Wijziging Leidraad Invordering 1990

20 december 2006

Nr. CPP2006/2760M

Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling, Sector Ontwerp, procesketen Inning

De Minister van Financiën heeft het volgende besloten:

De Leidraad Invordering 1990, resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ 90/1990, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 juli 2006, Stcrt.129, nr. CPP2006/1416M, wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijgevoegde bijlage.

Bijlage

Besluit van 20 december 2006, nr. CPP2006/2760M

Artikel I

De Leidraad Invordering 1990 wordt gewijzigd als volgt.

A.

Hoofdstuk I, artikel 3, § 3, vierde lid, vervalt.

B.

Hoofdstuk II, artikel 10, § 1, lid 2, wordt vervangen door:

2. Ook als op grond van de wettelijke bepalingen de belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is, wordt op het aanslagbiljet de vervaldag vermeld zoals die bij artikel 9 van de wet aan de belastingaanslag is toegekend.

C.

In hoofdstuk IV, artikel 22, § 5, wordt na het vierde lid een nieuw lid 4a ingevoegd, luidende:

Beëindiging operationele lease-overeenkomst

4a. Bij beëindiging van een lease-overeenkomst door het verstrijken van de overeengekomen leaseperiode of door opzegging geldt in het algemeen als uitgangspunt dat een aanvankelijke kwalificatie ook na opzegging blijft gelden. Dit uitgangspunt lijdt echter uitzondering indien de lessor het object na beëindiging van de lease-overeenkomst (regulier dan wel voortijdig) zonder rechtsgeldige titel bij de lessee in gebruik laat.

De lessor dient, bij beëindiging van de lease, het gebruiksrecht aan de lessee te ontzeggen; zowel formeel als de facto.

Indien ten tijde van de beslaglegging blijkt dat het object, ondanks de opzegging van de lease-overeenkomst, nog in gebruik is bij de lessee zal de lessor aan moeten tonen dat hij – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – al het mogelijke heeft gedaan en nog steeds doet, om het voortgezette gebruik door de lessee te beëindigen. Onder ‘al het mogelijke’ wordt met name meer verstaan dan een formeel verbod op het gebruik: er moet sprake zijn van controle daarop en zo mogelijk het fysiek onmogelijk maken van voortgezet gebruik.

Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de periode tussen opzegging en beslaglegging dusdanig kort is dat van de lessor redelijkerwijs niet kan worden gevergd al de nodige actie te hebben ondernomen.

D.

Hoofdstuk IV, artikel 26, wordt als volgt gewijzigd.

D.1. Paragraaf 1, zestiende lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Na de punt-komma bij het eerste gedachtestreepje en voor het tweede gedachtestreepje wordt aan de opsomming toegevoegd:

– uit de verstrekte gegevens voor de beoordeling van het verzoek een onevenredige verhouding blijkt tussen de omvang van de uitgaven enerzijds en het inkomen anderzijds die de ontvanger aanleiding geeft om de belastingschuldige opheldering te vragen over zijn financiële situatie en de belastingschuldige deze opheldering niet, of naar het oordeel van de ontvanger, in onvoldoende mate verschaft; .

b. De tekst bij het zevende gedachtestreepje, onderdeel b, vervalt.

c. De tekst bij het zevende gedachtestreepje, onderdeel d, wordt vervangen door: vanaf de bekendmaking van de belastingaanslag tot aan de indiening van het verzoek om kwijtschelding op enig moment voldoende middelen aanwezig waren om de aanslag te kunnen voldoen;.

D.2. In § 2, tweede lid, laatste volzin, wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 17 of 18 van de regeling’ vervangen door: als bedoeld in artikel 18 van de regeling.

D.3. In § 2, zesde lid, vervalt de tekst na de elfde volzin.

D.4. Aan § 2, elfde lid, wordt toegevoegd: Een spaarsaldo ingevolge een levensloopregeling wordt niet als een vermogensbestanddeel in aanmerking genomen.

D.5. In § 2, twaalfde lid, vervalt de voorlaatste volzin.

D.6. In § 2, dertiende lid, de tekst bij het eerste gedachtestreepje, wordt de zinsnede ‘en de ingehouden pensioenpremies, de inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet en de premies ziektekostenverzekering.’ vervangen door: en de ingehouden pensioenpremies, de bijdragen ingevolge een levensloopregeling, de inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet en de premies ziektekostenverzekering.

