Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland 2006

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende verstrekking van subsidie aan de vereniging Veilig Verkeer Nederland (Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland 2006)

19 december 2006

Nr. HDJZ/AWW/2006-1041

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, aanhef en onder a, 3 en 6, eerste lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en 4:59, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. Veilig Verkeer Nederland: vereniging Veilig Verkeer Nederland, gevestigd te Huizen;

c. prestatie-indicatoren: de in kwantitatieve of kwalitatieve termen weergegeven streefcijfers voor bepaalde prestaties van Veilig Verkeer Nederland per boekjaar, een en ander zoals door de Minister vastgesteld;

d. wet: Algemene wet bestuursrecht;

e. controleprotocol: door de Minister vastgesteld controleprotocol.

Artikel 2

1. De Minister kan op aanvraag per boekjaar een subsidie verstrekken aan Veilig Verkeer Nederland voor het uitvoeren van activiteiten op het gebied van verkeersveiligheid gericht op:

a. beleidsbeïnvloeding en onderzoek;

b. voorlichting, educatie en communicatie, of

c. actieve gedragsbeïnvloeding door acties.

2. Geen subsidie wordt verstrekt voorzover voor een activiteit, bedoeld in het eerste lid, reeds een subsidie is verstrekt door een ander bestuursorgaan dan wel andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie zijn verkregen.

Artikel 3

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing.

Artikel 4

1. De subsidie bedraagt per boekjaar ten hoogste € 4.090.000,00 (prijspeil 2005).

2. Het in het eerste lid genoemde bedrag is exclusief de compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

3. Veilig Verkeer Nederland stelt van het in het eerste lid genoemde bedrag aan het begin van ieder boekjaar € 20.420,11 ter beschikking aan de Stichting Verkeersbrigadiers.

4. De Stichting Verkeersbrigadiers legt rekening en verantwoording af omtrent de besteding van de gelden aan Veilig Verkeer Nederland, die vervolgens de Minister hieromtrent informeert bij de aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge artikel 14.

§ 2

De subsidieverlening

Artikel 5

1. Uiterlijk zeven weken voor de aanvang van het boekjaar dient Veilig Verkeer Nederland de aanvraag tot subsidieverlening in bij de Minister, feitelijk geadresseerd aan de Contract- en Subsidiebeheersorganisatie van DGP.

2. De aanvraag gaat, naast de in paragraaf 4.2.8.2 van de wet genoemde bescheiden, vergezeld van:

a. het bedrag van de aangevraagde subsidie;

b. een overzicht van de mate waarin de prestatie-indicatoren zijn gerealiseerd, en

c. de overige bescheiden die de Minister voor de behandeling van de aanvraag noodzakelijk acht.

Artikel 6

1. De Minister kan op aanvraag een voorschot verlenen per kwartaal tot ten hoogste 95 procent van het bedrag, genoemd in artikel 4, eerste lid.

2. De aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsprognose waarbij de liquiditeitsbehoefte per kalenderkwartaal wordt aangegeven.

3. De aanvraag wordt ingediend gelijktijdig met de aanvraag tot subsidieverlening.

Artikel 7

1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt, voor zover van toepassing, eveneens de voorschotverlening, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

2. Naast de gronden, genoemd in de wet, kan de Minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

a. de Minister gegronde reden heeft om aan te nemen dat Veilig Verkeer Nederland zich niet voldoende inspant of heeft ingespannen om de prestatie-indicatoren te realiseren;

b. het activiteitenplan niet voldoet aan artikel 2, eerste lid;

c. het activiteitenplan niet in voldoende mate aansluit bij de door Minister geformuleerde beleidsdoelstellingen op het gebied van de verkeersveiligheid;

d. het bedrag van de aangevraagde subsidie naar het oordeel van de Minister

e. onevenwichtig is in verhouding tot de te subsidiëren activiteiten, of

f. de omvang van de reserve, bedoeld in artikel 13, meer bedraagt dan 25% van de vastgestelde subsidie.

