worden aanvullende maatregelen genomen. | € 2.700 | |
3.37h | Verlichting | ||
In aanvulling op artikel 3.9 beschikt elke werknemer over een voor het werk geschikte lamp. | € 540 | ||
3.37i | Aanwezigheidscontrole | ||
Het werk is zodanig georganiseerd dat op ieder moment kan worden vastgesteld wie er ondergronds is. | € 90 | ||
Afdeling 3c | Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen | ||
3.37k | Vereisten inrichting mijnbouwinstallaties | ||
1 | In aanvulling op de artikelen 3.2 en 3.3 zijn mijnbouwinstallaties zodanig ontworpen, gebouwd, ingericht, bediend, gecontroleerd en onderhouden dat zij aan de te verwachten omgevingskrachten weerstand kunnen bieden. Zij dienen een constructie en stevigheid te hebben die zijn afgestemd op het gebruik dat ervan wordt gemaakt. | € 2.700 | |
2 | Op mijnbouwinstallaties worden zo nodig brandbarrières aangebracht met het oog op de afscheiding van zones waar brandrisico bestaat. | € 2.700 | |
3.37l | Verkeer en vervoer | ||
Vervallen. | |||
3.37m | Onderhoud van veiligheidsapparatuur | ||
Doelmatige veiligheidsapparatuur staat steeds gebruiksklaar en wordt in goede staat gehouden. Bij het onderhoud daarvan wordt naar behoren rekening gehouden met de uitgeoefende activiteiten. | € 4.500 | ||
3.37n | Nooduitgangen | ||
1 | Woon- en verblijfruimten op mijnbouwinstallaties hebben op elk niveau ten minste twee afzonderlijke nooduitgangen, die zo ver mogelijk van elkaar zijn gelegen en uitkomen in een veilige zone, een veilig verzamelpunt of een veilig evacuatiestation. | € 2.700 | |
2 | In afwijking van artikel 3.7, vierde lid, zijn nooduitgangen op mijnbouwinstallaties voorzien van deuren die op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe zijn te openen of indien dit niet mogelijk is, van schuifdeuren. | € 540 | |
3.37p | Gevarenzones | ||
1 | Arbeidsplaatsen waar door de aard van het werk gevarenzones, met inbegrip van valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen, voorkomen, worden zoveel mogelijk uitgerust met voorzieningen die beletten dat werknemers deze zones zonder toestemming betreden. | € 4.500 | |
2 | Er worden doeltreffende maatregelen getroffen om de werknemers die de gevarenzones mogen betreden te beschermen. | € 4.500 | |
3.37q | Afstandsbediening in noodgevallen | ||
1 | Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen wordt bepaalde apparatuur in geval van nood vanaf geschikte locaties op afstand bediend. | € 1.800 | |
3 | Ten behoeve van de afstandsbediening, bedoeld in het eerste lid, zijn er controleposten op geschikte locaties die in geval van nood kunnen worden gebruikt, indien nodig met inbegrip van controleposten op veilige verzamelpunten en in evacuatiestations. | € 1.800 | |
3.37r | Communicatiesystemen | ||
1 | Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen wordt iedere bemande arbeidsplaats uitgerust met: | € 2.700 | |
a. een audiovisueel systeem waarmee een alarmmelding zo nodig kan worden doorgestuurd naar elk bemand deel van de arbeidsplaats; | |||
b. een luidsprekersysteem, dat duidelijk kan worden gehoord in alle delen van de installatie waar zich vaak werknemers ophouden; | |||
c. een systeem waarmee de verbinding met het vasteland en de hulpdiensten kan worden onderhouden. | |||
2 | Op mijnbouwinstallaties blijven de systemen, bedoeld in het eerste lid, in geval van nood operationeel. Het luidsprekersysteem wordt aangevuld met communicatiesystemen die niet afhankelijk zijn van kwetsbare stroomvoorzieningsinstallaties. | € 2.700 | |
3 | De voorzieningen voor het slaan van alarm zijn op doelmatige plaatsen aangebracht. | € 2.700 | |
4 | Indien werknemers aanwezig zijn op arbeidsplaatsen die normaliter niet door werknemers bemand zijn, is er een doelmatig communicatiesysteem. | € 2.700 | |
3.37s | Verzamelpunten en monsterrol | ||
1 | Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen worden er verzamelpunten vastgesteld, wordt een monsterrol bijgehouden en worden de hiervoor noodzakelijke maatregelen getroffen. | € 90 | |
2 | Doelmatige maatregelen worden genomen om: | € 4.500 | |
a. de evacuatiestations en de veilige verzamelpunten te beschermen tegen warmte en rook, en, zoveel mogelijk, tegen de gevolgen van explosies; | |||
b. de vluchtroutes van en naar de evacuatiestations en verzamelpunten te allen tijde bruikbaar te laten blijven; | |||
c. de evacuatiestations en de veilige verzamelpunten gemakkelijk bereikbaar te laten zijn vanuit de verblijfsaccommodatie en de werkruimten. | |||
3 | De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, zijn zodanig dat ze de werknemers lang genoeg bescherming bieden om, indien nodig, in alle veiligheid een evacuatie- en reddingsoperatie te kunnen organiseren en uitvoeren. | € 4.500 | |
4 | Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen, is een van de beschermde plaatsen, bedoeld in het eerste lid, voorzien van afstandbedieningssystemen voor noodgevallen als bedoeld in artikel 3.37q en van een communicatiesysteem als bedoeld in artikel 3.37r, eerste lid, onder c. | € 1.350 | |
5 | Op een mijnbouwinstallatie wordt voor elk veilig verzamelpunt een lijst opgesteld, bijgehouden en ter plaatse aangeplakt met de namen van de werknemers voor wie dat verzamelpunt is bestemd. | € 90 | |
6 | Een lijst met de namen van de werknemers die in geval van nood speciale taken hebben wordt opgesteld en bijgehouden en op doelmatige plaatsen aangeplakt. De namen van deze werknemers worden eveneens vermeld in de schriftelijke instructies, bedoeld in artikel 3.33. | € 90 | |
3.37t | Reddingsmiddelen | ||
1 | Op een mijnbouwinstallatie zijn voor onmiddellijk gebruik voldoende geschikte middelen voor redding, evacuatie en voor directe ontsnapping in zee in noodgevallen beschikbaar. | € 2.700 | |
2 | Als evacuatie van werknemers moet geschieden langs moeilijke vluchtwegen of via plaatsen waar de lucht niet of mogelijk niet ingeademd kan worden, staat zelfreddingsapparatuur voor onmiddellijk gebruik op de werkplek ter beschikking van de werknemers. | € 2.700 | |
3 | Reddingsmiddelen als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende voorschriften: | € 900 | |
a. ze zijn functioneel en zo nodig uitgerust met voorzieningen om lang genoeg te kunnen overleven; | |||
b. er zijn er voldoende van om alle werknemers die zich in de installatie kunnen ophouden te kunnen evacueren; | |||
c. het type is afgestemd op de arbeidsplaats; | |||
d. ze zijn van betrouwbare materialen gemaakt, rekening houdend met de reddingsfunctie en de omstandigheden waarin ze eventueel zullen worden gebruikt of waarin ze gebruiksklaar worden gehouden; en | |||
e. ze hebben een kleur die opvalt wanneer ze worden gebruikt en zijn uitgerust met voorzieningen waarmee de gebruiker de aandacht van de redders kan trekken. | |||
4 | Het materiaal, dat nodig is in geval bij een ongeval vervoer per helikopter plaatsvindt, ligt gebruiksklaar opgeslagen in de onmiddellijke nabijheid van de helikopterlandingsplaats. | € 2.700 | |
3.37u | Beveiliging noodsystemen | ||
Op mijnbouwinstallaties worden branddetectie- en brandbeschermingssystemen, inrichtingen voor brandblussing of branddoving en alarmsystemen afgeschermd tegen ongelukken en wel op zodanige wijze dat hun functies in noodgevallen operationeel blijven. Zo nodig worden dergelijke systemen in dubbele uitvoering aangebracht. | € 2.700 | ||
3.37w | Verblijfsaccommodatie | ||
1 | In aanvulling op artikel 3.21 wordt, wanneer de aard, de omvang en de duur van de werkzaamheden op een mijnbouwinstallatie zulks vereisen, de nodige verblijfsaccommodatie ter beschikking gesteld. | € 540 | |
2 | Leidingen die in geval van lekkage direct gevaar voor de gezondheid kunnen opleveren worden buiten de accommodatie en de hiermee in verbinding staande gangen gehouden. Deze accommodatie: | ||
a. is afdoende beschermd tegen de gevolgen van explosies, binnendringen van rook en gas en het uitbreken en de verbreiding van brand, zoals omschreven in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42; | € 4.500 | ||
b. is beschermd tegen weersomstandigheden en tegen geluids- en stankhinder en ontwikkeling van rookgassen uit andere ruimten, welke gevaarlijk voor de gezondheid kunnen zijn; | € 1.800 | ||
c. staat niet in rechtstreekse verbinding met besloten ruimten, waarin machines, ketels, tanks, drukvaten en dergelijke zijn opgesteld; | € 1.800 | ||
d. is afgescheiden van elke werkplek en buiten gevarenzones liggen; | € 1.800 | ||
e. staat, voorzover het een slaapverblijf betreft, niet in rechtstreekse verbinding met ontspanningsruimten, noch met ruimten voor het bereiden en bewaren van voedsel. | € 1.800 | ||
3 | De verblijfsaccommodatie is voorzien van voldoende bedden of kooien, rekening houdend met het aantal werknemers dat naar verwachting in de installatie zal slapen. In een slaapverblijf bevinden zich ten hoogste twee slaapplaatsen. | € 540 | |
4 | Elke verblijfsaccommodatie beschikt over voldoende plaats voor het opbergen van kleding. | € 270 | |
3.37x | Kookgelegenheid | ||
Vervallen. | |||
3.37y | Veiligheid en stabiliteit | ||
Tijdens de plaatsing van een mijnbouwinstallatie worden alle noodzakelijke maatregelen genomen om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen. | € 2.700 | ||
Afdeling 4 | Aanvullende voorschriften benzinestations | ||
3.39 t/m 3.40 | Vervallen. | ||
Afdeling 5 | Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers | ||
3.46 | Deskundig toezicht (jeugdigen) | ||
Deskundig toezicht als bedoeld in artikel 1.37 is van toepassing op jeugdige werknemers die: | € 2.700 | ||
arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat, of | |||
arbeid verrichten aan, met of in directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties. | |||
3.48 | Rustruimten (zwangere werknemers) | ||
Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte, af te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan worden gemaakt voor het nemen van rust. | € 540 | ||
In een rustruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke rustbank beschikbaar. | |||
Hoofdstuk 4 | Gevaarlijke stoffen en biologische agentia | ||
Afdeling 1 | Gevaarlijke stoffen | ||
4.1b | Zorgplicht van de werkgever | ||
1 | In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, zorgt de werkgever voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer. | € 1.800 | |
2 | Aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan indien: | ||
a. in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de aard, mate en duur van de blootstelling is beoordeeld in overeenstemming met artikel 4.2; | |||
b. doeltreffende maatregelen zijn getroffen ter voorkoming of beperking van de blootstelling in overeenstemming met de artikelen 4.1c en 4.4 dan wel in overeenstemming met de artikelen 4.17, 4.18 en 4.19; | |||
c. preventieve maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen in overeenstemming met artikel 4.6. | |||
Lid 2 wordt beboet via lid 1. | |||
4.1c | Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen | ||
1 | In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in het kader van artikel 3 van de wet, de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of geminimaliseerd door: | ||
a | het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek; | € 4.500 | |
b | gebruik te maken van adequate arbeidsmiddelen; | € 4.500 | |
c | gebruik te maken van adequate voorzieningen bij het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden; | € 4.500 | |
d | het aantal werknemers, dat wordt of kan worden blootgesteld te minimaliseren; | € 4.500 | |
e | de mate en duur van de blootstelling te minimaliseren; | € 4.500 | |
f | de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht te nemen; | € 900* | |
g | de hoeveelheid gevaarlijke stoffen op de werkplek zoveel mogelijk te beperken; | € 4.500 | |
h | passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de veilige behandeling, opslag en vervoer op de werkplek van gevaarlijke stoffen en van afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten; | € 4.500 | |
i | op de verpakking van een gevaarlijke stof opvallend en goed leesbaar de naam van de stof en een aanduiding van de aard van het gevaar of de gevaren, verbonden aan die stof te vermelden; | € 540 | |
j | arbeid slechts te laten verrichten door personen die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeren en op het gebied van die arbeid over een zodanige basiskennis beschikken, dat zij voldoende in staat zijn de daaraan verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen; | € 540* | |
k | te zorgen dat op plaatsen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, niet wordt gerookt, gegeten, gedronken, geslapen of voedsel wordt bewaard; | € 4.500* | |
2 | De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn in overeenstemming met de stand van de wetenschap en techniek. | € 4.500 | |
4.2 | Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen | ||
1 | Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, ongeacht of met deze stoffen daadwerkelijk arbeid wordt of zal worden verricht , worden in het kader van de ri&e: de aard, mate en duur van die blootstelling beoordeeld teneinde de gevaren of de hinder voor de werknemers te bepalen. | € 900 | |
2 | Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan welke gevaarlijke stoffen werknemers worden of kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden. | € 900 | |
3 | Met betrekking tot de mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen wordt in ieder geval vastgesteld wat het blootstellingsniveau is. | € 900 | |
4 | Voor het doeltreffend vaststellen van het blootstellingniveau wordt gebruik gemaakt van geschikte, genormaliseerde meetmethodes, dan wel andere voor het doel geschikte meetmethodes of kwantitatieve evaluatiemethodes. | € 900 | |
5 | Bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: | € 900 | |
a. de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof bij of krachtens wettelijk voorschrift moet worden verstrekt, alsmede de voor de risico-evaluatie noodzakelijke aanvullende informatie van de leverancier of uit andere gemakkelijk toegankelijke bronnen; | |||
b. de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, waaronder begrepen de hoeveelheid gevaarlijke stoffen waaraan werknemers worden of kunnen worden blootgesteld; | |||
c. de redelijkerwijs voorzienbare gebeurtenissen die kunnen leiden tot een aanzienlijke toename van de mate van blootstelling ook indien er preventieve maatregelen zijn getroffen; | |||
d. de effectiviteit van de genomen of te nemen preventiemaatregelen; | |||
e. voor zover van toepassing, de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4.10a en 4.10b. | |||
6 | Indien sprake is van verschillende gevaarlijke stoffen, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die gevaarlijke stoffen in combinatie opleveren. | € 900 | |
7 | De in het eerste lid bedoelde mate van blootstelling wordt overeenkomstig het vierde lid getoetst aan de voor de betrokken stof vastgestelde grenswaarde. | € 900 | |
8 | De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt regelmatig herzien, in ieder geval indien wordt aangevangen met nieuwe werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en voorts wanneer gewijzigde omstandigheden of de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4.10a en 4.10b, hiertoe aanleiding geven. | € 1.800 | |
4.2a | Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, aanvullende registratie | ||
Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar worden uitgevoerd, gevaarlijke stoffen plegen voor te komen die bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen worden ingedeeld in de categorie ‘voor de voortplanting vergiftig’, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder n, van die wet, alsmede stoffen als bedoeld in richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke | € 450 | ||
bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) die met de waarschuwingszin R64 worden gekenmerkt overeenkomstig de criteria in paragraaf 3.2.8 van bijlage VI bij deze richtlijn, worden met betrekking tot die stoffen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in aanvulling op artikel 4.2, de volgende gegevens vermeld: | |||
a. de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag; | |||
b. het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar de stof pleegt voor te komen; | |||
c. de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht. | |||
4.2b | Zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid | ||
Vervallen. | |||
4.3 | Grenswaarden | ||
2 | Indien er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde gevaarlijke stof is vastgesteld, stelt de werkgever een grenswaarde voor die stof vast. Deze grenswaarde is op een zodanig niveau vastgesteld dat er geen schade kan ontstaan aan de gezondheid van de werknemer. | € 4.500 | |
3 | Bij overschrijding van een grenswaarde worden, met inachtneming van artikel 4.4, onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde. | € 4.500 | |
4 | Zolang de maatregelen, bedoeld in het derde lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, wordt de arbeid alleen voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen. | € 4.500 | |
4.3a | Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen | ||
a. Vervallen. | |||
4.4 | Arbeidshygiënische strategie | ||
1 | Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat de werknemers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen in zodanige mate, dat hun veiligheid in gevaar kan worden gebracht of dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid. | € 4.500 | |
2 | Voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, worden bij de toepassing van het eerste lid gevaarlijke stoffen vervangen door stoffen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld. | € 4.500 | |
3 | Indien vervanging redelijkerwijs niet mogelijk is of indien er nog een gevaar voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers resteert, worden voor de toepassing van het eerste lid, zodanige technische maatregelen, werkprocessen, uitrustingen en materialen toegepast, dat het vrijkomen van gevaarlijke stoffen is voorkomen of zodanig beperkt, dat gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers is voorkomen of zoveel mogelijk verminderd. | € 4.500 | |
4 | Voor zover de maatregelen, genoemd in het tweede en derde lid, redelijkerwijs niet mogelijk zijn of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid niet volledig wegnemen, worden voor de toepassing van het eerste lid collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron of organisatorische maatregelen getroffen, zodanig dat gevaar voor de veiligheid of de gezondheid wordt voorkomen. | € 4.500 | |
5 | Voor zover de maatregelen zoals genoemd in het tweede, derde en vierde lid, redelijkerwijs niet mogelijk zijn of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid niet volledig wegnemen, worden voor de toepassing van het eerste lid, daarvoor geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. | € 4.500 | |
6 | De duur van het dragen van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, wordt voor ieder van de werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt. | € 1.800 | |
4.5 | Ventilatie | ||
1 | Indien verontreinigde lucht wordt afgevoerd, is gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht gewaarborgd. | € 1.350 | |
4.6 | Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen | ||
1 | In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. Met name worden maatregelen getroffen om: | € 4.500 | |
a. de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is; | |||
b. ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken, en | |||
c. de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen. | |||
2 | De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare gevaarlijke stoffen, en deze maatregelen beschermen de werknemers tegen de gevaren van fysisch-chemische eigenschappen van gevaarlijke stoffen. | € 4.500 | |
4.7 | Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen | ||
1 | Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende procedures opgesteld die in werking treden indien zich een ongewilde gebeurtenis voordoet. | € 1.800 | |
2 | Op grond van de procedures, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat wanneer zich een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen hiervan zoveel mogelijk worden beperkt. | € 4.500 | |
3 | Ter naleving van het tweede lid worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen: | ||
a. er worden onmiddellijk doeltreffende maatregelen genomen om de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis zoveel mogelijk te beperken en er wordt zo spoedig mogelijk zorg gedragen voor het herstel van de veilige toestand; | € 3.600 | ||
b. de werknemers worden onverwijld ingelicht over de ongewilde gebeurtenis en er wordt zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de getroffen zone; | € 540 | ||
c. uitsluitend de werknemers of andere personen, belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, betreden, met gebruik van doeltreffende middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de getroffen zone; | € 4.500* | ||
d. de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de veilige toestand in de getroffen zone aanwezig; | € 4.500* | ||
e. er zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende waarschuwings- en andere communicatiesystemen beschikbaar ten behoeve van de signalering van een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid en die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8; | € 1.800 | ||
f. er wordt voorkomen dat anderen dan de personen, bedoeld in onderdeel c., de getroffen zone betreden. | € 540 | ||
4 | De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15 van de wet , en de externe hulpverleningsorganisaties desgewenst kennis kunnen nemen van de maatregelen, bedoeld in het derde lid. | € 90 | |
5 | De informatie over de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, omvat in ieder geval: | € 90 | |
a. een beschrijving van de gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2; | |||
b. een beschrijving van de redelijkerwijs voorzienbare specifieke gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, die kunnen ontstaan bij een ongewilde gebeurtenis; | |||
c. een beschrijving van de maatregelen die zijn getroffen ter naleving van artikel 4.6, eerste en tweede lid; | |||
d. een omschrijving van de procedures, bedoeld in het eerste lid. | |||
4.7 | Veiligheid aan, op of in tankschepen | ||
Vervallen. | |||
4.8 | Ontplofbare stoffen | ||
1 | Arbeid waarbij voor demolitie, zijnde het springen van objecten of materialen, of voor onderhoud, gebruik wordt gemaakt van stoffen die op grond van de Wet milieugevaarlijke stoffen voldoen aan de criteria voor indeling in de categorie ‘ontplofbaar’, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a, van die wet, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld springplan of bij de verkenning naar, opsporing of winning van delfstoffen, een vooraf opgesteld programma. De inhoud van het springplan of programma bevat een deugdelijke beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk voorkomen of beperkt zullen worden. | € 1.800 | |
2 | Demolitie- en onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800* | |
3 | Werkzaamheden bestaande uit het springen van materialen ten behoeve van de verkenning, opsporing of winning van delfstoffen als bedoeld in het eerste lid worden verricht door personen die in het bezit zijn van een getuigschrift van schietmeester dat is afgegeven door Onze Minister of een door Onze Minister daartoe aangewezen instelling. | € 1.800* | |
4 | Het springplan of programma, bedoeld in het eerste lid, het certificaat van vakbekwaamheid springmeester, bedoeld in het tweede lid, dan wel het getuigschrift van schietmeester, bedoeld in het derde lid of een afschrift daarvan zijn op de arbeidsplaats beschikbaar en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90* | |
4.9 | Professioneel vuurwerk | ||
1 | Arbeid waarbij professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit tot ontbranding wordt gebracht, ten behoeve daarvan ter plaatse wordt opgebouwd, geïnstalleerd, gemonteerd, geassembleerd, dan wel na ontbranding verwijderd, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld werkplan, dat een deugdelijke beschrijving bevat van de uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk voorkomen of beperkt zullen worden. | € 4.500 | |
2 | De arbeid, bedoeld in het eerste lid, alsmede arbeid bestaande uit het bewerken van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, wordt verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon, die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling. | € 1.800* | |
3 | Het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde werkplan en certificaat van vakbekwaamheid of een afschrift daarvan zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90* | |
4.8b | Grenswaarden | ||
Vervallen. | |||
4.9 | Arbeidshygiënische strategie | ||
Vervallen. | |||
4.10 | Conventionele explosieven | ||
2 | Arbeid bestaande uit het opsporen van conventionele explosieven wordt verricht door een bedrijf dat voor de te verrichten arbeid in het bezit is van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800 | |
3 | Het certificaat, bedoeld in het tweede lid, of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
4.10a | Onderzoek | ||
1 | Iedere werknemer die voor de eerste keer kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór de aanvang van de werkzaamheden waarbij blootstelling kan ontstaan een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
2 | Indien bij een werknemer een schadelijke invloed op de gezondheid dan wel een aantoonbare ziekte wordt geconstateerd die het gevolg zou kunnen zijn van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, worden werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld, tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
4 | De werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
5 | Alle gegevens die nodig zijn om de blootstelling van de werknemers aan gevaarlijke stoffen te kunnen beoordelen en te kunnen adviseren over de periodiciteit en inhoud van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, en de te nemen preventieve maatregelen kunnen worden ingezien door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst. | € 90 | |
4.10b | Onderzoek en biologische grenswaarden | ||
1 | Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen waarvoor een biologische grenswaarde als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onderdeel b, is vastgesteld, wordt in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: | € 90 | |
a. vóór de aanvang van de blootstelling; | |||
b. bij het overschrijden van de biologische grenswaarde. | |||
2 | Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat onder meer een onderzoek naar het gehalte van de betreffende stof in het bij de biologische grenswaarde vastgestelde biologische medium. | € 90 | |
4.10c | Uitvoering en inhoud van onderzoek | ||
Vervallen. | |||
4.10c | Dossiers en registratie | ||
4 | De resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek worden in passende vorm geregistreerd en voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan gevaarlijke stoffen bewaard, evenals de lijst van werknemers, bedoeld in artikel 4.15, en het register van blootgestelde werknemers, bedoeld in artikel 4.53, eerste lid. | € 90 | |
5 | In geval de werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting van de werkgever gedurende de termijn van 40 jaar, bedoeld in het vierde lid, worden gestaakt, worden de documenten, bedoeld in het vierde lid, overgedragen aan de toezichthouder. | € 90 | |
4.10d | Voorlichting en onderricht | ||
1 | In alle gevallen waarbij arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan: | € 540 | |
a. mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met gevaarlijke stoffen op grond van de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2; | |||
b. aard van de blootstelling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid; | |||
c. grenswaarden; | |||
d. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau; | |||
e. de te treffen voorzorgsmaatregelen om zoveel mogelijk te voorkomen dat zich met betrekking tot gevaarlijke stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet; | |||
f. de hygiënische maatregelen; | |||
g. het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen; | |||
h. de te nemen maatregelen in geval zich een ongewilde gebeurtenis voordoet met gevaarlijke stoffen. | |||
2 | De werkgever brengt de werknemers op de hoogte van de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof wordt verstrekt, waaronder begrepen de verplichte informatie die bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt verstrekt. | € 90 | |
3 | De wijze van voorlichting en onderricht is afgestemd op de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2. | € 540 | |
4 | De voorlichting en het onderricht worden geactualiseerd indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven. | € 540 | |
Afdeling 2 | Aanvullende voorschriften kankerverwekkende of mutagene stoffen en kankerverwekkende processen | ||
4.13 | Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie | ||
In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen, worden, met betrekking tot deze stoffen of processen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet en in aanvulling op artikel 4.2, in ieder geval de volgende gegevens opgenomen: | € 450 | ||
a. de reden waarom het gebruik van een kankerverwekkende stof of het toepassen van een kankerverwekkend proces voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is en vervanging technisch niet uitvoerbaar is; | |||
b. de hoeveelheid van de kankerverwekkende of mutagene stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met de opslag respectievelijk de frequentie waarmee een proces per jaar pleegt te worden toegepast; | |||
c. de soort arbeid die met de kankerverwekkende of mutagene stof pleegt te worden verricht of waarbij het kankerverwekkende proces pleegt te worden toegepast; | |||
d. het aantal werknemers dat aan een kankerverwekkende of mutagene stof of een kankerverwekkend proces pleegt te worden blootgesteld of kan worden blootgesteld; | |||
e. de preventieve maatregelen die zijn genomen om de blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen te voorkomen of te minimaliseren; | |||
f. de persoonlijke beschermingsmiddelen die worden gebruikt bij arbeid waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen; | |||
g. de gevallen waarin kankerverwekkende of mutagene stoffen of kankerverwekkende processen worden vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld. | |||
4.15 | Lijst van werknemers | ||
1 | Er wordt een lijst bijgehouden van werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij een kankerverwekkend proces, , onder vermelding van de blootstelling die zij hebben ondergaan. | € 90 | |
2 | Iedere werknemer heeft recht op inzage in de gegevens die in voornoemde lijst met betrekking tot hem zijn opgenomen. | € 90 | |
4.16 | Grenswaarden | ||
2 | Indien er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde kankerverwekkende of mutagene stof of stof die vrijkomt bij een kankerverwekkend proces is vastgesteld, stelt de werkgever een zo laag mogelijke grenswaarde voor die stof vast. | € 4.500 | |
3 | Bij overschrijding van een grenswaarde worden, met inachtneming van de artikelen 4.17 en 4.18, onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde. | € 4.500 | |
4 | Zolang de maatregelen, bedoeld in het derde lid nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, wordt de arbeid alleen voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen, dan wel om het blootstellingniveau tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde te brengen. | € 4.500 | |
4.17 | Voorkomen van blootstelling; vervangen | ||
Zodanige technische en organisatorische maatregelen zijn genomen dat de kans op blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen, met name door kankerverwekkende of mutagene stoffen en kankerverwekkende processen, voor | € 4.500 | ||
zover dit technisch uitvoerbaar is, te vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen of processen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld. | |||
4.18 | Voorkomen of beperken van blootstelling | ||
1 | Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in het artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat er gevaar voor de gezondheid van de werknemers bestaat en dat het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 4.17 technisch niet uitvoerbaar is, wordt de blootstelling, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, bij de bron voorkomen of teruggebracht tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde, met name door de productie en het gebruik van kankerverwekkende of mutagene stoffen of kankerverwekkende processen plaats te doen vinden in een gesloten systeem. | € 4.500 | |
2 | Indien het voorkomen van blootstelling of het terugbrengen van blootstelling tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde technisch niet uitvoerbaar is, worden collectieve maatregelen genomen om kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen op doeltreffende wijze bij de bron te verwijderen, onder meer door plaatselijke afvoer van de lucht, zo nodig aangevuld door algemene ventilatie, waarbij, met inachtneming van artikel 4.5, gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht is gewaarborgd zonder dat hierbij gevaar ontstaat voor de volksgezondheid en het milieu. | € 4.500 | |
3 | Indien het technisch niet uitvoerbaar is om blootstelling van werknemers te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde door middel van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid , worden aan de werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld, persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. | € 4.500* | |
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
4 | Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen overeenkomstig het derde lid, wordt de duur van het dragen daarvan voor ieder van deze werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt. | € 1.800 | |
4.19 | Beperken van blootstelling | ||
In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen, worden in aanvulling op artikel 4.1c en artikel 4.18 de volgende maatregelen genomen om blootstelling van werknemers te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde: | |||
a) de werknemers zijn voldoende vertrouwd met de aard van hun werkzaamheden en hebben voldoende kennis van de gevaren die aan de blootstelling zijn verbonden en van de voorzieningen die getroffen zijn of door hen moeten worden getroffen om die gevaren te voorkomen of te beperken; | € 1.800* | ||
b) voorkomen wordt dat gevarenzones worden betreden door anderen dan de werknemers of andere personen die de zones in verband met hun arbeid moeten betreden; | € 1.350 | ||
c) gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwings- en veiligheidssignalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde; | € 540 | ||
d) gebruik wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor veilig opslaan, hanteren en vervoeren van kankerverwekkende of mutagene stoffen, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte houders; | € 4.500 | ||
e) gebruik wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor het veilig verzamelen, opslaan en verwijderen van afvalstoffen, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte houders. | € 4.500 | ||
4.20 | Hygiënische beschermingsmaatregelen | ||
1 | Zones zijn ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor blootstelling kunnen eten en drinken. | € 1.350 | |
2 | Aan werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan mutagene of kankerverwekkende stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen wordt doeltreffende werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen. | € 1.350* | |
3 | In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding. | € 1.350* | |
4 | In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar. | € 1.350 | |
5 | Persoonlijke beschermingsmiddelen worden volgens instructie op de daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gereinigd en voor ieder gebruik gecontroleerd. | € 1.350* | |
Voor de feiten in dit artikel kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
4.23 | Uitvoering en inhoud van onderzoek | ||
2 | De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst heeft recht op inzage in de in artikel 4.15 bedoelde lijst van blootgestelde werknemers. Hem staan voorts alle gegevens ter beschikking die hij nodig heeft om de blootstelling van de werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen en stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen te kunnen beoordelen en te kunnen adviseren over de periodiciteit en inhoud van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in het eerste lid, de te nemen preventieve maatregelen of persoonlijke beschermende maatregelen. | € 90 | |
Afdeling 4 | Benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen | ||
4.36 | Verbod van benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen | ||
Vervallen. | |||
Afdeling 5 | Aanvullende voorschriften asbest | ||
4.45 | Preventieve maatregelen | ||
1 | De concentratie van asbeststof in de lucht wordt zo laag mogelijk onder de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, gehouden. | € 4.500 | |
Ter naleving van het eerste lid worden de volgende maatregelen genomen: | |||
a. de werkmethoden zijn zo ingericht dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of indien dat technisch niet mogelijk is, dat geen asbeststof in de lucht vrijkomt; | * | ||
b. gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het toepassen of het bewerken van asbest of van asbesthoudende producten worden doeltreffend en regelmatig gereinigd en onderhouden; | * | ||
c. asbest, een asbesthoudend product en een product waaruit asbeststof vrijkomt worden opgeborgen en vervoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking; | * | ||
d. afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest of van asbesthoudende producten, worden zo spoedig mogelijk verzameld en afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een etiket met de duidelijke en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan asbest bevat. | * | ||
Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 4.500). | |||
4.45 | Voorlichting | ||
Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor blootstelling aan asbeststof bestaat, wordt doeltreffende voorlichting gegeven over: | € 540 | ||
a. mogelijke gevaren voor de gezondheid van blootstelling aan asbeststof; | |||
b. de noodzaak van het toezicht op het asbestgehalte in de lucht en de daarvoor geldende grenswaarden; | |||
c. de maatregelen inzake de hygiëne, bedoeld in artikel 4.51; | |||
d. maatregelen om de blootstelling aan asbeststof zo laag mogelijk te houden; | |||
e. het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en kleding. | |||
4.45b | Onderricht | ||
1 | Voor alle werknemers die werkzaamheden verrichten waarbij zij aan asbeststof worden of kunnen worden blootgesteld wordt met regelmatige tussenpozen een passende opleiding verzorgd. | € 540 | |
2 | Deze opleiding is toegespitst op het kennisniveau en de ervaring van de werknemers en verschaft hen de nodige kennis en vaardigheden inzake veiligheid en preventie met name met betrekking tot: | € 540 | |
a. eigenschappen van asbest en de invloed van asbest op de gezondheid, met inbegrip van het synergetische effect van roken; | |||
b. soorten producten en materialen die asbest kunnen bevatten; | |||
c. handelingen die kunnen leiden tot blootstelling aan asbest en het belang van preventieve controles om blootstelling tot een minimum te beperken; | |||
d. veilige werkwijzen, controles en beschermingsmiddelen; | |||
e. de keuze en selectie, de beperkingen en het juiste gebruik van ademhalingsapparatuur; | |||
f. noodprocedures; | |||
g. ontsmettingsprocédés; | |||
h. de wijze waarop de verwijdering van afvalstoffen veilig kan worden uitgevoerd; | |||
i. de eisen inzake medisch toezicht. | |||
4.46 | Grenswaarde | ||
De concentratie van asbeststof in de lucht overschrijdt niet de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van 8 uur. | € 4.500 | ||
4.47 | Meten en monsterneming | ||
1 | Om de naleving van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, te kunnen waarborgen, wordt, in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, de concentratie asbeststof in de lucht waaraan de werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld, gemeten. | € 900 | |
2 | Het meten geschiedt op gezette tijden, afhankelijk van de resultaten van de eerste risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2. | € 900 | |
5 | De monsterneming is representatief voor de individuele blootstelling van de werknemers aan asbeststof. | € 900 | |
6 | De monsterneming wordt zodanig uitgevoerd dat door meting, of door berekening van deze meting, gewogen in de tijd, de blootstelling van werknemers aan asbeststof kan worden vastgesteld die representatief is voor een referentieperiode van 8 uur. | € 900 | |
7 | Het nemen van monsters wordt uitgevoerd door een persoon die de daarvoor vereiste deskundigheid bezit. | € 1.800 | |
8 | De na het nemen van monsters uit te voeren monsteranalyse wordt uitgevoerd in een laboratorium dat daarvoor adequaat is toegerust alsmede ervaring heeft met de vereiste identificatietechnieken. | € 1.800 | |
4.47a | Maatregelen bij overschrijding van de grenswaarde | ||
1 | Bij overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, worden de oorzaken voor de overschrijding opgespoord en worden zo spoedig mogelijk doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde. | € 4.500 | |
3 | Zolang de in het eerste lid bedoelde maatregelen om de concentratie terug te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, wordt de arbeid op de betreffende arbeidsplaats alleen voortgezet indien de betrokken werknemers doeltreffend zijn beschermd tegen blootstelling aan asbeststof. | € 4.500* | |
4 | Wanneer in de situatie, bedoeld in het derde lid, de blootstelling niet met andere middelen kan worden beperkt en de grenswaarde het dragen van individuele ademhalingsapparatuur vereist, wordt de duur van het dragen daarvan voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt. | € 900 | |
5 | Wanneer individuele ademhalingsapparatuur wordt gebruikt, wordt voorzien in rustpauzes. | € 900 | |
6 | Het aantal rustpauzes, bedoeld in het vijfde lid, en de duur daarvan wordt bepaald door de fysieke en klimatologische belasting waaronder de werknemer de werkzaamheden moet verrichten. | € 900 | |
8 | Nadat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn genomen wordt de concentratie van asbeststof in de lucht gemeten overeenkomstig artikel 4.47 en wordt de indeling in een risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a opnieuw bepaald. | € 900 | |
4.47b | Visuele inspectie | ||
1 | Na werkzaamheden met asbest wordt, voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats een eindbeoordeling uitgevoerd. | € 1.800 | |
2 | De eindbeoordeling, bedoeld in het eerste lid, betreft een visuele inspectie waarbij is vastgesteld dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is. | € 900 | |
4.47c | Melding | ||
1 | Voor aanvang van de werkzaamheden wordt tijdig door de werkgever schriftelijk een melding gedaan aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet. Deze melding bevat tenminste een beknopte beschrijving van: | € 1.800 | |
a. de plaats waar de werkzaamheden worden verricht; | |||
b. de soorten en hoeveelheden asbesthoudende producten; | |||
c. de werkzaamheden die met asbest of asbesthoudende producten worden verricht, de werkmethoden alsmede de indeling van de concentratie asbeststof in de lucht in een risicoklasse; | |||
d. het aantal betrokken werknemers; | |||
e. de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan; | |||
f. de maatregelen die zullen worden getroffen om blootstelling van werknemers aan asbest te beperken. | |||
2 | Telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan asbeststof of asbesthoudende producten, wordt een nieuwe melding gedaan. | € 1.800 | |
4.48a | Aanvullende maatregelen | ||
1 | Indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, kan worden verwacht ondanks preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht, neemt de werkgever doeltreffende maatregelen ter bescherming van de betrokken werknemers. | € 4.500* | |
2 | Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval: | ||
a. het ter beschikking stellen en het verplichten te dragen van passende ademhalingsapparatuur en andere persoonlijke beschermingsmiddelen; | * | ||
b. het aanbrengen van waarschuwingsborden die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde, ter aanduiding dat een overschrijding van de in artikel 4.46 genoemde grenswaarde kan worden verwacht; | |||
c. het voorkomen van de verspreiding van stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen buiten de ruimten waar de werkzaamheden plaatsvinden. | |||
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
Indien uitsluitend onderdeel 2b) ten laste wordt gelegd, geldt een boetenormbedrag van € 540,–. In andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 4.500,–). | |||
4 | Voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden, wordt respectievelijk worden het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende producten verwijderd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar voor de veiligheid en gezondheid zou inhouden. | € 4.500* | |
4.50 | Werkplan | ||
1 | Voordat wordt aangevangen met de werkzaamheden wordt door de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, een schriftelijk werkplan opgesteld dat doeltreffende, op de specifieke situatie van de betreffende arbeidsplaats toegespitste, maatregelen bevat ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers. | € 1.800 | |
2 | Indien een inventarisatierapport als bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, is opgesteld, worden de resultaten van dat rapport opgenomen in het werkplan. | € 1.800 | |
3 | In het werkplan wordt voorgeschreven dat de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, zich ervan vergewist dat na de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 4.51a, er geen risico’s van bloostelling aan asbest of asbesthoudende producten meer zijn. | € 1.800 | |
4 | In het werkplan worden de volgende gegevens opgenomen: | € 1.800 | |
a. een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 4.1c, eerste lid, aanhef en onderdelen d en g, 4.7, derde lid, onderdelen b, c en e, 4.18, 4.19, aanhef en onderdelen b en c, 4.20, eerste tot en met vierde lid, 4.45, eerste en tweede lid, onderdelen a, b, en d, 4.48a, tweede en vierde lid, en 4.51; | |||
b. een beschrijving van de aard, duur en plaats van de werkzaamheden alsmede van de werkmethode; | |||
c. een beschrijving van de werktuigen, machines, toestellen en overige hulpmiddelen die bij de werkzaamheden worden gebruikt; | |||
d. de namen van de werknemers en personen, bedoeld in artikel 4.54d, vijfde en zevende lid. | |||
5 | De werkzaamheden worden overeenkomstig het opgestelde werkplan uitgevoerd. | € 4.500* | |
6 | Het werkplan of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90* | |
4.51 | Hygiënische beschermingsmaatregelen | ||
1 | De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat uitgeruste wasserijen. | € 1.350* | |
2 | In gevallen, als bedoeld in het eerste lid, wordt de werkkleding in daartoe geschikte en gesloten verpakking vervoerd. | € 1.350* | |
3 | Wanneer beschermende uitrusting wordt verstrekt, wordt deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd en gereinigd. Defecte uitrusting mag niet worden gebruikt. | € 1.350* | |
4.51a | Eindbeoordeling | ||
1 | Na de werkzaamheden wordt na reiniging van de arbeidsplaats en voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats in een binnenruimte een eindbeoordeling uitgevoerd waarbij de monsterneming wordt uitgevoerd door een persoon als bedoeld in artikel 4.47, zevende lid, en de monsteranalyse door een laboratorium als bedoeld in artikel 4.47, achtste lid. | € 1.800 | |
2 | De eindbeoordeling, bedoeld in het eerste lid, betreft een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting, teneinde vast te stellen of de concentratie van asbeststof in de lucht lager is dan 0,01 vezel per kubieke centimeter, uitgaande van een referentieperiode van twee uur. | € 1.800 | |
3 | Na de werkzaamheden wordt na reiniging van de arbeidsplaats en voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats in de buitenlucht door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust een visuele inspectie uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is. | € 1.800 | |
4 | Indien de werkzaamheden in de buitenlucht betrekking hebben op asbesthoudende grond, wordt na het beëindigen van die werkzaamheden door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust, een visuele inspectie uitgevoerd op de aanwezigheid van asbest teneinde vast te stellen dat de concentratie asbest niet hoger is dan honderd milligram per kilogram droge stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest. | € 1.800 | |
4.52 | Arbeidsgezondheidskundig onderzoek | ||
1 | Zolang de blootstelling aan asbeststof duurt, worden, in aanvulling op artikel 4.10a, derde lid, de betrokken werknemers ten minste éénmaal in de drie jaar opnieuw in gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.10a te ondergaan. | € 90 | |
3 | Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10a, daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan asbeststof te voorkomen. | € 4.500 | |
4 | In aanvulling op artikel 4.10a, vierde lid, kan een deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst verklaren dat het medisch toezicht na de beëindiging van de blootstelling zolang moet worden voortgezet als voor de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk wordt geacht. | € 90 | |
4.53 | Registratie | ||
1 | Van iedere werknemer die in verband met de arbeid wordt blootgesteld aan asbeststof wordt aantekening gehouden in een register, waarbij de aard en de duur van de arbeid alsmede de mate van de blootstelling worden vermeld. | € 90 | |
2 | De gegevens die in het register zijn vermeld kunnen worden ingezien door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst. | € 90 | |
3 | Iedere werknemer krijgt inzage in zijn persoonlijke gegevens in het register. | € 90 | |
4.54 | Verzwaarde eindbeoordeling | ||
In aanvulling op artikel 4.51a, eerste en tweede lid, wordt er tevens een eindbeoordeling uitgevoerd in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten. Artikel 4.51a, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. | € 1.800 | ||
4.54a | Asbestinventarisatie | ||
1 | In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, wordt de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten volledig geïnventariseerd voordat wordt aangevangen met de volgende werkzaamheden: | € 1.800 | |
a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering van grondwerken, of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt; | |||
b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten, bedoeld in onderdeel a; | |||
c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen. | |||
2 | Op grond van de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, wordt in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, door het bedrijf, bedoeld in het vierde lid, bepaald in welke risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a de werkzaamheden vallen. | € 1.800 | |
3 | De resultaten van de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en de indeling in een risicoklasse, bedoeld in het tweede lid, worden opgenomen in een inventarisatierapport. | € 1.800 | |
4 | De inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en het inventarisatierapport, bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd , onderscheidenlijk opgesteld, door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestinventarisatie dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800 | |
5 | Een afschrift van het inventarisatierapport wordt verstrekt aan het bedrijf dat asbest verwijdert. | € 90 | |
6 | Het certificaat asbestinventarisatie of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet. | € 90 | |
4.54d | Deskundigheid bij het werken met asbest | ||
1 | De volgende werkzaamheden, indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3, worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestverwijdering, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling: | € 1.800 | |
a. de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid; | |||
b. het reinigen van de arbeidsplaats nadat een handeling als bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid, onderdeel a of b, is uitgevoerd. | |||
3 | Voordat wordt aangevangen met het verwijderen van asbest is het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54a, vijfde lid, in het bezit van een afschrift van een inventarisatierapport als bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, voorzover van toepassing. | € 90 | |
4 | Bij de uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wordt in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, de indeling van de risicoklasse in het inventarisatierapport als ondergrens gehanteerd. | € 1.800* | |
5 | De werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800 | |
6 | Bij een bedrijf als bedoeld in het eerste lid is ten minste één persoon als bedoeld in het vijfde lid werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. | € 1.800* | |
7 | Voorzover de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, mede worden verricht door een andere persoon dan de persoon, bedoeld in het vijfde lid, is deze andere persoon in het bezit van een certificaat vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.8001 | |
8 | Indien de handelingen, bedoeld in artikel 5, onderdelen e en f, van het Productenbesluit asbest betrekking hebben op werkzaamheden met asbesthoudende grond, worden deze werkzaamheden begeleid door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidhygiëne of veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid. | € 1.800* | |
9 | De certificaten, bedoeld in het eerste, vijfde en zevende lid, of afschriften daarvan en een afschrift van het inventarisatierapport, bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet. | € 90 | |
Afdeling 6 | Specifieke gezondheidsschadelijke stiffen | ||
4.61 | Zandstraalverbod | ||
3 | Het ontzanden mag slechts plaatsvinden in voor dat doel bestemde gesloten toestellen of ruimten. | € 2.700* | |
4 | Het bij het ontzanden ontstane stof moet op doelmatige wijze worden afgezogen, uit de luchtstroom afgescheiden en verzameld. | € 2.700* | |
5 | De bij het ontzanden afgezogen lucht mag niet worden afgevoerd naar een ruimte waarin personen moeten verblijven. | € 2.700* | |
Afdeling 7 | Vluchtige organische stoffen | ||
4.62b | Voorkomen van blootstelling; vervangen | ||
Ten aanzien van bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden wordt het gevaar van blootstelling van werknemers aan vluchtige organische stoffen zoveel mogelijk voorkomen door vluchtige organische stoffen te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen of door producten die vluchtige organische stoffen bevatten te vervangen door bij ministeriële regeling ten aanzien van die werkzaamheden aangewezen producten. | € 4.500 | ||
Loodwit (Vervallen) | |||
4.79 en 4.80 | Schriftelijke voorlichting en wasgelegenheden en doucheruimten | ||
Vervallen. | |||
Afdeling 9 | Biologische agentia | ||
4.85 | Nadere voorschriften risico-inventarisatie en evaluatie | ||
1 | Indien een werknemer wordt of kan worden blootgesteld aan een of meer specifiek bij zijn arbeid voorkomende of naar verwachting voorkomende biologische agentia, wordt, in het kader van de in artikel 5 van de wet bedoelde risico-inventarisatie en evaluatie, de aard, de mate en de duur van de blootstelling beoordeeld teneinde het gevaar voor de werknemer te bepalen. Deze beoordeling geschiedt met inachtneming van met name: | € 900 | |
a. de categorie of categorieën,waarin de biologische agentia waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld, zijn ingedeeld; | |||
b. informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen of al hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan biologische agentia; | |||
c. mogelijke allergische of vergiftigingseffecten die de werknemers als gevolg van blootstelling aan biologische agentia ondervinden of kunnen ondervinden; | |||
d. de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in artikel 4.91, alsmede de ziekten waarvan bekend is dat een werknemer hieraan lijdt en de medicijnen waarvan bekend is dat die door een werknemer worden gebruikt, een en ander in statistische, niet tot individuen herleidbare vorm; | |||
e. de door een daartoe bevoegde instantie verstrekte aanbevelingen om het biologische agens onder controle te houden teneinde de gezondheid van de werknemers te beschermen wanneer de werknemers ten gevolge van hun werk aan een dergelijk agens worden of kunnen worden blootgesteld. | |||
2 | Indien sprake is van verschillende biologische agentia, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die biologische agentia in combinatie opleveren. | € 900 | |
3 | De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt regelmatig herzien, in ieder geval telkens wanneer er een wijziging plaatsvindt in de omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de blootstelling van werknemers aan biologische agentia. | € 450 | |
4.86 | Gevolgen categorie-indeling | ||
3 | In alle, niet in artikel 4.86, eerste en tweede lid bedoelde gevallen, wordt bij de arbeid de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht genomen en worden de noodzakelijke hygiënische voorzieningen getroffen. | € 900* | |
4.87 | Voorkomen van blootstelling; vervangen | ||
Indien de aard van de arbeid het toelaat, worden schadelijke biologische agentia vervangen door biologische agentia die, gelet op de stand van de wetenschap en de techniek en de werkomstandigheden, niet of minder gevaarlijk zijn voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers. | € 4.500 | ||
4.87a | Voorkomen of beperken van blootstelling | ||
1 | Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.85, blijkt dat er risico voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers bestaat en dat het in verband met de aard van de arbeid niet uitvoerbaar is om biologische agentia te vervangen door biologische agentia die niet gevaarlijk zijn, worden, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, zodanige andere maatregelen genomen dat blootstelling van werknemers aan biologische agentia wordt voorkomen. | € 4.500 | |
2 | Voor zover de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, technisch niet uitvoerbaar zijn, wordt blootstelling van werknemers aan biologische agentia tot een zodanig laag niveau teruggebracht als voor een adequate bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers noodzakelijk is. | € 4.500 | |
3 | Ter uitvoering van het tweede lid worden ten minste de volgende maatregelen genomen: | * | |
a. de kans op blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt; | |||
b. het aantal werknemers dat gevaar loopt aan een of meer biologische agentia te worden blootgesteld is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is; | |||
c. er worden collectieve beschermingsmaatregelen genomen en, wanneer dit geen of geen afdoende bescherming biedt, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld; | |||
d. bij de arbeid wordt de grootst mogelijke ordelijkheid en zindelijkheid betracht om te voorkomen dan wel de kans te beperken dat een of meer biologische agentia buiten de arbeidsplaats terecht komen; | |||
e. biologische agentia worden zodanig bewaard en vervoerd en afvalstoffen worden op zodanige wijze verzameld, opgeslagen en verwijderd, zo nodig na passende behandeling en voorzien van een deugdelijk opschrift, dat de kans op blootstelling zoveel mogelijk wordt voorkomen alsmede wordt voorkomen dat zij in handen van onbevoegden kunnen geraken; | |||
f. indien noodzakelijk en technisch mogelijk wordt onderzoek gedaan naar de aanwezigheid op de werkplek van biologische agentia buiten de eerste fysieke omhulling; | |||
g. op de arbeidsplaats is een doeltreffende schriftelijke werkinstructie voor de werknemers voorhanden, waarvan ten minste deel uitmaken de bij de arbeid in acht te nemen procedures, waaronder een regeling voor het veilig omgaan met en het vervoeren van biologische agentia binnen het bedrijf of de inrichting alsmede een doeltreffend noodplan voor het geval zich ongevallen of incidenten met biologische agentia voordoen. | |||
Lid 3 wordt beboet via lid 2. | |||
4.87b | Maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtiginginstallatie en een waterinstallatie | ||
1 | De maatregelen, bedoeld in artikel 4.87a, eerste lid, zijn bij het voorkomen of beperken van de blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van: | € 4.500 | |
a. een luchtbevochtiginginstallatie anders dan een stoombevochtiger; | |||
b. een waterinstallatie die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen, niet zijnde een collectieve watervoorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, of een collectief leidingnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Waterleidingwet, doeltreffend, indien het water in deze installaties minder dan 100 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat. | |||
2 | Het nemen en analyseren van monsters ter controle van de aanwezigheid van legionellabacteriën geschiedt overeenkomstig een geschikte genormaliseerde methode. | € 900 | |
4.88 | Veiligheidssignalering | ||
De plaatsen waar arbeid wordt verricht met biologische agentia worden duidelijk afgebakend en worden gemarkeerd met een veiligheidssignalering dat voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. | € 540 | ||
4.89 | Hygiënische beschermingsmaatregelen | ||
1 | Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan biologische agentia wordt niet gerookt noch wordt daar voedsel of drank genuttigd. | € 1.350* | |
2 | Werkkleding die voldoet aan afdeling1 van hoofdstuk 8 wordt aan de werknemers ter beschikking gesteld en wordt bij de arbeid gedragen. | € 1.350 | |
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
3 | in aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige sanitaire voorzieningen beschikbaar met inbegrip van, voor zover noodzakelijk, douches, oogdouches en huidantiseptica. | € 1.350 | |
4 | Indien aan de werknemer persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt, worden deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gereinigd en voor ieder gebruik gecontroleerd. | € 1.350* | |
5 | In aanvulling op artikel 3.22 worden de werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen waarin of waarop zich biologische agentia bevinden of kunnen bevinden bij het verlaten van de arbeidsplaats uitgetrokken en op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding. | € 1.350 | |
6 | De werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, worden ontsmet, gereinigd of zo nodig vernietigd. | € 1.350 | |
7 | De werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, worden buiten het bedrijf of de inrichting gebracht in een daartoe geschikte en gesloten verpakking en uitsluitend met het doel deze te laten reinigen, ontsmetten of vernietigen. | € 1.350 | |
4.90 | Registratie | ||
1 | In een register wordt bijgehouden welke werknemers aan biologische agentia van categorie 3 en 4 worden of kunnen worden blootgesteld. | € 450 | |
2 | In dit register wordt tevens per werknemer geregistreerd welke werkzaamheden hij heeft verricht en, voor zover dit te bepalen is, aan welk biologisch agens of welke biologische agentia hij als gevolg van deze werkzaamheden of als gevolg van een incident of ongeval, eventueel is blootgesteld. | € 90 | |
3 | Het in het eerste lid bedoelde register wordt ten minste tien jaar na de laatste blootstelling of mogelijke blootstelling bewaard. | € 90 | |
4 | Het register wordt een navenant langere tijd, doch niet meer dan veertig jaar na de laatste blootstelling bewaard, in geval een werknemer is blootgesteld of mogelijk is blootgesteld aan een biologisch agens dat infecties tot gevolg kan hebben die: | € 90 | |
naar bekend is latent of hardnekkig kunnen zijn; | |||
op basis van de huidige stand van de techniek naar verwachting eerst jaren later kunnen worden onderkend; | |||
een lange incubatietijd hebben; | |||
ondanks behandeling steeds weer terugkeren, of | |||
ernstige complicaties op langere termijn hebben. | |||
5 | Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het register. | € 90 | |
6 | Aan de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst wordt desgevraagd inzage verschaft in het register. | € 90 | |
4.91 | Onderzoek en vaccins | ||
1 | Iedere werknemer die is of kan worden blootgesteld aan biologische agentia wordt in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld bij de aanvang van de arbeid waarbij blootstelling kan ontstaan, een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
2 | iedere werknemer die een infectie of ziekte heeft opgelopen als gevolg van blootstelling aan een biologisch agens, wordt – in aanvulling op het eerste lid – tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
3 | Iedere werknemer die aan eenzelfde biologisch agens is blootgesteld als gevolg waarvan een andere werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen, wordt – in aanvulling op het eerste lid – in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
5 | Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan biologische agentia te voorkomen. | € 4.500 | |
6 | Voor zover mogelijk worden aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor de biologische agentia waaraan hij is of kan worden blootgesteld, doeltreffende vaccins ter beschikking gesteld. Daarbij wordt bijlage VII bij EU-richtlijn nr. 2000/54/EG in acht genomen. | € 1.350 | |
10 | Iedere werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
4.94 | Kennisgeving | ||
1 | Ten minste 30 dagen voordat voor de eerste maal arbeid met één of meer biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 wordt verricht, wordt hiervan een schriftelijke kennisgeving gezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder. | € 1.800 | |
3 | Met inachtneming van het eerste lid wordt tevens kennis gegeven van arbeid met ieder volgend biologisch agens van categorie 4 en, wanneer door de werkgever dit agens voorlopig zelf is ingedeeld, van arbeid met ieder volgend nieuw biologisch agens van categorie 3. | € 1.800 | |
5 | De in dit artikel bedoelde kennisgeving wordt opnieuw gedaan indien er in de procédés of procedures wezenlijke veranderingen hebben plaatsgevonden die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, waardoor eerdere kennisgevingen zijn achterhaald. | € 1.800 | |
4.95 | Ongevallen of incidenten | ||
De toezichthouder of een door Onze Minister aan te wijzen andere instantie wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van ieder ongeval of incident dat zich heeft voorgedaan en heeft geleid of mogelijkerwijs heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van categorie 3 of 4 en dat besmetting van werknemers door deze agentia kan veroorzaken. | € 1.800 | ||
4.96 | Overdracht gegevens | ||
In geval de werkgever de werkzaamheden beëindigt worden het in artikel 4.90 bedoelde register en de resultaten van het in artikel 4.91 bedoelde arbeidsgezondheidskundig onderzoek – in geval deze bij de werkgever berusten – overgedragen aan een daartoe aangewezen toezichthouder. | € 90 | ||
4.97 | Gezondheidszorg en diergeneeskunde | ||
1 | In aanvulling op artikel 4.85 wordt bij de ri&e van gevaren, verbonden aan andere dan microbiologisch diagnostische arbeid in de gezondheidszorg en in de diergeneeskunde, aandacht besteed aan: | € 450 | |
a. de onzekerheid omtrent de aanwezigheid van biologische agentia en de daaraan verbonden gevaren bij patiënten of dieren en in monsters of materiaal van patiënten of dieren; | |||
b. de aan de aard van het werk verbonden gevaren. | |||
2 | Bij de in het eerste lid bedoelde arbeid worden ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers doeltreffende maatregelen genomen. Deze bestaan in ieder geval uit: | € 540 | |
a. het opstellen en bekend maken van ontsmettings- en desinfectieprocedures aan de betrokken werknemers; | |||
b. het opstellen en bekend maken van procedures voor een veilige omgang met en verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal. | |||
4.98 | Beschermingsmaatregelen | ||
In isolatieafdelingen met patiënten of dieren die besmet zijn of mogelijkerwijs besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4 worden passende beschermingsmaatregelen als bedoeld in bijlage V, kolom A, bij EU-richtlijn nr. 2000/54/EG, getroffen. | € 4.500 | ||
4.99 | Beheersingsniveaus laboratoria en ruimten voor proefdieren | ||
1 | In laboratoria en in ruimten waarin zich dieren bevinden die opzettelijk zijn besmet met biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 dan wel dieren die drager zijn of mogelijk zouden kunnen zijn van biologische agentia van een van deze categorieën, worden afhankelijk van de inventarisatie en evaluatie als bedoeld in artikel 4.85, tenminste respectievelijk de beheersingsniveaus 2, 3 en 4 van bijlage V bij EU-richtlijn nr. 2000/54//EG in acht genomen. | € 4.500 | |
2 | Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met materiaal waarvan het onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken met biologische agentia, wordt ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij EU-richtlijn nummer 2000/54/EG, in acht genomen. | € 4.500 | |
