Wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

20 december 2006

Nr. DV 2006/00790 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Douane en Verbruiksbelastingen

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 8, zevende lid, 15, zesde lid, en 28p van de Wet op de omzetbelasting 1968, op de bij die wet behorende tabel I, onderdeel a, post 35, en tabel II, onderdeel a, post 8, onder a, alsmede op artikel 13 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 19681 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt na ‘7, vierde lid,’ ingevoegd: 8, zevende lid,.

B

Na artikel 5 wordt een nieuw hoofdstuk opgenomen, luidende:

Hoofdstuk IVa

Gemaakte uitgaven

Artikel 5a

1. Als gemaakte uitgaven voor het gebruik van een goed als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet, worden aangemerkt het totaal van de uitgaven van de ondernemer in een kalenderjaar, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, in verband met:

a. de verwerving of de vervaardiging van het goed, naar tijdsevenredigheid berekend met inachtneming van het gestelde in het tweede lid;

b. het onderhoud, de verbetering, en dergelijke, van het goed in het jaar van dat gebruik, naar tijdsevenredigheid berekend met inachtneming van het gestelde in het derde lid;

c. het feitelijke gebruik van het goed;

een en ander voorzover ter zake van die uitgaven recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan.

2. De tijdsevenredige berekening van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitgaven is de uitkomst van de vermenigvuldiging van die uitgaven met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal van de dagen van het kalenderjaar waarin het in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bedoelde gebruik heeft plaatsgevonden en de noemer uit de som van de teller en het aantal dagen dat het goed in dat jaar is gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, met dien verstande dat het resultaat van deze breuk wordt gedeeld door 10 indien het gebruik betrekking heeft op een onroerende zaak en door 5 indien het gebruik betrekking heeft op een roerende zaak waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

3. De tijdsevenredige berekening van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde uitgaven is de uitkomst van de vermenigvuldiging van die uitgaven met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal van de dagen van dat kalenderjaar waarin het in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bedoelde gebruik heeft plaatsgevonden en de noemer uit de som van de teller en het aantal dagen dat het goed in dat jaar is gebruikt voor bedrijfsdoeleinden.

4. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitgaven voor de verwerving of de vervaardiging van een goed worden op nihil gesteld voor een onroerende zaak na afloop van het negende jaar volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken, en voor een roerende zaak na afloop van het vierde jaar volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken, indien het gaat om een roerende zaak waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.

5. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt, indien bij de verwerving of vervaardiging van een goed, artikel 5, vijfde lid, van het besluit toepassing vindt, de ingevolge dat vijfde lid vastgestelde waarde aangemerkt als gemaakte uitgaven.

6. Indien het in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde gebruik van een goed betrekking heeft op een gedeelte van dat goed, is het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

7. Het eerste tot en met het zesde lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bestanddelen van het goed die daarin zijn geïntegreerd na de verwerving van het goed.

Artikel 5b

Als gemaakte uitgaven voor een dienst als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet, worden aangemerkt alle aan de desbetreffende dienst gerelateerde uitgaven van de ondernemer.

C

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. De aftrek van de in artikel 15 van de wet bedoelde belasting (voorbelasting) geschiedt, ingeval de ondernemer zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat als handelingen verricht waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, met inachtneming van het volgende:

a. van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting geheel voor aftrek in aanmerking;

b. van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting in het geheel niet voor aftrek in aanmerking;

c. met betrekking tot goederen en diensten die zowel voor de onder a als voor de onder b bedoelde handelingen worden gebruikt, komt voor aftrek in aanmerking het gedeelte van de voorbelasting dat in dezelfde verhouding staat tot die belasting als het totaal van de vergoedingen voor de handelingen bedoeld onder a staat tot het totaal van de vergoedingen voor de handelingen bedoeld onder a en onder b.

2. Het derde lid wordt vervangen door:

3. Ingeval de ondernemer twee of meer goederen of diensten van dezelfde soort gebruikt, worden deze alle geacht mede te worden gebruikt ten behoeve van handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, tenzij blijkt welke van die goederen of diensten uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat en welke uitsluitend voor handelingen waarvoor dat recht wél bestaat.

D

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘herrekening’ vervangen door: herziening. Voorts wordt ‘bezigen’ vervangen door: gebruiken.

2. In het derde lid wordt ‘herrekening’ vervangen door: herziening.

E

In artikel 13, tweede en derde lid, wordt ‘bezigen’ telkens vervangen door: gebruiken.

F

Artikel 13a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef, laatste volzin, wordt ‘het bezigen van het goed in het kader van zijn onderneming’ vervangen door: het gebruik van het goed voor bedrijfsdoeleinden.

2. Onderdelen a en b worden vervangen door:

a. belaste handelingen, indien ter zake van de levering van het goed belasting verschuldigd is dan wel geen belasting verschuldigd is omdat het gaat om een handeling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet;

b. handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, indien ter zake van de levering van het goed geen belasting verschuldigd is en het niet gaat om een handeling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet.

G

In artikel 14 wordt ‘prestatie’ vervangen door: handeling.

H

Artikel 14a wordt vervangen door:

Artikel 14a

Handelingen ter zake waarvan op grond van artikel 27, eerste lid, van de wet geen belasting verschuldigd is, worden voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 14 aangemerkt als handelingen, andere dan die bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet.

I

In artikel 15, eerste lid, wordt de zinsnede ‘een auto welke mede wordt gebezigd anders dan in het kader van zijn onderneming (privé-gebruik)’ vervangen door: een auto welke mede wordt gebruikt voor eigen privé-doeleinden (privé-gebruik). Voorts wordt de zinsnede ‘alsof de auto uitsluitend in het kader van de onderneming wordt gebezigd’ vervangen door: alsof de auto uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Ten slotte vervalt ‘; hierbij wordt het gebruik van de auto voor privé-doeleinden gesteld op het verschil tussen het totaal in een boekjaar met de auto gereden kilometers en de kilometers die bij de heffing van de inkomstenbelasting ten behoeve van de onderneming zijn gereden’.