3. De subsidieverlening geschiedt onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste van een nog niet vastgestelde begroting komt, voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 8

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan de Minister ambtshalve het maximale subsidiebedrag, genoemd in artikel 4, eerste lid, verhogen met een bedrag dat ten hoogste bedraagt het bedrag dat wordt verkregen door het bedrag van de looncomponent in de subsidie te indexeren met het percentage voor de arbeidskostenontwikkeling, genoemd in de desbetreffende loonbijstellingsbrief van het Ministerie van Financiën met betrekking tot compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling van instelllingen in de g&g-sector (code 935).

2. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, vermeldt tevens het bedrag van de looncomponent in de subsidie voor het volgende boekjaar. Voor het boekjaar 2007 bedraagt de looncomponent € 2.520.000,00 (prijspeil 2005).

§ 3

De verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 9

De Minister kan Veilig Verkeer Nederland bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde activiteiten van Veilig Verkeer Nederland, alsmede aan de resultaten ervan;

b. het zonder vergoeding aan de Minister of een door de Minister aangewezen derde verstrekken van door de Minister benodigde, op gesubsidieerde activiteiten van Veilig Verkeer Nederland gerichte informatie;

c. het verkrijgen van andere financiële middelen, of

d. andere verplichtingen die de Minister wenselijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 10

Veilig Verkeer Nederland voert een administratie die zodanig is ingericht dat een gescheiden administratie wordt gevoerd voor de gesubsidieerde activiteiten enerzijds en de overige activiteiten anderzijds.

Artikel 11

Veilig Verkeer Nederland verschaft de Minister op diens verzoek te allen tijde inlichtingen omtrent de voortgang en de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 12

Veilig Verkeer Nederland behoeft toestemming van de Minister voor:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het ontbinden van de rechtspersoon, of

d. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

Artikel 13

1. Veilig Verkeer Nederland vormt een egalisatiereserve.

2. De omvang van de reserve aan het einde van het laatste boekjaar wordt bestemd ten gunste van de egalisatiereserve ingeval van een opvolgende subsidieregeling.

§ 4

De subsidievaststelling

Artikel 14

1. Veilig Verkeer Nederland dient de aanvraag tot subsidievaststelling in bij de Minister, feitelijk geadresseerd aan de Contract- en Subsidiebeheersorganisatie van DGP.

2. De aanvraag gaat, naast de in paragraaf 4.2.8.5 van de wet genoemde bescheiden, vergezeld van een rapportage over de realisering van de prestatie-indicatoren.

3. De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de wet, behelst tevens een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door Veilig Verkeer Nederland van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Deze verklaring wordt opgesteld overeenkomstig het controleprotocol.

§ 5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

1. Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling publiceert de Minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

2. Veilig Verkeer Nederland verleent op verzoek van de Minister alle medewerking die nodig is voor de opstelling van het verslag.

Artikel 16

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de directeur en medewerkers van de accountantsdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en, zonodig, andere bij besluit van de Minister aangewezen personen.

Artikel 17

De subsidies die voor 2005 en 2006 zijn verleend op grond van de Subsidieregeling vereniging 3VO, bij beschikking van 22 december 2004, nr. DGP/B&C/CSBO/u.04.04047 en van 21 december 2005, nr. DGP/BV/CSBO/u.05.02991, berusten vanaf 1 januari 2006 op de artikelen 2, 6, 7 en 8 van deze regeling.

Artikel 18

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt ertoe subsidiegelden aan de vereniging Veilig Verkeer Nederland – vòòr 1 september 2006 genaamd: 3VO – te kunnen (blijven) verstrekken voor het kunnen uitvoeren van bepaalde activiteiten van Veilig Verkeer Nederland. De voorgaande Subsidieregeling vereniging 3VO is per 1 januari 2006 vervallen.