4.100 | Beheersingsniveaus industriële procédés | ||
1 | In geval biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 worden gebruikt in industriële procédés, worden, afhankelijk van de resultaten van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4.85, ten minste respectievelijk de beheersingsniveaus 2, 3,en 4 van bijlage VI bij EU-richtlijn nummer 2000/54//EG, in acht genomen. | € 4.500 | |
Van industriële procédés is sprake indien de arbeid is gericht op het werken met biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 in reactorvaten van tien liter of meer. | |||
4.101 | Beheersingsniveau van niet in bijlage III bij de richtlijn genoemde biologische agentia | ||
Indien arbeid als bedoeld in de artikelen 4.99 en 4.100 wordt verricht met biologische agentia die niet op grond van bijlage III bij EU-richtlijn nummer 2000/54//EG in één van de in artikel 4.84, derde lid, bedoelde categorieën zijn ingedeeld, maar waarvan wel aanwijzingen bestaan dat deze agentia naar verwachting dienen te worden ingedeeld in categorie 3 of 4, wordt ten minste beheersingsniveau 3 van bijlage V respectievelijk VI bij EU-richtlijn nummer 2000/54//EG, in acht genomen. | € 4.500 | ||
4.102 | Voorlichting en onderricht | ||
1 | Aan werknemers die arbeid verrichten als bedoeld in artikel 4.86, eerste en tweede lid, wordt, in aanvulling op artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan: | € 540 | |
a. de mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met biologische agentia; | |||
b. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen; | |||
c. de te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met biologische agentia; | |||
d. de bestaande hygiënische voorschriften; | |||
e. het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
2 | De voorlichting en het onderricht worden geactualiseerd indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven. | € 90 | |
Afdeling 10 | Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers | ||
4.106 | Deskundig toezicht bij arbeid met gevaarlijke stoffen (jeugdigen) | ||
Jeugdige werknemers die: | € 2.700 | ||
a. arbeid verrichten met stoffen die voldoen aan de krachtens de artikelen 34, derde lid, en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor indeling: | |||
1°. in één of meer van de categorieën ‘ontplofbaar’, ‘bijtend’ en ‘irriterend’; | |||
2°. in categorie ‘schadelijk’, indien deze stoffen tevens voldoen aan de bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor toekenning van R-zin 40; | |||
b. arbeid verrichten met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door sterke temperatuur verlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen; | |||
c. arbeid verrichten aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs, waarin zich een of meer onder a of b genoemde stoffen of gassen bevinden; | |||
d. artikelen die ontplofbare stoffen, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel e, bevatten, vervaardigen of hanteren, mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht. | |||
4.111 | Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie (thuiswerkers) | ||
Met betrekking tot de in artikel 4.110, onder a), genoemde stoffen, met uitzondering van stoffen die uitsluitend voldoen aan de krachtens de artikelen 34, derde lid en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor indeling in de categorie ‘milieugevaarlijk’ wordt in het kader van de ri&e in ieder geval vastgesteld aan welke stoffen thuiswerkers worden of kunnen worden blootgesteld en wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden. | € 450 | ||
4.112 | Verpakking en etikettering (thuiswerkers) | ||
2 | Op verpakking van een stof als bedoeld in artikel 4.112, eerste lid, worden de aanduidingen, welke voor die stof op grond van het voldoen aan de criteria voor indeling in de categorieën, genoemd in artikel 4.110, onder a, ten behoeve van de aflevering van die stof bij of krachtens Wet milieugevaarlijke stoffen zijn voorgeschreven, opvallend en goed leesbaar vermeld, met uitzondering van de aanduidingen die betrekking hebben op de categorie ‘milieugevaarlijk’. | € 540 | |
4.113 | Maatregelen (thuiswerkers) | ||
Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat thuiswerkers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid. | € 4.500 | ||
4.114 | Brandbestrijdingsmiddelen (thuiswerkers) | ||
Indien met brandgevaarlijke stoffen wordt gewerkt, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet , aan de thuiswerker deugdelijke en doelmatige middelen voor het blussen of doven van een brand ter beschikking gesteld. | € 1.350 | ||
4.115 | Voorkomen, beperken van ongewilde gebeurtenissen (thuiswerkers) | ||
1 | Indien stoffen aanwezig zijn, die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van thuiswerkers kunnen opleveren, zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. | € 4.500 | |
2 | Bij het verrichten van arbeid met stoffen als bedoeld in het eerste lid zijn zodanige maatregelen getroffen, dat het gevaar, dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. | € 4.500 | |
3 | Voorts zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet zodanige maatregelen getroffen dat in geval zich een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in het eerste respectievelijk tweede lid voordoet, de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt. | € 3.600 | |
4.116 | Voorlichting | ||
In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij thuiswerkers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan: | € 540 | ||
a. de uitkomsten van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 4.111; | |||
b. de maatregelen die zijn getroffen op grond van artikel 4.113; | |||
c. de maatregelen die zijn getroffen voor het voorkomen of beperken van ongewilde gebeurtenissen overeenkomstig artikel 4.115. | |||
Hoofdstuk 5 | Fysieke belasting | ||
Afdeling 1 | Fysieke belasting | ||
5.2 | Voorkomen gevaren | ||
De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer. | € 3.600 | ||
5.3 | Beperken gevaren en risico-inventarisatie en -evaluatie | ||
Voorzover de gevaren, bedoeld in artikel 5.2, redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen: | |||
a. wordt met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de arbeid zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode toegepast of worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt; | € 3.600 | ||
b. worden in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name wordt gelet op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak. | € 450 | ||
5.4 | Zitgelegenheid | ||
Tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden werkplekken ingericht volgens de ergonomische beginselen. | € 540 | ||
5.5 | Voorlichting | ||
1 | Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig hanteren van lasten wordt met inachtneming van de bijlagen I en II bij de richtlijn doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over: | € 540 | |
de wijze waarop lasten moeten worden gehanteerd; | |||
de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zoveel mogelijk te beperken. | |||
2 | Aan de werknemers als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, wordt adequate informatie verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last. | € 540 | |
Afdeling 2 | Beeldschermwerk | ||
5.9 | Inventarisatie en evaluatie | ||
1 | In de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet, moet specifieke aandacht worden besteed aan de gevaren voor het gezichtsvermogen en die van de fysieke en psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm. | € 450 | |
2 | Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie als bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de desbetreffende gevaren te ondervangen, rekening houdend met de gevolgen van die gevaren en de onderlinge samenhang daartussen. | € 1.800 | |
5.10 | Dagindeling van de arbeid | ||
De arbeid aan een beeldscherm is zodanig georganiseerd dat deze arbeid telkens na ten hoogste twee achtereenvolgende uren wordt afgewisseld door andersoortige arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht. | € 540 | ||
5.11 | Maatregelen met betrekking tot de bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers | ||
1 | Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met arbeid aan een beeldscherm wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om voor de aanvang van die arbeid en op gezette tijden daarna een passend onderzoek van de ogen en het gezichtvermogen te ondergaan. | € 90 | |
2 | De werknemer wordt opnieuw in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 5.11, eerste lid, te ondergaan, indien zich bij hem gezichtsstoornissen voordoen die het gevolg kunnen zijn van arbeid aan een beeldscherm. | € 90 | |
3 | Indien de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste en tweede lid, dit vereisen, wordt de betrokken werknemer in de gelegenheid gesteld een oftalmologisch onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
4 | Indien resultaten van de onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste tot en met het derde lid, dit vereisen en normale oogcorrectiemiddelen niet kunnen worden gebruikt, worden aan de betrokken werknemer speciale, met de desbetreffende arbeid verband houdende oogcorrectiemiddelen verstrekt. | € 270 | |
Afdeling 3 | Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers | ||
5.15 | Werkplekvoorzieningen (thuiswerkers) | ||
Vervallen. | |||
Hoofdstuk 6 | Fysische factoren | ||
Afdeling 1 | Temperatuur en luchtverversing | ||
6.1 | Temperatuur | ||
1 | Rekening houdend met de aard van de werkzaamheden die door de werknemers worden verricht en de fysieke belasting die daar het gevolg van is, veroorzaakt de temperatuur op de arbeidsplaats geen schade aan de gezondheid van de werknemers. | € 540 | |
2 | Indien door de temperatuur op de arbeidsplaats of door ongunstige weersomstandigheden toch schade aan de gezondheid van de werknemers kan ontstaan, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. Indien de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen schade aan de gezondheid niet kunnen voorkomen, wordt de duur | € 270 | |
van de arbeid in een zodanige mate beperkt of wordt de arbeid met een zodanige frequentie afgewisseld door een tijdelijk verblijf op een plaats waar een temperatuur heerst als bedoeld in het eerste lid, dat geen schade aan de gezondheid ontstaat. | |||
6.2 | Luchtverversing | ||
1 | Op de arbeidsplaats moet voldoende niet- verontreinigde lucht aanwezig zijn. | € 540 | |
2 | Luchtverversingsinstallaties moeten altijd bedrijfsklaar zijn. | € 540 | |
3 | Luchtverversingsinstallaties functioneren zodanig dat werknemers niet aan hinderlijke tocht worden blootgesteld. | € 270 | |
4 | Luchtverversingsinstallaties moeten zijn voorzien van een controlesysteem dat storingen in de installatie signaleert voor zover dat noodzakelijk is voor de gezondheid van de werknemers. | € 540 | |
6 | Een arbeidsplaats in een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet wordt slechts gebruikt indien het gebouw voldoet aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften met betrekking tot de van toepassing zijnde gebruiksfunctie in de zin van dat besluit. | € 1.800 | |
Afdeling 2 | Verlichting | ||
6.3 | Daglicht en kunstlicht | ||
1 | Arbeidsplaatsen en verbindingswegen zijn zodanig verlicht, dat het aanwezige licht geen risico oplevert voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. | € 540 | |
2 | Op arbeidsplaatsen komt, voor zover mogelijk, voldoende daglicht binnen en zijn voldoende voorzieningen voor kunstverlichting aanwezig. | € 540 | |
3 | De voorzieningen voor kunstverlichting zijn zodanig aangebracht dat gevaar voor ongevallen is voorkomen. | € 540 | |
4 | De kleur van het kunstlicht mag de waarneming van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4 niet wijzigen of beïnvloeden. | € 270 | |
6.4 | Daglicht | ||
Vervallen. | |||
6.4 | Weren van zonlicht | ||
In een besloten ruimte waar arbeid wordt verricht kan rechtstreeks invallend zonlicht worden geweerd. | € 540 | ||
Afdeling 3 | Lawaai | ||
6.7 | Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen en meten | ||
1 | In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, worden de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, beoordeeld en, indien nodig, gemeten teneinde te bepalen waar en in welke mate werknemers aan de in artikel 6.8 vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai kunnen worden blootgesteld. | € 900 | |
2 | De beoordeling en de meting worden, in aanvulling op artikel 5 van de wet, volgens een schriftelijk vastgelegd tijdschema periodiek uitgevoerd door de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, of de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, en in ieder geval opnieuw uitgevoerd, indien de omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling of | € 900 | |
meting onjuist is of wanneer de resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, dit nodig maken. Bij de beoordeling van de meetresultaten wordt rekening gehouden met de meetonzekerheden, die zijn vastgesteld volgens de bij het meten gangbare praktijk. | |||
3 | De bij de meting gebruikte methoden en apparaten zijn op de desbetreffende omstandigheden afgestemd. Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten lawaai, de duur van de blootstelling, de omgevingsfactoren en de kenmerken van de meetapparatuur. De gebruikte | € 900 | |
methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende en tiende lid, vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai al dan niet worden overschreden. Wanneer gebruik wordt gemaakt van steekproeven zijn die representatief voor de persoonlijke blootstelling van een werknemer. | |||
4 | Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval aandacht besteed aan: | € 900 | |
a. het niveau, de aard en de duur van de blootstelling, met inbegrip van eventuele blootstelling aan impulsgeluid; | |||
b. de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid vastgestelde actiewaarden en de in artikel 6.8, tiende lid, vastgestelde grenswaarden voor de blootstelling; | |||
c. de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers die tot bijzonder gevoelige risicogroepen behoren; | |||
d. voorzover dit technisch uitvoerbaar is, de mogelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en werkgerelateerde ototoxische stoffen en tussen lawaai en trillingen; | |||
e. de mogelijke indirecte gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en waarschuwingssignalen of andere geluiden waarop dient te worden gelet teneinde het risico op ongelukken te verkleinen; | |||
f. de informatie over de lawaai-emissie die door de fabrikanten van de arbeidsmiddelen is verstrekt; | |||
g. het bestaan van alternatieve arbeidsmiddelen die ontworpen zijn om de lawaai-emissie te verminderen; | |||
h. de voortzetting van de blootstelling aan lawaai buiten normale werktijd onder verantwoordelijkheid van de werkgever; | |||
i. uit arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, verkregen relevante informatie, met inbegrip van gepubliceerde informatie, voorzover dat mogelijk is; | |||
j. de beschikbaarheid van individuele gehoorbeschermers met voldoende dempende werking. | |||
6 | De resultaten van de op grond van dit artikel uitgevoerde beoordelingen en metingen worden in passende vorm geregistreerd en bewaard, zodat latere raadpleging mogelijk is. | € 90 | |
8 | De risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in het eerste lid, wordt adequaat gedocumenteerd en vermeldt de ingevolge de artikelen 6.8, 6.9 en 6.11 genomen maatregelen. | € 90 | |
6.8 | Voorkomen of beperken van schadelijk geluid | ||
1 | Ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan lawaai worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen dat de risico’s van blootstelling worden weggenomen aan de bron of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van maatregelen. | € 3.600 | |
3 | Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa, worden op basis van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, met inachtneming van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, in het kader van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet technische of organisatorische maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om de blootstelling tot een minimum te beperken. | € 3.600 | |
4 | Werkplekken waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger kan zijn dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger kan zijn dan 140 Pa, worden duidelijk aangegeven door middel van passende signaleringen en doelmatig afgebakend. Indien dit technisch uitvoerbaar is en het risico van blootstelling dit rechtvaardigt, wordt de toegang ertoe beperkt. | € 540 | |
5 | De blootstelling aan lawaai in ontspanningsruimten als bedoeld in artikel 3.20 en nachtverblijven als bedoeld in artikel 3.21 wordt beperkt tot een niveau dat verenigbaar is met de functie van de ruimten en de omstandigheden waarin zij worden gebruikt. | € 540 | |
6 | De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden afgestemd op de behoeften van werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen. | € 900 | |
7 | In gevallen waarin de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa, worden aan de werknemers passende, naar behoren aangemeten, individuele gehoorbeschermers ter beschikking gesteld. De individuele gehoorbeschermers voorkomen het risico van gehoorbeschadiging of brengen dit risico tot een minimum terug. | € 3.600 | |
9 | Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is worden de individuele gehoorbeschermers door de werknemers gebruikt. | € 1.800 | |
10 | De dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, mag in geen geval hoger zijn dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk mag in geen geval hoger zijn dan 200 Pa. | € 3.600 | |
11 | Als ondanks de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, wordt vastgesteld dat de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan de in het tiende lid vastgestelde grenswaarden worden: | € 3.600 | |
a. onmiddellijk maatregelen genomen om de blootstelling terug te brengen tot een niveau beneden die grenswaarden; | |||
b. de oorzaken van de overmatige blootstelling vastgesteld en | |||
c. de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, aangepast om herhaling te voorkomen. | |||
6.9 | Weekgemiddelde | ||
In gevallen waarin werknemers in verband met het uitvoeren van bijzondere taken moeten verblijven op een werkplek waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai per werkdag aanmerkelijk verschilt en naleving van de verplichtingen, genoemd in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende, tiende en elfde lid, redelijkerwijs niet gevergd kan worden, wordt in genoemde artikelleden in plaats van ‘de | € 3.600 | ||
dagelijkse blootstelling aan lawaai’ gelezen ‘de wekelijkse blootstelling aan lawaai’. In dat geval bedraagt de wekelijkse blootstelling, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, niet meer dan 87 dB(A) en worden doeltreffende maatregelen genomen om het aan deze activiteiten verbonden risico tot een minimum te beperken. | |||
6.10 | Audiometrisch onderzoek | ||
1 | Als uit de resultaten van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er voor een werknemer een gezondheidsrisico bestaat, wordt deze werknemer, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
2 | Iedere werknemer waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
3 | Iedere werknemers waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan, indien uit de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er een gezondheidsrisico bestaat. | € 90 | |
4 | Het audiometrische onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, is gericht op een vroegtijdige diagnose van een eventuele achteruitgang van het gehoor ten gevolge van lawaai en op behoud van het gehoor. | € 90 | |
5 | De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst houdt van iedere werknemer die een audiometrisch onderzoek als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, heeft ondergaan, een persoonlijk medisch dossier bij, dat een samenvatting bevat van de uitslagen van het audiometrisch onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met derde lid. | € 90 | |
6 | De persoonlijke medische dossiers worden in een zodanige vorm bewaard dat zij later, met inachtneming van het medisch beroepsgeheim, kunnen worden geraadpleegd. | € 90 | |
7 | Iedere werknemer heeft recht op inzage in het hem betreffende medisch dossier. | € 90 | |
8 | Een daartoe aangewezen toezichthouder ontvangt desgevraagd een exemplaar van de medische dossiers, bedoeld in het vijfde lid. | € 90 | |
6.10a | Maatregelen bij gehoorbeschadiging | ||
1 | Als bij een audiometrisch onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, bij een werknemer een aantoonbare gehoorbeschadiging wordt vastgesteld, beoordeelt de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of een specialist, als de deskundige persoon dat noodzakelijk acht, of de beschadiging vermoedelijk het gevolg is van blootstelling aan lawaai op het werk. | € 90 | |
2 | Als wordt vastgesteld dat de gehoorbeschadiging is veroorzaakt door blootstelling aan lawaai op het werk, dan: | € 900 | |
a. wordt de beoordeling en de meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, opnieuw uitgevoerd; | |||
b. worden de maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling, bedoeld in artikel 6.8, herzien; | |||
c. wordt bij het nemen van maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling als bedoeld in artikel 6.8, met inbegrip van het toewijzen van ander werk zonder blootstellingsrisico, rekening gehouden met het advies van de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de daartoe aangewezen toezichthouder; en | |||
d. wordt iedere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld in de gelegenheid gesteld tussentijds opnieuw een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan. | |||
6.11 | Voorlichting en onderricht | ||
Aan werknemers die worden blootgesteld aan een dagelijkse blootstelling aan lawaai van 80 dB(A) of hoger en een piekgeluidsdruk van 112 Pa of hoger worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over: | € 540 | ||
a. de aard van de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai; | |||
b. de genomen maatregelen, bedoeld in artikel 6.8, om de risico’s, bedoeld onder a, te voorkomen of tot een minimum te beperken; | |||
c. de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid, en de grenswaarden, bedoeld in artikel 6.8, tiende lid; | |||
d. de resultaten van de beoordeling en meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, bedoeld in artikel 6.7, eerste en tweede lid, en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s; | |||
e. het juiste gebruik van individuele gehoorbeschermers; | |||
f. hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen en kunnen worden gemeld; | |||
g. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek en het doel van dit onderzoek; en | |||
h. veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken. | |||
Afdeling 3a | Trillingen | ||
6.11b | Nadere voorschriften risico-inventarisatie en evaluatie, beoordelen en meten | ||
1 | In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, worden de niveaus van de mechanische trillingen waaraan de werknemer wordt blootgesteld, beoordeeld en indien nodig gemeten. | € 900 | |
2 | De beoordeling en de meting worden op zorgvuldige wijze gepland en met passende tussenpozen uitgevoerd. | € 900 | |
3 | De meting vindt plaats voor hand-armtrillingen overeenkomstig punt 2 van deel A en voor lichaamstrillingen overeenkomstig punt 2 van deel B van de bijlage bij de richtlijn. | € 900 | |
4 | De resultaten van de meting worden in een passende vorm bewaard zodat latere raadpleging mogelijk is. | € 90 | |
5 | Bij de beoordeling worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: | € 450 | |
a. het niveau, de aard en de duur van de blootstelling, met inbegrip van eventuele blootstelling aan periodieke trillingen of herhaalde schokken; | |||
b. de vastgelegde grenswaarden en actiewaarden voor de blootstelling, bedoeld in artikel 6.11a, tweede en derde lid; | |||
c. mogelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers met een verhoogd risico; | |||
d. mogelijke indirecte gevolgen voor de veiligheid van werknemers die worden veroorzaakt door de wisselwerking tussen mechanische trillingen en de arbeidsplaats of andere arbeidsmiddelen; | |||
e. de informatie die door fabrikanten van de arbeidsmiddelen is verstrekt; | |||
f. het bestaan van vervangend materieel dat ontworpen is om de niveaus van blootstelling aan mechanische trillingen te verminderen; | |||
g. voortzetting van de blootstelling aan lichaamstrillingen buiten normale werktijd onder verantwoordelijkheid van de werkgever; | |||
h. bijzondere arbeidsomstandigheden, zoals het werken bij lage temperaturen; | |||
i. door de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in artikel 6.11e, verkregen relevante informatie, met inbegrip van gepubliceerde informatie, voorzover dat mogelijk is. | |||
6 | De beoordeling wordt regelmatig herzien, in ieder geval indien gewijzigde omstandigheden of resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld artikel 6.11e, hiertoe aanleiding geven. | € 900 | |
6.11c | Voorkomen of beperken van schadelijke trillingen | ||
1 | Indien de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.11a, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, worden of kunnen worden overschreden, wordt, met inachtneming van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, en in het daarbij behorende plan van aanpak aandacht besteed aan: | € 900 | |
a. alternatieve werkmethoden die de noodzaak van blootstelling aan mechanische trillingen verminderen; | |||
b. de keuze van de juiste arbeidsmiddelen, ergonomisch goed ontworpen en zo weinig mogelijk trillingen veroorzakend, rekening houdend met het te verrichten werk; | |||
c. de verstrekking van hulpmiddelen om het risico van gezondheidsschade ten gevolge van trillingen te voorkomen; | |||
d. passende onderhoudsprogramma's voor de arbeidsmiddelen, de arbeidsplaats en de systemen op de arbeidsplaats; | |||
e. het ontwerp en de indeling van de arbeidsplaats; | |||
f. een adequate voorlichting en opleiding van de werknemers, opdat zij de arbeidsmiddelen veilig en juist gebruiken, zodanig dat de blootstelling aan mechanische trillingen zo gering mogelijk is; | |||
g. beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling; | |||
h. passende werkschema's met voldoende rustpauzes; | |||
i. het verschaffen van kleding die de blootgestelde werknemers beschermt tegen kou en vocht. | |||
2 | Werknemers worden niet blootgesteld aan trillingen boven de grenswaarde voor blootstelling, bedoeld in artikel 6.11a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a. | € 3.600 | |
3 | Indien de grenswaarde toch wordt overschreden: | € 3.600 | |
a. worden onverwijld maatregelen getroffen om de blootstelling terug te brengen tot onder de grenswaarde voor blootstelling; | |||
b. wordt de oorzaak van de overschrijding van de grenswaarde onderzocht; | |||
c. worden de beschermings- en preventiemaatregelen aangepast om te voorkomen dat de grenswaarde opnieuw wordt overschreden. | |||
6.11d | Voorlichting en onderricht | ||
Aan werknemers die aan risico’s in verband met mechanische trillingen op het werk worden blootgesteld, worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over: | € 540 | ||
a. maatregelen die zijn genomen om de risico's in verband met mechanische trillingen weg te nemen of tot een minimum te beperken; | |||
b. de grenswaarden en actiewaarden voor blootstelling; | |||
c. de resultaten van de overeenkomstig artikel 6.11b verrichte beoordelingen en metingen van mechanische trillingen en de gezondheidsschade die de gebruikte arbeidsmiddelen kunnen veroorzaken; | |||
d. het nut van en de methode voor het opsporen en melden van symptomen van gezondheidsschade; | |||
e. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek; | |||
f. veilige werkmethoden om de blootstelling aan mechanische trillingen tot een minimum te beperken. | |||
6.11e | Arbeidsgezondheidskundig onderzoek inzake trillingen | ||
1 | Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met werkzaamheden die blijkens de beoordeling, bedoeld in artikel 6.11b, eerste lid, gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid, wordt in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
2 | Indien bij een werknemer een aandoening wordt geconstateerd die het gevolg zou kunnen zijn van blootstelling aan mechanische trillingen, worden werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld aan mechanische trillingen, tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
4 | Wanneer bij een werknemer als gevolg van blootstelling aan mechanische trillingen een aantoonbare ziekte of een schadelijke invloed op de gezondheid is vastgesteld, wordt hij door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst, geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. | € 90 | |
Afdeling 4 | Straling | ||
6.12 | Toestellen | ||
1 | Toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen uitzenden moeten van deugdelijk materiaal en constructie zijn en in goede staat verkeren. | € 3.600 | |
2 | De in het eerste lid bedoelde toestellen moeten zich in een zodanige ruimte bevinden en moeten voorts zodanig zijn opgesteld of afgeschermd, dat bij het in werking zijn daarvan gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen. | € 3.600 | |
3 | Indien bij het in werking zijn van een toestel als bedoeld in het eerste lid, het gevaar voor gezondheidsschade ondanks de naleving van de voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, niet of niet geheel kan worden voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden genomen dat gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen. | € 3.600 | |
4 | Indien de in het derde lid bedoelde maatregelen gezondheidsschade niet of niet voldoende kunnen voorkomen, dan moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld. | € 3.600 | |
5 | De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten door de werknemers bij de arbeid worden gebruikt. | € 1.800 | |
Afdeling 5 | Werken onder overdruk | ||
6.14 | Geschiktheid | ||
Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk moeten worden verricht door een persoon die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die zijn verbonden aan de door hem te verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken. | € 540* | ||
6.14a | Arbeidsgezondheidskundig onderzoek | ||
1 | Personen, die worden belast met het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden voor de aanvang van die arbeid onderworpen aan een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, dat gericht is op de bijzondere gevaren voor de gezondheid, waaraan zij bij de uitoefening van die arbeid kunnen blootstaan. | € 1.800 | |
2 | Na een periode van ten hoogste twaalf maanden na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt het arbeidsgezondheidskundig onderzoek herhaald en vervolgens telkens met een tussenperiode van ten hoogste twaalf maanden sinds het voorafgaande onderzoek. | € 1.800 | |
3 | Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt uitgevoerd door een arts, die in het bezit is van een certificaat duikerarts, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800 | |
5 | Een persoon verricht slechts duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk indien uit het arbeidsgezondheidskundig onderzoek blijkt, dat het verrichten van die arbeid op medische gronden toelaatbaar is. Indien uit de uitslag van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek blijkt dat het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk slechts onder de daarin aangegeven beperkende voorschriften toelaatbaar is, worden deze voorschriften in acht genomen. | € 4.500* | |
6.15 | Veiligheidsmaatregelen | ||
1 | Indien duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht, is met inachtneming van de stand van de techniek en rekening houdende met de specifiek te verrichten arbeid: | ||
a | nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een deugdelijke schriftelijke werkinstructie aanwezig die ten minste de door de werknemers te treffen veiligheidsvoorzieningen alsmede de noodprocedures bevat; | € 540 | |
b | aan de werknemers deugdelijk materiaal dat in goede staat verkeert en voldoende ademgas van goede kwaliteit ter beschikking gesteld; | € 4.500 | |
c | nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een daartoe opgeleid persoon aanwezig is die de werknemers adequaat medisch begeleiden kan; | € 1.800* | |
d | nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een adequate eerste-hulp uitrusting aanwezig. | € 4.500 | |
2 | De opgeleide persoon als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid onder c. kan terstond in contact treden met een arts als bedoeld in artikel 6.14a, derde lid. | € 1.800 | |
6.15a | Certificering onderhoudssystemen duik- en caissonmaterieel | ||
1 | Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht door een werkgever die in het bezit is van een certificaat Onderhoudssysteem duik- en caissonmaterieel, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800 | |
2 | Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
6.16 | Duikarbeid | ||
1 | Duikarbeid wordt verricht door één of meer duikers, bijgestaan door een reserveduiker en een ploegleider. | € 4.500* | |
2 | De reserveduiker mag alleen duikarbeid verrichten in het kader van verlenen van hulp en het redden van in moeilijkheden geraakte duikers. Bij het gebruik van een duikklok moet de reserveduiker in de klok aanwezig zijn. | € 1.800* | |
3 | De ploegleider is in het bezit van een certificaat duikploegleider, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. | € 1.800* | |
5 | Een ieder die duikarbeid heeft verricht, houdt hiervan aantekening in een persoonlijk duiklogboek. | € 90* | |
In dit logboek moet in elk geval worden aangetekend: | |||
– aard van de duikarbeid; | |||
– het gevolgde duikschema; | |||
– het gevolgde decompressieverloop; | |||
– de verblijftijd in de vloeistof. | |||
6 | De duikers en de reserveduiker moeten in het bezit zijn van een certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die zij verrichten, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling. | € 1.800* | |
7 | Indien duikarbeid wordt verricht is de persoon, bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, onder c, in het bezit van een certificaat duikmedische begeleiding, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling. | € 1.800* | |