J

In artikel 20, onderdeel c, wordt de zinsnede ‘dat bewijs of een schriftelijke verklaring van de inspecteur waaruit blijkt, dat het bewijs bij hem reeds eerder is ingeleverd’ vervangen door: een ter zake van de uitvoer uit de Gemeenschap of van de opslag in een entrepot door de Dienst Wegverkeer (RDW) opgemaakte verklaring.

K

Artikel 29c wordt vervangen door:

Artikel 29c

Handelingen die op grond van artikel 28k van de wet van de belasting zijn vrijgesteld, worden voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 14 aangemerkt als handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

L

In artikel 35 wordt de zinsnede ‘wordt aangewezen wek- en waarschuwingsapparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten geluidssignalen om te zetten in zichtbare of voelbare signalen’ vervangen door:

worden aangewezen:

a. wek- en waarschuwingsapparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten geluidssignalen om te zetten in zichtbare of voelbare signalen;

b. teksttelefoons die er specifiek op zijn gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten spraak om te zetten tekst.

Artikel II

De bijlagen bij de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 worden als volgt gewijzigd:

A

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

Na de goederenomschrijving met vermelding van post 2901 t/m 2942 wordt ingevoegd:

Ammoniumsulfaat ………3102 2100;

onder de voorwaarde dat deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd;

Kleurstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong (verfstofextracten, andere dan dierlijk zwartsel, daaronder begrepen), ook indien chemisch welbepaald; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk, op basis van kleurstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong…………..........3203 0000;.

B

Bijlage L wordt vervangen door de bijlage L zoals die is opgenomen in de BIJLAGE bij deze regeling.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2006.
De Minister van Financiën, G. Zalm.

Bijlage

Bijlage L

Lijst van gouden munten als bedoeld in artikel 28j, eerste lid, onderdeel c, van de wet

(artikel 29a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

(Publicatieblad van de Europese Unie 2006/C 291/08)

Geldig voor het jaar 2007

LAND VAN UITGIFTE

MUNTEENHEID

AFGHANISTAN

(20 AFGHANI)

 

10 000 AFGHANI

 

(½ AMANI)

 

(1 AMANI)

 

(2 AMANI)

 

(4 GRAMS)

 

(8 GRAMS)

 

1 TILLA

 

2 TILLAS

  

ALBANIË

50 LEKE

 

100 LEKE

 

200 LEKE

 

500 LEKE

  

ALDERNEY

25 POUNDS

  

ANDORRA

50 DINERS

 

100 DINERS

 

250 DINERS

 

1 SOVEREIGN

  

ANGUILLA

5 DOLLARS

 

10 DOLLARS

 

20 DOLLARS

 

100 DOLLARS

  

ARGENTINIË

1 ARGENTINO

  

AUSTRALIË

5 DOLLARS

 

15 DOLLARS

 

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

150 DOLLARS

 

200 DOLLARS

 

250 DOLLARS

 

500 DOLLARS

 

1 000 DOLLARS

 

2 500 DOLLARS

 

3 000 DOLLARS

 

10 000 DOLLARS

 

½ SOVEREIGN (= ½ POUND)

  

BAHAMA’S

10 DOLLARS

 

20 DOLLARS

 

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

150 DOLLARS

 

200 DOLLARS

 

2 500 DOLLARS

  

BELGIË

10 ECU

 

25 ECU

 

50 ECU

 

100 ECU

 

100 EURO

 

5 000 FRANCS

  

BELIZE

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

BERMUDA

10 DOLLARS

 

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

60 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

200 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

BHUTAN

1 SERTUM

 

2 SERTUMS

 

5 SERTUMS

  

BOLIVIA

4 000 PESOS BOLIVIANOS

  

BOTSWANA

5 PULA

 

150 PULA

 

10 THEBE

  

BRAZILIË

300 CRUZEIROS

 

(4 000 REIS)

 

(5 000 REIS)

 

(6 400 REIS)

 

(10 000 REIS)

 

(20 000 REIS)

  

BRITSE MAAGDENEILANDEN

100 DOLLARS

  

BULGARIJE

10 LEVA

 

100 LEVA

  

BURUNDI

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

CANADA

1 DOLLAR

 

2 DOLLARS

 

5 DOLLARS

 

10 DOLLARS

 

20 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

175 DOLLARS

 

200 DOLLARS

 

350 DOLLARS

  

CAYMAN-

25 DOLLARS

EILANDEN

50 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

CHILI

2 PESOS

 

5 PESOS

 

10 PESOS

 

20 PESOS

 

50 PESOS

 

100 PESOS

 

200 PESOS

  

CHINA

5 (YUAN)

 

10 (YUAN)

 

25 (YUAN)

 

50 (YUAN)

 

100 (YUAN)

 

150 (YUAN)

 

200 (YUAN)

 

250 (YUAN)

 

300 (YUAN)

 

400 (YUAN)

 

450 (YUAN)

 

500 (YUAN)

 

1 000 (YUAN)

  

COLOMBIA

1 PESO

 

2 PESOS

 

2½ PESOS

 

5 PESOS

 

10 PESOS

 

20 PESOS

 

100 PESOS

 

200 PESOS

 

300 PESOS

 

500 PESOS

 

1 000 PESOS

 

1 500 PESOS

 

2 000 PESOS

 

15 000 PESOS

  

CONGO

10 FRANCS

 

20 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

COOKEILANDEN

100 DOLLARS

 

200 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

COSTA RICA

5 COLONES

 

10 COLONES

 

20 COLONES

 

50 COLONES

 

100 COLONES

 

200 COLONES

 

1 500 COLONES

 

5 000 COLONES

 

25 000 COLONES

  

CUBA

4 PESOS

 