In de statuten staat de doelstelling van deze vereniging omschreven, namelijk het bereiken van duurzame veiligheid en verblijfskwaliteit van de openbare ruimte, die burgers gelijke rechten en kansen geeft op veilige mobiliteit, ongeacht de wijze waarop men in die openbare ruimte wil verblijven dan wel wil deelnemen aan het verkeer.

Veilig Verkeer Nederland heeft een raad van bestuur en een adviesraad. Daarbij kent zij een aantal samenwerkingsverbanden waarin een groot aantal vrijwilligers actief is. De vereniging heeft geen winstoogmerk en is voor een groot deel afhankelijk van gelden uit subsidies van de (rijks)overheid. Daarnaast ontvangt zij gelden uit contributies van de leden, donaties en bijdragen van sponsors, erfstellingen, schenkingen en overige baten.

Veilig Verkeer Nederland volgt een programmagerichte benadering die zorgt voor samenhang in de projecten en de onderlinge versterking daarvan. Er zijn acht inhoudelijke programma’s waaronder de werkzaamheden van deze vereniging plaatshebben. Deze worden verwoord in het Veilig Verkeer Nederland Meerjaren Beleidsplan dat elk jaar wordt geactualiseerd.

De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat geeft de mogelijkheid om bij Ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het verkeer- en vervoerbeleid. Deze wet vormt de wettelijke basis voor de onderhavige regeling. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat acht het wenselijk een aantal activiteiten van Veilig Verkeer Nederland – de kerntaken – te (blijven) subsidiëren omdat duurzame verkeersveiligheid een groot maatschappelijk belang dient. Door het vervallen van de vorige subsidieregeling is het noodzakelijk voor de nieuwe subsidieperiode (tot en met boekjaar 2010) een nieuwe regeling te maken ter continuering van de te subsidiëren activiteiten.

Voor het borgen van het publieke belang van de verkeersveiligheid, zoals uitgewerkt in de in artikel 2, eerste lid, genoemde drie kernactiviteiten, is gekozen voor een subsidie aan een entiteit die daartoe is ingericht, in dit geval Veilig Verkeer Nederland. Deze organisatie verricht geen economische activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt) en is voorts goed geëquipeerd om de kernactiviteiten uit te voeren, taken die zonder een onafhankelijke organisatie als Veilig Verkeer Nederland ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Het gaat hierbij dus niet om een relatie tussen het rijk als opdrachtgever en Veilig Verkeer Nederland als opdrachtnemer.

De subsidie stelt de beroepsorganisatie van Veilig Verkeer Nederland in staat om de vrijwilligersorganisatie in stand te houden, te ondersteunen en kwalitatief op niveau te brengen en te houden. De beroepsorganisatie zal dus moeten regelen dat er voldoende vrijwilligers zijn en bijkomen (werving), dat deze goed worden opgeleid (qua inhoud, presentatie, onderhandelingsvaardigheden, enz.), voorts dat deze goed ondersteund worden door middel van lespakketten, draaiboeken, en dergelijke, alsmede dat zware inhoudelijke vragen door de beroepsorganisatie worden beantwoord.

De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van rechtswege van toepassing op de subsidie. De wet geeft de mogelijkheid ook afdeling 4.2.8 van toepassing te verklaren op per boekjaar verstrekte subsidies. Dit is in artikel 3 gebeurd.

Bij het opstellen van de nieuwe regeling is uitgangspunt geweest dat bepalingen die op grond van de Awb reeds gelden, niet herhaald worden. Tevens is rekening gehouden met de uitkomsten van de evaluatie van de vorige regeling (rapport van 24 augustus 2005). In hoofdzaak is in het rapport geconcludeerd dat Veilig Verkeer Nederland op veel fronten actief is en over het algemeen gewaardeerd wordt als partner bij het verbeteren van de verkeersveiligheid. Echter zowel de keuze als de operationalisering van de prestatie-indicatoren zijn onvoldoende uitontwikkeld als verantwoordingsinstrument voor de subsidieregeling. De aanbeveling is overgenomen om de prestatie-indicatoren te kiezen op tactisch en strategisch niveau, zoals de wijze waarop vrijwilligers begeleid en opgeleid worden.