8 | Het certificaat duikploegleider, het certificaat duikarbeid en het certificaat duikmedische begeleiding, bedoeld in het derde respectievelijk het zesde en zevende lid , of afschriften daarvan moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd aan de toezichthouder worden getoond. | € 90* | |
6.17 | Melding duikarbeid | ||
1 | Duikarbeid die wordt verricht: | € 1.800 | |
a. op een diepte groter dan 9 meter; | |||
b. bij een stroomsnelheid groter dan 0,5 meter per seconde; | |||
c. met voorgenomen decompressie; | |||
d. met een ademgas anders dan lucht; | |||
e. over een periode langer dan een week, of | |||
f. ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie of de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, | |||
wordt ten minste vijf werkdagen vóór de aanvang ervan schriftelijk gemeld bij een daartoe aangewezen toezichthouder onder opgaaf van de plaats waar de arbeid zal worden verricht, het tijdstip waarop deze zal aanvangen, het vermoedelijke aantal betrokken werknemers en het aantal werknemers dat daadwerkelijk duikarbeid zal verrichten | |||
2 | Indien de periode tussen de opdracht tot het verrichten van duikarbeid als bedoeld in het eerste lid en de uitvoering ervan wegens het onvoorziene en spoedeisende karakter van de duikarbeid korter is dan vijf werkdagen, dan wordt de duikarbeid zo spoedig mogelijk bij de ambtenaar bedoeld in het eerste lid gemeld. | € 1.800 | |
3 | De schriftelijke melding bedoeld in het eerste lid, gaat in geval van duikarbeid ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie of de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, vergezeld van informatie over de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van de duiklocatie. | € 90 | |
6.18 | Compressiekamer duikarbeid | ||
1 | Bij de plaats waar duikarbeid in water wordt verricht op een diepte van meer dan 15 m of in een andere vloeistof onder een hogere druk dan 1,5.105 Pa boven de atmosferische druk, is een geschikte compressiekamer, voorzien van een personen- en medicijnsluis, aanwezig. | € 4.500 | |
2 | Onverminderd het eerste lid is bij de plaats waar duikarbeid wordt verricht een compressiekamer aanwezig indien de reistijd tussen de duiklocatie en de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan 2 uur bedraagt. | € 4.500 | |
3 | De compressiekamer, bedoeld in het eerste lid: | € 4.500 | |
a. heeft een omvang en een inrichting die zijn afgestemd op het aantal personen dat duikarbeid verricht en de aard van de werkzaamheden, en | |||
b. biedt ten minste plaats aan twee personen. | |||
4 | Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden gebruikt. | € 4.500* | |
6.19 | Caissonarbeid | ||
1 | Caissonarbeid moet door ten minste 2 personen worden verricht. | € 4.500* | |
2 | De toezichthouder moet ten minste 30 dagen voor aanvang van caissonarbeid schriftelijk in kennis worden gesteld, onder overlegging van een deugdelijk werkplan. | € 1.800 | |
3 | Een caisson wordt gebouwd, geïnstalleerd, aangepast of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daarvoor aangewezen persoon. | € 1.800 | |
4 | Caissons moeten regelmatig worden geïnspecteerd door een speciaal daarvoor aangewezen persoon. | € 1.800 | |
6.20 | Compressiekamer caissonarbeid | ||
1 | Bij de plaats waar caissonarbeid wordt verricht onder een hogere druk dan 1,5.105 Pa boven de atmosferische druk, is een geschikte compressiekamer, voorzien van een personen- en medicijnsluis, aanwezig. | € 4.500 | |
2 | Onverminderd het eerste lid is bij de plaats waar caissonarbeid wordt verricht een compressiekamer aanwezig indien de reistijd tussen die plaats en de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan 2 uur bedraagt. | € 4.500 | |
3 | De compressiekamer, bedoeld in het eerste lid: | € 4.500 | |
a. heeft een omvang en een inrichting die zijn afgestemd op het aantal personen dat caissonarbeid verricht en de aard van de werkzaamheden, en | |||
b. biedt ten minste plaats aan twee personen. | |||
4 | Een compressiekamer moet op de juiste wijze worden gebruikt. | € 4.500* | |
Afdeling 5a | Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën | ||
6.20b | Ventilatie | ||
1 | Alle normaal toegankelijke ondergrondse werkterreinen worden behoorlijk geventileerd. Door middel van een permanente ventilatie, wordt, met een voldoende veiligheidsmarge, gezorgd voor een atmosfeer: | € 4.500 | |
a. die gezond is; | |||
b. waarin het explosiegevaar en het gevaar voor stofdeeltjes die ingeademd kunnen worden, onder controle wordt gehouden; | |||
c. waarin de arbeidsomstandigheden tijdens de werktijd adequaat zijn, gelet op de gebruikte werkmethoden en de fysieke belasting van de werknemers. | |||
2 | Indien de natuurlijke ventilatie niet aan het eerste lid voldoet wordt de hoofdventilatie door een of meer mechanische ventilatoren verzorgd. Er worden maatregelen getroffen om een constante en continue ventilatie te garanderen. De onderdruk van de hoofdventilatoren wordt voortdurend gecontroleerd. Er is een automatische alarmering voor het geval de hoofdventilatoren onverwacht uitvallen. | € 4.500 | |
3 | a. de parameters van de ventilatie worden regelmatig gemeten en | € 900 | |
b. de resultaten van de metingen worden geregistreerd. | € 90 | ||
4 | Er wordt een plattegrond gemaakt en regelmatig bijgewerkt met alle nuttige gegevens van het ventilatiesysteem. De plattegrond is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
6.20c | Verlichting | ||
In afwijking van de artikelen 6.3 en 6.4 zijn de werkplekken voor zover mogelijk voorzien van voldoende kunstmatige verlichting voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. De verlichtingsinstallaties zijn zodanig aangebracht dat het type verlichting geen ongevallenrisico voor de werknemers oplevert. | € 540 | ||
Afdeling 5b | Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen | ||
6.20e | Verlichting | ||
Verlichtingsinstallaties zijn zodanig ontworpen dat operationele bedieningsruimten, vluchtwegen, inschepingszones en gevaarlijke zones gedurende de aanwezigheid van de werknemers verlicht zijn. | € 540 | ||
Afdeling 6 | Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers | ||
6.30 | Daglicht en kunstlicht (thuiswerkers) | ||
Indien de thuiswerker reeds uit eigen hoofde beschikt over voorzieningen voor kunstverlichting als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, behoeft de thuiswerkgever deze niet alsnog ter beschikking te stellen. | € 540 | ||
Hoofdstuk 7 | Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden | ||
Afdeling 2 | Algemene voorschriften | ||
7.2 | Arbeidsmiddelen met een CE-markering | ||
1 | Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld arbeidsmiddel voldoet aan de op dat arbeidsmiddel van toepassing zijnde Warenwetbesluiten. | € 3.600 | |
7.3 | Geschiktheid arbeidsmiddelen | ||
1 | Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die de werkgever ter beschikking stelt, wordt rekening gehouden met de uit de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet, gebleken: | € 1.800 | |
– specifieke kenmerken van de arbeid; | |||
– omstandigheden waaronder deze worden verrichten; | |||
– op de arbeidsplaats al bestaande gevaren; | |||
– de gevaren die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van de desbetreffende arbeidsmiddelen. | |||
2 | Om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers oplevert, worden de arbeidsmiddelen die op de arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers worden gesteld, uitsluitend gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en bestemd. | € 1.800 | |
3 | De arbeidsmiddelen, bedoeld in het tweede lid, moeten voorst geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast. | € 1.800 | |
4 | Voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is de gevaren bij het gebruik van de arbeidsmiddelen te voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden getroffen dat gevaren zoveel mogelijk worden beperkt. | € 1.800 | |
7.4 | Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen | ||
1 | Een arbeidsmiddel moet uit deugdelijk materiaal bestaan. | € 4.500 | |
2 | Een arbeidsmiddel moet van deugdelijke constructie zijn. | € 4.500 | |
3 | Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen. | € 4.500 | |
4 | Het gevaar getroffen te worden door ongewild in beweging of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt. | € 4.500 | |
Maatregelen gericht op collectieve bescherming hebben de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming. | |||
7.4a | Keuringen | ||
1 | Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie moet na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen, worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren. | € 1.800 | |
2 | Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, moet voorts na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren. | € 1.800 | |
3 | Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechtering welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd. | € 1.800 | |
4 | Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden als bedoeld in het derde lid, moet worden gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel. | € 1.800 | |
Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel. | |||
5 | Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling. | € 1.800 | |
6 | Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
7.5 | Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen | ||
1 | De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. | € 4.500 | |
2 | Onderhouds-, reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden aan een arbeidsmiddel mogen slechts worden uitgevoerd wanneer dit is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. | € 4.500* | |
Indien dit niet mogelijk is dan moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren. | |||
3 | Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op productie- en afstelwerkzaamheden met of aan een arbeidsmiddel. | € 4.500* | |
4 | Een bij een arbeidsmiddel behorend onderhoudsboek moet goed worden bijgehouden. | € 90 | |
5 | Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant. | € 4.500 | |
7.6 | Deskundigheid werknemers | ||
1 | Met betrekking tot arbeidsmiddelen waarvan het gebruik een specifiek gevaar voor de veiligheid van de werknemers kan opleveren, blijft het gebruik voorbehouden aan werknemers die met het gebruik belast zijn. | € 1.800 | |
2 | Werknemers die belast zijn met ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, moeten daartoe een specifieke deskundigheid en ervaring bezitten. | € 1.800 | |
7.7 | Veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen | ||
1 | Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, moeten zij van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen. | € 4.500 | |
2 | De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten stevig zijn uitgevoerd. | € 4.500 | |
3 | De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen geen bijzondere gevaren opleveren. | € 4.500 | |
4 | De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen niet eenvoudig kunnen worden genegeerd of buiten werking worden gesteld. | € 4.500 | |
5 | De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten op voldoende afstand van de gevaarlijke zone van het arbeidsmiddel zijn aangebracht. | € 4.500 | |
6 | De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten het zicht op de arbeid zo min mogelijk belemmeren. | € 4.500 | |
7 | Schermen of beveiligingsinrichtingen van arbeidsmiddelen, moeten op een zodanige wijze zijn aangebracht dat de noodzakelijke onderhouds- en reparatiewerkzaamheden op veilige wijze kunnen worden uitgevoerd. | € 4.500 | |
Daarbij moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat de schermen of beveiligingsinrichtingen moeten worden gedemonteerd. | |||
7.8 | Verlichting | ||
Werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten – in aanvulling op artikel 6.3 – voldoende en doelmatig zijn verlicht. | € 1.800 | ||
7.9 | Hoge en lage temperatuur | ||
Zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat werknemers in de onmiddellijke nabijheid kunnen komen van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan met een zeer hoge of zeer lage temperatuur. Indien dat niet mogelijk is, dan moeten doeltreffende maatregelen zijn getroffen om aanraking te voorkomen. | € 4.500 | ||
7.10 | Alarmsignalen | ||
Alarmsignalen van een arbeidsmiddel moeten gemakkelijk en duidelijk waarneembaar en als zodanig goed herkenbaar zijn. | € 540 | ||
Deze alarmsignalen moeten voldoen aan de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4. | |||
7.11 | Loskoppelen arbeidsmiddel | ||
1 | Een arbeidsmiddel moet over duidelijk herkenbare voorzieningen beschikken, waarmee het van zijn krachtbronnen moet kunnen worden losgekoppeld. | € 4.500 | |
2 | Het na loskoppeling opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel op een krachtbron mag geen gevaar opleveren voor de werknemers. | € 4.500 | |
7.11a | Voorlichting | ||
1 | Een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing moet in begrijpelijke vorm ter kennis worden gebracht van de betrokken werknemers. | € 90 | |
2 | Indien het gebruik of de aanwezigheid van arbeidsmiddelen in de onmiddellijke werkomgeving gevaren voor de werknemers kunnen opleveren, moeten zij hierop worden gewezen, ook indien de werknemers van deze middelen geen rechtstreeks gebruik maken. | € 90 | |
Afdeling 3 | Arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem | ||
7.13 | Bedieningssystemen | ||
1 | Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel moet veilig zijn. | € 1.800 | |
2 | Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag ook bij onopzettelijke handelingen geen gevaar opleveren voor werknemers. | € 1.800 | |
3 | Bij de keuze van een bedieningssysteem moet rekening worden gehouden met defecten, storingen en belastingen die bij het gebruik kunnen worden verwacht. | € 1.800 | |
4 | Een bedieningssysteem moet duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en is daartoe, waar nodig, op passende wijze van functionele aanduidingen voorzien. | € 1.800 | |
5 | Een bedieningssysteem moet zich zoveel mogelijk buiten de gevaarlijke zone van een arbeidsmiddel bevinden. | € 1.800 | |
6 | De plaats van het bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag geen extra gevaren opleveren voor werknemers. | € 1.800 | |
7 | Indien een arbeidsmiddel in werking kan worden gesteld of kan worden gestopt op een plaats waar dat arbeidsmiddel niet geheel kan worden gezien, dan moet om de betrokken werknemers te beschermen, telkens tijdig voor het inwerkingstellen of stoppen van dat arbeidsmiddel een signaal worden gegeven dat voldoet aan de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4. | € 1.800* | |
7.14 | In werking stellen van arbeidsmiddelen | ||
1 | Een arbeidsmiddel mag uitsluitend in werking worden gesteld door een opzettelijk verrichte handeling met een daarvoor bestemd bedieningssysteem. | € 4.500 | |
7.15 | Stopzetten van arbeidsmiddelen | ||
1 | Een arbeidsmiddel kan op veilige wijze worden stopgezet met een daarvoor bestemd bedieningssysteem. | € 4.500 | |
Een bedieningssysteem stopt naar gelang het gevaar hetzij het gehele arbeidsmiddel hetzij onderdelen daarvan, zodanig dat het arbeidsmiddel in een veilige toestand is. | |||
2 | Wanneer een arbeidsmiddel of onderdelen daarvan zijn stopgezet, moet de energietoevoer naar het arbeidsmiddel of de onderdelen daarvan die het gevaar veroorzaken zijn onderbroken. | € 4.500 | |
3 | De opdracht tot het stopzetten van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan kan niet worden opgeheven door een opdracht tot starten ervan. | € 4.500 | |
7.16 | Noodstopvoorziening | ||
Een arbeidsmiddel moet beschikken over een noodstopvoorziening, indien dit met het oog op de gevaren van dat arbeidsmiddel en de normale tijd die nodig is om dat arbeidsmiddel stop te zetten noodzakelijk is. | € 4.500 | ||
Afdeling 4 | Aanvullende voorschriften specifieke arbeidsmiddelen en werkzaamheden | ||
7.17a | Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen | ||
1 | Mobiele arbeidsmiddelen waarop een of meer personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat het gevaar voor deze personen tijdens het vervoer zoveel mogelijk wordt beperkt. | € 4.500 | |
2 | Mobiele arbeidsmiddelen, met uitzondering van heftrucks, waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat onder de feitelijke gebruiksomstandigheden de gevaren als gevolg van het kantelen of omvallen van het mobiele arbeidsmiddel zoveel mogelijk worden beperkt door: | € 4.500 | |
a. een beschermingsconstructie die verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of | |||
b. een constructie die ervoor zorgt dat er rond de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte voorhanden is, wanneer het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of | |||
c. andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau. | |||
4 | Indien het gevaar bestaat dat de te vervoeren personen bij kanteling of omslaan bekneld kunnen raken tussen de delen van het mobiele arbeidsmiddel en de grond, dan moet een systeem zijn geïnstalleerd waarmee zij kunnen worden tegengehouden. | € 4.500 | |
5 | Heftrucks waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig uitgerust, dat het gevaar van kantelen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt door: | € 4.500 | |
a. een bestuurderscabine, of | |||
b. een inrichting die verhindert dat de heftruck kantelt, of | |||
c. een inrichting die ervoor zorgt dat, indien de heftruck kantelt, er voor de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte is tussen de grond en bepaalde delen van de heftruck, of | |||
d. een inrichting op elke zitplaats van de heftruck, waarmee de op de truck aanwezige personen zich op de zitplaats kunnen vastzetten, of | |||
e. andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau. | |||
6 | Indien het onverhoeds blokkeren van onderdelen voor de energieoverbrenging tussen het mobiele arbeidsmiddel en zijn hulpstukken of aanhangers specifieke gevaren kan opleveren, dan moet het arbeidsmiddel uitgerust zijn met een voorziening die deze blokkering verhindert. | € 4.500 | |
Indien een dergelijke blokkering niet kan worden verhinderd, moeten zodanige maatregelen zijn genomen dat de gevaren zoveel mogelijk worden beperkt. | |||
7 | Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van middelen voor de bevestiging van onderdelen voor de energieoverbrenging, wanneer deze onderdelen vervuild of beschadigd kunnen raken doordat zij over de grond slepen. | € 1.800 | |
7.17b | Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving | ||
2 | Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn uitgerust met: | ||
a | voorzieningen om te vermijden dat zij door onbevoegden in werking kunnen worden gesteld; | € 1.800 | |
b | doeltreffende voorzieningen ter beperking van de gevolgen van een eventuele botsing, indien verschillende, op rails rijdende arbeidsmiddelen tegelijkertijd worden verplaatst; | € 4.500 | |
c | een rem- en stopvoorziening; | € 4.500 | |
d | een noodvoorziening, voorzover die om veiligheidsredenen noodzakelijk is, welke voorziening bij het uitvallen van het hoofdsysteem van de rem- en stopvoorzieninig het mobiele arbeidsmiddel door gemakkelijk toegankelijke besturingsorganen of door automatische systemen het mobiele arbeidsmiddel kan afremmen en tot stilstand brengen; | € 4.500 | |
e | doeltreffende hulpmiddelen die toereikend zicht voor de bestuurder mogelijk maken indien het directe gezichtsveld van hem ontoereikend is om de veiligheid van personen te waarborgen. | € 4.500 | |
5 | Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend, komen zij automatisch tot stilstand wanneer zij het controlegebied verlaten. | € 4.500 | |
6 | Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend en onder normale gebruiksomstandigheden werknemers kunnen aan- of klemrijden, zijn zij uitgerust met voorzieningen die bescherming tegen deze gevaren bieden, tenzij er andere geschikte voorzieningen aanwezig zijn om het gevaar van aanrijdingen te beperken. | € 4.500 | |
7.17c | Gebruik mobiele arbeidsmiddelen | ||
1 | Mobiele arbeidsmiddelen met een eigen aandrijving worden bediend door werknemers die daartoe een specifieke deskundigheid beschikken. | € 1.800 | |
2 | Het meerijden van werknemers op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving is slechts toegestaan op speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen. | € 4.500* | |
3 | Indien tijdens de verplaatsing van een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid, werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de snelheid van het arbeidsmiddel zo nodig aangepast. | € 4.500* | |
4 | Indien een mobiel arbeidsmiddel zich binnen een werkzone waar werknemers zich kunnen bevinden, beweegt, worden doeltreffende verkeersregels vastgesteld. | € 900 | |
5 | Doeltreffende organisatorische maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zich werknemers bevinden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving. | € 900 | |
6 | Indien voor de goede uitvoering van de werkzaamheden de aanwezigheid van werknemers in een werkzone als bedoeld in het zesde lid, is vereist, worden doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat zij door het mobiele arbeidsmiddel gewond raken. | € 900 | |
7 | Met een verbrandingsmotor uitgeruste mobiele arbeidsmiddelen worden op de arbeidsplaats niet gebruikt, tenzij is gezorgd voor voldoende schone lucht. | € 4.500* | |
8 | Een mobiel arbeidsmiddel wordt niet eerder door de bestuurder verlaten dan nadat het is stilgezet en is zeker gesteld dat het na het verlaten niet onverhoeds in beweging komt. | € 1.800* | |
7.17d | Personentransport over water | ||
Bij transport van werknemers over water worden doeltreffende maatregelen getroffen om de veiligheid van deze werknemers te waarborgen. | € 1.800 | ||
7.18 | Hijs- en hefwerktuigen | ||
1 | Een hijs- of hefwerktuig is op of nabij de bedieningsplaats voorzien van een goed leesbare aanduiding die voor elke gebruikelijke configuratie van dat werktuig de toegelaten bedrijfslast vermeldt. | € 540 | |
2 | Een hijs- of hefwerktuig wordt, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder belast dan de toegelaten bedrijfslast of bedrijfslasten noch zwaarder dan een veilig gebruik toelaat. | € 4.500* | |
3 | Hijs- en hefwerktuigen worden bediend door personen die daartoe een specifieke deskundigheid bezitten. | € 1.800 | |
4 | Met een hijs- of hefwerktuig dat uitsluitend is bestemd en ingericht voor het vervoer van goederen, worden in de plaats van of tezamen met goederen geen personen vervoerd. | € 1.800* | |
6 | Hijs- of hefwerktuigen worden zodanig opgesteld dat het gevaar wordt beperkt dat de lasten de werknemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze uit hun baan of in een vrije val raken of losraken. | € 4.500* | |
7 | Doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat werknemers zich niet ophouden onder hangende lasten. | € 4.500* | |
8 | Hangende lasten worden niet verplaatst boven niet beschermde werkplekken waar zich in de regel werknemers bevinden. | € 4.500* | |
9 | Indien bij toepassing van de leden zeven en acht het goede verloop van de werkzaamheden niet kan worden gegarandeerd, worden passende procedures vastgesteld en toegepast om de veiligheid van de betrokken werknemers te waarborgen. | € 1.800* | |
7.18a | Hijs- en hefwerktuigen voor niet-geleide lasten | ||
2 | Wanneer twee of meer hijs- en hefwerktuigen zodanig op een werkplek worden geïnstalleerd of gemonteerd dat hun werkgebieden elkaar overlappen, worden doeltreffende maatregelen genomen om botsingen tussen de lasten of delen van deze werktuigen te voorkomen. | € 4.500* | |
3 | Bij het gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig worden doeltreffende maatregelen genomen om te vermijden dat het werktuig kantelt, ongewild in beweging komt of wegglijdt. | € 4.500* | |
4 | Er wordt op toegezien dat maatregelen, bedoeld in het derde lid, naar behoren worden uitgevoerd. | € 1.800 | |
5 | Wanneer de bediener van een hijs- of hefwerktuig noch rechtstreeks noch door middel van informatieverstrekkende hulpmiddelen de volledige baan van de last kan volgen, wordt een werknemer aangewezen die met de bediener in verbinding staat om hem te leiden. | € 1.800 | |
6 | Voorts worden verdere organisatorische maatregelen genomen om ongewilde botsingen van de last te voorkomen. | € 1.800 | |
7 | Wanneer lasten met de hand worden vast- of losgemaakt, zijn de werkzaamheden zodanig georganiseerd dat de werknemer deze handelingen veilig kan verrichten en hierover direct of indirect controle behoudt. | € 1.800 | |
8 | Alle handelingen voor het hijsen of heffen worden correct gepland teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen. | € 270 | |
9 | De handelingen, bedoeld in het achtste lid, worden onder doeltreffend toezicht uitgevoerd. | € 1.800 | |
10 | Met name indien een last gelijktijdig wordt gehesen of geheven door twee of meer hijs- of hefwerktuigen, wordteen procedure vastgesteld en toegepast om een goede coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen. | € 540* | |
11 | Indien hijs- of hefwerktuigen bij het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de energietoevoer de lasten niet meer kunnen houden, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te vermijden dat werknemers aan de daarmee gepaard gaande gevaren worden blootgesteld. | € 4.500 | |
12 | Op lasten, bedoeld in het elfde lid, wordt voortdurend toezicht gehouden, tenzij: | € 1.800 | |
– de toegang tot de gevarenzone wordt verhinderd; en | |||
– de lasten volkomen veilig zijn vastgemaakt en worden vastgehouden. | |||
13 | In de open lucht gebruikte hijs- en hefwerktuigen worden stilgelegd zodra de weersomstandigheden zodanig verslechteren dat de bedrijfsveiligheid in gevaar komt en de werknemers aan gevaren worden blootgesteld. | € 4.500* | |
In dit geval worden doeltreffende beschermingsmaatregelen genomen, in het bijzonder om te verhinderen dat het hijs- of hefwerktuig kantelt. | |||
7.18b | Hijs- en hefwerktuigen voor personen | ||
1 | In aanvulling op de artikelen 7.18. en 7.18a, moeten hijs- en hefwerktuigen,die zijn bestemd en ingericht voor het hijsen of heffen van personen, met zodanige voorzieningen zijn uitgerust dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat: | € 4.500 | |
a. het hijs- of hefplatform voor personen naar beneden valt; | |||
b. personen van dit platform vallen; | |||
c. een persoon, die van het hijs- of hefwerktuig gebruik maakt, wordt verpletterd, beklemd raakt of wordt aangestoten, in het bijzonder als gevolg van een onopzettelijk contact met een voorwerp. | |||
2 | Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is. | € 4.500 | |
3 | Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, dan moet in de ophanging van het platform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde veiligheidscoëfficiënt worden toegepast. | € 4.500 | |
4 | In het geval, bedoeld in het derde lid, moet de goede staat van de in de ophanging toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag worden gecontroleerd. | € 1.800 | |
7.20 | Hijs- en hefgereedschap | ||
1 | Hijs- en hefgereedschap moet worden gekozen op grond van te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening houdend met de wijze van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of hefwerktuig. | € 4.500 | |
2 | Hijs- en hefgereedschap, anders dan touwwerk of staalkabels, moet zijn voorzien van een goed leesbare aanduiding die de werklast vermeldt. | € 540 | |
3 | Samengesteld hijs- en hefgereedschap moet duidelijk zijn gemarkeerd om de gebruiker in staat te stellen de kenmerken ervan te kennen. | € 540 | |
4 | Hijs- en hefgereedschap mag, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder worden belast dan de werklast of dan een veilig gebruik toelaat. | € 4.500* | |
5 | Hijs- en hefgereedschap moet zodanig zijn opgeslagen dat het niet kan worden beschadigd of aangetast. | € 1.800 | |
6 | Hijs- en hefgereedschap moet, ten minste eenmaal per jaar, door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling op zijn goede staat worden onderzocht waarbij het zo nodig beproefd. Deze persoon of instelling moet over de daarvoor benodigde uitrusting beschikken. | € 1.800 | |
7 | Bewijsstukken van de onderzoeken en beproevingen, bedoeld in het zesde lid, moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
7.21 | Werkzaamheden in liftschachten | ||
1 | Indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, dan moeten afdoende technische maatregelen worden genomen teneinde te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift. | € 4.500 | |
2 | Indien geen afdoende technische maatregelen kunnen worden genomen, teneinde te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift, dan moet de naastliggende lift worden stilgezet. | € 4.500* | |
7.22 | Vervoer van personen in werkbakken | ||
Vervallen. | |||
7.23 | Gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte (algemeen) | ||
1 | Indien tijdelijke werkzaamheden op hoogte niet veilig en onder passende ergonomische omstandigheden op een daartoe geschikte werkvloer kunnen worden uitgevoerd, worden de meest geschikte arbeidsmiddelen gekozen om veilige arbeidsomstandigheden te waarborgen en te handhaven. Om dit te bereiken: | ||
a | krijgen collectieve veiligheidsmaatregelen voorrang boven persoonlijke veiligheidsmaatregelen; | € 4.500 | |
b | zijn de afmetingen van de arbeidsmiddelen: | € 4.500 | |
1°. afgestemd op de aard van de te verrichten werkzaamheden; | |||
2°. afgestemd op de voorzienbare belastingen, en | |||
3°. zodanig dat zonder gevaar doorgang mogelijk is; | |||
c | worden de meest geschikte toegangsmiddelen voor de tijdelijke arbeidsplaats op hoogte gekozen afhankelijk van het verkeer, de te overbruggen hoogte en de gebruiksduur; | € 4.500 | |
d | biedt het gekozen toegangsmiddel de mogelijkheid van ontruiming bij dreigend gevaar; | € 4.500 | |
e | levert het overstappen van een toegangsmiddel op platformen, vloeren of loopbruggen en omgekeerd geen extra valrisico’s op. | € 4.500 | |
2 | Met inachtneming van het eerste lid wordt het gebruik van ladders en trappen als arbeidsplaatsen op hoogte beperkt tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is in verband met het geringe risico, en | € 4.500 | |
a. vanwege de korte gebruiksduur, of | |||
b. de bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen. | |||
3 | Toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen worden alleen gebruikt onder omstandigheden waarin uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, blijkt dat het werk veilig kan worden uitgevoerd en waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen redelijkerwijs niet mogelijk is. | € 4.500 | |
4 | In het geval, bedoeld in het derde lid, wordt, rekening houdend met de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, en met de duur van de werkzaamheden en met de ergonomische vereisten, voorzien in een zitje met geschikte toebehoren. | € 4.500 | |
5 | Afhankelijk van het te gebruiken arbeidsmiddel worden ter minimalisering van de aan dit arbeidsmiddel verbonden risico’s voor de werknemers, de nodige maatregelen genomen. Zo nodig worden valbeveiligingen aangebracht. | € 4.500 | |
6 | De valbeveiligingen zijn van een zodanige configuratie en sterkte dat vallen van hoogte wordt voorkomen of dat een eventuele val wordt gestopt, zodanig dat letsel bij de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen. | € 4.500 | |
7 | De collectieve valbeveiligingen worden alleen onderbroken daar waar zich een toegang tot een ladder of trap bevindt. | € 4.500 | |
8 | Wanneer de uitvoering van werkzaamheden vereist dat een collectieve valbeveiliging tijdelijk wordt verwijderd, wordt gezorgd voor doeltreffende, vervangende veiligheidsvoorzieningen. | € 4.500 | |
9 | De werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, worden niet uitgevoerd zolang deze vervangende voorzieningen niet zijn getroffen. | € 4.500 | |
10 | Na de definitieve of tijdelijke beëindiging van de werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, worden de collectieve valbeveiligingen weer aangebracht. | € 4.500 | |
11 | Tijdelijke werkzaamheden op hoogte worden slechts uitgevoerd wanneer de weersomstandigheden de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet in gevaar brengen. | € 4.500 | |
7.23a | Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen | ||
1 | Ladders en trappen worden zodanig geplaatst dat hun stabiliteit tijdens het gebruik is gewaarborgd. In ieder geval worden hiertoe de volgende maatregelen genomen: | € 4.500 | |
a. de steunpunten van draagbare ladders en trappen rusten op een stabiele, stevige en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang, zodat de sporten horizontaal blijven; | |||
b. hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden. | |||
2 | Bij het gebruik van ladders en trappen worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen: | € 4.500 | |
a. het wegglijden van de voet van draagbare ladders en trappen tijdens het gebruik wordt tegengegaan door de boven of onderkant van de ladderbomen vast te zetten, of door middel van een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing; | |||
b. toegangsladders steken tenminste 1 meter uit boven het toegangsniveau, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken; | |||
c. meerdelige ladders en schuifladders worden zodanig gebruikt dat de verschillende delen niet ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven; | |||
d. verrolbare ladders en trappen worden vastgezet voordat zij worden betreden. | |||
3 | Ladders en trappen worden zodanig gebruikt dat de werknemers steeds veilige steun en houvast hebben. In elk geval mag het met de hand dragen van lasten op een ladder of een trap niet een veilig houvast belemmeren. | € 4.500 | |
7.23b | Specifieke bepalingen betreffende steigers | ||
1 | Wanneer voor de gekozen steiger de sterkte- en stabiliteitsberekening niet beschikbaar is of de overwogen structuurconfiguraties in de berekening niet zijn voorzien, wordt alsnog een sterkte- en stabiliteitsberekening uitgevoerd, tenzij de steiger wordt opgebouwd volgens een algemeen erkende standaardconfiguratie. | € 900 | |
2 | Afhankelijk van de complexiteit van de gekozen steiger wordt door een daartoe bevoegde persoon een montage-, demontage- en ombouwschema opgesteld. Dit schema kan de vorm hebben van een algemeen uitvoeringsschema, dat voor specifieke steigers is aangevuld met detailtekeningen. | € 1.800 | |
3 | De ondersteuningen van een steiger worden beveiligd tegen wegglijden, hetzij door bevestiging aan het steunvlak, hetzij door een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing. | € 4.500 | |
4 | Het dragende oppervlak van de ondersteuningen heeft een voldoende capaciteit. | € 4.500 | |
5 | De stabiliteit van de steiger is verzekerd. Ongewilde bewegingen van rolsteigers tijdens werkzaamheden op hoogte worden door een passende voorziening voorkomen. | € 4.500 | |