5 PESOS

 

20 PESOS

 

50 PESOS

 

100 PESOS

  

CYPRUS

50 POUNDS

  

DOMINICAANSE

30 PESOS

REPUBLIEK

100 PESOS

 

200 PESOS

 

250 PESOS

  

ECUADOR

1 CONDOR

 

10 SUCRES

  

EILAND MAN

1/20 ANGEL

 

1/10 ANGEL

 

¼ ANGEL

 

½ ANGEL

 

1 ANGEL

 

5 ANGEL

 

10 ANGEL

 

15 ANGEL

 

20 ANGEL

 

1/25 CROWN

 

1/10 CROWN

 

1/5 CROWN

 

½ CROWN

 

1 CROWN

 

1 POUND

 

2 POUNDS

 

5 POUNDS

 

50 POUNDS

 

(½ SOVEREIGN)

 

(1 SOVEREIGN)

 

(2 SOVEREIGNS)

 

(5 SOVEREIGNS)

  

EL SALVADOR

25 COLONES

 

50 COLONES

 

100 COLONES

 

200 COLONES

 

250 COLONES

  

EQUATORIAAL-

250 PESETAS

GUINEA

500 PESETAS

 

750 PESETAS

 

1 000 PESETAS

 

5 000 PESETAS

  

ETHIOPIË

400 BIRR

 

600 BIRR

 

10 (DOLLARS)

 

20 (DOLLARS)

 

50 (DOLLARS)

 

100 (DOLLARS)

 

200 (DOLLARS)

  

FIJI

200 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

FILIPIJNEN

1 000 PISO

 

1 500 PISO

 

5 000 PISO

  

FRANKRIJK

10 EURO

 

20 EURO

 

50 EURO

 

5 FRANCS

 

40 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

GABON

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

 

1 000 FRANCS

 

3 000 FRANCS

 

5 000 FRANCS

 

10 000 FRANCS

 

20 000 FRANCS

  

GAMBIA

200 DALASIS

 

500 DALASIS

 

1 000 DALASIS

  

GIBRALTAR

2 CROWNS

 

25 POUNDS

 

50 POUNDS

 

100 POUNDS

 

1/25 ROYAL

 

1/10 ROYAL

 

1/5 ROYAL

 

½ ROYAL

 

1 ROYAL

  

GUATEMALA

5 QUETZALES

 

10 QUETZALES

 

20 QUETZALES

  

GUERNSEY

1 POUND

 

5 POUNDS

 

10 POUNDS

 

25 POUNDS

 

50 POUNDS

 

100 POUNDS

  

GUINEE

1 000 FRANCS

 

2 000 FRANCS

 

5 000 FRANCS

 

10 000 FRANCS

  

HAÏTI

20 GOURDES

 

50 GOURDES

 

100 GOURDES

 

200 GOURDES

 

500 GOURDES

 

1 000 GOURDES

  

HONDURAS

200 LEMPIRAS

 

500 LEMPIRAS

  

HONGARIJE

1 DUKAT

 

8 FORINT = 20 FRANCS

 

50 FORINT

 

100 FORINT

 

200 FORINT

 

500 FORINT

 

1 000 FORINT

 

5 000 FORINT

 

10 000 FORINT

 

20 000 FORINT

 

50 000 FORINT

 

100 000 FORINT

 

20 KORONA

 

100 KORONA

  

HONGKONG

1 000 DOLLARS

  

IJSLAND

500 KRONUR

  

INDIA

1 MOHUR

 

15 RUPEES

 

1 SOVEREIGN

  

INDONESIË

2 000 RUPIAH

 

5 000 RUPIAH

 

10 000 RUPIAH

 

20 000 RUPIAH

 

25 000 RUPIAH

 

100 000 RUPIAH

 

200 000 RUPIAH

  

IRAK

(5 DINARS)

 

(50 DINARS)

 

(100 DINARS)

  

IRAN

(½ AZADI)

 

(1 AZADI)

 

(¼ PAHLAVI)

 

(½ PAHLAVI)

 

(1 PAHLAVI)

 

(2½ PAHLAVI)

 

(5 PAHLAVI)

 

(10 PAHLAVI)

 

500 RIALS

 

750 RIALS

 

1 000 RIALS

 

2 000 RIALS

  

ISRAËL

20 LIROT

 

50 LIROT

 

100 LIROT

 

200 LIROT

 

500 LIROT

 

1 000 LIROT

 

5 000 LIROT

 

5 NEW SHEQALIM

 

10 NEW SHEQALIM

 

20 NEW SHEQALIM

 

5 SHEQALIM

 

10 SHEQALIM

 

500 SHEQEL

  

IVOORKUST

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

JAMAICA

100 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

JERSEY

1 POUND

 

2 POUNDS

 

5 POUNDS

 

10 POUNDS

 

20 POUNDS

 

25 POUNDS

 

50 POUNDS

 

100 POUNDS

 

1 SOVEREIGN

  

JOEGOSLAVIË

20 DINARA

 

100 DINARA

 

200 DINARA

 

500 DINARA

 

1 000 DINARA

 

1 500 DINARA

 

2 000 DINARA

 

2 500 DINARA

  

JORDANIË

2 DINARS

 

5 DINARS

 

10 DINARS

 

25 DINARS

 

50 DINARS

 

60 DINARS

  

KATANGA

5 FRANCS

  

KENIA

100 SHILLINGS

 

250 SHILLINGS

 

500 SHILLINGS

  

KIRIBATI

150 DOLLARS

  

LESOTHO

1 LOTI

 

2 MALOTI

 

4 MALOTI

 

10 MALOTI

 

20 MALOTI

 

50 MALOTI

 

100 MALOTI

 

250 MALOTI

 

500 MALOTI

  

LETLAND

100 LATUS

  

LIBERIA

12 DOLLARS

 

20 DOLLARS

 

25 DOLLARS

 