In de onderhavige regeling bieden de drie kernactiviteiten – grofweg aangeduid als: beleidsbeïnvloeding en onderzoek (signaleren), voorlichting, educatie en communicatie (service verlenen) en acties (mobiliseren) – te weinig aangrijpingspunten. Daarom worden zij ten behoeve van concretisering van de prestaties vertaald in pragmatische termen en worden er vervolgens indicatoren bij benoemd. Dan wordt duidelijk voor welke taakvelden door Verkeer en Waterstaat subsidie wordt verstrekt. Dit is voor de verlening van de jaarlijkse subsidiegelden van belang. Het takenpakket van Veilig Verkeer Nederland is immers breder en financiering vindt dan ook uit verschillende bronnen plaats.

Beoogd wordt te komen tot een aantal indicatoren die een redelijke afspiegeling – een indicatie – vormen van de kwaliteit of kwantiteit van de subsidiabele kernactiviteiten van Veilig Verkeer Nederland. Zij worden op grond van artikel 1, onderdeel c, door de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: Minister) vastgesteld. Het aantal indicatoren is flink verminderd. Ook de kwantitatieve indicatoren zeggen iets over de geleverde kwaliteit. Zo vormt bijvoorbeeld het aantal leden en vrijwilligers, de participatiegraad in het basisonderwijs en het aantal verstrekte adviezen een aanwijzing voor de mate waarin het werk van Veilig Verkeer Nederland door de burgers en partners in het beleidsveld wordt gewaardeerd. Bij de keuze van de indicatoren speelt ook het gemak waarmee de prestaties op een betrouwbare manier kunnen worden gemeten en geregistreerd een rol, zoals het aantal leden, donateurs en geregistreerde vrijwilligers bij Veilig Verkeer Nederland.

Aangezien de prestatie-indicatoren nog steeds in ontwikkeling zijn, zijn zij voor de onderhavige subsidieregeling nog niet bruikbaar voor een subsidieverlening op basis van geleverde prestaties. De jaarlijkse subsidieverlening betreft dan ook een vast bedrag in de zin van artikel 4:31, eerste lid van de Awb, en de subsidievaststelling geschiedt in beginsel overeenkomstig de desbetreffende subsidieverlening.

Wel maakt artikel 7, tweede lid, onderdeel a, het mogelijk bij opvolgende subsidies de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de Minister gegronde reden heeft om aan te nemen dat Veilig Verkeer Nederland zich niet voldoende zal inspannen of in de afgelopen periode heeft ingespannen om de prestatie-indicatoren te realiseren. Hulpmiddel hierbij kan zijn de bij de aanvraag tot subsidievaststelling te overleggen rapportage over de mate waarin Veilig Verkeer Nederland de indicatoren heeft kunnen realiseren (artikel 14, tweede lid); deze rapportage kan ten behoeve van opvolgende subsidieverleningen inzicht bieden in de mate waarin Veilig Verkeer Nederland haar best heeft gedaan, en naar verwachting zal blijven doen.

Omdat de gegevens met betrekking tot de prestatie-indicatoren steeds betrekking hebben op de periode van een kalenderjaar, kan een vergelijk over de jaren een ontwikkeling laten zien in de door Veilig Verkeer Nederland geleverde prestaties en de hanteerbaarheid van de indicatoren, en mogelijk bij een volgende subsidieregeling leiden tot een zogenoemde prestatiesubsidie.

De Minister voert tweemaal per jaar overleg met Veilig Verkeer Nederland over het lopende en nieuwe activiteitenplan en de voortgang daarvan. In het overleg dat ieder voorjaar plaatsvindt presenteert Veilig Verkeer Nederland haar werkplan voor het komend boekjaar en de Minister geeft op haar beurt de beleidsuitgangspunten op het gebied van verkeersveiligheid weer voor diezelfde periode. In het najaar vindt vervolgens het tweede overleg plaats en zullen partijen reageren op het gepresenteerde nieuwe activiteitenplan en tevens voorstellen tot verbetering doen. De voortgang van het lopende activiteitenplan van Veilig Verkeer Nederland komt wederom aan de orde.