6 | De afmetingen, de vorm en de ligging van de vloeren van een steiger worden aan de aard van de te verrichten werkzaamheden en aan de te dragen lasten aangepast en zijn zodanig dat veilig verkeer kan plaatsvinden en veilig kan worden gewerkt. | € 4.500 | |
7 | De vloeren van steigers zijn zodanig gemonteerd dat hun onderdelen bij normaal gebruik niet kunnen bewegen. Tussen de onderdelen van de vloeren en de verticale inrichtingen van de collectieve valbeveiligingen komen geen gevaarlijke openingen voor. | € 4.500 | |
8 | Indien bepaalde gedeelten van een steiger niet gebruiksklaar zijn, worden deze gedeelten met inachtneming van afdeling 2 van hoofdstuk 8 gemarkeerd met waarschuwingssignalen en behoorlijk afgebakend door materiële elementen die de toegang tot de gevarenzone beletten. | € 540 | |
9 | Steigers worden alleen opgebouwd, afgebroken of ingrijpend veranderd onder leiding van een bevoegde persoon en door werknemers die voor de beoogde werkzaamheden een toereikende en specifieke opleiding hebben ontvangen met betrekking tot de specifieke risico’s die in het bijzonder is gericht op: | € 1.800 | |
a. het begrijpen van het montage-, demontage- en ombouwschema van de betreffende steiger; | |||
b. het veilig monteren, demonteren of ombouwen van de betreffende steiger; | |||
c. maatregelen ter preventie van het risico dat personen of voorwerpen vallen; | |||
d. veiligheidsmaatregelen bij veranderende weersomstandigheden die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid van de betrokken steigers; | |||
e. de toelaatbare belasting, en | |||
f. ieder ander risico dat de montage-, demontage- of ombouwwerkzaamheden met zich mee kunnen brengen. | |||
10 | De persoon die de werkzaamheden leidt en de betrokken werknemers moeten beschikken over het montage-, demontage- en ombouwschema, bedoeld in het tweede lid, met inbegrip van eventuele daarbijbehorende instructies. | € 90 | |
7.23c | Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen | ||
1 | Bij het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen als bedoeld in artikel 7.23, derde lid, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan: | ||
a | het systeem omvat ten minste twee afzonderlijk verankerde lijnen, te weten: | € 4.500 | |
1°. een werklijn die dient om op of uit de arbeidsplaats te komen, en | |||
2°. een veiligheidslijn die als reservelijn fungeert; | |||
b | de werknemers beschikken over en maken gebruik van een geschikt harnas dat voldoet aan de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afdeling 1 van hoofdstuk 8, waardoor zij verbonden zijn met de veiligheidslijn; | € 4.500* | |
c | de werklijn is voorzien van: | € 4.500 | |
1°. een veilig stijg- en afdaalmechanisme, en | |||
2°. een zelfblokkerend mechanisme waardoor de gebruiker, wanneer hij de controle over zijn bewegingen verliest, niet kan vallen; | |||
d | de veiligheidslijn is uitgerust met een beweegbaar valbeveiligingsmechanisme dat de werknemer in zijn bewegingen volgt; | € 4.500 | |
e | de gereedschappen en andere hulpstukken die de werknemer gebruikt, zijn verbonden met het harnas of het zitje van de werknemer, bedoeld in artikel 7.23, vierde lid, of op een andere, passende wijze bevestigd; | € 4.500 | |
f | het werk wordt naar behoren gepland en er wordt toezicht gehouden opdat zo nodig de werknemer onmiddellijk hulp kan worden geboden; | € 1.800 | |
g | de betrokken werknemers ontvangen een adequate en specifieke opleiding voor de beoogde werkzaamheden, in het bijzonder betreffende de reddingsprocedures. | € 1.800 | |
2 | In uitzonderlijke omstandigheden waarin het gebruik van twee lijnen, gezien de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, het werk gevaarlijker zou maken, kan het gebruik van één enkele lijn worden toegestaan mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen. | € .4500 | |
7.23d | Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van werkbakken | ||
1 | In afwijking van artikel 7.18, vierde lid, is het vervoer van werknemers met behulp van een werkbak die is gekoppeld aan een hijs-of hefwerktuig uitsluitend toegestaan indien vanuit die werkbak werkzaamheden worden verricht die jaarlijks hooguit enkele keren plaatsvinden en die per keer niet langer duren dan vier uren, op plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn en indien toepassing van andere, meer geëigende middelen om die plaatsen te bereiken, grotere gevaren zou meebrengen dan het vervoer van werknemers met een werkbak als vorenbedoeld, of de toepassing van zodanige middelen redelijkerwijs niet kan worden gevergd. | € 4.500* | |
2 | Bij toepassing van het eerste lid worden uitsluitend werkbakken gebruikt waarbij: | € 4.500 | |
a. indien de werkbak is bevestigd aan een heftruck of soortgelijk mobiel hefwerktuig, de belasting van de volbelaste werkbak niet méér bedraagt dan de helft van de maximaal toegestane belasting van het hefwerktuig in zijn meest ongunstige stand; | |||
b. indien de werkbak is bevestigd aan een hijskraan, de belasting door de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap niet méér bedraagt dan één kwart van de toelaatbare werklast van de hijskraan. In afwijking hiervan bedraagt de belasting bij het gebruik van een werkbak die is bevestigd aan een vast-opgestelde hijskraan of aan een op een permanente kraanbaan opgestelde hijskraan niet meer dan driekwart van de nominale belasting waarvoor deze kranen zijn ontworpen. | |||
3 | Bij toepassing van het eerste lid is de bedieningsplaats van het hijs- of hefwerktuig permanent bemand. | € 4.500* | |
4 | Bij toepassing van het eerste lid is bij gebruik van een heftruck of een soortgelijk mobiel hefwerktuig, de horizontale verplaatsing van een werkbak die meer dan 0,2 m is geheven, slecht toegestaan indien wordt gereden met een snelheid van maximaal 2,5 km/uur ten behoeve van het positioneren van de werkbak. | € 4.500 | |
5 | Bij toepassing van het eerste lid geldt ten aanzien van de hijskraan en het hefgereedschap die in combinatie met een werkbak worden gebruikt de volgende voorschriften: | € 4.500* | |
a. met een mobiele hijskraan, waaraan een bemande werkbak is bevestigd, wordt niet gereden; | |||
b. met een op een kraanbaan rijdende hijskraan met bemande werkbak wordt uitsluitend met een snelheid van maximaal 2,5 km/uur gereden. | |||
6 | Bij toepassing van het eerste lid gelden ten aanzien van de betrokken werknemers de volgende voorschriften: | ||
a | de werknemers die worden gehesen of geheven beschikken over een doeltreffend communicatiemiddel, en | € 1.800 | |
b | doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om de werknemers bij gevaar te kunnen evacueren. | € 1.800 | |
7.24 | Toegang tot het schip | ||
1 | In aanvulling op artikel 3.2 is de toegang tot een ruim van een schip of dek uitsluitend toegestaan door een vaste trap of, indien dit niet mogelijk is, door een vaste ladder of klampen of voetopeningen van geschikte afmetingen, van voldoende sterkte en van behoorlijke constructie dan wel door andere deugdelijke toegangsmiddelen. | € 1.800* | |
2 | Indien het redelijkerwijs mogelijk is, moeten de toegangsmiddelen als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, tot een ruim van een schip of dek gescheiden zijn van luikopeningen. | € 1.800 | |
7.25 | Luiken | ||
1 | Luiken die met behulp van hijs- of hefwerktuigen worden geplaatst of verwijderd, moeten zijn uitgerust met goed toegankelijke en geschikte bevestigingen voor het vastmaken van hijsgereedschap. | € 1.800 | |
2 | Indien luiken niet onderling verwisselbaar zijn, dan moeten zij duidelijk zijn gemerkt om aan te geven tot welke ruimopening alsmede op welke plaats zij behoren. | € 540 | |
3 | Motorisch of hydraulisch bediende luiken en overige motorisch of hydraulisch aangedreven scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd door een daartoe bevoegd persoon. | € 1.800 | |
4 | De in het derde lid bedoelde luiken en scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd indien dit op veilige wijze kan gebeuren. | € 1.800 | |
5 | Luikopeningen die niet zijn uitgerust met een doelmatig luikhoofd, moeten worden gesloten dan wel anderszins worden beveiligd zodra de laad- en loswerkzaamheden zijn beëindigd. | € 1.800 | |
6 | Luiken mogen niet worden geplaatst of verwijderd als er in het ruim onder de luikopening wordt gewerkt. | € 4.500* | |
7 | Luiken die niet afdoende tegen verplaatsing zijn geborgd, moeten worden verwijderd voordat met laad- en loswerkzaamheden wordt begonnen. | € 1.800 | |
7.26 | Verwerken van goederen of materialen | ||
1 | Het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip moet op veilige en ordelijke wijze geschieden, rekening houdend met de aard van die goederen of materialen en de verpakking daarvan. | € 4.500 | |
2 | Tijdens het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip,mogen lasten niet worden opgelicht of neergelaten tenzij zij op veilige wijze aan het hijs- of hefwerktuig zijn aangeslagen of anderszins zijn bevestigd. | € 4.500 | |
7.27 | Tuigplannen en bind- of hijsmiddelen | ||
1 | Voor het veilig tuigen van laadbomen en het bijbehorende gerei moeten aan boord van het schip tuigplannen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aanwezig zijn. De tuigplannen moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
2 | Voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen mogen niet opnieuw worden gebruikt. | € 4.500 | |
7.28 | Containers | ||
Tijdens het laden en lossen van containers moeten deugdelijke middelen aanwezig zijn die de veiligheid van de werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van de sjorringen van de containers waarborgen. | € 1.800 | ||
7.29 | Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen | ||
2 | Hijs- en hefwerktuigen met inbegrip van de daarbij behorende hulpstukken, onderdelen, bevestigingspunten, verankeringen en steunen, en hijs- en hefgereedschappen op schepen, moeten voordat zij voor de eerste maal in gebruik worden genomen, doelmatig worden beproefd en op goede staat worden onderzocht. | € 1.800 | |
3 | Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten na elke belangrijke wijziging of herstelling die van invloed kan zijn op de veiligheid, doelmatig worden beproefd en op hun goede staat onderzocht. | € 1.800 | |
4 | Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten, afhankelijk van de feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per 5 jaar doelmatig worden beproefd en op hun goede staat worden onderzocht. | € 1.800 | |
5 | Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten, afhankelijk van feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per jaar op hun goede staat worden onderzocht. | € 1.800 | |
6 | Hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten afhankelijk van het gebruik regelmatig op hun goede staat worden gecontroleerd. | € 1.800 | |
7 | Beproevingen en onderzoeken als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, moeten worden uitgevoerd door de minister van SZW of een certificerende instelling. | € 900 | |
8 | Onderzoeken en controles als bedoeld in het vijfde en zesde lid, moeten worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, een rechtspersoon of instelling. | € 900 | |
10 | Aan boord van ieder schip moet een register van hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen worden bijgehouden volgens een bij ministeriële regeling vastgesteld model, waarin de op grond van het artikel 7.29, negende lid, afgegeven certificaten van beproeving en onderzoek moeten worden opgenomen. Het register moet desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. | € 90 | |
In het register moet worden opgenomen: | |||
a. de bedrijfslast of bedrijfslasten van de hijs- en hefwerktuigen; | |||
b. de werklast van de hijs- en hefgereedschappen; | |||
c. de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde beproevingen en onderzoeken; | |||
d. de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, zesde lid, bedoelde controles, indien bij de desbetreffende controles een defect is geconstateerd. | |||
7.30 | Gewichtsaanduiding op zware voorwerpen | ||
1 | Stukken of voorwerpen die ten minste 1.000 kilogram bruto wegen en die met een schip worden vervoerd, moeten aan de buitenzijde op een duidelijke en duurzame wijze zijn voorzien van een aanduiding van het gewicht van die stukken of voorwerpen. | € 540 | |
Afdeling 5 | Aanvullende voorschriften voor bouwplaatsen | ||
7.32 | Bedienen van torenkranen, mobiele kranen en funderingsmachines | ||
1 | Een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine die behoort tot een bij ministeriële regeling omschreven categorie, mag slechts worden bediend door een persoon die: | € 1.800* | |
in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling; | |||
in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de aan de bediening van het betreffende arbeidsmiddel verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen. | |||
2 | Het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid, of een afschrift daarvan moet op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. | € 90* | |
7.33 | Ladders en trappen | ||
Vervallen. | |||
7.34 | Steigers | ||
1 | De veiligheid van de constructie van een steiger moet regelmatig door een ter zake deskundig persoon worden gecontroleerd, doch in ieder geval: | € 1.800 | |
a. voor de in gebruikneming; | |||
b. na iedere wijziging in de constructie van de steiger; | |||
c. na iedere periode waarin de steiger niet is gebruikt; | |||
d. na abnormale weersomstandigheden alsmede na iedere andere gebeurtenis waardoor de veiligheid van de constructie van de steiger mogelijk is aangetast. | |||
2 | Een steiger mag niet worden overbelast. | € 4.500 | |
Lasten moeten zo gelijkmatig mogelijk over een steiger worden verdeeld. | |||
3 | Verrijdbare steigers moeten zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen. | € 4.500 | |
7.35 | Grondverzet- en materiaalverladingsmachines | ||
1 | Bestuurders en bedieners van grondverzet- en materiaalverladingsmachines moeten een daartoe specifieke deskundigheid bezitten. | € 1.800 | |
2 | Om te voorkomen dat grondverzet- en materiaalverladingsmachines ongewild in uitgravingen of in het water terechtkomen moeten doeltreffende maatregelen worden getroffen. | € 1.800 | |
Afdeling 5a | Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen | ||
7.36b | Arbeidsmiddelen | ||
1 | Bij de keuze, de installatie, de ingebruikneming, de werking en het onderhoud van werktuigbouwkundige en elektrotechnische apparatuur wordt rekening gehouden met de veiligheid en gezondheid van de werknemers. | € 1.800 | |
2 | Wanneer de apparatuur zich bevindt in een zone waar brand- of explosiegevaar als gevolg van de ontbranding van gassen, dampen of vluchtige vloeistoffen bestaat of kan bestaan, is zij aangepast aan gebruik in een dergelijke zone. Indien nodig wordt zij voorzien van afdoende beschermingsmiddelen en systemen ter beveiliging bij defecten. | € 1.800 | |
3 | De mechanische apparatuur en installaties bezitten de nodige sterkte, zijn vrij van zichtbare gebreken en geschikt voor het gebruik waarvoor zij zijn bestemd. De elektrotechnische apparatuur en installaties hebben de nodige kracht en vermogen voor het gebruik waarvoor zij zijn bestemd. | € 1.800 | |
4 | Er wordt een doelmatig plan opgesteld voor het systematisch inspecteren, het onderhouden en, in voorkomend geval, het beproeven van de apparatuur en installaties. | € 450 | |
Onderhoud, inspectie en beproeving van enig onderdeel van de apparatuur en installaties wordt uitgevoerd door een daartoe aangewezen deskundig persoon. | € 1.800 | ||
Er worden doelmatige inspectie- en beproevingsrapporten opgesteld en naar behoren bijgehouden. | € 90 | ||
Afdeling 6 | Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers | ||
7.39 | Deskundig toezicht (jeugdigen) | ||
Jeugdige werknemers die: | € 2.700 | ||
a. arbeid verrichten, bestaand in het besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen; | |||
b. arbeid verrichten met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren; | |||
c. dieren industrieel slachten; | |||
d. op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid verrichten, en arbeid verrichten waarbij het tempo op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden, | |||
mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht. | |||
7.41 | Arbeidsmiddelen (thuiswerkers) | ||
1 | De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van een doelmatige afscherming voorzover zij gevaar voor personen opleveren. | € 4.500 | |
2 | De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem moeten, zo dicht mogelijk bij de plaats van de persoon die het arbeidsmiddel bedient, voorzien zijn van een zodanige inrichting dat dit arbeidsmiddel afzonderlijk, veilig en met zekerheid kan worden stilgezet en niet dan opzettelijk weer in beweging kan worden gebracht. | € 4.500 | |
3 | De bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten op de juiste wijze worden onderhouden en zo nodig gerepareerd. | € 1.800 | |
7.42 | Elektrische apparatuur thuiswerkers | ||
1 | Aan de bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem welke gevaren van elektrische aard met zich brengen, moeten doeltreffende beveiligingen zijn aangebracht, waarvan de werking zoveel mogelijk onafhankelijk is van degene die dat arbeidsmiddel bedient. | € 1.800 | |
2 | Indien het in verband met de thuiswerkzaamheden noodzakelijk is dat elektrische apparatuur moet worden aangesloten of anderszins leidingen of kabels moeten worden aangelegd, dan moet dit op de juiste wijze gebeuren opdat daarvan door de thuiswerker veilig gebruik kan worden gemaakt. | € 1.800 | |
Hoofdstuk 8 | Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering | ||
Afdeling 1 | Persoonlijke beschermingsmiddelen | ||
8.1 | Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel | ||
1 | Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld persoonlijk beschermingsmiddel, is in overeenstemming met de betreffende bepalingen inzake ontwerp en constructie op het gebied van de veiligheid en gezondheid, bedoeld in het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit uitsluitend voorzover bedoeld persoonlijk beschermingsmiddel onder het toepassingsgebied van genoemd besluit valt. | € 90 | |
2 | In alle gevallen moet een persoonlijke beschermingsmiddel: | € 900 | |
a. geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te houden; | |||
b. beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats; | |||
c. zijn afgestemd op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemers; | |||
d. na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager. | |||
3 | Indien verschillende gevaren het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, zijn deze persoonlijke beschermingsmiddelen op elkaar afgestemd en blijven zij doelmatig tegen het betreffende gevaar of de betreffende gevaren. | € 900 | |
4 | De keuze van het persoonlijk beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van: | € 900* | |
– de ernst van het gevaar; | |||
– de frequentie van de blootstelling aan het gevaar; | |||
– de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk; | |||
– de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel. | |||
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
5 | Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één persoon. | € 900* | |
Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, worden doeltreffende maatregelen genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers. | |||
6 | Om het bepaalde in artikel 8.1, tweede, derde en vierde lid, te kunnen toepassen, zijn adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel in het bedrijf of de inrichting beschikbaar en worden zonodig doorgegeven. | € 90 | |
7 | Persoonlijke beschermingsmiddelen worden slechts voor de beoogde doeleinden gebruikt. | € 900* | |
8 | Persoonlijke beschermingsmiddelen worden overeenkomstig de gebruiksaanwijzing gebruikt. | € 900* | |
8.2 | Keuze persoonlijk beschermingsmiddel | ||
Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen, maakt de werkgever in het kader van de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1, eerste, tweede en derde lid, gestelde voorwaarden. | € 450 | ||
Deze beoordeling omvat: | |||
a. een inventarisatie en evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden; | |||
b. een omschrijving van kenmerken die persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a. vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen; | |||
c. een risico-inventarisatie en evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b. bedoelde kenmerken. | |||
8.3 | Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen | ||
1 | Indien gevaar voor de veiligheid en gezondheid van een werknemer op de arbeidsplaats aanwezig is of kan ontstaan, zijn voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar. | € 900* | |
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
2 | In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt ervoor gezorgd dat de werknemers ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. | € 900 | |
3 | Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk gehouden. | € 900* | |
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet zindelijk houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. | |||
4 | Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats. | € 900 | |
Afdeling 2 | Veiligheids- en gezondheidssignalering | ||
8.4 | Algemene vereisten veiligheids- en gezondheidssignalering | ||
1 | Ter voorkoming of beperking van gevaren voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, moet de werkgever ervoor zorgen dat, indien de gevaren op de arbeidsplaats of de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven, doeltreffende veiligheids- of gezondheidssignalering aanwezig is. | € 540 | |
Hoofdstuk 9 | Verplichtingen, strafbare feiten, beboetbare feiten, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen | ||
Afdeling 4 | Overgangs- en slotbepalingen | ||
9.36 | Trekkerarbeid jeugdigen op openbare weg | ||
Jeugdigen die arbeid verrichten bestaande in het op de openbare weg besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen, moeten in aanvulling op artikel 7.39 onder a. in het bezit zijn van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door een door de minister van SZW daartoe aangewezen instelling. | € 1.800 |
Artikel | Lid | Beboetbare feiten | Boete normbedrag |
---|---|---|---|
Hoofdstuk 3 | Bouwproces en winningsindustrieën met behulp van boringen | ||
Paragraaf 3.2 | Winningsindustrieën met behulp van boringen | ||
3.4 | Vastlegging veiligheids- en gezondheidszorgsysteem | € 1.800 | |
1 | Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt schriftelijk vastgelegd. | ||
2 | In de beschrijving van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt aangegeven wat de onderdelen van dit systeem inhouden en hoe de samenhang is tussen deze onderdelen. | € 450 | |
3.5 | Doorlichting veiligheids- en gezondheidszorgsysteem | ||
1 | Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt regelmatig doorgelicht op basis van internationaal erkende normen voor het doorlichten van zorgsystemen. | € 450 | |
2 | De aard en de frequentie van de doorlichting wordt zodanig gekozen dat de doeltreffendheid van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem telkens na een periode van drie jaar kan worden bepaald. | € 450 | |
3.11 | Toezenden gegevens | ||
1 | Het voorontwerprapport, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder a, wordt voorafgaand aan de aanvraag om een vergunning, bedoeld in artikelen 8.1 van de Wet milieubeheer en 40 van de Mijnbouwwet, in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder. | € 1.800 | |
2 | Het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik, bedoeld in artikel 3.8, eerste en tweede lid, wordt acht weken voor het in gebruik nemen van een mijnbouwwerk in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder. | € 1.800 | |
3 | Het addendum gebruik, bedoeld in artikel 3.8, eerste en tweede lid, wordt voor de eerste maal vijf jaar na toezending van het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik en vervolgens eenmaal in de vijf jaar in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder. | € 900 | |
4 | Het addendum grote wijzigingen, bedoeld in artikel 3.8, eerste en tweede lid, wordt acht weken voor de aanvang van het aanbrengen van de wijzigingen in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder. | € 900 | |
5 | Het addendum verlaten en verwijderen, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, wordt acht weken voor het verlaten van een mijnbouwwerk of het verwijderen van een vast opgestelde mijnbouwinstallatie in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder. | € 900 | |
3.12 | Toezenden van het veiligheids- en gezondheidsdocument voor werkzaamheden | ||
1 | Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.7, wordt vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder. | € 1.800 | |
2 | Dit veiligheids- en gezondheidsdocument gaat vergezeld van het werkprogramma, bedoeld in artikel 74 van het Mijnbouwbesluit indien het de volgende werkzaamheden betreft: | ||
a. het boren van een boorgat; | |||
b. het uitvoeren van werkzaamheden in een bestaand boorgat. | |||
Voor het ten laste leggen van een of meer van deze onderdelen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (900 euro). | |||
3 | In afwijking van het eerste lid wordt de informatie, bedoeld in artikel 3.9, onderdeel c, op verzoek van de toezichthouder, in tweevoud aan hem toegezonden. | € 1.800 | |
3.13 | Naleving veiligheids- en gezondheidsdocument | ||
1 | De werkgever die verantwoordelijk is voor het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, gaat na of het veiligheids- en gezondheidsdocument, met uitzondering van het voorontwerprapport, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder a, wordt nageleefd. | € 1.800 | |
2 | De werkgever die verantwoordelijk is voor het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, beoordeelt regelmatig en systematisch de naleving en de doeltreffendheid van het veiligheids- en gezondheidsdocument. | € 1.800 | |
3 | Indien de resultaten van de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, herziet de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats het veiligheids- en gezondheidsdocument. De herziene delen van het veiligheids- en gezondheidsdocument worden, alvorens het gewijzigde veiligheids- en gezondheidsdocument wordt uitgevoerd, in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder | € 450 | |
Hoofdstuk 4 | Gevaarlijke stoffen | ||
Paragraaf 4.1 | Veiligheid aan op of in tankschepen | ||
4.3 | Veiligheidsmaatregelen gevaarlijke stoffen tankschepen | ||
Indien zich bij of als gevolg van het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.5h, eerste lid, Arbobesluit (tankschepen) gevaarlijke gassen concentreren en deze door onvoldoende luchtbeweging niet snel genoeg worden verdund of afgevoerd, worden maatregelen getroffen om deze concentraties te beperken. | € 4.500 | ||
Indien dit niet in voldoende mate mogelijk is, worden de tankdeksels gesloten en de desbetreffende werkzaamheden gestaakt. | |||
4.4 | Schoonmaken | ||
1 | Alvorens werknemers de schoon te maken ruimten betreden, is vastgesteld dat zulks zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid kan geschieden. | € 4.500 | |
2 | Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang als gevolg van werkzaamheden in een aangrenzende ruimte de temperatuur van de schotten aanmerkelijk hoger kan worden dan de omgevingstemperatuur. | € 4.500 | |
3 | Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang in een aangrenzende ruimte een explosief mengsel aanwezig is en deze ruimte niet is gesloten. | € 4.500 | |
4 | Tijdens het schoonmaken worden aan dek en in de ladingzone geen andere werkzaamheden verricht dan die welke verband houden met het schoonmaken. | € 1.800 | |
4.5 | Onderzoek | ||
Tijdens het schoonmaken wordt zo dikwijls als dit nodig is, onderzocht of als gevolg van vrijkomende vloeistoffen, gassen of dampen gevaar voor brand, ontploffing, bedwelming, verstikking of vergiftiging ontstaat. | € 1.800 | ||
4.6 | Voorkomen gevaren | ||
1 | Het schoonmaken van K1-, K3- en KT-ruimten is erop gericht de concentratie van gassen en dampen onder de onderste explosiegrens te houden of op veilige wijze tot onder die grens terug te brengen. | € 4.500 | |
Indien tijdens het schoonmaken een gassamenstelling optreedt, welke gevaar oplevert voor een ontploffing, wordt de duur van deze toestand zo kort mogelijk gehouden. | |||
Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan ontstaan. | |||
2 | Het schoonmaken van K1-, K3-, KT- en T-ruimten moet zo worden uitgevoerd, dat binnen en buiten die ruimten naar redelijke verwachting geen gevaar voor bedwelming, verstikking of vergiftiging kan ontstaan. | € 4.500 | |
Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan optreden. | |||
4.7 | Veiligheidsvoorwaarden | ||
1 | Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen vuur aanwezig is noch naar redelijke verwachting vuur kan ontstaan. | € 4.500 | |
2 | Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone er geen gevaar is van vonkvorming of ontstekingsgevaar door elektrostatische ladingen. | € 4.500 | |
3 | Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone niet gerookt wordt. | € 4.500 | |
4 | Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone er geen onbevoegden kunnen komen. | € 4.500 | |
5 | De ladingtanks in de gehele ladingzone van K1-, K3- en KT-schepen worden niet geopend dan nadat aan lid 1 t/m 4 van artikel 4.7 wordt voldaan. | € 4.500 | |
6 | De ladingtanks in de gehele ladingzone van T-schepen worden niet geopend dan nadat aan het vierde lid van artikel 4.7 wordt voldaan. | € 4.500 | |
4.9 | Onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen | ||
1 | Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt slechts plaats nadat een onderzoek, uitgevoerd overeenkomstig de bij artikel 4.10 gestelde regels heeft plaatsgevonden en in verband met dit onderzoek een volledig en correct ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt aan de werkgever die de onderhouds-, herstellings-, verbouwings- of sloopwerkzaamheden zal uitvoeren. | € 1.800 | |
2 | Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt voorts slechts plaats voor zover die werkzaamheden en de ruimten waarin deze worden uitgevoerd, zijn vermeld in de in artikel 4.9, eerste lid, bedoelde veiligheids- en gezondheidsverklaring als zijnde toegestaan. | € 1.800 | |
3 | Een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in het eerste lid van artikel 4.9 wordt bij een gasdeskundige aangevraagd. | € 1.800 | |
4.11 | Werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring | ||
Werk met vuur boven dan wel in een deel van de ladingzone aan een K1- of KT-schip dat niet veilig voor vuur is, als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarbij in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt is alleen dan toegestaan indien: | € 4.500 | ||
a. de aard van de werkzaamheden, de plaats of plaatsen waar deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en de periode waarin zij zullen worden verricht, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur; | |||
b. de plaatsen waar vonken of gloeiende metaaldelen kunnen neerkomen door de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur; | |||
c. de plaatsen waar aanmerkelijke temperatuurverhoging kan optreden als gevolg van de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur; | |||
d. door een gasdeskundige een gedagtekende verklaring is uitgereikt waaruit blijkt dat op de onder a tot en met c bedoelde plaatsen de resten van brandbare vloeistoffen zijn verwijderd, zodat geen brandgevaar bestaat; | |||
e. door een gasdeskundige een volledig en juist ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven waaruit blijkt dat ruimten waarin gewerkt moet worden en aangrenzende ruimten veilig voor mensen zijn of geïnertiseerd als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder b. | |||
4.12 | Werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring, binnen 25 meter van de ladingzone | ||
1 | Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone veilig voor mensen is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid onder b. | € 4.500 | |
2 | Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien: | € 4.500 | |
a. door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone de brandbare gassen in de atmosfeer van de ladingzone nergens een concentratie van meer dan 20% van de onderste explosiegrens vormen, of | |||
b. de toestand van de in de ladingzone aanwezige atmosfeer zodanig is dat bij verdunning daarvan met lucht geen brandbaar of explosief mengsel ontstaat. | |||
4.13 | Melding werkzaamheden | ||
Indien de situaties, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12, zich voordoen ontvangt de daartoe aangewezen toezichthouder voor de aanvang van de werkzaamheden een volledig en juist ingevuld meldingsformulier overeenkomstig het bij bijlage X bij de Arboregeling vastgestelde model. | € 1.800 | ||
Paragraaf 4.4 | Wettelijke grenswaarden | ||
4.19 | Gevaarlijke stoffen | ||
2 | De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid en artikel 4.3, tweede lid, van het besluit een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode. | € 900 | |
4.20 | Kankerverwekkende en mutagene stoffen | ||
2 | De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit, worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid en artikel 4.16, tweede lid, van het besluit een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode. | € 900 | |
4.20a | Meetfrequentie en analyse van lood in de lucht | ||
1 | In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, van het besluit wordt de concentratie van lood in de lucht om de drie maanden gemeten. Er kan worden volstaan met éénmaal per jaar meten, indien er geen verandering in de werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling plaatsvindt, en | € 900 | |
a. het loodgehalte in het bloed van geen enkele werknemer, gemeten overeenkomstig artikel 4.10b van het besluit, meer bedraagt dan 60 µg/100 ml bloed, of | |||
b. uit twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken, dat de concentratie van lood in de lucht minder bedraagt dan 100 µg/m3 lucht of dat de omstandigheden van de blootstelling niet merkbaar variëren. | |||
2 | De bepaling van de concentratie van lood in de lucht, zoals bedoeld in het eerste lid, geschiedt met behulp van de atomaire arbsorptiespectrometrie of een andere analysemethode, die gelijkwaardige resultaten oplevert. | € 900 | |
4.20b | Controle van lood in het bloed | ||
1 | In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, van het besluit worden de werknemers ten minste tweemaal per jaar in de gelegenheid gesteld tot het meten van het loodgehalte in het bloed. | € 900 | |
3 | Het loodgehalte in het bloed als bedoeld in artikel 4.10b, tweede lid, van het besluit wordt gemeten met behulp van de atomaire absorptiespectrometrie of een andere gelijkwaardige methode. | € 900 | |