30 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

250 DOLLARS

  

LUXEMBURG

5 EURO

 

20 FRANCS

  

MACAU

500 PATACAS

 

1 000 PATACAS

  

MALAWI

250 KWACHA

  

MALEISIË

100 RINGGIT

 

200 RINGGIT

 

250 RINGGIT

 

500 RINGGIT

  

MALI

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

MALTA

5 (LIRI)

 

10 (LIRI)

 

20 (LIRI)

 

25 (LIRI)

 

50 (LIRI)

 

100 (LIRI)

  

MARSHALL-

20 DOLLARS

EILANDEN

50 DOLLARS

 

200 DOLLARS

  

MAURITIUS

100 RUPEES

 

200 RUPEES

 

250 RUPEES

 

500 RUPEES

 

1 000 RUPEES

  

MEXICO

2 PESOS

 

2½ PESOS

 

5 PESOS

 

10 PESOS

 

20 PESOS

 

50 PESOS

 

250 PESOS

 

500 PESOS

 

1 000 PESOS

 

2 000 PESOS

 

1/20 ONZA

 

1/10 ONZA

 

¼ ONZA

 

½ ONZA

 

1 ONZA

  

MONACO

20 FRANCS

 

100 FRANCS

 

200 FRANCS

  

MONGOLIË

750 (TUGRIK)

 

1 000 (TUGRIK)

  

NEDERLAND

(2 DUKAAT)

 

1 GULDEN

 

5 GULDEN

  

NEDERLANDSE

5 GULDEN

ANTILLEN

10 GULDEN

 

50 GULDEN

 

100 GULDEN

 

300 GULDEN

  

NEPAL

1 ASARPHI

 

1 000 RUPEES

  

NICARAGUA

50 CORDOBAS

  

NIEUW-ZEELAND

10 DOLLARS

 

150 DOLLARS

  

NIGER

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

NOORWEGEN

1 500 KRONER

  

OMAN

25 OMANI RIALS

 

75 OMANI RIALS

  

OOSTENRIJK

20 CORONA (= 20 KRONEN)

 

100 CORONA (= 100 KRONEN)

 

4 (DUCATS)

 

10 EURO

 

25 EURO

 

50 EURO

 

100 EURO

 

4 FLORIN = 10 FRANCS (= 4 GULDEN)

 

8 FLORIN = 20 FRANCS (= 8 GULDEN)

 

25 SCHILLING

 

100 SCHILLING

 

200 SCHILLING

 

1 000 SCHILLING

 

2 000 SCHILLING

  

PAKISTAN

3 000 RUPEES

  

PANAMA

100 BALBOAS

 

500 BALBOAS

  

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

100 KINA

  

PERU

1/5 LIBRA

 

½ LIBRA

 

1 LIBRA

 

5 SOLES

 

10 SOLES

 

20 SOLES

 

50 SOLES

 

100 SOLES

  

POLEN

50 ZLOTY (Golden Eagle)

 

100 ZLOTY (Golden Eagle)

 

100 ZLOTY

 

200 ZLOTY (Golden Eagle)

 

200 ZLOTY

 

500 ZLOTY (Golden Eagle)

  

PORTUGAL

100 ESCUDOS

 

200 ESCUDOS

 

500 ESCUDOS

 

10 000 REIS

  

RHODESIË

10 SHILLINGS

 

1 POUND

 

5 POUNDS

  

RUSLAND

25 ROUBLES

 

50 (ROUBLES)

 

200 (ROUBLES)

  

RWANDA

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

  

SALOMONS-

10 DOLLARS

EILANDEN

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

100 DOLLARS

  

SAN MARINO

1 SCUDO

 

2 SCUDI

 

5 SCUDI

 

10 SCUDI

  

SAUDI-ARABIË

1 GUINEA (= 1 SAUDI POUND)

  

SENEGAL

10 FRANCS

 

25 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

 

250 FRANCS

 

500 FRANCS

 

1 000 FRANCS

 

2 500 FRANCS

  

SERVIË

10 DINARA

  

SEYCHELLEN

1 000 RUPEES

 

1 500 RUPEES

  

SIERRA LEONE

¼ GOLDE

 

½ GOLDE

 

1 GOLDE

 

5 GOLDE

 

10 GOLDE

 

20 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

250 DOLLARS

 

500 DOLLARS

  

SINGAPORE

1 DOLLAR

 

2 DOLLARS

 

5 DOLLARS

 

10 DOLLARS

 

20 DOLLARS

 

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

 

100 DOLLARS

 

150 DOLLARS

 

250 DOLLARS

 

500 DOLLARS

  

SLOVENIË

5 000 TOLARS

 

20 000 TOLARS

  

SOMALIË

20 SHILLINGS

 

50 SHILLINGS

 

100 SHILLINGS

 

200 SHILLINGS

 

500 SHILLINGS

 

1 500 SHILLINGS

  

SPANJE

10 (ESCUDOS)

 

10 PESETAS

 

5 000 PESETAS

 

10 000 PESETAS

 

20 000 PESETAS

 

40 000 PESETAS

 

80 000 PESETAS

 

100 (REALES)

  

SUDAN

25 POUNDS

 

50 POUNDS

 

100 POUNDS

  

SURINAME

100 GULDEN

  

SWAZILAND

2 EMALANGENI

 

5 EMALANGENI

 

10 EMALANGENI

 

20 EMALANGENI

 

25 EMALANGENI

 

50 EMALANGENI

 

100 EMALANGENI

 

250 EMALANGENI

 

1 LILANGENI

  

SYRIË

(½ POUND)

 

(1 POUND)

  

TANZANIA

1 500 SHILINGI

 

2 000 SHILLINGI

  

THAILAND

(150 BAHT)

 

(300 BAHT)

 

(400 BAHT)

 

(600 BAHT)

 

(800 BAHT)

 

(1 500 BAHT)

 