D.7. In § 2, dertiende lid, wordt de tekst bij het derde gedachtestreepje vervangen door:

overige inkomsten, met uitzondering van:

a. de in een voorlopige teruggaaf begrepen kinderkorting alsmede voor alleenstaande ouders van wie het jongste kind jonger dan 5 jaar is de in een voorlopige teruggaaf begrepen combinatiekorting, de aanvullende combinatiekorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting, een en ander als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. een toeslag op grond van de Wet kinderopvang;

c. een vergoeding voor pleegouders ten behoeve van het levensonderhoud van een pleegkind;

d. een ouderlijke bijdrage in geld of bijstand die niet strekt ter bestrijding van de bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan;

e. uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet en daarmee vergelijkbare buitenlandse uitkeringen;

f. toegekende bedragen in het kader van een regeling van een persoonsgebonden budget;

g. de bedragen bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen j, k en o van de Wwb (zie lid 17b van artikel 26 van deze leidraad);

h. de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 36 van de Wwb (zie lid 18 van artikel 26 van deze leidraad).

D.8. In § 2, lid 17b, tweede volzin, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de tekst achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘€ 2054’ vervangen door: € 2115.

b. In de tekst achter het vierde gedachtestreepje wordt ‘€ 172’ vervangen door: € 177.

D.9. In § 2, lid 24a, vierde volzin, wordt ‘€ 243’ vervangen door: € 290.

D.10. In § 2, lid 25, vervalt de tekst na de vierde volzin.

D.11. In § 2, lid 26, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de achttiende volzin, achter het eerste gedachtestreepje, wordt ‘€ 870’ en ‘€ 1088’ vervangen door: € 891 onderscheidenlijk € 1114. Voorts wordt ‘€ 1143’ telkens vervangen door: € 1166.

b. In de achttiende volzin, achter het tweede gedachtestreepje, wordt ‘€ 761’, ‘€ 979’ en ‘€ 1027’ vervangen door onderscheidenlijk: € 780, € 1002 en € 1048.

c. In de achttiende volzin, achter het derde gedachtestreepje, wordt ‘€ 544’, ‘€ 761’ en ‘€ 827’ vervangen door onderscheidenlijk: € 557, € 780 en € 851.

d. In voorbeeld 1 wordt in de tweede en vierde volzin ‘ € 865’ vervangen door: € 890. In de derde volzin wordt ‘€ 775’ vervangen door: € 800. In de vierde volzin wordt ‘€ 779’ vervangen door: € 801. In de vijfde en zesde volzin wordt ‘€ 761’ vervangen door: € 780. Vervolgens wordt in de zevende volzin ‘€ 775 minus € 761 = € 14 × 80% = € 11’ vervangen door: € 800 minus € 780 = € 20 × 80% = € 16.

e. In voorbeeld 2 wordt in de tweede en vierde volzin ‘€ 820’ vervangen door: € 870. In de derde volzin wordt ‘€ 720’ vervangen door: € 770. In de vierde en zesde volzin wordt ‘€ 738’ vervangen door: € 783. In de vijfde volzin wordt ‘€ 979’ en ‘€ 761’ vervangen door onderscheidenlijk: € 1002 en € 780. Vervolgens wordt in de zevende volzin ‘€ 720 minus € 738 = nihil’ vervangen door: € 770 minus € 783 = nihil.

f. In voorbeeld 3 wordt ‘€ 870’ telkens vervangen door: € 891.

D.12. In § 2, lid 26a, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de tekst achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘€ 180’ en ‘€ 51’ vervangen door onderscheidenlijk: € 184 en € 53.

b. In de tekst achter het tweede gedachtestreepje wordt ‘€ 279’ en ‘€ 73’ vervangen door onderscheidenlijk: € 286 en € 76.

E.

In hoofdstuk V, artikel 28, § 2, eerste lid, vervalt de tekst na de eerste volzin.

F.

Hoofdstuk V, artikel 30, wordt als volgt gewijzigd.

F.1. In § 1, tweede lid, wordt na de derde volzin toegevoegd: Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van in rekening gebrachte invorderingsrente wordt aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de beschikking waarbij de invorderingsrente in rekening is gebracht. Tegen de afwijzing van dit bezwaarschrift dat binnen de bezwaartermijn is ingediend staat derhalve beroep bij de belastingrechter open. Als dit bezwaarschrift tegen de rentebeschikking niet-ontvankelijk is vindt ambtshalve toetsing van het bezwaar plaats.