4 | De resultaten van de meting, bedoeld in het eerste lid, worden getoetst aan de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.19a. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode. | € 900 | |
5 | Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10b, eerste lid, van het besluit, wordt de werknemers ten minste éénmaal per jaar aangeboden. | € 900 | |
Paragraaf 4.5 | Meetmethodes asbest | ||
4.22 | Monsterneming | ||
Monsters worden genomen uit de individuele ademzone van de werknemers, dat wil zeggen binnen een halve bol met een straal van 300 millimeter frontaal voor het gezicht en gemeten vanaf het midden van een lijn, die de oren verbindt. | € 900 | ||
4.23 | Te gebruiken materialen | ||
Bij monsterneming wordt gebruik gemaakt van: | € 900 | ||
a. membraanfilters van gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat, met een poriëngrootte van 0,8 tot 1,2 micrometer met gedrukte vierkanten en een doorsnede van 25 millimeter en een optimale belasting van 100/400 vezels per vierkante millimeter; | |||
b. een open filterhouder, voorzien van een cilindervormige kap die zich tussen 33 en 44 millimeter voor het filter bevindt, waardoor een cirkelvormig oppervlak van ten minste 20 millimeter doorsnee wordt blootgesteld, waarvan de kap bij het gebruik naar beneden is gericht; | |||
c. een draagbaar pompje met batterijvoeding dat de werknemer tijdens de monsterneming meedraagt, waarvan de luchtsnelheid regelmatig is en wordt afgesteld op 1 liter per minuut ± 5%; deze luchtsnelheid blijft tijdens de periode van de monsterneming gehandhaafd binnen ± 10% van aanvankelijke stroomsnelheid, waarbij voor de duur van de monsterneming een marge van 2% is toegestaan. | |||
4.24 | Vezeltelling | ||
1 | De voor de vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop heeft de volgende kenmerken: | € 900 | |
a. Koehler-verlichting; | |||
b. onder de voorwerptafel is een centreerring, een Abbe- of achromatische fasecontrastcondensor ingebouwd, waarbij het fasecontrast onafhankelijk van het mechanisme van de condensorcentrering wordt ingesteld; | |||
c. een positief par-focaal achromatisch fasecontrastobjectief, met een vergroting van 40 maal en met een numerieke opening van 0,65 tot 0,70 en een fasering-absorptie van 65 tot 85%; | |||
d. een algeheel gecompenseerd oculair met een vergroting van 12,5; | |||
e. ten minste één oculair is geschikt voor een graticule en moet te focussen zijn; | |||
f. een Walton-Beckett ringvormige oculairgraticule met een zichtbare diameter in het objectvlak van 100 micrometer, ± 2 micrometer, bij gebruik van het gespecificeerde objectief en oculair, en geverifieerd met een micrometer op een voorwerptafel. | |||
2 | De microscoop wordt aan het begin van de dag van gebruik opgesteld volgens de voorschriften van de fabrikant, waarbij de waarnemingsgrens wordt gecontroleerd aan de hand van een fase-contrast-proefplaatje. De codes op de AIA-proefglaasjes of op de blokken op het HSE/NLP/Mark 2 proefglaasje zijn bij gebruik volgens de door de fabrikant aangegeven wijze zichtbaar tot aan code 5 respectievelijk blok 5. | € 900 | |
4.25 | Voorschriften bij telling | ||
Telling van de vezels op het filter, bedoeld in artikel 4.24, vindt plaats volgens de onderstaande voorschriften: | € 900 | ||
a. alleen telbare vezels worden geteld; onder telbare vezel wordt verstaan een vezel die voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder c, Arbobesluit die geen deeltje met een maximum diameter groter dan 3 micrometer raakt; | |||
b. telbare vezels waarvan de twee uiteinden zich binnen de graticulezone bevinden, worden als één vezel geteld; | |||
c. telbare vezels waarvan zich één uiteinde binnen de graticulezone bevindt, worden als een halve vezel geteld; | |||
d. een vezelcluster dat over zijn lengte op één of meer plaatsen stevig en niet gespleten schijnt te zijn maar dat op andere plaatsen in afzonderlijke vezels uiteen schijnt te vallen, is één telbare vezel indien het voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder c, Arbobesluit; de diameter wordt gemeten dwars door het niet-gespleten deel en niet door het gespleten deel; | |||
e. bij vezelclusters in de vorm van een bundel, waarin de afzonderlijke vezels elkaar raken of kruisen, worden deze vezels apart geteld indien zij voldoende van elkaar kunnen worden onderscheiden om vast te stellen dat zij voldoen aan de definitie van een vezel; wanneer dit niet het geval is, dan is de bundel een telbare vezel, indien hij als geheel aan de definitie voldoet; | |||
f. het filter dan wel een deel daarvan wordt op een voorwerpglaasje geplaatst, doorzichtig gemaakt volgens de acetontriacetinemethode en met een dekglaasje bedekt; | |||
g. graticulezones waar zal worden geteld, worden a-select in het hele blootgestelde oppervlak van het filter gekozen; | |||
h. indien meer dan een achtste van een graticulezone is bedekt met een vezelcluster dan wel deeltjes wordt de graticulezone overgeslagen en wordt een andere zone geteld; | |||
i. er worden 100 vezels geteld, waarbij minimaal 20 graticulezones worden onderzocht of er worden 100 graticulezones onderzocht. | |||
4.26 | Berekening | ||
1 | Het gemiddelde aantal vezels per graticulezone wordt berekend door het aantal getelde vezels te delen door het aantal onderzochte graticulezones. | € 900 | |
De bijdrage tot het tellen als gevolg van vlekken op het filter en verontreiniging wordt beneden 3 vezels per 100 graticulezones gehouden en wordt gemeten met behulp van blancofilters. | |||
2 | De concentratie van vezels in de lucht is (het gemiddeld aantal vezels per graticulezone x de gehele blootgestelde zone van het filter)/ (graticulezone x doorgeleid luchtvolume). | € 900 | |
Paragraaf 4.7 | Bijzondere voorschriften asbest | ||
4.30 | Uitzonderingen slopen | ||
Vervallen. | |||
Hoofdstuk 5 | Beeldschermarbeid | ||
5.1 | Apparatuur en meubilair | ||
Apparatuur en meubilair, in gebruik bij het verrichten van beeldschermwerk, voldoen in ieder geval aan de volgende voorschriften: | |||
a. de tekens op het beeldscherm zijn voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels; | € 90 | ||
b. het beeld op het beeldscherm is stabiel; | € 90 | ||
c. de luminantie van of het contrast tussen de tekens en de achtergrond is gemakkelijk door de gebruiker bij te stellen; | € 90 | ||
d. het beeldscherm is vrij te plaatsen en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar; | € 90 | ||
e. het beeldscherm is vrij van voor de gebruiker hinderlijke glans en spiegelingen; | € 90 | ||
f. het toetsenbord kan hellend worden geplaatst en vormt geen geheel met het beeldscherm; | € 90 | ||
g. er is voor het toetsenbord voldoende ruimte voor handen en armen van de gebruiker; | € 90 | ||
h. het toetsenbord heeft een mat oppervlak; | € 90 | ||
i. de indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen zijn gericht op vergemakkelijking van het gebruik; | € 90 | ||
j. de symbolen op de toetsen zijn voldoende contrastrijk en vanuit een normale werkhouding voldoende leesbaar; | € 90 | ||
k. de werktafel of het werkvlak maakt een comfortabele houding van de gebruiker mogelijk en heeft een reflectiearm oppervlak, is voldoende groot en maakt een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk; | € 90 | ||
l. een voor het werk noodzakelijke documenthouder is stabiel en regelbaar en zodanig geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum zijn beperkt; | € 90 | ||
m. de werkstoel is stabiel, heeft een in hoogte verstelbare zitting en een rugleuning, waarvan de hoogte en hellingshoek verstelbaar zijn en geeft de gebruiker bewegingsvrijheid en een comfortabele werkhouding; | € 90 | ||
n. indien de gebruiker dat wenst wordt een voetensteun aangebracht. | € 90 | ||
5.2 | Inrichting van de beeldscherm werkplek | ||
De omgeving waarin het beeldschermwerk wordt verricht en de inrichting van de beeldschermwerkplek voldoen in ieder geval aan de volgende voorschriften: | |||
a. de verlichting van de werkruimte of de beeldschermwerkplek zorgt voor voldoende licht en een passend contrast tussen beeldscherm en omgeving, rekening houdende met de aard van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker; | € 90 | ||
b. mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm of op apparaten door kunstmatige lichtbronnen zijn vermeden; | € 90 | ||
c. er treden door raam- en andere openingen, wanden en apparaten geen directe verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm op; | € 90 | ||
d. de ramen zijn uitgerust met passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het licht dat op de beeldschermwerkplek valt te verminderen; | € 90 | ||
e. het geluid dat de apparatuur voortbrengt veroorzaakt geen verstoring van de aandacht en het gesproken woord; | € 90 | ||
f. de apparatuur brengt geen voor de werknemers hinderlijke warmte voort; | € 90 | ||
g. de vochtigheidsgraad is steeds toereikend. | € 90 | ||
5.3 | Programmatuur | ||
De programmatuur die wordt gebruikt bij het verrichten van beeldschermwerk voldoet in ieder geval aan de volgende voorschriften: | |||
a. de programmatuur is aangepast aan de te verrichten taak; | € 90 | ||
b. de programmatuur is gemakkelijk te gebruiken en aan te passen aan het kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker; | € 90 | ||
c. er wordt zonder medeweten van de gebruiker geen gebruik gemaakt van een kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme; | € 90 | ||
d. de systemen verschaffen de gebruiker gegevens over de werking ervan; | € 90 | ||
e. de systemen maken de informatie zichtbaar in een vorm en een tempo die zijn aangepast aan de gebruiker; | € 90 | ||
f. bij de verwerking van informatie door de gebruiker moeten de beginselen van de ergonomie worden toegepast. | € 90 | ||
Hoofdstuk 8 | Veiligheids- en gezondheidssignalering | ||
8.2 | Permanente signalering | ||
1 | De signalering met betrekking tot een verbod, een waarschuwing en een gebod, alsmede de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van reddings- of hulpmiddelen geschiedt permanent door middel van borden. | € 540 | |
2 | De signalering voor de lokalisatie en identificatie van brandbestrijdingsmateriaal geschiedt permanent door middel van borden of een veiligheidskleur. | € 540 | |
3 | De signalering op recipiënten en leidingen geschiedt op de in artikel 8.5 voorgeschreven wijze. | € 540 | |
4 | De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van personen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur of borden. | € 540 | |
5 | De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur. | € 540 | |
8.3 | Occasionele signalering | ||
1 | De signalering van gevaarlijke gebeurtenissen, de oproep van personen voor een specifieke actie, alsmede de dringende evacuatie van personen geschiedt occasioneel, door middel van een lichtsignaal, een akoestisch signaal of een mondelinge mededeling. | € 540 | |
2 | Het leiden van personen die handelingen verrichten waarbij een gevaar bestaat, geschiedt occasioneel door middel van hand- of armseinen of mondelinge mededelingen. | € 540 | |
8.4 | Vrije keuze van signalering | ||
3 | De doeltreffendheid van een signalering mag niet in het gedrang worden gebracht door de aanwezigheid van een andere signalering of van andere factoren die de zicht- of hoorbaarheid verstoren, een slecht ontwerp, een ontoereikend aantal, een slechte plaatsing, een slechte staat of een slechte werking van de signaleringsmiddelen of signaleringsvoorzieningen. | € 540 | |
8.5 | Gebruik van kleuren | ||
Voor zover signalering geschiedt door middel van een veiligheidskleur wordt: | € 540 | ||
a. met de kleur rood aangeduid: | |||
1. een verbodssignaal; | |||
2. gevaar of alarm; | |||
3. identificatie en lokalisatie van brandbestrijdingsmateriaal en brandweeruitrusting; | |||
b. met de kleur geel of oranje-geel aangeduid een waarschuwingssignaal; | |||
c. met de kleur blauw aangeduid een gebodssignaal; | |||
d. met de kleur groen aangeduid: | |||
1. een reddingssignaal of een eerstehulpsignaal; | |||
2. een veilige situatie. | |||
8.6 | Noodinstallatie | ||
Signaleringen die een energiebron behoeven, zijn voorzien van een noodinstallatie voor het geval dat deze energiebron uitvalt, behalve indien het te signaleren gevaar ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie. | € 540 | ||
8.7 | Controle licht- en geluidssignalen | ||
1 | De licht- en geluidssignalen zijn voor de ingebruikneming op hun goede werking en reële doeltreffendheid gecontroleerd. Die controle wordt nadien voldoende vaak herhaald. | € 540 | |
2 | Een licht- of geluidssignaal geeft bij inwerkingstelling het begin van een actie aan; de duur ervan is zo lang als de actie vereist. | € 540 | |
3 | De licht- en geluidssignalen worden na ieder gebruik onmiddellijk opnieuw in werking gesteld. | € 540 | |
8.8 | Bescherming specifieke werknemers | ||
Indien de betrokken werknemers een beperkt gehoor- of gezichtsvermogen hebben, onder meer door het dragen van individuele beschermende uitrusting, dienen adequate aanvullende maatregelen of vervangingsmaatregelen te worden genomen. | € 540 | ||
8.9 | Algemene eisen veiligheidsborden | ||
1 | De pictogrammen waarvan veiligheidsborden zijn voorzien, zijn zo eenvoudig mogelijk en voor het begrip overbodige details worden weggelaten. | € 540 | |
2 | De borden zijn gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid en weerbestendigheid. | € 540 | |
3 | De borden bezitten dusdanige afmetingen en kleur- en lichttechnische eigenschappen dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen zijn. | € 540 | |
8.10 | Soorten borden | ||
1 | Verbodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een zwart pictogram op witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn, waarbij de rode kleur ten minste 35% van het oppervlak van het bord beslaat. | € 540 | |
2 | Waarschuwingsborden kenmerken zich door een driehoekige vorm, een zwart pictogram op gele achtergrond en een zwarte rand, waarbij de gele kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat. | € 540 | |
3 | Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm wit pictogram op blauwe achtergrond, de blauwe kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord. | € 540 | |
4 | Reddingsborden kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm, wit pictogram op groene achtergrond , waarbij de groene kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat. | € 540 | |
5 | Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm en een wit pictogram op rode achtergrond, waarbij de rode kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat. | € 540 | |
6 | De in bijlage XVI van de Arboregeling opgenomen borden, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties. | € 540 | |
7 | De gebruikte pictogrammen mogen licht afwijken van of meer gedetailleerd zijn dan de pictogrammen van de borden, bedoeld in bijlage XVI bij deze regeling. De betekenis ervan is dan evenwel dezelfde en verschillen of aanpassingen maken de betekenis niet onduidelijk. | € 540 | |
8.11 | Plaatsing van borden | ||
1 | De borden worden, rekening houdend met eventuele obstakels, op passende hoogte en op een passende plaats ten opzichte van het gezichtsveld geïnstalleerd, hetzij bij de toegang tot een zone waar een algemeen risico bestaat hetzij in de onmiddellijke nabijheid van een bepaald risico of het te signaleren object, en wel op een goed verlichte en gemakkelijk toegankelijke en zichtbare plaats. | € 540 | |
2 | Bij slechte natuurlijke verlichtingsomstandigheden worden fluorescerende kleuren, reflecterende materialen of kunstlicht gebruikt. | € 540 | |
3 | Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid ervan rechtvaardigt, niet meer bestaat. | € 540 | |
8.12 | Reservoirs gevaarlijke stoffen | ||
1 | Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van: | € 540 | |
a. gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer. 67/548/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, of | |||
b. gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200), en | |||
c. zichtbare leidingen die de onder a dan wel b bedoelde stoffen bevatten of waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de onder a dan wel b bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarssymbolen. | |||
2 | Het tweede lid van artikel 8.12 is niet van toepassing op reservoirs die worden gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud, mits er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau garanderen. | € 540 | |
8.13 | Aanbrengen van signalering op reservoirs | ||
De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf. | € 540 | ||
8.14 | Plaatsing op reservoirs | ||
1 | Indien gevaarssymbolen of gevaarsbenamingen als omschreven in de in artikel 8.12 onder a of b bedoelde richtlijnen op reservoirs en leidingen aangebracht worden, voldoen deze aanduidingen aan de artikelen 8.9, tweede lid, en 8.11. | € 540 | |
2 | De op leidingen gebruikte gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden zichtbaar en voldoende herhaald aangebracht in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitingspunten. | € 540 | |
8.15 | Signalering bij opslag gevaarlijke stoffen | ||
1 | De signalering van plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen geschiedt door een passend waarschuwingsbord als bedoeld in artikel 8.10 of door gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen als bedoeld in artikel 8.12 tenzij, rekening houdend met artikel 8.9, derde lid, wat de afmeting betreft, de gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen van de afzonderlijke verpakkingen of op de reservoirs ter zake volstaan. | € 540 | |
2 | De in het eerste lid bedoelde borden of gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte geplaatst. | € 540 | |
Wijze van gebruik lichtsignalen | |||
Rekening houdend met de gebruiksomstandigheden veroorzaakt het door een signaal uitgezonden licht een aan de omgeving aangepast lichtcontrast dat niet tot verblinding mag leiden maar voldoende zichtbaar is. | € 540 | ||
8.17 | Uniformiteit | ||
1 | Het lichtoppervlak dat een signaal uitzendt, is uniform van kleur of bevat een pictogram op een bepaalde achtergrond. | € 540 | |
2 | De uniforme kleur voldoet aan artikel 8.3. | € 540 | |
3 | Wanneer het signaal een pictogram bevat, voldoet dit aan artikel 8.10. | € 540 | |
8.18 | Bijzondere lichtsignalen | ||
1 | Wanneer een voorziening een continu en een onderbroken signaal kan uitzenden, wordt het onderbroken signaal gebruikt om ten opzichte van het continue signaal aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd. | € 540 | |
2 | Wanneer een onderbroken lichtsignaal wordt gebruikt in plaats of ter completering van een geluidssignaal, is de code van het signaal identiek. | € 540 | |
3 | Een voorziening om een lichtsignaal uit te zenden in geval van groot gevaar, wordt speciaal in het oog gehouden of uitgerust met een reservelamp. | € 540 | |
8.19 | Vereisten geluidssignalen | ||
1 | Een geluidssignaal: | € 540 | |
a. heeft een geluidsniveau dat duidelijk hoger is dan het niveau van het omgevingslawaai, zodat het goed hoorbaar is, doch niet te luid of pijnlijk voor de oren; | |||
b. is gemakkelijk herkenbaar; en | |||
c. is gemakkelijk te onderscheiden van een ander geluidssignaal en andere omgevingsgeluiden. | |||
2 | Wanneer een voorziening een geluidssignaal met een variabele en een vaste frequentie kan uitzenden, wordt de variabele frequentie gebruikt om ten opzichte van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd. | € 540 | |
3 | Het geluid van een ontruimingssignaal is continu. | € 540 | |
8.20 | Algemene vereisten inzake de mondelinge mededeling | ||
1 | De mondelinge mededeling vindt plaats tussen een spreker of zender en één of meer toehoorders, en wel in de vorm van korte teksten, woordgroepen of afzonderlijke woorden, eventueel gecodeerd. | € 540 | |
2 | De mondelinge boodschappen zijn zo kort, eenvoudig en duidelijk mogelijk. | € 540 | |
3 | De mondelinge mededeling is direct door middel van gebruik van de menselijke stem of indirect door middel van de menselijke stem of spraaksynthese, verspreid door een middel ad hoc. | € 540 | |
8.21 | Gebruikte taal | ||
De betrokken personen kennen de gebruikte taal zodanig dat zij de boodschap correct kunnen uitspreken en begrijpen en zich al naar gelang van de boodschap op passende wijze kunnen gedragen op het vlak van de veiligheid of de gezondheid. | € 540 | ||
8.22 | Algemene vereisten inzake hand- en armseinen | ||
1 | Een hand- of armsein is precies en eenvoudig en bestaat uit een breed gebaar. | € 540 | |
2 | Het gelijktijdig gebruik van beide armen verloopt symmetrisch en geeft slechts één enkel signaal weer. | € 540 | |
8.23 | Seingever | ||
1 | De seingever geeft met behulp van hand- en armseinen besturingsinstructies door aan de ontvanger van de seinen. | € 540 | |
2 | De seingever wijdt zijn aandacht uitsluitend aan het geven van de besturingsinstructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden. | € 540 | |
3 | De seingever kan de gehele besturingsoperatie zien, zonder daarbij door de handeling gehinderd te worden. | € 540 | |
4 | Wanneer niet aan de in het derde lid, genoemde voorwaarden kan worden voldaan, worden een of meer bijkomende seingevers ingeschakeld. | € 540 | |
8.24 | Ontvanger van seinen | ||
De ontvanger van de seinen zet de in uitvoering zijnde transportbeweging stil om nieuwe instructies te vragen, wanneer hij de ontvangen orders niet met de nodige veiligheidsgaranties kan uitvoeren. | € 540 | ||
8.25 | Kenbaarheid seingever | ||
De seingever is makkelijk herkenbaar voor de ontvanger van de seinen. | € 540 | ||
8.26 | Voorkomen onduidelijkheid seinen | ||
De in bijlage XVII van de Arboregeling opgenomen hand- en armseinen, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties, waarbij deze geen afbreuk doen aan het gebruik van andere van toepassing zijnde codes, met name in bepaalde bedrijvigheidssectoren, waarmee dezelfde handelingen worden aangeduid. | € 540 | ||
8.27 | Signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen | ||
1 | De signalering van gevaar door stoten tegen obstakels, door vallende voorwerpen of personen, geschiedt door middel van geel, afgewisseld met zwart, of rood, afgewisseld met wit, binnen de bebouwde zones van het bedrijf of de inrichting waartoe de werknemer in het kader van zijn werk toegang heeft. | € 540 | |
2 | De gele en zwarte of rode en witte banden worden onder een hoek van circa 45° aangebracht en hebben ongeveer dezelfde afmetingen. | € 540 | |
8.28 | Afstemming signalering op obstakel of gevaarlijke plaats | ||
De afmetingen van de signalering houden rekening met de afmeting van het gesignaleerde obstakel of de gesignaleerde gevaarlijke plaats. | € 540 | ||
8.29 | Vereisten inzake markering van verkeerswegen | ||
1 | Wanneer de bescherming van de werknemers dat vereist, worden de verkeerswegen op de arbeidsplaats voor voertuigen duidelijk door doorlopende strepen met een goed zichtbare kleur aangegeven. | € 540 | |
2 | Bij het aanbrengen van de strepen wordt rekening gehouden met de nodige veiligheidsafstanden tussen de voertuigen die er kunnen rijden en elk voorwerp dat zich in de nabijheid en tussen de voetgangers en de voertuigen kan bevinden. | € 540 |
1
Artikel 4.54d, zevende lid, is volgens artikel 9.37b Arbobesluit tot 1 januari 2008 niet van toepassing en tot die datum dus ook niet beboetbaar.
Lijst van ernstige beboetbare feiten
Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst
In de lijst van ernstige beboetbare feiten zijn werkzaamheden en situaties benoemd die ernstig gevaar (kunnen) opleveren voor personen.
Indien een dergelijke werkzaamheid of situatie wordt geconstateerd, dan zal in de meeste gevallen worden overgegaan tot stillegging van werk zoals bedoeld in artikel 28 van de Arbowet 1998.
Volgens artikel 28 is de Arbeidsinspectie bevoegd te bevelen dat:
– personen niet mogen blijven in door de inspecteur aangewezen plaatsen, of dat
– door de inspecteur aangewezen werkzaamheden worden gestaakt,
indien naar zijn of haar redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig gevaar opleveren voor personen. Een inspecteur zal dit bevel pas intrekken als dit gevaar is weggenomen.
De formuleringen in de lijst zijn over het algemeen in een directe actieve vorm gesteld, zoals: ‘het werken op ..., het gebruiken van ... en het blootstellen aan ....’.
Indien de feiten zoals geformuleerd ook daadwerkelijk door een inspecteur worden geconstateerd, dan is er sprake van ‘heterdaad’. Behalve het geven van een bevel tot stillegging, zegt de inspecteur direct een boete aan.
Treft de inspecteur situaties aan die naar zijn redelijk oordeel zouden kunnen leiden tot ernstige feiten zoals geformuleerd in de lijst, terwijl er op het moment van constateren niet wordt gewerkt, dan is deze bevoegd om op basis van artikel 28 Arbowet 1998 te bevelen dat werkzaamheden niet mogen worden aangevangen zolang het potentiële gevaar aanwezig is.
In dergelijke situaties wordt echter geen boete aangezegd.
Vooral de werkgever zal op het niet naleven van de ernstige beboetbare feiten worden aangesproken. Indien ook werknemers een ernstig beboetbaar feit ten laste kan worden gelegd, dan is dit in de lijst aangegeven. De Arbeidsinspectie zal hier overigens terughoudend mee omgaan en indien aan de orde veelal in combinatie met ook een ten laste legging aan de werkgever.
Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de tekst is geplaatst, kan ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3, eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of
b. op de hoogte was van de betreffende voorschriften en verboden en deze niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).
N.B.: Er is uitsluitend sprake van een ernstig beboetbaar feit als er tevens sprake is van ernstig gevaar voor personen.
Het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen of persoonlijke beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de werknemer zelf of voor andere personen dan de werknemer.*
(artikel 11, Arbowet 1998)
Het werken op, aan of in de nabijheid van wegen waarbij ernstig gevaar bestaat voor aanrijden.
(artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit)
Het werken in gebouwen, waarvan wanden, vloeren, plafonds of installaties in zodanige staat verkeren, dat ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.
(artikel 3.3, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op plaatsen, waar ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen van opgeslagen voorwerpen en stoffen.
(artikel 3.3, lid 2, Arbobesluit)
Het aanwezig zijn van niet afgeschermde, direct aanraakbare spanningvoerende delen met een spanning hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning.
(artikel 3.4, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van onder spanning staande elektrische installaties, toestellen of leidingen met een spanning van hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning zonder het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen.*
(artikel 3.5, lid 3, Arbobesluit)
Het ontbreken van doeltreffende maatregelen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer op de arbeidsplaats te voorkomen.
(artikel 3.5d, lid 1, Arbobesluit)
Het niet nemen van de volgende maatregelen in de hieronder aangegeven volgorde, indien het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het werk, niet mogelijk is:
a. de ontsteking van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan;
b. de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt;
(artikel 3.5d, lid 2, Arbobesluit)
Het ontbreken van de volgende maatregelen in de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor, of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst:
a. vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;
b. indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten brandbare stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico;
(artikel 3.5e, onder a. en b., Arbobesluit)
Het in de gevarenzones niet gebruiken en toepassen van apparaten en beveiligingssystemen overeenkomstig de categorieën als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel volgens de navolgende principes:
1°. gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;
2°. gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;
3°. gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur;
(artikel 3.5e, onder e, Arbobesluit)
Het schoonmaken, onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen, zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring van een gasdeskundige.
(artikel 3.5h, lid 3, Arbobesluit)
Het werken op arbeidsplaatsen waar een doeltreffende vluchtweg ontbreekt of is geblokkeerd en waarbij ernstig gevaar bestaat op brand, explosie of plotselinge blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
(artikel 3.6, lid 1, en artikel 3.7, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn getroffen tegen vallen.
(artikel 3.16, lid 2, Arbobesluit)
N.B. Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, zoals het gevaar te vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water e.d., dan kan er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig feit.
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn getroffen tegen de gevolgen van vallen.
(artikel 3.16, lid 4, Arbobesluit)
Het zodanig ingericht zijn van een arbeidsplaats dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen of geraakt te worden door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan.
(artikel 3.17, Arbobesluit)
Het toepassen van een laadplatform dat niet is afgestemd op de te vervoeren lading.
(artikel 3.18, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter op instabiele en onvoldoende stevige werkplekken op bouwplaatsen.
(artikel 3.28, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op een bouwplaats indien bovengrondse elektriciteitsleidingen niet omgeleid zijn of spanningsloos zijn gemaakt of, indien dit niet mogelijk is, hekken of waarschuwingsborden ontbreken.
(artikel 3.29, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op bouwplaatsen waarbij ernstig gevaar bestaat voor personen als gevolg van beschadiging van ondergrondse elektriciteitsleidingen en -kabels.
(artikel 3.29, lid 5, Arbobesluit)
Het werken in bouwputten, tunnels, bij uitgravingen of andere ondergrondse werkzaamheden waarbij onvoldoende stut- of taludvoorzieningen zijn getroffen tegen instortings- of overstromingsgevaar.
(artikel 3.30, lid 1, Arbobesluit)
Het bij grondverzetwerkzaamheden niet op veilige afstand houden van de uitgegraven aarde, gebruikte materialen en voertuigen, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bedolven te worden.
(artikel 3.30, lid 2, Arbobesluit)
Onvoldoende draagkrachtige bekistingen, tijdelijke stutten of schoren op een bouwwerkplek, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bekneld te raken of bedolven te worden.
(artikel 3.31, lid 2, Arbobesluit)
Het niet nemen van maatregelen in de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds, of met behulp van boringen, in zones waar de atmosfeer in zodanige mate stoffen bevat dat daardoor een gevaar voor explosie bestaat.
(artikel 3.34, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van twee afzonderlijke uitgangen in verbinding met de oppervlakte bij een ondergrondse ontginning.
(artikel 3.37c, lid 1, Arbobesluit)
Het niet zo spoedig mogelijk na het delven ondersteuningen aanbrengen, terwijl dit vanwege de instabiliteit van het terrein noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemers.
(artikel 3.37e, lid 1, Arbobesluit)
Het werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.1c-4, waarbij direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.1c, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van stoffen in de individuele ademhalingszone van een werknemer van meer dan twee maal de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde) grenswaarde of van meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.4, lid 1, juncto artikel 4.3, lid 3, Arbobesluit)
Het ontbreken van maatregelen bij aanwezigheid van kankerverwekkende of mutagene stoffen waarbij ernstig gevaar bestaat voor plotselinge blootstelling.
(artikel 4.6, lid 1 Arbobesluit)
Het ontbreken van maatregelen bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.6, lid 1, Arbobesluit)
Na een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau aan kankerverwekkende of mutagene stoffen, er niet voor gezorgd hebben dat werknemers uit de gevarenzone zijn verwijderd.
(artikel 4.7, lid 3, Arbobesluit)
Het niet werken volgens een vooraf opgesteld werkplan, als bedoeld in Bijlage VB van de Arbeidsomstandighedenregeling, met betrekking tot opbouw, installeren, monteren, assembleren, dan wel verwijderen na ontbranding, van professioneel vuurwerk.
(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van kankerverwekkende en mutagene stoffen in de individuele ademhalingszone van een werknemer boven de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde) grenswaarde.
(artikel 4.16, lid 3, Arbobesluit)
Het niet zo laag mogelijk onder de grenswaarde (0,01 vezel per kubieke centimeter berekend over een referentieperiode van 8 uur) houden van de concentratie van asbeststof in de lucht, door:
- het niet zo inrichten van de werkmethoden dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of indien dat technisch niet mogelijk is, dat er geen asbeststof in de lucht vrijkomt;*
- het niet doeltreffend en regelmatig reinigen van gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het toepassen of het bewerken van asbest of asbesthoudende producten;*
- het niet opbergen en vervoeren in daarvoor geschikte en gesloten verpakking van asbest, een asbesthoudend product of een product waaruit asbeststof vrijkomt*, of
- het niet zo spoedig mogelijk verzamelen en afvoeren van asbesthoudende afvalstoffen in voor asbest geschikte, gesloten en gekenmerkte verpakking*.
(artikel 4.45, lid 1, Arbobesluit, juncto lid 2)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van asbeststof in de lucht boven de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van acht uur.
(artikel 4.46, lid 1, Arbobesluit)
Het niet opsporen van de oorzaken van de overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, en het niet zo spoedig mogelijk nemen van doeltreffende maatregelen om de concentratie asbeststof terug te brengen tot beneden die waarde.
(artikel 4.47a, lid 1, Arbobesluit)
Het laten voortzetten van de arbeid op een arbeidsplaats met overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, waar de maatregelen om de concentratie terug te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, zonder de betrokken werknemers doeltreffend te beschermen tegen blootstelling aan asbeststof.
(artikel 4.47a, lid 3, Arbobesluit)
Het niet nemen van doeltreffende maatregelen ter bescherming van de betrokken werknemers, indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, kan worden verwacht ondanks preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht.