Tevens komen in deze halfjaarlijkse overleggen aan de orde de resultaten van de interviewronde die Verkeer en Waterstaat tweemaal per jaar houdt onder vooralsnog vier gemeenten en 2 provincies. In deze rondes wordt in elk geval gekeken naar:

– de mate van contact die de desbetreffende gemeenten en provincies hebben met de vrijwilligers van Veilig Verkeer Nederland in de zin van intensiteit, inhoud van de activiteiten, verstrekte adviezen en verworven lokale subsidies;

– het niveau van kennis en vaardigheden van de vrijwilligers van Veilig Verkeer Nederland, onder meer op inhoudelijk gebied en op onderhandelingsgebied;

– de inbreng van Veilig Verkeer Nederland bij de desbetreffende gemeenten en provincies, bijvoorbeeld ten aanzien van onveilige scholen en beoordeling van verkeersplannen, en

– de sterke en zwakke punten van de vrijwilligersorganisatie van Veilig Verkeer Nederland.

De resultaten van de interviewrondes vormen tevens input voor de evaluatie, bedoeld in artikel 15. In de halfjaarlijkse overleggen zal ook een vast bespreekpunt zijn de prestatie-indicatoren en de voortgang in het voeren van gesprekken met mogelijke andere financiers.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Veilig Verkeer Nederland kan jaarlijks op basis van deze subsidieregeling een aanvraag voor subsidie indienen bij de Minister op basis waarvan, na een positieve beoordeling, de subsidieverstrekking zal plaatsvinden. Niet elke activiteit van Veilig Verkeer Nederland komt voor subsidie in aanmerking; het betreft slechts de activiteiten die genoemd zijn in het eerste lid. De aanvraag zal daar steeds op worden getoetst.

Het tweede lid bevat een anti-cumulatiebepaling. Mocht blijken dat de in de aanvraag genoemde activiteiten reeds door een ander bestuursorgaan zijn of worden gesubsidieerd, dan zal subsidieverstrekking door Verkeer en Waterstaat voor dat deel achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde activiteiten op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst dat ten behoeve van dezelfde activiteiten een beroep gedaan kan worden op meerdere subsidie-instrumenten van de overheid, voorzover dit leidt tot meer dan 100%-financiering. Duidelijkheidshalve wordt vermeld dat lidmaatschapsgelden van de leden van Veilig Verkeer Nederland niet beschouwd worden als inkomsten van derden zonder tegenprestatie in de zin van het tweede lid. Op deze gelden vindt dus geen anti-cumulatie plaats.

Artikel 4

Dit artikel geeft aan welk bedrag aan subsidie voor de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten maximaal wordt verstrekt. Indien de aanvraag tot subsidieverlening een hoger bedrag bevat, wordt de subsidie geweigerd voorzover het dit maximum overstijgt. Voorzover het aangevraagde bedrag beneden het maximum ligt, wordt de subsidie conform de aanvraag verleend behoudens de afwijzingsgronden zoals genoemd in de Awb en in de subsidieregeling (met name artikel 7).

Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar (artikel 4:68 Awb). Van het in het eerste lid genoemde bedrag wordt jaarlijks een bedrag van € 20.420,11 ter beschikking gesteld aan de Stichting Verkeersbrigadiers ter verwezenlijking van haar doelstellingen zoals verwoord in de statuten. De Stichting Verkeersbrigadiers is en blijft een onafhankelijke rechtspersoon die louter uit praktische, administratieve overwegingen haar subsidiegelden voortaan via Veilig Verkeer Nederland van de Minister ontvangt. Deze wijze van subsidieverstrekking ontslaat de Stichting Verkeersbrigadiers er echter niet van om rekening en verantwoording af te leggen omtrent de besteding van gelden. Uit de overgelegde stukken van Veilig Verkeer Nederland zal duidelijk herkenbaar aangegeven moeten worden welk deel op de activiteiten van de Stichting Verkeersbrigadiers van toepassing is.