(2 500 BAHT)

 

(3 000 BAHT)

 

(4 000 BAHT)

 

(5 000 BAHT)

 

(6 000 BAHT)

  

TONGA

½ HAU

 

1 HAU

 

5 HAU

 

¼ KOULA

 

½ KOULA

 

1 KOULA

  

TSJAAD

3 000 FRANCS

 

5 000 FRANCS

 

10 000 FRANCS

 

20 000 FRANCS

  

TSJECHIË

1 000 KORUN (1 000 Kč)

 

2 000 KORUN (2 000 Kč)

 

2 500 KORUN (2 500 Kč)

 

5 000 KORUN (5 000 Kč)

 

10 000 KORUN (10 000 Kč)

  

TSJECHOSLOWAKIJE

1 DUKAT

 

2 DUKAT

 

5 DUKAT

 

10 DUKAT

  

TUNESIË

2 DINARS

 

5 DINARS

 

10 DINARS

 

20 DINARS

 

40 DINARS

 

75 DINARS

 

10 FRANCS

 

20 FRANCS

 

5 PIASTRES

  

TURKIJE

(25 KURUSH) (= 25 PIASTRES)

 

(50 KURUSH) (= 50 PIASTRES)

 

(100 KURUSH) (= 100 PIASTRES)

 

(250 KURUSH) (= 250 PIASTRES)

 

½ LIRA

 

1 LIRA

 

500 LIRA

 

1 000 LIRA

 

10 000 LIRA

  

TURKS- EN CAICOSEILANDEN

100 CROWNS

  

TUVALU

50 DOLLARS

  

UGANDA

50 SHILLINGS

 

100 SHILLINGS

 

500 SHILLINGS

 

1 000 SHILLINGS

  

URUGUAY

5 000 NUEVO PESOS

 

20 000 NUEVO PESOS

 

5 PESOS

  

VATICAAN

20 LIRE

  

VENEZUELA

(20 BOLIVARES)

 

(100 BOLIVARES)

 

1 000 BOLIVARES

 

3 000 BOLIVARES

 

5 000 BOLIVARES

 

10 000 BOLIVARES

 

5 VENEZOLANOS

  

VERENIGDE

(500 DIRHAMS)

ARABISCHE

(750 DIRHAMS)

EMIRATEN

(1 000 DIRHAMS)

  

VERENIGD

(1/3 GUINEA)

KONINKRIJK

(½ GUINEA)

 

50 PENCE

 

2 POUNDS

 

5 POUNDS

 

10 POUNDS

 

25 POUNDS

 

50 POUNDS

 

100 POUNDS

 

(2 SOVEREIGNS)

 

(5 SOVEREIGNS)

  

VSA

25 DOLLARS

 

50 DOLLARS

  

WEST-SAMOA

50 TALA

 

100 TALA

  

ZAÏRE

100 ZAIRES

  

ZAMBIA

250 KWACHA

  

ZUID-AFRIKA

1/10 KRUGERRAND

 

¼ KRUGERRAND

 

½ KRUGERRAND

 

1 KRUGERRAND

 

1/10 oz NATURA

 

¼ oz NATURA

 

½ oz NATURA

 

1 oz NATURA

 

1/10 PROTEA

 

1 PROTEA

 

1 RAND

 

2 RAND

 

½ SOVEREIGN (= ½ POUND)

 

1 SOVEREIGN (= 1 POUND)

  

ZUID-KOREA

2 500 WON

 

20 000 WON

 

30 000 WON

 

50 000 WON

  

ZWITSERLAND

10 FRANCS

 

50 FRANCS

 

100 FRANCS

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt ertoe om de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: de Uitvoeringsbeschikking) op enkele punten te wijzigen.

Allereerst gaat het daarbij om wijzigingen die voortvloeien uit en samenhangen met de in het Belastingplan 2007 opgenomen wijzigingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de wet) naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2005 in zaak C-434/03 (arrest Charles en Charles-Tijmens). Het betreft dan met name de invulling van het begrip ‘gemaakte uitgaven’ in de nieuwe maatstaf van heffing voor – globaal gesteld – de dienst bestaande in het gebruik van bedrijfsgoederen voor privé-doeleinden, alsmede een aanpassing van de regels die gelden voor de herziening van de aftrek van voorbelasting. Deze aanpassing is nodig geworden door de meer richtlijnconforme formulering van met name artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet. Voornoemde meer inhoudelijke wijzigingen van de Uitvoeringsbeschikking worden nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. Ten gevolge van voornoemde herformulering van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wet OB zijn tevens in een aantal bepalingen van de Uitvoeringsbeschikking de begrippen ‘prestaties’ en ‘bezigen’ vervangen door ‘handelingen’ en ‘gebruiken’ (deze wijzigingen worden hierna niet verder meer toegelicht). Op basis van het gewijzigde zesde lid van artikel 15 van de Wet OB zijn eveneens enkele redactionele wijzigingen aangebracht in de regeling voor het privé-gebruik van een auto door de ondernemer.

Naast de wijzigingen die voortvloeien uit het Belastingplan 2007 bewerkstelligt de onderhavige wijzigingsregeling dat het verlaagde tarief van de omzetbelasting mag worden toegepast op de levering van teksttelefoons die, ten behoeve van doven, spraak omzetten in tekst. Deze wijziging is aangekondigd in het zogenoemde Wijzigingsplan ‘Paarse krokodil’ (Kamerstukken II 2005/06, 30 577, nr. 3, blz. 11).

Op verzoek van het bedrijfsleven wordt tevens voorzien in een beperkte uitbreiding van de in bijlage I van de Uitvoeringsbeschikking opgenomen lijst met goederen die vallen onder de regeling voor zogenoemde niet-plaatsgebonden BTW-entrepots.

Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een onderdeel van de regelgeving met betrekking tot het – in bepaalde specifieke situaties – terugvragen van omzetbelasting bij uitvoer of opslag in een douane-entrepot, te actualiseren. Het betreft hier een aanpassing aan een in de praktijk al bestaand onderdeel van de teruggaafprocedure.

Ten slotte strekt deze regeling ertoe om voor het jaar 2007 de lijst met gouden beleggingsmunten vast te stellen waarvoor het vrijstellingsregime voor beleggingsgoud geldt.

Voorzover de wijzigingen voortvloeien uit het Belastingplan 2007 en het Wijzigingsplan ‘Paarse krokodil’, zijn de budgettaire en de uitvoeringstechnische gevolgen, alsmede de effecten van de wijzigingen op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, al meegenomen bij de desbetreffende wetsvoorstellen. De daar vermelde effecten omvatten tevens de effecten van de met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving. De overige aanpassingen in onderhavige wijzigingsregeling – die deels voortvloeien uit een daartoe strekkend verzoek van het bedrijfsleven – leiden noch tot effecten voor de administratieve lasten bij bedrijven, noch tot budgettaire of uitvoeringstechnische effecten.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Ingevolge het Belastingplan 2007 is in artikel 8, zevende lid, van de wet een nieuwe delegatiebepaling opgenomen. In verband daarmee dient ook artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsbeschikking – dat een opsomming bevat van de delegatiebepalingen in onder meer de wet waaraan in de Uitvoeringsbeschikking uitvoering is gegeven – te worden aangepast. Onderdeel A strekt daartoe.

Artikel I, onderdeel B

In artikel VIII van het Belastingplan 2007 is voorzien in een aantal wijzigingen in de wet in verband met een aanpassing aan het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2005 in zaak C-434/03 (arrest Charles en Charles-Tijmens). Daarbij is in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet een nieuwe bepaling opgenomen die erin voorziet dat omzetbelasting wordt geheven over het privé-gebruik van tot het bedrijf behorende goederen door ondernemers, door hun personeel of door anderen. Wat betreft die goederen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een vakantiewoning of een computer die door de ondernemer of door zijn personeel als privé wordt gebruikt, maar ook aan een tot het bedrijfsvermogen behorend pand dat grotendeels als woning wordt gebruikt. De nieuwe heffing is gebaseerd op artikel 6, lid 2, onder a, van de Zesde Richtlijn1 . Daarnaast is er in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet een nieuwe heffing opgenomen die is gebaseerd op de diensten, bedoeld in artikel 6, lid 2, onder b, van de Zesde Richtlijn. Het gaat hier om diensten die door een ondernemer om niet worden verricht voor bijvoorbeeld zijn eigen privé-doeleinden. Daarbij kan worden gedacht aan een schoonmaakbedrijf dat werknemers inzet voor het schoonmaken van de privé-woning van de ondernemer. Wat betreft de maatstaf van heffing voor de vorenbedoelde handelingen is in het nieuwe artikel 8, zevende lid, van de wet bepaald dat deze wordt gesteld op ‘de door de ondernemer voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven’ en dat met betrekking tot deze maatstaf van heffing bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld. Onderdeel B strekt ertoe het begrip ‘gemaakte uitgaven’ nader in te vullen door middel van het opnemen in de Uitvoeringsbeschikking van een nieuw hoofdstuk IVa (Gemaakte uitgaven) met daarin twee nieuwe artikelen (de artikelen 5a en 5b).

In het nieuwe artikel 5a zijn de bepalingen opgenomen wat betreft de maatstaf van heffing voor de dienst, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet. Daarbij is in het eerste lid onderscheid gemaakt naar drie categorieën van uitgaven die in aanmerking moeten worden genomen voor het berekenen van de gemaakte uitgaven. Het gaat daarbij om de uitgaven gedaan ter zake van de verwerving van het goed, de uitgaven ter zake van het onderhoud van het goed en de uitgaven ter zake van het feitelijke gebruik van dat goed in de zin van artikel 4, tweede lid, onderdeel a. Daarbij is wel de voorwaarde opgenomen het bij elke categorie alleen kan gaan om uitgaven waarvoor de ondernemer het recht heeft verkregen op gehele of gedeeltelijke aftrek van voorbelasting.

De uitgaven in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, betreffen die voor de verwerving of de vervaardiging van het goed van de onderneming dat wordt gebruikt voor privé-doeleinden. Vaak gaat het hier om de aankoopprijs van het goed, maar ook kan het gaan om de vervaardigingsprijs van een goed in de gevallen waarin een ondernemer het goed zelf heeft vervaardigd. De uitgaven voor de verwerving/vervaardiging van het goed moeten naar tijdsevenredigheid aan het gebruik voor privé-doeleinden worden toegerekend. Daarbij moet per kalenderjaar – ingevolge het tweede lid – in de eerste plaats in aanmerking worden genomen de relatie in dat kalenderjaar tussen het aantal dagen waarop het gebruik voor privé-doeleinden plaatsvindt en het totaal aantal dagen waarop het gebruik voor bedrijfsdoeleinden én voor privé-doeleinden plaatsvindt. Bij die tijdsevenredige toerekening tellen – ingevolge jurisprudentie van het Hof van Justitie – dagen van niet-gebruik niet mee. Bovendien valt hier nog op te merken dat, wanneer een goed op één dag zowel voor privé-doeleinden als voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, die dag in de teller één keer meetelt (één dag gebruik voor privé-doeleinden) en in de noemer twee keer (één dag gebruik voor privé-doeleinden en één dag gebruik voor bedrijfsdoeleinden). In de tweede plaats moet vervolgens nog rekening worden gehouden met het feit dat de kosten van verwerving/vervaardiging naar tijdsevenredigheid dienen te worden toegerekend aan een periode van 10 jaar als het gaat om onroerende zaken en aan een periode van vijf jaar als het gaat om roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft of zou kunnen afschrijven wanneer hij aan een zodanige directe belasting zou zijn onderworpen.