(artikel 4.48a, lid 1, Arbobesluit)
Het niet verwijderen van het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende producten, voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden.
(artikel 4.48a, lid 4, Arbobesluit)
Het bij slopen, verwijderen, reinigen en opruimen van asbest of van producten die deze stof bevatten, niet conform het werkplan uitvoeren van de maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van de betrokken werknemers.
(artikel 4.50, lid 5 Arbobesluit)
N.B. Als een werkplan ontbreekt of onvolledig is, wordt gehandhaafd op basis van de in artikel 4.50, lid 3, en artikel 4.50 lid 4 onder a genoemde artikelen. Overtreding daarvan wordt bij het slopen en verwijderen, reinigen en opruimen van asbest of van producten die asbest bevatten, altijd aangemerkt als een ernstig beboetbaar feit
Het na reiniging van de arbeidsplaats niet op de desbetreffende arbeidsplaats in een binnenruimte uitvoeren van een eindbeoordeling, waarbij de monsterneming wordt uitgevoerd door een persoon als bedoeld in artikel 4.47, lid 7, Arbobesluit, en de monsteranalyse door een laboratorium als bedoeld in artikel 4.47, lid 8, Arbobesluit.
(artikel 4.51a, lid 1, Arbobesluit)
Het bij de eindbeoordeling bedoeld in artikel 4.51a, lid 1, Arbobesluit, niet uitvoeren van een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting, om vast te stellen of de concentratie van asbeststof in de lucht niet hoger is dan 0,01 vezel per cm3, uitgaande van een referentieperiode van twee uur.
(artikel 4.51a, lid 2, Arbobesluit)
Het na het reinigen van de arbeidsplaats, op de betreffende arbeidsplaats in de buitenlucht geen visuele inspectie uitvoeren met vaststelling dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust, voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt.
(artikel 4.51a, lid 3, Arbobesluit)
Het na het beëindigen van werkzaamheden in de buitenlucht met asbesthoudende grond, niet uitvoeren van een visuele inspectie op de aanwezigheid van asbest teneinde vast te stellen dat de concentratie asbest niet hoger is dan honderd milligram per kilogram droge stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest, door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust.
(artikel 4.51a, lid 4, Arbobesluit)
Het niet uitvoeren van een eindbeoordeling in aanvulling op artikel 4.51a, lid 1 en lid 2, in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten in een binnensituatie bij risicoklasse 3.
(artikel 4.54 Arbobesluit)
Het bij risicoklasse 3 – in het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2 – niet volledig inventariseren van de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten voordat wordt aangevangen met de volgende werkzaamheden:
a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering van grondwerken, of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt;
b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten, bedoeld in onderdeel a;
c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen.
(artikel 4.54a, lid 1, Arbobesluit)
Het ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, buiten de voor dat doel bestemde gesloten toestellen of ruimten.*
(artikel 4.61, lid 3, Arbobesluit)
Het bij ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, afvoeren van afgezogen lucht naar ruimtes waar personen moeten verblijven.*
(artikel 4.61, lid 5, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan biologische agentia waarbij ernstig gevaar bestaat voor schade aan de gezondheid.
(artikel 4.87, lid 1, Arbobesluit)
Het blootstellen van thuiswerkers aan concentraties van stoffen in de individuele ademhalingszone van een werknemer aan meer dan twee maal de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde) grenswaarde of aan meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.113, Arbobesluit)
Het door thuiswerkers werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.1c-4, waarbij direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.113, Arbobesluit)
Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij thuiswerk met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.115, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden zonder individuele gehoorbescherming in situaties waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is.
(artikel 6.8, lid 9, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden in situaties waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 200 Pa
(artikel 6.8, lid 10, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan trillingen boven de grenswaarde voor blootstelling, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 2, Arbobesluit)
Het niet onverwijld treffen van maatregelen om de blootstelling terug te brengen tot onder de grenswaarde voor blootstelling, bij overschrijding van de grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 3 onder a, Arbobesluit)
Het niet onderzoeken van de oorzaak van de overschrijding bij overschrijding van de grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 3 onder b, Arbobesluit)
Het niet aanpassen van de beschermings- en preventiemaatregelen om te voorkomen dat de grenswaarde opnieuw wordt overschreden bij overschrijding van de grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 3 onder c, Arbobesluit)
Het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk zonder dat aan de beperkende voorschriften volgend uit een arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt voldaan.
(artikel 6.14a, lid 5, Arbobesluit)
Het niet aan werknemers ter beschikking stellen van materiaal dat in deugdelijke staat verkeert en van voldoende ademgas van goede kwaliteit.
(artikel 6.15, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van duikarbeid zonder te worden bijgestaan door een reserveduiker.
(artikel 6.16, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van duikwerkzaamheden op een diepte van 15 meter (of bij een druk van 1,5 maal 105 Pascal) of meer waarbij geen geschikte compressiekamer aanwezig is.
(artikel 6.18, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een compressiekamer bij het verrichten van duikwerkzaamheden op een locatie waarbij de reistijd naar de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan twee uur bedraagt.
(artikel 6.18, lid 2, Arbobesluit)
Het door één persoon verrichten van caissonarbeid.*
(artikel 6.19, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van caissonwerkzaamheden onder een druk van meer dan 1,5 maal 105 Pascal zonder een geschikte compressiekamer.
(artikel 6.20, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een compressiekamer bij het verrichten van caissonarbeid op een locatie waarbij de reistijd naar de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan twee uur bedraagt.
(artikel 6.20, lid 2, Arbobesluit)
Het gebruiken van arbeidsmiddelen op een andere wijze of plaats dan waarvoor zij zijn ingericht en bestemd.
(artikel 7.3, lid 2, Arbobesluit)
Het niet of onvoldoende treffen van beschermende maatregelen bij het gebruik van een arbeidsmiddel, waardoor ernstig gevaar bestaat voor persoonlijk letsel.
(artikel 7.3, lid 4, Arbobesluit)
Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit.
(artikel 7.4, lid 3, Arbobesluit)
Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen of geraakt te worden door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan.
(artikel 7.4, lid 4, Arbobesluit)
Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 2, Arbobesluit)
Het afstellen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 3, Arbobesluit)
Het op niet veilige wijze (de)monteren van arbeidsmiddelen.
(artikel 7.5, lid 5, Arbobesluit)
Het ontbreken of onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen en afschermingen, alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen van arbeidsmiddelen.
(artikel 7.7, lid 1, Arbobesluit)
Het kunnen aanraken van (onderdelen van) arbeidsmiddelen met een zeer hoge of lage temperatuur.
(artikel 7.9, Arbobesluit)
Het loskoppelen en opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel van en op een krachtbron.
(artikel 7.11, lid 2, Arbobesluit)
Het ontbreken van een noodstopvoorziening op arbeidsmiddelen waarbij dit noodzakelijk is.
(artikel 7.16, Arbobesluit)
Het vervoeren van personen met een mobiel arbeidsmiddel dat daartoe niet is uitgerust.
(artikel 7.17a, lid 1 Arbobesluit)
Het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen (m.u.v. heftrucks) waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 2, Arbobesluit)
Het gebruik van heftrucks waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 5, Arbobesluit)
Het ontbreken van een rem- en stopvoorziening, alsmede een noodstopvoorziening voorzover deze noodzakelijk is, op een mobiel arbeidsmiddel met eigen aandrijving.
(artikel 7.17b, lid 2, Arbobesluit)
Het meerijden op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving zonder speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.*
(artikel 7.17c, lid 2, Arbobesluit)
Het zwaarder belasten van een hijs- of hefwerktuig, dan de toegelaten bedrijfslast of dan een veilig gebruik toelaat.*
(artikel 7.18, lid 2, Arbobesluit)
Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar bestaat dat lasten werknemers kunnen raken.*
(artikel 7.18, lid 6, Arbobesluit)
Het zich bevinden van werknemers onder hangende lasten.*
(artikel 7.18, lid 7, Arbobesluit)
Het zodanig gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor kantelen, ongewild in beweging komen of wegglijden.*
(artikel 7.18a, lid 3, Arbobesluit)
Het gebruik van hijs- en hefwerktuigen in slechte weersomstandigheden.*
(artikel 7.18a, lid 13, Arbobesluit)
Het hijsen of heffen van personen op een onbeveiligd platform.
(artikel 7.18b, lid 1, Arbobesluit)
Het overbelasten van laad- en losgerei met meer dan 10%.*
(artikel 7.20, lid 4, Arbobesluit)
Het ontbreken van technische of organisatorische maatregelen, indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, om te voorkomen dat personen bij werkzaamheden aan een van de liften, getroffen worden door een naastliggende lift.
(artikel 7.21, lid 1, Arbobesluit)
Het niet stilzetten van de naastgelegen lift tijdens werkzaamheden in een liftschacht waarbij gevaren veroorzaakt door deze lift niet zijn tegengegaan.*
(artikel 7.21, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van personen met een hijs- of hefwerktuig, dat daarvoor niet is bestemd of ingericht.*
(artikel 7.22, lid 1, Arbobesluit)
Het niet kiezen van de meest geschikte arbeidsmiddelen bij tijdelijke werkzaamheden op hoogte, waardoor:
a. de arbeidsmiddelen niet zijn afgestemd op de aard van de te verrichten werkzaamheden en op de voorzienbare belastingen en dat de arbeidsmiddelen niet zodanig zijn dat zonder gevaar doorgang mogelijk is; of
b. het gekozen toegangsmiddel niet de mogelijkheid van ontruiming biedt bij dreigend gevaar; of
c. het overstappen van een toegangsmiddel op platformen, vloeren of loopbruggen en omgekeerd extra valrisico’s oplevert.
(artikel 7.23, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een valbeveiliging om de aan een arbeidsmiddel verbonden valrisico’s voor werknemers te minimaliseren.
(artikel 7.23, lid 5, Arbobesluit)
De bij een arbeidsmiddel behorende valbeveiliging is niet van een zodanige configuratie en sterkte dat vallen van hoogte wordt voorkomen of dat een eventuele val wordt gestopt, zodanig dat letsel bij de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.
(artikel 7.23, lid 6, Arbobesluit)
Het onderbreken van collectieve valbeveiligingen op andere plekken dan daar waar zich een toegang tot een ladder of trap bevindt.
(artikel 7.23, lid 7, Arbobesluit)
Het laten werken op plaatsen waar geen doeltreffende, vervangende veiligheidsvoorzieningen, zijn getroffen en waarbij de collectieve valbeveiliging – in verband met de werkzaamheden – tijdelijk is verwijderd.
(artikel 7.23, lid 9, Arbobesluit)
Het laten uitvoeren van tijdelijke werkzaamheden op hoogte wanneer de weersomstandigheden de veiligheid en gezondheid van de werknemers in gevaar brengen.
(artikel 7.23, lid 11, Arbobesluit)
Het werken op onstabiel opgestelde ladders of trappen.
(artikel 7.23a, lid 1, Arbobesluit)
Het gebruik van ladders en trappen zonder in ieder geval de volgende maatregelen te nemen:
a. het wegglijden van de voet van draagbare ladders en trappen tijdens het gebruik wordt tegengegaan door de boven of onderkant van de ladderbomen vast te zetten, of door middel van een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing;
b. toegangsladders steken ten minste 1 meter uit boven het toegangsniveau, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken;
c. meerdelige ladders en schuifladders worden zodanig gebruikt dat de verschillende delen niet ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven;
d. verrolbare ladders en trappen worden vastgezet voordat zij worden betreden.
(artikel 7.23a, lid 2, Arbobesluit)
Het (laten) gebruiken van ladders en trappen zonder dat werknemers steeds veilige steun en houvast hebben. Daarbij mag het met de hand dragen van lasten een veilig houvast niet belemmeren.
(artikel 7.23a, lid 3, Arbobesluit)
De ondersteuningen van een steiger zijn niet beveiligd tegen wegglijden, hetzij door bevestiging aan het steunvlak, hetzij door een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing.
(artikel 7.23b, lid 3, Arbobesluit)
De steunpunten van de steiger zijn niet op een stabiele, stevige ondergrond van voldoende omvang geplaatst, waardoor de stabiliteit niet wordt gewaarborgd.
(artikel 7.23b, lid 4, Arbobesluit)
Niet verzekerde stabiliteit van steigers door onvoldoende verankering en/of schoren.
(artikel 7.23b, lid 5, Arbobesluit)
Het niet zodanig monteren van de vloeren van steigers dat hun onderdelen bij normaal gebruik niet kunnen bewegen.
(artikel 7.23b, lid 7, Arbobesluit)
Tussen de onderdelen van de vloeren en de verticale inrichtingen van de collectieve valbeveiligingen komen gevaarlijke openingen voor.
(artikel 7.23b, lid 7, Arbobesluit)
Het werken aan één enkele lijn, waarbij geen sprake is van een afzonderlijk verankerde veiligheidslijn die als reservelijn fungeert en is uitgerust met een beweegbaar valbeveiligingsmechanisme dat de werknemer in zijn beweging volgt.
(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een mobiel hefwerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak méér bedraagt dan de helft van de maximaal toegestane belasting van het hefwerktuig in zijn meest ongunstige stand.
(artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een mobiel hijswerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap méér bedraagt dan één kwart van de maximaal toelaatbare werklast van het hijswerktuig in zijn meest ongunstige stand.
(artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een vast opgesteld of railrijdend hijswerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap méér bedraagt dan driekwart van de nominale belasting waarvoor het hijswerktuig is ontworpen.
(artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een hijs- of hefwerktuig waarbij de bedieningsplaats van het hijs- of hefwerktuig niet permanent bemand is.
(artikel 7.23d, lid 3, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een hijs- of hefwerktuig waarbij de horizontale verplaatsingssnelheid meer dan 2,5 km/uur bedraagt terwijl de werkbak meer dan 0,2 meter geheven is.
(artikel 7.23d, lid 4, Arbobesluit)
Het rijden met een mobiele hijskraan tijdens het vervoeren van werknemers met behulp van een aan de hijskraan bevestigde werkbak.
(Artikel 7.23d, lid 5, Arbobesluit)
Het harder rijden dan 2,5 km/uur met een railrijdende hijskraan tijdens het vervoeren van werknemers met behulp van een aan de hijskraan bevestigde werkbak.
(Artikel 7.23d, lid 5, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een hijs- of hefwerktuig zonder dat die werknemers over een doeltreffend communicatiemiddel beschikken.
(Artikel 7.23d, lid 6, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een hijs- of hefwerktuig zonder dat doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om die werknemers bij gevaar te kunnen evacueren.
(Artikel 7.23d, lid 6, Arbobesluit)
Het hijsen of heffen van luiken van schepen zonder dat deze daartoe geschikte bevestigingen hebben voor het vastmaken van hijsgereedschap.
(artikel 7.25, lid 1, Arbobesluit)
Het plaatsen of verwijderen van luiken op schepen terwijl in het ruim onder de luikopening wordt gewerkt.*
(artikel 7.25, lid 6, Arbobesluit)
Het laden en lossen van schepen zonder dat luiken die niet afdoende tegen verplaatsing kunnen worden geborgd, verwijderd zijn.
(artikel 7.25, lid 7, Arbobesluit)
Het opnieuw gebruiken van voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen.
(artikel 7.27, lid 2, Arbobesluit)
Het niet aanwezig zijn van middelen zodat werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van sjorringen van containers aan ernstig gevaar worden blootgesteld.
(artikel 7.28, Arbobesluit)
Het werken op een overbelaste steiger.
(artikel 7.34, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op verrijdbare steigers die niet zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsing.
(artikel 7.34, lid 3, Arbobesluit)
Het ontbreken van een noodstopvoorziening op hijs- en hefwerktuigen die in de winningsindustrie met behulp van boringen worden gebruikt
(artikel 7.36b, lid 5, Arbobesluit)
Het verrichten van trekkerarbeid, het werken met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren, het industrieel slachten of werken onder tempodwang door jeugdige werknemers zonder toezicht.
(artikel 7.39, Arbobesluit)
Het ontbreken of het onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen, alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen aan arbeidsmiddelen in thuiswerksituaties.
(artikel 7.41, lid 1, Arbobesluit)
Het niet ter beschikking stellen van doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen aan werknemers bij werkzaamheden, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of gezondheid van betrokken werknemers.
(artikel 8.3, lid 1, Arbobesluit)
Lijst van direct beboetbare feiten
Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst
Er bestaat een aantal beboetbare feiten in de Arbeidsomstandighedenwet 1998, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling dat niet tot de categorie ernstige beboetbare feiten kan worden gerekend, maar waarvoor bij niet naleving toch een directe sanctie moet worden opgelegd en in een aantal gevallen ook (direct) maatregelen moeten worden getroffen. Het gaat om belangrijke feiten waarvoor naar huidige inzichten het eerst geven van een waarschuwing of het eerst stellen van een eis als inadequaat is te beschouwen.
Het gaat hierbij om feiten met betrekking tot:
– het ontbreken van vakbekwaamheid / bevoegdheid van werknemers om bepaalde – in de regelgeving omschreven – in potentie risicovolle werkzaamheden te verrichten;
– het nagelaten hebben van bepaalde risicoverminderende handelingen en/of maatregelen in risicovolle situaties;
– het nagelaten hebben van verplichte meldingen aan de Arbeidsinspectie;
– bepaalde onmisbare basisvoorzieningen.
Dergelijke feiten die enerzijds de onveiligheid van werknemers vergroten en anderzijds het werk van de Arbeidsinspectie ernstig belemmeren, leiden tot het direct corrigeren van werkgevers. In voorkomende gevallen wordt direct overgegaan tot het aanzeggen van een boete.
De lijst van direct beboetbare feiten (direct boete) is op voorhand niet limitatief. De lijst kan worden uitgebreid met feiten waarvan het politiek, maatschappelijk, beleidsmatig of inhoudelijk nodig wordt geacht deze direct door middel van een boete aan te pakken. Zo zijn er ten behoeve van de mijnbouwsector twee direct beboetbare feiten op grond van de artikelen 3.11, tweede lid, en 3.12, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling, toegevoegd, aangezien het hier om onmisbare basisvoorzieningen voor de mijnbouwsector gaat.
Ten aanzien van de met een asterisk (*) gemarkeerde feiten kan ook een werknemer worden beboet, indien deze de betreffende verplichting(en) niet naleeft.
Het ontbreken van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie.
(artikel 5, lid 1, Arbowet)
Het onvoldoende toezien op de naleving van instructies en voorschriften bij werkzaamheden waaraan risico’s voor werknemers zijn verbonden.
(artikel 8, lid 4, Arbowet)
Het niet (onverwijld) melden van een ernstig ongeval.
(artikel 9, lid 1, Arbowet)
Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers.
(artikel 1.37, lid 1 Arbobesluit)
Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers om specifieke gevaren voor jeugdige werknemers te voorkomen.
(artikel 1.37, lid 2 Arbobesluit)
Het aanvangen met werkzaamheden op een bouwplaats zonder schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie over de voorgenomen totstandbrenging van het bouwwerk.
(artikel 2.26, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van bouwwerken zoals gedefinieerd in het Arbobesluit.
(artikel 2.27, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van werkzaamheden verricht in de winningsindustrie in dagbouw.
(artikel 2.42, lid 2, Arbobesluit)
Het niet beschikbaar en gebruiksklaar houden van vluchtmiddelen zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.
(artikel 3.5f onder f. Arbobesluit)
Het verrichten van onderzoek naar de veiligheid aan, op of in tankschepen door een persoon die niet beschikt over het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige.*
(artikel 3.5h, lid 4, Arbobesluit)
Het ontbreken van voldoende geschikte reddingsmiddelen op een mijnbouwinstallatie.
(artikel 3.37t, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat.
(artikel 3.46, sub a, Arbobesluit)
Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten aan, met of in de directe nabijheid van een hoogspanningsinstallatie.
(artikel 3.46, sub b, Arbobesluit)
Gebruik van springstoffen zonder dat hierop voortdurend toezicht plaatsvindt door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester.*
(artikel 4.8, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het springen van materialen ten behoeve van de opsporing of winning van delfstoffen door personen die niet in het bezit zijn van een getuigschrift van schietmeester *
(artikel 4.8, lid 3, Arbobesluit)
Het niet door een gecertificeerd persoon toezicht houden op opbouw, installeren, monteren, assembleren, dan wel verwijderen na ontbranding, van professioneel vuurwerk.
(artikel 4.9, lid 2 Arbobesluit)
Het niet door een gecertificeerd persoon toezicht houden op het bewerken van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit
(artikel 4.9, lid 2 Arbobesluit)
Het werken van asbest of asbesthoudende producten zonder dit tijdig en (volledig) schriftelijk te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.47c, lid 1, Arbobesluit)
Het niet opnieuw melden aan de Arbeidsinspectie, telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan asbeststof of asbesthoudende producten.
(artikel 4.47c, lid 2, Arbobesluit)
Het niet beschikken over een, overeenkomstig artikel 4.50 Arbobesluit opgesteld, schriftelijk werkplan door de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit, voordat wordt aangevangen met de werkzaamheden.
(artikel 4.50, lid 1, Arbobesluit)
Het niet treffen van doeltreffende maatregelen om blootstelling aan asbeststof te voorkomen als het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10a, daartoe aanleiding geeft.
(artikel 4.52, lid 3 Arbobesluit)
Het niet voor aanvang van de werkzaamheden volledig inventariseren van de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten, bij het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten of het verwijderen en opruimen van asbest of asbesthoudende producten.
(artikel 4.54a, lid 1, Arbobesluit)
Het niet op grond van de uitgevoerde inventarisatie, als bedoeld in artikel 4.54a, lid 1, bepalen van de daarbij behorende risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a Arbobesluit.
(artikel 4.54a, lid 2)
Het verrichten van de handelingen bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat voor asbestverwijdering.
(artikel 4.54d, lid 1, Arbobesluit)
Het door het bedrijf dat asbest verwijdert niet beschikken over een afschrift van een inventarisatierapport waarin de resultaten zijn neergelegd van de inventarisatie van de aanwezigheid van asbest en asbesthoudende producten, voordat wordt aangevangen met het verwijderen van asbest.
(artikel 4.54d, lid 3, Arbobesluit)
Het verrichten van de werkzaamheden bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit zonder voortdurend toezicht van (of niet door) een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest.*
(artikel 4.54d, lid 5, Arbobesluit)
Het bij een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het verwijderen van asbest.
(artikel 4.54d, lid 6, Arbobesluit)
Het mede verrichten van de handelingen bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest.*
(artikel 4.54d, lid 7, Arbobesluit)
Het niet begeleiden van de handelingen als bedoeld in artikel 5, onderdelen e en f, van het Productenbesluit asbest die betrekking hebben op werkzaamheden met asbesthoudende grond, door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidhygiëne of veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.
(artikel 4.54d, lid 8, Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32a, lid 3 tot en met 6, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32a, lid 1, Arboregeling (lijmen en verven in binnensituaties), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32b, lid 2 tot en met 4, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32b, lid 1, Arboregeling (offset drukken), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32c, lid 2 en 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32c, lid 1, Arboregeling (zeefdrukken), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32d, lid 2, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32d, lid 1, Arboregeling (illustratiediepdrukken), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32e, lid 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32e, lid 2, Arboregeling (verpakkingsdiepdrukken en flexodrukken), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32f, lid 4, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32f, lid 2, Arboregeling (herstellen van autoschade), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32g, lid 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32g, lid 2, Arboregeling (coating timmerwerk in binnensituaties), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het voor de eerste maal werken met biologische agentia van de 2e, 3e of 4e categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 1, Arbobesluit)
Het werken met een nieuw biologisch agens van de 3e of 4e categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 3, Arbobesluit)
Het werken met biologische agentia van de 2e, 3e of 4e categorie na veranderingen in procédés of procedures met mogelijke gevolgen voor veiligheid en gezondheid, zonder dit opnieuw te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 5, Arbobesluit)
Het niet (tijdig en schriftelijk) hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie van een ongeval of incident dat (mogelijkerwijs) heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van de 3e of 4e categorie.
(artikel 4.95, Arbobesluit)
Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers ter voorkoming van specifieke gevaren bij het werken met gevaarlijke stoffen of gassen of artikelen die ontplofbare stoffen bevatten.
(artikel 4.106 Arbobesluit)
Het voor de aanvang van de arbeid uitvoeren van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een arts, die niet in het bezit is van een certificaat duikerarts.
(artikel 6.14a, lid 3, Arbobesluit)
Het optreden als duikploegleider zonder in het bezit te zijn van een certificaat duikploegleider.
(artikel 6.16, lid 3, Arbobesluit)
Het duiken zonder in het bezit te zijn van het certificaat duikarbeid.*
(artikel 6.16, lid 6, Arbobesluit)
Het verrichten van duikarbeid zonder de aanwezigheid van een persoon die in het bezit is van een certificaat duikmedische begeleiding.*
(artikel 6.16, lid 7, Arbobesluit)
Het uitvoeren van duikarbeid:
a. op een diepte groter dan 9 meter,
b. bij een stroomsnelheid groter dan 0,5 meter per seconde,
c. met voorgenomen decompressie,
d. met een ademgas anders dan lucht,
e. over een periode langer dan een week,
f. ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie, of ten behoeve van de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen,
zonder (tijdige) melding aan de toezichthouder
(artikel 6.17, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van caissonarbeid zonder de Arbeidsinspectie daarvan (tijdig en schriftelijk) in kennis te stellen, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.
(artikel 6.19, lid 2, Arbobesluit)
Het werken met mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, zonder dat de bedieners daartoe specifieke deskundigheid bezitten.
(artikel 7.17c, lid 1, Arbobesluit)
N.B. uitsluitend aan de orde indien criteria bestaan (en in projecten zijn aangegeven) wanneer en in welke situatie er sprake is van dit feit.
Het onvoldoende adequaat en specifiek opgeleid zijn van werknemers voor het werken aan lijnen.
(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)
Werknemers zijn niet op de hoogte van de reddingsprocedures voor het werken aan lijnen.
(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)
Het niet door een certificerende instelling laten onderzoeken en beproeven van hijs- of hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen aan boord van schepen, die gebruikt worden bij het laden en lossen.
(artikel 7.29, lid 7, Arbobesluit)
Het bedienen van een torenkraan, mobiele kraan of mobiele hei-installatie als bedoeld in artikel 7.6 Arboregeling, door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid.
(artikel 7.32, lid 1, Arbobesluit)
Het op de openbare weg besturen van een trekker en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen door een jeugdige werknemer die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid.
(artikel 9.36, lid 1, Arbobesluit)
De Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbobeleidsregels) zijn met dit wijzigingsbesluit aangepast aan de Wet van 30 november 2006 houdende wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid (Stb. 2006, 673) (hierna: wijzigingswet), het Besluit van 5 december 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter vergroting van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en ter beperking en vereenvoudiging van de regelgeving en van enige andere besluiten in verband hiermee (Stb. 2006, 674) (hierna: wijzigingsbesluit) en de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2006, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/A&V/2006/99971, tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling (vergroting verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en beperking en vereenvoudiging van de regelgeving (Stcrt. 252).
Verder zijn de Arbobeleidsregels aangepast aan het Besluit van 7 juli 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van asbest (implementatie van wijzigingsrichtlijn nr. 2003/18/EG (Stb. 348).
Goed arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) draagt bij aan het voorkomen van ziekten en ongevallen door het werk (preventie), het terugdringen van verzuim en arbeidsongeschiktheid en een hogere arbeidsproductiviteit. De primaire verantwoordelijkheid voor het bereiken van goede arbeidsomstandigheden ligt binnen de ondernemingen.
Doelstelling van de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet 1998) het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) en de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling) is een effectiever arbobeleid met meer draagvlak in de ondernemingen en daarmee een verbetering van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer. De herziening van de Arbowet 1998, het Arbobesluit en de Arboregeling stimuleert maatwerk in het arbobeleid in de onderneming, integratie van het arbobeleid in het totale beleid van de onderneming en vergroot de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbobeleid.
Uitgangspunten van de wijzigingen in de Arbowet 1998, het Arbobesluit en de Arboregeling is dat de overheid zich in het publieke domein zoveel mogelijk beperkt tot het vaststellen van doelen. In het private domein zijn sociale partners verantwoordelijk voor de invulling van de doelvoorschriften, dus de manieren waarop de doelen gerealiseerd kunnen worden. Zij doen dit door in arbocatalogi middelen op te nemen die werkgevers gebruiken om het door de wetgever gestelde arbodoel te bereiken. De Arbeidsinspectie handhaaft op de in de arbowetgeving (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling) gestelde doelvoorschriften en normen. De arbocatalogi vormen voor de Arbeidsinspectie het referentiekader hierbij. Arbocatalogi worden door de overheid marginaal getoetst. Met de marginale toets wordt door de overheid bekeken of het proces van totstandkoming goed is, gelet op de opstellers en de kenbaarheid. Daarnaast wordt door middel van een quick-scan bekeken of de arbocatalogus doet wat deze geacht wordt te doen, namelijk voldoende invulling geven aan doelvoorschriften.
De regering gaat ervan uit dat werkgevers en werknemers zo snel mogelijk invulling geven aan hun verantwoordelijkheid om manieren en middelen vast te stellen waarop aan de publieke doelvoorschriften kan worden voldaan. Om te voorkomen dat bij de inwerkingtreding van de wijzigingen van de Arbowet 1998, het Arbobesluit en de Arboregeling een vacuüm ontstaat, worden de Arbobeleidsregels sectorgewijze ingetrokken. Zodra een arbocatalogus voldoet aan de marginale toetsing zijn de desbetreffende Arbobeleidsregels niet meer van toepassing. Om deze situatie niet oneindig te laten bestaan worden alle Arbobeleidsregels ingetrokken 3 jaar na inwerkingtreding van de wijzigingswet . Dus per 1-1-2010.
Gezien de uitgangspunten van de wijziging van de Arbowet 1998, het Arbobesluit en de Arboregeling omvat dit wijzigingsbesluit slechts een groot aantal technisch wijzigingen die noodzakelijk zijn in verband met deze wijzigingen.
Daarnaast bevat dit besluit een groot aantal wijzigingen van de bijlagen bij beleidsregel 33, Boeteoplegging. Door aanpassing van de beleidsregel 33 zijn (behoudens in één geval, waar al een hoog boetebedrag voor was bepaald, te weten voor artikel 9, lid 1, Arbeidsomstandighedenwet) alle boetenormbedragen verdubbeld.
Onderdeel B (Beleidsregel 33 Boeteoplegging)
Het niet naleven van bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving kan leiden tot het opleggen van een boete. Afhankelijk van de ernst van de overtreding wordt al dan niet direct een boete aangezegd. In een groot aantal situaties zal bij eerste constatering van een beboetbaar feit niet direct sprake zijn van een boeteoplegging, maar zal eerst een waarschuwing worden gegeven of een eis gesteld. Beleidsregel 33 Boeteoplegging bevat nadere regels over de wijze waarop de boete wordt berekend. Bij deze beleidsregel behoren de volgende 3 bijlagen:
– Bijlage 1, Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwet;
– Bijlage 2, Lijst van ernstige beboetbare feiten Arbeidsomstandighedenwet;
– Bijlage 3, Lijst van direct beboetbare feiten Arbeidsomstandighedenwet.