F.2. In § 1, derde lid, wordt de tekst vervangen door: Als de belastingschuldige in beroep gaat tegen de uitspraak op het bezwaar, handelt de ontvanger overeenkomstig de voorschriften van het Besluit beroep in belastingzaken 2005, met dien verstande dat de ontvanger in een procedure niet dezelfde stukken hoeft over te leggen als de inspecteur. De ontvanger kan zich beperken tot de stukken die in de procedure over de toepassing van de regeling betalingskorting relevant zijn.

G.

In hoofdstuk VI, artikel 36, § 5, lid 1, derde volzin, wordt ‘vier exemplaren’ vervangen door: drie exemplaren.

H.

Hoofdstuk IX, artikel 67, § 1, lid 4, tweede volzin, wordt vervangen door:

Deze informatieplicht behelst uitsluitend gegevens met betrekking tot:

– de vraag of een voorlopige teruggaaf is verleend;

– de termijn en de omvang van de betalingen van een voorlopige teruggaaf, onder vermelding van een eventuele verrekening die plaats vindt;

– de vraag of op de voorlopige teruggaaf in kwestie beslag is gelegd.

I.

Hoofdstuk XII wordt als volgt gewijzigd.

I.1 In § 3, lid 4, wordt de tekst vervangen door:

In uitzonderlijke situaties kan er voor de ontvanger aanleiding bestaan de in rekening gebrachte vervolgingskosten – hoezeer ook verschuldigd – te verminderen als de belastingschuldige hier schriftelijk om verzoekt. Van zo’n situatie kan sprake zijn als de belastingschuldige aantoont in omstandigheden te hebben verkeerd die het hem feitelijk onmogelijk maakten zijn verplichtingen tijdig na te komen en bovendien de invordering van vervolgingskosten – gezien de omstandigheden van het specifieke geval – onredelijk en onbillijk is.

I.2 In § 4, lid 1, wordt ‘€ 10.140’ telkens vervangen door: € 10.151.

J.

Hoofdstuk XVIII wordt als volgt gewijzigd.

J.1. In § 3, lid 5, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Na de tweede volzin wordt toegevoegd: Voorafgaand aan de aanmelding van de toeslagenschuld blijft verrekening van die schuld met uit te betalen bedragen op basis van een voorschot achterwege. Gedurende het faillissement of de wettelijke schuldsaneringsregeling vindt eveneens geen verrekening plaats van de openstaande toeslagenschuld met uit te betalen bedragen op basis van een verleend voorschot. Uitbetalingen met een eenmalig karakter (nabetaling van een toeslag of een teruggaaf inkomstenbelasting) kunnen wel worden verrekend indien en voor zover zij betrekking hebben op de periode gelegen vóór datum faillissement c.q. datum van de van toepassing verklaring van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

b. In de derde volzin (oud) wordt ‘artikel 44 Awir’ vervangen door: artikel 45 Awir.

J.2. In § 7, lid 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de tweede volzin wordt de zinsnede ‘in het jaar 2006 of later’ vervangen door: in hetzelfde jaar als het berekeningsjaar van de toeslag.

b. De derde volzin wordt vervangen door: Voor vorderingen die zijn ontstaan vóór 2006 is in het geheel geen beslag op een door Belastingdienst/Toeslagen uit te betalen toeslag mogelijk.

K.

De bijlagen worden gewijzigd als volgt.

a. Bijlage 1a wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1a, die als bijlage A bij dit besluit is gevoegd.

b. Bijlage 1b wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1b, die als bijlage B bij dit besluit is gevoegd.

c. Bijlage IV vervalt.

d. In bijlage VA wordt aan het slot de punt vervangen door een punt-komma en wordt aan de opsomming toegevoegd:

voor het vierde kwartaal 2006: 4,25;

voor het eerste kwartaal 2007: 4,70.

e. Bijlage VIA wordt als volgt gewijzigd.

1. De tekst aan het slot wordt vervangen door:

Jaar 2006: (34,15% × € 17.046 + 41,45% × € 13.585) : 30.631 = 37,39%

Marginaal percentage: (2 × 37,39% = 1 × 42%) : 3 = 38,93%

2. Aan de opsomming wordt toegevoegd:

Jaar 2007: (33,65% × € 17.319 + 41,40% × € 13.803) : 31.122 = 37,09%

Marginaal percentage: (2 × 37,09% + 1 × 42%) : 3 = 38,73%

Artikel II

Dit besluit wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 1990, zoals opgenomen in het Boekwerk Invordering 1990, onder nummer 6.00.000.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Dit besluit zal met de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Bijlage A

Bijlage 1a. Beslagvrije voet per 1 januari 2007

GEHUWDEN

Partner 1: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 1: < 21 jr.

partner 1: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 2: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 2: < 21 jr.

partner 2: < 21 jr.

beslagvrije voet: € 1.113,17

beslagvrije voet: € 384,70

beslagvrije voet: € 748,94

Partner 1: < 21 jr.

partner 1: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

Partner 2: < 21 jr.

partner 2: < 21 jr.