De uitgaven in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, hebben betrekking op de uitgaven waarmee de ondernemer in het desbetreffende kalenderjaar wordt geconfronteerd ter zake van onderhoud, reparatie, verbetering enzovoort, van het goed dat wordt gebruikt voor privé-doeleinden. Het gaat hier om uitgaven die worden gemaakt gedurende dat jaar, waarbij het niet van belang is of de uitgaven worden gemaakt tijdens een periode van gebruik voor bedrijfsdoeleinden, privé-doeleinden of niet-gebruik. Ook deze uitgaven dienen naar tijdsevenredigheid aan het gebruik voor privé-doeleinden te worden toegerekend. De bepalingen voor die toerekening zijn opgenomen in artikel 5a, derde lid, en zijn vergelijkbaar met de in artikel 5a, tweede lid, opgenomen regels met betrekking tot de toerekening van de uitgaven voor verwerving, zij het dat in deze gevallen geen correctie voor 10 of 5 jaar meer hoeft te worden gemaakt (ten gevolge waarvan derhalve deze elementen in de maatstaf van heffing telkens na 1 jaar weer verdwenen zijn). Net als bij het tweede lid tellen ook hier de dagen van niet-gebruik niet mee.

De uitgaven bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, hebben betrekking op de uitgaven die door de ondernemer worden gemaakt voor het eigenlijke gebruik voor privé-doeleinden van het goed. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om de vervoerskosten die door de ondernemer worden gemaakt bij het privé-gebruik van een roerende zaak van het bedrijf.

In het vierde lid is bepaald dat de verwervingskosten op nihil worden gesteld na afloop van het negende jaar volgende op het jaar waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken wanneer het gaat om onroerende zaken en na afloop van het vierde jaar volgende op het jaar waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken wanneer het gaat om roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft of zou kunnen afschrijven wanneer hij aan een zodanige directe belasting zou zijn onderworpen.

Met bedoelde termijnen is – in overeenstemming met Europese jurisprudentie terzake – aansluiting gezocht bij de termijnen die gelden voor de herziening van de voorbelasting.

In artikel 3, tweede lid, van de wet is de situatie aangegeven waarin de vestiging, wijziging, overdracht, enzovoort, van een recht waaraan onroerende zaken zijn onderworpen als een levering wordt aangemerkt. Ter zake van zodanige leveringen zijn in artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 regels gesteld voor het bepalen van de vergoeding als maatstaf van heffing. Artikel 5a, vijfde lid (nieuw), van de Uitvoeringsbeschikking bepaalt dat in de hiervoor bedoelde gevallen de uitgaven voor de verwerving of de vervaardiging van het voor privé-doeleinden gebruikte goed voor de toepassing van artikel 5a, eerste lid, worden gesteld op de vergoeding die is vastgesteld op de voet van artikel 5 van genoemd Uitvoeringsbesluit.

In de praktijk komt het veel voor dat een goed van de onderneming dat ook privé wordt gebruikt, bij dat privé-gebruik slechts voor een deel als zodanig wordt gebruikt. Vaak heeft dat privé-gebruik dan ook een permanent karakter. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een pand dat gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden en gedeeltelijk voor privé-doeleinden (als woning) wordt gebruikt. Voor die gevallen is in artikel 5a, zesde lid, bepaald dat de regeling die geldt voor het gebruik van het gehele goed van overeenkomstige toepassing is wat betreft het gebruik van een gedeelte van het goed.

Indien na de verwerving van een goed dat ook privé wordt gebruikt, bestanddelen zijn toegevoegd, moeten ook de uitgaven die worden gemaakt met betrekking tot die bestanddelen in de maatstaf van heffing voor het privé-gebruik van het goed worden ‘meegenomen’ (artikel 5a, zevende lid). Als bestanddelen worden in dit verband aangemerkt goederen die door hun integratie in een ander goed hun fysieke en economische eigenschappen definitief hebben verloren en hebben geleid tot een duurzame waardevermeerdering van dat goed. De bepaling van artikel 5a, zevende lid, betekent wat de uitgaven voor de verwerving van een onroerend goed betreft bijvoorbeeld dat er ook na afloop van het negende jaar na de ingebruikneming van dat goed, nog enkele jaren verwervingsuitgaven in de maatstaf van heffing kunnen voorkomen wanneer bijvoorbeeld in het vijfde jaar na de verwerving van het goed in dit goed bestanddelen zijn geïntegreerd. Deze bestanddelen volgen wat dat betreft een eigen herzieningstermijn van in dit geval 10 jaar. Voor roerende zaken waarop wordt afgeschreven voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting of zou kunnen worden afgeschreven wanneer de ondernemer aan een zodanige directe belasting zou zijn onderworpen, bedraagt de herzieningstermijn ook voor bestanddelen van die goederen 5 jaar.

Artikel 5b heeft betrekking op de maatstaf van heffing die van toepassing is op de diensten bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet. Het gaat hier steeds om eenmalige diensten die de ondernemer zelf verricht. Voor deze diensten is bepaald dat alle specifiek aan die dienst toe te delen uitgaven moeten worden ‘meegenomen’ in de maatstaf van heffing. Anders dan bij de diensten bedoeld in artikel 5a worden hier derhalve niet alleen die uitgaven in aanmerking genomen waarvoor bij de ondernemer het recht op volledige of gedeeltelijke afrek van voorbelasting is ontstaan.

Artikel I, onderdeel C

Dit artikelonderdeel voorziet in in een wijziging van artikel 11, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsbeschikking. De wijzigingen houden verband met de wijzigingen in artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet, waardoor deze wettelijke bepalingen beter zijn afgestemd op de Zesde Richtlijn. Inhoudelijk betekent die wijziging met name dat de voorbelasting niet meer aftrekbaar is ter zake van handelingen die de ondernemer weliswaar binnen zijn onderneming verricht maar die niet vallen onder het toepassingsbereik van de belastingheffing. De aanpassingen in artikel 11 vloeien voort uit de gewijzigde opzet van voornoemde wettelijke bepalingen.