Wijzigingen in verband met de herziening van de Arbowet
Naar aanleiding van de wijziging van de Arbowet 1998 per 1 januari 2007 is deze beleidsregel op een aantal punten aangepast. Deze aanpassingen houden verband met verdubbeling van de boetes die maximaal voor een beboetbaar feit kunnen worden opgelegd, zoals opgenomen in artikel 34 van de Arbowet. De Memorie van toelichting op het wijzigingsvoorstel vermeldt dat deze verdubbeling niet betekent dat de feitelijk op te leggen boetes automatisch worden verdubbeld. De verdubbeling biedt ruimte voor verdergaande, maar naar gelang van de omstandigheden genuanceerde, verhogingen in het kader van het in Beleidsregel 33 neergelegde stelsel.
Voor alle beboetbare feiten wordt een verdergaande nuancering van de boetehoogtes bewerkstelligd door uitbreiding van het aantal categorieën bedrijfsgroottes van vier naar zeven categorieën.
Verder worden de boetes verdubbeld voor feiten waarbij sprake is van ernstig gevaar voor personen en voor feiten die hebben geleid tot een arbeidsongeval met ernstig letsel of een dodelijk arbeidsongeval. Anderzijds worden voor deze feiten drie matigingsgronden ingevoerd, die kunnen leiden tot verlaging van de op te leggen boete. Bij formulering van de matigingsgronden is aangesloten bij de criteria die in de praktijk worden gehanteerd om te toetsen in hoeverre een beboetbaar feit aan de werkgever te verwijten is.
De werkgever zal zelf moeten aanvoeren en aantonen dat genoemde omstandigheden zich voordoen.
Het betreft een cumulatief stelsel, dat wil zeggen dat bijvoorbeeld geen matiging zal plaatsvinden als de werkgever weliswaar voldoende instructies heeft gegeven, maar de risico’s onvoldoende heeft geïnventariseerd of geen adequate arbeidsmiddelen ter beschikking heeft gesteld.
Als onderdeel van de eerste matigingsgrond wordt genoemd dat de werkgever de risico’s moet hebben geïnventariseerd van de werkzaamheden waarbij het beboetbare feit is ontstaan. Hiermee wordt niet bedoeld dat de werkgever dient te beschikken over een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) als bedoeld in artikel 5 van de Arbowet. De werkgever dient aannemelijk te maken dat hij van de werkzaamheden waarbij het ongeval is gebeurd, de risico’s voldoende heeft ingeschat. Het is mogelijk dat dit blijkt uit een schriftelijke RI&E, maar dit hoeft niet. Een schriftelijke RI&E kan immers onvolledig zijn. De aanwezigheid van een schriftelijke RI&E betekent dus niet automatisch dat aan dit deel van de matigingsgrond is voldaan. Anderzijds kan onder omstandigheden wel een beroep op deze matigingsgrond toekomen als een schriftelijke RI&E ontbreekt, maar op andere wijze aannemelijk wordt dat de werkgever de risico’s van deze werkzaamheden voldoende heeft geïnventariseerd.
Daarnaast zijn de boetenormbedragen verdubbeld voor een aantal bijzondere inventarisatieverplichtingen. Voor de bouwprocesbepalingen van Hoofdstuk 2, Afdeling 5 van het Arbobesluit zijn de boetes verviervoudigd, waardoor de boetehoogte meer in verhouding is tot het belang van de naleving van dergelijke verplichtingen.
Vaststelling grootte van bedrijven of instellingen
Op basis van het aantal werknemers vindt een correctie plaats van de normbedragen uit de tarieflijst.
Het gaat daarbij om het totaal aantal vaste, tijdelijke en ingeleende werknemers dat op het moment van de overtreding voor de onderneming werkzaam is.
Er vindt geen correctie plaats op basis van het aantal werknemers wanneer het gaat om overtredingen van de bouwprocesbepalingen . De Arbowet legt vrijwel uitsluitend verplichtingen op aan de werkgever. Op basis daarvan is in beleidsregel 33 een systematiek voor de berekening van de op te leggen boete ontworpen, waarbij rekening is gehouden met het aantal werknemers van die werkgever. Op grond van artikel 16, achtste lid, Arbowet zijn in het Arbobesluit (artikel 2.24) echter ook verplichtingen opgelegd aan een ander dan de werkgever, te weten de opdrachtgever, de ontwerpende partij en de uitvoerende partij, bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, Arbobesluit.
Het betreft hier geen werkgevers met werknemers in de zin van de Arbowet, zodat de evenbedoelde berekeningssystematiek daarop uiteraard niet van toepassing kan zijn. Dit betekent dat bij de berekening van de op te leggen boete bij het niet nakomen van verplichtingen door de opdrachtgever/ ontwerpende partij en de uitvoerende partij de ongecorrigeerde normbedragen moeten worden gehanteerd. Naleving van de verplichtingen door voornoemde partijen is van dermate groot belang voor het waarborgen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden van werknemers tijdens de bouw, dat toepassing van de ongecorrigeerde normbedragen op zijn plaats wordt geacht. Dit is tot uitdrukking gebracht in de laatste zin van het tweede lid.
Onder administratieve feiten worden verstaan verplichtingen die dienen te leiden tot schriftelijke stukken.
a. In geval van recidive kan de boete voor het betreffende feit met ten hoogste 50% worden verhoogd indien terzake van het plegen van een beboetbaar feit nog geen 2 jaar zijn verlopen nadat het feit is geconstateerd en het opleggen van een vroegere boete wegens het niet naleven van een zelfde wettelijke verplichting onherroepelijk is geworden.
b. Een beboetbaar feit wordt aangemerkt als een strafbaar feit indien twee maal binnen een daaraan voorafgaande periode van 4 jaar, met respectievelijke tussenliggende perioden van ten hoogste 2 jaar, voor een zelfde feit een bestuurlijke boete is opgelegd, die onherroepelijk is geworden. In dat geval wordt proces-verbaal opgemaakt.
Zoals blijkt uit het zevende lid van deze beleidsregel, kunnen ook werknemers worden beboet voor het niet naleven van bepaalde voorschriften. In de bij deze beleidsregel behorende bijlagen 1 tot en met 3 zijn alle beboetbare feiten waar ook een werknemer verplichtingen heeft tot naleving van de betreffende bepaling of tot het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, gemarkeerd door middel van een asterisk(*). Het gaat hier met name om artikel 11 Arbowet en de uitwerking van artikel 9.3, eerste en tweede lid, van het Arbobesluit. Dit betreft het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen door werknemers in situaties waar een werkgever de verplichting heeft deze middelen ter beschikking te stellen, alsmede de naleving van een aantal specifieke bepalingen over voorschriften en verboden die zich richten op de werknemer.
Overigens zij vermeld dat de bevoegdheid tot beboeting voor het niet naleven van bepaalde verplichtingen volgt uit de wetgeving zelf; de markering in de lijsten heeft uitsluitend een verduidelijkende of informatieve waarde.
Boetebedrag bij ernstig ongeval
In het achtste lid zijn bedragen vastgesteld voor feiten waarbij sprake is van een dodelijk arbeidsongeval of een arbeidsongeval dat leidt tot blijvend letsel of ziekenhuisopname. De vaste boetebedragen uit de tabel worden uitsluitend toegepast voor het feit dat de directe aanleiding was voor het ongeval. Voor overige, bijkomende, feiten geldt het betreffende boetenormbedrag zoals vermeld in bijlage 1.
In onderdeel b is aangegeven onder welke omstandigheden het vaste boetebedrag wordt verhoogd.
Bij ongevalsboetes kunnen dezelfde matigingsgronden zich voordoen als zijn opgenomen ten aanzien van de ernstig beboetbare feiten in lid 4, onderdeel a. In onderdeel c van het achtste lid wordt daarom verwezen naar de matigingsgronden.
In het negende lid is opgenomen dat geen boete wordt opgelegd als de verwijtbaarheid ontbreekt. De werkgever dient dit aannemelijk te maken. In de praktijk zal de verwijtbaarheid ook worden getoetst het kader van de matigingsgronden van lid 4, onder a, en lid 8, onder c.
De verwijtbaarheid kan echter ook ontbreken indien geen sprake is van een ernstig beboetbaar feit of van een ongeval. Daarnaast is niet uitgesloten dat de verwijtbaarheid ontbreekt op een andere grond dan de reeds genoemde matigingsgronden.
Stroomschema voor de berekening van boetes
Kiezen van normbedrag uit tarieflijst voor een betreffend feit |
| V |
Eventueel correctie op bedrijfsgrootte: (gecorrigeerde) normbedrag |
| V |
Is het feit een ernstig beboetbaar feit: |
(gecorrigeerde) normbedrag vermenigvuldigen met een factor 2 |
| V |
Is sprake van een of meer matigingsgronden: |
Matiging met respectievelijk 33,3%, 66,6% of 100% |
| V |
Is er sprake van meer dan 10 respectievelijk meer dan 50 blootgestelden: |
(gecorrigeerde) normbedrag vervolgens vermenigvuldigen met een factor 1,5 respectievelijk 2 |
| V |
Is er sprake van een eerste keer recidive van het beboetbare feit: |
(gecorrigeerde) normbedrag vervolgens vermenigvuldigen met een factor 1,5 |
Rekenvoorbeelden van een boeteoplegging
Een belanghebbende is een boete aangezegd door de toezichthouder voor de volgende beboetbare feiten die zijn geconstateerd in een filiaal van het bedrijf:
1. het ontbreken van een – door een gecertificeerde Arbodienst getoetste – schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie;
2. het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen voorzieningen zijn getroffen tegen vallen. Dit feit is op vier verschillende plaatsen in het betreffende bedrijf geconstateerd;
3. het blootstellen van 12 werknemers aan asbeststof boven de wettelijke grenswaarde voor asbest.
In het filiaal werken 20 personen, terwijl het gehele bedrijf 200 werknemers in dienst heeft. De uitgangsbedragen voor de berekening van de op te leggen boete worden bepaald door het totaal aantal werknemers van de gehele juridische eenheid te betrekken. De betreffende normbedragen uit de tarieflijst dienen dus met 2/3 te worden gecorrigeerd.
Dat wil zeggen:
1. 2/3 × € 900 = € 600 voor het ontbreken van de RI&E;
2. 2/3 × € 2.250 = € 1.500 voor het valgevaar;
3. 2/3 × € 2.250 = € 1.500 voor het blootstellen aan asbest.
Na vaststelling van het normbedrag wordt vervolgens bepaald of er factoren zijn die kunnen leiden tot verhoging van het boetebedrag. Dit leidt tot het volgende:
1. Er zijn geen factoren aan de orde die kunnen leiden tot verhoging van het gecorrigeerde normbedrag voor de RI&E. De op te leggen boete hiervoor bedraagt dus € 600.
2. Het werken op hoogten met valgevaar is als ernstig beboetbaar feit opgenomen in de lijst van ernstige beboetbare feiten. Het gecorrigeerde normbedrag wordt derhalve met een factor 2 vermenigvuldigd, dwz. het boetebedrag wordt € 3.000. Dit ernstige feit is op vier plaatsen geconstateerd, maar kan maximaal drie maal bij de berekening van het boetebedrag worden meegenomen. Het totaal voor dit feit op te leggen boetbedrag wordt dus drie keer € 3.000 = € 9.000.
3. Het blootstellen van werknemers aan asbest boven de wettelijke grenswaarde is een ernstig beboetbaar feit dat is opgenomen in bijlage 3. Het gecorrigeerde normbedrag wordt derhalve met een factor 2 vermenigvuldigd, dat wil zeggen het boetebedrag wordt € 3.000.
Aan dit ernstige feit zijn 12 werknemers blootgesteld. Het totaal voor dit feit op te leggen boetebedrag wordt dus 1,5 keer € 3.000 = € 4.500.
De totaal op te leggen boete aan het bedrijf bedraagt uiteindelijk:
€ 600 + € 9.000 + € 4.500 = € 14.100.
Bij een controle-inspectie bij het filiaal uit situatie 1 na 13 maanden, blijkt dat er nog steeds geen RI&E is. De eerdere boete ten aanzien van dit feit is inmiddels onherroepelijk geworden. De op te leggen boete wordt nu: 2/3 x € 900 × 1,5 = € 900.
Onderdeel C (Beleidsregel 2.21 Opleidingsprofiel bedrijfshulpverlener)
Artikel 2.21, Deskundigheidseisen, van het Arbobesluit, waarop deze beleidsregel is gebaseerd is bij het wijzigingsbesluit komen te vervallen.
Onderdeel D (Beleidsregel 3.16 Voorzieningen bij valgevaar)
Beleidsregel 3.16 is aangepast aan recente wijzigingen van het Arbobesluit, in het bijzonder de komst van de artikelen 7.23, 7.23a, 7.23b en 7.23c, en de wijziging van de artikelen 3.16 en 7.23a.
Onderdeel E (Beleidsregel 3.40 Kogelwerend glas in benzinestations)
Deze beleidsregel vervalt omdat het artikel in het Arbobesluit waarop deze beleidsregel is gebaseerd bij het wijzigingsbesluit is komen te vervallen.
Onderdelen F tot en met J en W tot en met AR (Beleidsregels 4.2-1 tot en met 4.3a en 4.9-1 tot en met 4.113)
Hierin zijn algemene aanpassingen van de Arbobeleidsregels en de bijbehorende bijlagen (6 tot en met 14) op basis van afdeling 1 van Hoofdstuk 4 van het Arbobesluit verwerkt:
– deze afdeling is opnieuw vastgesteld, diverse ‘oude’ artikelen zijn vernummerd. Hierdoor zijn een aantal beleidsregels aangepast op grondslag en aangehaalde artikelnummers. Deze vernummeringen worden bij de artikelsgewijze toelichting niet apart genoemd.
– er wordt een definitie gegeven van grenswaarde. Hieronder vallen private en publieke waarden. Het begrip bestuurlijke grenswaarde zoals in de Arbobeleidsregels van hoofdstuk 4 diverse malen wordt genoemd, bestaat niet meer en is dus geschrapt. Ook bestaat het begrip MAC (maximale aanvaarde concentratie)-waarde niet meer: dit begrip is gewijzigd in grenswaarde. De wijzigingen in de tekst van de Arbobeleidsregels die dit met zich meebrengt worden bij de toelichting van de artikelen niet apart genoemd.
– de systematiek in afdeling 1 van hoofdstuk 4 van het Arbobesluit is enigszins gewijzigd: nog sterker is aangegeven dat te allen tijde maatregelen moeten worden getroffen om gezondheidsrisico’s te vermijden door blootstelling te voorkomen dan wel te verminderen, dus niet alleen afhankelijk van de uitkomsten van de risico-inventarisatie en -evaluatie. Op grond hiervan is aan alle beleidsregels met maatregelartikelen het algemene maatregelartikel 4.1c toegevoegd bij de grondslag; als gevolg daarvan zijn enkele beleidsregels vernummerd tot 4.1c-beleidsregels.
– op 28 juli is het Besluit van 7 juli 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot blootstelling van werknemers aan de risico’s van asbest (implementatie van wijzigingsrichtlijn nr. 2003/18/EG) in werking getreden.
Met dit besluit werd een aantal wijzigingen doorgevoerd in het asbestbeleid ter implementatie van een Europese wijziging in de Asbestrichtlijn. Er werd een meer risicogerichte aanpak van het asbestbeleid ingevoerd, waarbij de werkzaamheden met asbest voortaan ingedeeld moeten worden in 3 risicoklassen, met een bijbehorend beschermingsregime. Tevens werden alle typen asbest onder een noemer gebracht en werd er één grenswaarde voor bepaald. De invoering van het besluit maakt enige aanpassingen in de Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving, zowel juridisch-technisch, alsook inhoudelijk, noodzakelijk. Veranderingen in verwijzing naar deze artikelen worden niet apart genoemd bij de artikelsgewijze toelichting.
Onderdeel F (Beleidsregel 4.2-1)
In het tweede lid vervalt ‘hinder’. Dit begrip is geschrapt uit de definitie van gevaarlijke stoffen in het Arbobesluit.
Het vierde lid vervalt omdat in het vierde lid van artikel 4.2 van het Arbobesluit reeds wordt aangegeven dat gebruik moet worden gemaakt van genormaliseerde methodes.
Het vijfde lid vervalt omdat lid 4.44 van het Arbobesluit, dat de grondslag vormde, vervallen is. In het Arbobesluit wordt reeds geregeld hoe gemeten moet worden. Het tweede deel van dit lid handelde over de verplichting om in de meetresultaten aan te geven wanneer actieniveaus vermoedelijk worden overschreden. Met de invoering van het risicobeleid asbest is het begrip actieniveau vervallen. De risicobeoordeling moet de mate van de blootstelling weergeven; hieruit volgt de risicoklasse door toepassing van de voorschriften in het Arbobesluit (artikel 4.44, artikel 4.48 en artikel 4.53a).
Het vervallen zesde lid gaf aan dat er bij onzekerheid over het type asbest, er van uit gegaan moest worden dat het om crocidoliet ging. Dit is niet meer relevant daar in het genoemde besluit is bepaald dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt in de grenswaarde voor crocidoliet en andere asbestsoorten.
Onderdeel G (Beleidsregel 4.2-2)
De leden 5 en 6 zijn aangepast aan de huidige gebruikte meetmethoden voor de vaststelling van de concentratie asbest in de grond.
Onderdeel H (Beleidsregel 4.2b)
In het Arbobesluit is artikel 4.2b opgenomen in artikel 4.1c eerste lid onder f; daarom is de beleidsregel vernummerd en de grondslag aangepast
Het vierde en vijfde lid vervallen omdat dit in artikel 4.1c, eerste lid, onder h en k van het Arbobesluit reeds is geregeld.
Onderdeel I (Beleidsregel 4.3)
Het eerste lid van de beleidsregels vervalt omdat artikel 4.1c, eerste lid, onder i van het Arbobesluit geen verwijzing meer bevat naar de eisen voor etikettering volgens de Wms. De tekst van het vernummerde eerste lid is in lijn gebracht met de tekst van het grondslagartikel. In verband hiermee vervalt het vierde lid.
Het vijfde lid vervalt omdat artikel 4.1c, eerste lid, onder i, van het Arbobesluit dit reeds regelt.
De overige wijzigingen zijn aanpassingen door het vervallen van het eerste lid.
Onderdelen K tot en met T (Beleidsregels 4.4-1 tot en met 4.4-10)
De wijziging van deze beleidsregels is het gevolg van een andere rangschikking van de artikelen in het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Onderdeel L (Beleidsregel 4.4-2 Opslag van gevaarlijke stoffen in verpakkingen)
In deze beleidsregel werd verwezen naar de CPR 15 richtlijn voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Deze richtlijnen is inmiddels geactualiseerd en omgezet in de PGS 15 richtlijn (Publicatiereeks gevaarlijke stoffen). De richtlijn is te downloaden via www.vrom.nl.
Onderdeel O (Beleidsregel 4.4-5 Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen met gevaarlijke stoffen)
Het derde lid is gewijzigd in verband met wijzigingen in het Arbobesluit. Het gaat over het voorkomen van gevaarlijke concentraties op de werkplek. Daartoe dienen er op de werkplek niet meer gevaarlijke stoffen aanwezig te zijn dan nodig is voor het werk op één werkdag.
Onderdeel Q (Beleidsregel 4.4-7 Bescherming werknemers bij automatische brandblusinstallaties met chemische en inerte blusstoffen)
Door de branchevereniging VEBON is een informatieblad opgesteld over deze brandblussystemen en de bescherming van de werknemers. De noodzaak van deze beleidsregel komt hiermee te vervallen.
Onderdeel U (Beleidsregel 4.6-1 Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie)
Deze beleidsregel is gewijzigd in verband met de definities voor verstikkings-, vergiftigings-, bedwelmings- en brandgevaar die door middel van het wijzigingsbesluit in artikel 3.5g, derde lid, van het Arbobesluit zijn opgenomen.
Onderdeel W (Beleidsregel 4.9-1)
De tweede en derde zin vervallen omdat dit in artikel 4.3 van het Arbobesluit geregeld wordt.
Er is geen bijlage met grenswaarden meer bij de beleidsregels. Bijlage XIII bij de Arbeidsomstandighedenregeling bevat alle wettelijke grenswaarden.
Onderdeel X (Beleidsregel 4.9-2)
De zinsnede ‘hinderlijke’ vervalt omdat het begrip hinder is geschrapt uit de definitie van gevaarlijke stoffen in het Arbobesluit.
Onderdeel Z (Beleidsregel 4.9-4)
De verandering van de verwijzing van het derde lid naar het eerste lid van 3.24 heeft te maken met het gewijzigde artikel 3.24 van het Arbobesluit.
In het achtste lid onder e vervalt het tweede onderdeel (meten door middel van een visuele inspectie) omdat dat reeds in artikel 4.47b van het Arbobesluit wordt geregeld.
Onderdeel AB (Beleidsregel 4.18-1)
Aan de titel van de beleidsregel en de grondslag is ‘mutagene’ toegevoegd omdat sedert 2003 mutagene stoffen onder dezelfde regelgeving vallen als kankerverwekkende stoffen.
De bijlagen bij de regeling zijn vernummerd. Bijlage XIII van de Arboregeling bevat alle wettelijke grenswaarden, onderdeel B hiervan bevat de waarden voor kankerverwekkende stoffen.
Onderdeel AD (Beleidsregel 4.18-3)
De wijziging van de titel van de beleidsregel geeft aan dat deze niet alleen geldt bij asbestsloop maar bij alle werkzaamheden met asbest en asbesthoudende producten waarbij overschrijding van de grenswaarde plaats kan vinden.
Verwijzingen naar te gebruiken normen in lid 1 en lid 2 zijn aangepast naar de juiste te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen.
Onderdeel AG (Beleidsregel 4.45)
In de aanhef is opgenomen dat de beleidsregel een uitwerking is van de verplichting om voldoende niet-verontreinigde lucht aanwezig te hebben en is verduidelijkt dat de beleidsregel alleen geldt ingeval van vervoer van bulkhoudende materialen verontreinigd met asbesthoudende grond.
In de beleidsregel is het begrip crocidoliet verwijderd, aangezien crocidoliet door het eerdergenoemde besluit van 7 juli 2006 ook onder de noemer ‘asbest’ valt.
De verwijzing in het vijfde lid is aangepast naar de huidige gebruikte meetmethoden voor de vaststelling van de concentratie asbest in de grond en in puin, puingranulaat en andere vergelijkbare steenachtige materialen.
Onderdeel AH (Beleidsregel 4.47c)
Deze nieuwe beleidsregel komt voort uit de oude vervallen beleidsregel 4.54. De titel is gewijzigd om aan te geven dat het gaat om alle soorten werkzaamheden met asbest en niet alleen om slopen. Alle termijnen zijn aangegeven in werkdagen.
In de tekst van de beleidsregel is een aanvulling opgenomen die aangeeft dat ingeval van een elektronische melding bij de Arbeidsinspectie, een termijn van 2 volle werkdagen als tijdig wordt beschouwd (dit is dus een versoepeling vergeleken met de 5 werkdagen termijn bij schriftelijk melden).
Onderdeel AI (Beleidsregel 4.50)
In het eerste lid is de beschrijving van de laboratoria die adequaat zijn toegerust om asbestmonsters te analyseren geactualiseerd. Er is een verwijzing gemaakt naar door de RvA op basis van NEN/ISO/IEC 17025:2005 geaccrediteerde laboratoria.
Onderdeel AJ (Beleidsregel 4.51)
De titel van de beleidsregel is veranderd en verwijst nu naar de risicoklasse-indeling in plaats van de overschrijding van actieniveaus. In de beleidsregel worden de hygiënische beschermingsmaatregelen uitgewerkt voor risicoklasse 2 en 3 (de hoogste risiconiveaus).
In het tweede lid is de verwijzing naar de ééntrapsprocedure, die gold voor een aantal werkzaamheden die vóór ingang van het risicobeleid waren vrijgesteld, geschrapt. In de beschrijving van de drietrapsprocedure zijn enkele verduidelijkingen opgenomen en is aangegeven dat de voorschiften, in lijn met het risicobeleid, niet alleen gelden bij asbestsloop, maar bij alle werkzaamheden met asbest die ingedeeld worden in risicoklasse 2 en 3.
Onderdeel AK (Beleidsregel 4.51a)
De vervallen beleidsregel 4.55 gaf voorschriften voor de eindmeting bij asbestsloop. Beleidsregel 4.51a komt voort uit deze beleidsregel. De titel is gewijzigd om aan te geven dat de voorschiften niet alleen gelden bij sloop, maar ook bij andere werkzaamheden met asbest. De beleidsregel geeft nu voor de verschillende risicoklassen aan, waar de eindbeoordeling uit moet bestaan. Voor risicoklasse 1 is alleen een visuele inspectie voorgeschreven in het Arbobesluit; de beleidsregel geeft aan volgens welke methode deze wordt uitgevoerd (het onderdeel ‘Visuele inspectie’in NEN norm 2990.) Opgemerkt dient te worden dat deze norm spreekt over ‘containment’ hetgeen in risicoklasse 1 niet van toepassing is. Hier dient uitgegaan te worden van inspectie van de ‘werkplek’ waar werkzaamheden met asbest plaatsvonden.
Voor risicoklasse 2 en voor de extra eindbeoordeling in risicoklasse 3 is ook de NEN norm 2990 aangewezen als methode voor de eindbeoordeling. De verzwaarde eindbeoordeling in risicoklasse 3 is een beoordeling van de asbestconcentratie in de lucht, zowel in de ruimte waar de werkzaamheden met asbest plaatsvonden (vaak in containment) als in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten. Door de bepaling, zoals die is verwoord in de beleidsregel, is aangegeven dat ook de beoordeling in de naastgelegen ruimten plaats moet vinden volgens NEN 2990. Daarbij dient te worden opgemerkt dat waar de NEN 2990 het heeft over ‘het containment’ of ‘de afgeschermde ruimte’, dit dient te worden gelezen als ‘de naast het containment (of de afgeschermde ruimte) gelegen ruimte(-n)’.
Het onderdeel visuele inspectie wordt beoordeeld conform NEN-EN-ISO/IEC 17020 (RvA-Inspectie (beleidsregel 4.51a) terwijl de luchtmeting wordt beoordeeld conform NEN-EN-ISO/IEC 17025 (RvA-Testen) (beleidsregel 4.47). Over het algemeen geldt dus dat een laboratorium, dat een eindbeoordeling na de werkzaamheden in risicoklasse 2 en 3 uitvoert, voor beide verrichtingen geaccrediteerd behoort te zijn.
Onderdeel AL (Beleidsregel 4.54)
Deze is vervallen. In de plaats hiervan komt beleidsregel 4.47c.
Onderdeel AM (Beleidsregel 4.55)
Deze is vervallen. Beleidsregel 4.51a komt hiervoor in de plaats.
Onderdeel AN (Beleidsregels 4.87a Doeltreffend maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een koeltoren die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen)
Beleidsregel 4.87-1 (thans vernummerd tot 4.87a) was van toepassing op meerdere soorten installaties. In twee hieruit gevormde nieuwe beleidsregels is dit gescheiden. Er is nu een beleidsregel voor koeltorens: 4.87a en een voor een luchtbevochtigingsinstallatie of een waterinstallatie die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen.
Het vierde lid vervalt omdat dit punt is opgenomen in artikel 4.87b van het Arbobesluit
Beleidsregel 4.87a bestaat uit de eerste drie leden van de vervallen beleidsregel 4.87-1.
Onderdeel AO (Beleidsregel 4.87b Doeltreffende maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtigingsinstallatie en een waterinstallatie die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen)
Het vierde tot en met zevende lid van de vervallen beleidsregel 4.87-1 zijn in deze beleidsregel opgenomen.
Onderdeel AP (Beleidsregel 4.87-2)
Deze beleidsregel is vervallen. De tekst van deze beleidsregel is thans opgenomen in de toelichting bij artikel 4.87a van het besluit: uitgelegd wordt wat moet worden verstaan onder een postexpositie protocol voor accidenteel bloedcontact met humaan bloed als onderdeel van het noodplan.
Onderdeel AR (Beleidsregel 4.113)
In de tekst van het eerste lid is een wijziging opgenomen conform de definitie in afdeling 1 van hoofdstuk 4 van het Arbobesluit en bevat nu ‘individuele ademhalingszone’ in plaats van ‘ademzone’.
Het derde lid is gewijzigd omdat er nu slechts één bijlage is met wettelijke grenswaarden.
Onderdeel AY (Beleidsregel 5-11 Bescherming van ogen en gezichtsvermogen bij beeldschermwerk)
Deze beleidsregel is gewijzigd in verband met wijziging van de terminologie in artikel 5.11, eerste lid, van het Arbobesluit.
Onderdeel AZ (Beleidsregel 6.1 Binnen- en buitenklimaat)
De wijziging van de beleidsregel volgt uit het vervallen van het aspect klimaat in artikel 6.1 van het Arbobesluit.
Onderdeel BA (Beleidsregel 6.4 Daglicht)
Beleidsregel 6.4 is vervallen omdat de grondslag daarvan, Artikel 6.4 Arbobesluit is komen te vervallen.
Onderdeel BC (Beleidsregel 7.4-4 Deugdelijkheid ladders)
De wettelijke regels voor de kwaliteit van ladders zijn vastgelegd in het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet). De ladders op de Nederlandse markt moeten voldoen aan deze regels.
Onderdeel BG (Beleidsregel 7.22)
De grondslag is aangepast omdat het bedoelde artikel gewijzigd is in het Arbobesluit.
Onderdelen van de beleidsregel zijn opgenomen in artikel 7.23d van het Arbobesluit ; deze vervallen in de beleidsregels, dit geldt voor het eerste lid en tweede lid.
Verder is de beleidsregel opgesplitst in diverse beleidsregels op basis van de grondslagen. Deze zijn naast beleidsregel 7.23 (dat het tweede lid bevat en onderdeel 2 van het vijfde lid), de beleidsregels 7.3-6 en 7.3-7, 7.4-6 en 7.5-1.
Deze is vervallen. In het Arbobesluit wordt een definitie gegeven van private en publieke of wettelijke grenswaarden. Bestuurlijke grenswaarden passen hier niet meer in. In bijlage XIII van de Arboregeling is een lijst opgenomen met alle wettelijke grenswaarden.
Onderdeel BR (Bijlage 11)
In onderdeel a onder 1 is de NEN-EN norm geschrapt omdat deze is vervallen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
namens deze:
de Directeur-GeneraalArbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen,
J.A.M. Hilgersom
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-252-p29-SC78489.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.