+ ten laste komend(e) kind(eren)

+ ten laste komend(e) kind(eren)

beslagvrije voet: € 607,33

beslagvrije voet: € 971,57

Partner 1: ≥ 65 jr.

partner 1: ≥ 65 jr.

Partner 2: ≥ 65 jr.

partner 2: < 65 jr.

Beslagvrije voet: € 1.165,59

beslagvrije voet: € 1.165,59

ALLEENSTAANDE OUDER

≥ 21 jr. en < 65 jr.

< 21 jr.

beslagvrije voet:

beslagvrije voet: € 414,981)

90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 779,22 en een maximum van € 1001,85

....

1) Let op: de Belastingdienst hanteert voor personen met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering in afwijking hiervan: 90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 779,22 en een maximum van € 1001,85

≥ 65 jr.

 

beslagvrije voet: € 1.047,30

 

ALLEENSTAANDE

≥ 21 jr. en < 65 jr.

< 21 jr.

beslagvrije voet:

beslagvrije voet: € 192,351)

90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 556,59 en een maximum van € 779,22

....

1) Let op: de Belastingdienst hanteert voor personen met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering in afwijking hiervan:

90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 556,59 en een maximum van € 779,22

≥ 65 jr.

 

beslagvrije voet: € 850,37

 

Bij een verblijf in een inrichting in de zin van artikel 1 van de ABW bedraagt de beslagvrije voet per maand de eventuele eigen bijdrage voor verzorging dan wel verpleging vermeerderd met:

– voor een alleenstaande of alleenstaande ouder: € 183,61 + € 53 (vergoeding Zorgverzekeringswet);

– voor gehuwden: € 285,61 + € 76 (vergoeding Zorgverzekeringswet).

Indien één van de gehuwden in een inrichting verblijft, bedraagt de beslagvrije voet de som van 90% van de bijstandsnorm die voor ieder van hen als alleenstaande of alleenstaande ouder zouden gelden.

1) ≥ = 21/65 jaar of ouder

< = jonger dan 21/65 jaar

Bijlage B

Bijlage 1b. Overzicht normen studiefinanciering

Overzicht opbouw normbudget per 1-1-2007 tot 1-8-2007 (1-9-2007 voor HO)

Opleiding

Woonsituatie

Levens-

onderh. Norm

Boeken Leermid.

College-

& lesgeld

Maand-

budget

Reken- Max RL

Basisbeurs

Max. aanv. Beurs

Max. RL

  

A

 

B

 

C

 

D

 

E

 

F

 

G

 

H

HO

uitwonend

572,92

 

53,32

 

126,58

 

752,82

 

276,51

 

252,73

 

223,58

 

500,09

HO

thuiswon.

392,04

 

53,32

 

126,58

 

571,94

 

276,51

 

90,77

 

204,66

 

481,17

                 

MBO

uitwonend

572,92

 

46,63

 

80,25

 

699,80

 

155,89

 

233,53

 

310,38

 

466,27

MBO

thuiswon.

392,04

 

46,63

 

80,25

 

518,92

 

155,89

 

71,57

 

291,46

 

447,35

Partnertoeslag per maand € 529,03

Eenoudertoeslag per maand € 423,34

Overzicht opbouw normbudget per 1-8-2007 (1-9-2007 voor HO) tot 1-1-2008

Opleiding

Woonsituatie

Levens-

onderh. Norm

Boeken Leermid.

College-

& lesgeld

Maand-

budget

Reken- Max RL

Basisbeurs

Max. aanv. Beurs

Max. RL

  

A

 

B

 

C

 

D

 

E

 

F

 

G

 

H

HO

uitwonend

572,92

 

53,32

 

128,17

 

754,41

 

276,51

 

252,73

 

225,17

 

501,68

HO

thuiswon.

392,04

 

53,32

 

128,17

 

573,53

 

276,51

 

90,77

 

206,25

 

482,76

                 

MBO

uitwonend

572,92

 

46,63

 

81,25

 

700,80

 

155,89

 

233,53

 

311,38

 

467,27

MBO

thuiswon.

392,04

 

46,63

 

81,25

 

519,92

 

155,89

 

71,57

 

292,46

 

448,35

Partnertoeslag per maand € 529,03

Eenoudertoeslag per maand € 423,34

Naar boven