Artikel I, onderdeel F

Dit artikelonderdeel bevat onder meer een wijziging van artikel 13a, eerste lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsbeschikking. Deze wijziging vloeit net als de wijziging van artikel 11 voort uit de gewijzigde opzet van artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel I, onderdeel H

Dit artikelonderdeel bewerkstelligt een wijziging van artikel 14a van de Uitvoeringsbeschikking. Deze wijziging vloeit net als de wijziging van artikel 11 voort uit de gewijzigde opzet van artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel I, onderdeel I

De eerste twee wijzigingen van artikel 15, eerste lid, vloeien voort uit de gewijzigde terminologie in de wet. Van een inhoudelijke wijziging is geen sprake. Van een inhoudelijke wijziging is evenmin sprake met betrekking tot de in de derde wijziging van het eerste lid opgenomen (geciteerde) passage: deze passage kan komen te vervallen nu deze, gelet op de geldende regeling in de inkomstenbelasting waar die passage bij aansluit, zijn betekenis heeft verloren.

Artikel I, onderdeel J

Artikel 24, eerste lid, van de wet, kent een speciale regeling voor instellingen die goederen in ongebruikte staat uitvoeren uit de Gemeenschap of brengen onder het stelsel van douane-entrepots (op basis van artikel 98, lid 1, onder b, van het Communautair douanewetboek) in het kader van hun menslievende, liefdadige, of opvoedkundige werk buiten de Gemeenschap: op verzoek wordt teruggaaf verleend van de voor de goederen betaalde belasting. Bij de uitvoer in dat kader van motorrijtuigen waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven, was voorheen voor het aantonen van die teruggaaf een verklaring van de Belastingdienst nodig. Thans is het echter praktijk dat de Dienst Wegverkeer (in het maatschappelijk verkeer aangeduid als RDW) terzake een zogenoemde uitvoerverklaring opmaakt. Omdat daarmee de aard van het benodigde document is gewijzigd, voorziet onderhavige wijzigingsregeling in een aanpassing van artikel 20, onderdeel c, van de Uitvoeringsbeschikking.

Artikel I, onderdeel K

De wijziging die in artikel 29c van de Uitvoeringsbeschikking is opgenomen, vloeit net als de wijzigingen van de artikelen 11, 13a en 14a van de Uitvoeringsbeschikking, voort uit de gewijzigde opzet van artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel I, onderdeel L

Ingevolge tabel I, onderdeel a, post 35, bij de wet, kunnen bij ministeriële regeling hulpmiddelen worden aangewezen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden. Een aanwijzing impliceert dat op de levering van het aangewezen hulpmiddel en – op basis van onderdeel b, post 1, van de bij de wet behorende tabel I – ook op het herstellen ervan, het verlaagde BTW-tarief van toepassing is. Artikel I, onderdeel I, geeft een nadere invulling aan deze delegatiemogelijkheid door speciaal voor doven en slechthorenden ontworpen en bestemde teksttelefoons aan te wijzen. Het gaat daarbij om apparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten spraak om te zetten tekst.

Artikel II, onderdeel A

Met artikel II, onderdeel A, wordt een uitbreiding bewerkstelligd van bijlage I van de Uitvoeringsbeschikking. In deze bijlage zijn goederen vermeld die onder voorwaarden kunnen worden verhandeld tegen het BTW-tarief van nihil op grond van tabel II, onderdeel a, post 8, onder a, van de wet. Het gaat daarbij om goederen die vallen onder de regeling voor de zogenoemde niet-plaatsgebonden BTW-entrepots. Toepassing van het BTW-tarief van nihil is ingevolge artikel 36b van de Uitvoeringsbeschikking alleen mogelijk indien de in de bijlage genoemde producten niet geschikt zijn om zonder nadere be- of verwerking in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht. De BTW-heffing over het uiteindelijke verbruik van de goederen kan daardoor niet worden ontgaan. Met de onderhavige toevoeging – het gaat in dit geval om bepaalde chemische stoffen – wordt tegemoet gekomen aan daartoe strekkende verzoeken van het bedrijfsleven.

Artikel II, onderdeel B

Ingevolge artikel 29a van de Uitvoeringsbeschikking zijn in de bij die beschikking behorende bijlage L de gouden beleggingsmunten opgenomen die door de Europese Commissie zijn gepubliceerd in de C-versie van het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze munten worden daarmee geacht te voldoen aan de criteria voor beleggingsmunten in artikel 28j, eerste lid, onderdeel b, van de wet – zie onderdeel c van dat lid – en wel gedurende het gehele jaar waarvoor de gepubliceerde lijst geldt. Voor deze munten geldt dan het vrijstellingsregime voor beleggingsgoud. De voor het jaar 2006 geldende lijst zoals die in bijlage L was opgenomen, wordt thans vervangen door een nieuwe lijst voor het jaar 2007. Daarbij zij nog vermeld dat de lijst is opgesteld in de alfabetische volgorde van de namen van de landen en de munteenheden. Binnen eenzelfde categorie zijn de munten in volgorde van toenemende muntwaarde vermeld. In de lijst geeft de munteenheid de op de munten vermelde valuta weer. In die gevallen waarin de valuta niet in Romeins schrift op de munt is aangegeven, is de munteenheid in zoverre tussen haakjes vermeld. Ten slotte zij nog opgemerkt dat voor niet op de lijst voorkomende gouden munten eveneens het vrijstellingsregime geldt mits die munten voldoen aan de vrijstellingscriteria van artikel 28j, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

Artikel III

Dit artikel stelt het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling op 1 januari 2007.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

  • 1

    Stcrt. 1968, 169, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 30 juni 2006 (Stcrt. 161)

Naar boven