Artikel 5

De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. Voor de procedurele afhandeling ervan zijn tevens de bepalingen over subsidieverlening in de Awb van toepassing. Zo dient een aantal bescheiden te worden bijgevoegd, deels genoemd in artikel 5, tweede lid, van de onderhavige regeling en deels in de wet (met name art. 4:61 Awb). De wet noemt: het activiteitenplan, de begroting en de omvang van de egalisatiereserve.

Ingevolge artikel 4:62 van de Awb dient het activiteitenplan bij Veilig Verkeer Nederland een overzicht te behelzen van activiteiten per thema waarvoor subsidie wordt gevraagd alsmede de daarmee nagestreefde doelstellingen en tevens een vermelding per activiteit van de daarvoor benodigde personele en materiële middelen. De begroting van Veilig Verkeer Nederland dient een overzicht te behelzen van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven per thema, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd. De begrotingsposten dienen ieder afzonderlijk van een toelichting te worden voorzien. Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting voorts een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar (artikel 4:63 Awb). Bij Veilig Verkeer Nederland komt het vorenstaande er dus op neer dat zowel activiteitenplan als begroting ‘programmagericht’ zijn opgebouwd zodat een goed inzicht kan worden verkregen in de kosten en de wijze waarop deze kosten zijn toegerekend aan activiteiten per thema. Artikel 4:65 van de Awb bevat een verplichting om bij de aanvraag mededeling te doen van eventuele andere aangevraagde subsidies voor dezelfde activiteiten.

Artikel 6

In dit artikel is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om voorschotten te verlenen. De Minister kan vier maal per jaar een voorschot verlenen, aan het begin van elk kwartaal, zodat Veilig Verkeer Nederland over voldoende gelden beschikt om een aanvang te maken met de gesubsidieerde activiteiten. Voorschotten zijn mogelijk tot ten hoogste 95% van het maximumbedrag van de subsidie, een uitzonderlijk hoog percentage aangezien Veilig Verkeer Nederland voor een groot deel afhankelijk is van de geldstroom van de Minister en zonder dit bedrag aan voorschotten in ernstige financiële problemen zou geraken.

De aanvraag tot voorschotverlening wordt gelijktijdig met de aanvraag tot subsidieverlening ingediend. Veilig Verkeer Nederland heeft de plicht bij de aanvraag tot voorschotverlening een helder inzicht in het verloop van de liquiditeit te geven.

Artikel 7

De subsidieverlening en de voorschotverlening worden ingevolge het eerste lid gecombineerd tot één beschikking. De subsidieverlening geschiedt, zoals eerder gezegd, op basis van een vast bedrag.

De Minister kan in bepaalde gevallen de subsidieverlening (geheel of gedeeltelijk) weigeren. Deze gevallen zijn genoemd in het tweede lid, maar ook in de Awb (met name de artikelen 4:35 en 4:51).

Het tweede lid, onderdeel e, biedt de mogelijkheid de hoogte van het subsidiebedrag mede te laten afhangen van de omvang van de egalisatiereserve; voorzover de omvang ervan meer bedraagt dan 25% van de vastgestelde subsidie, kan het bedrag van de aangevraagde subsidie worden ‘verlaagd’. Op deze wijze kunnen excessieve ‘overschotten’ worden tegengegaan. De subsidievaststelling vindt op grond van de Awb overeenkomstig de subsidieverlening plaats (art. 4:46 Awb), behoudens de gevallen genoemd in de wet.

In zijn algemeenheid wordt acht weken een haalbare termijn geacht waarbinnen de aanvraag zal kunnen worden afgehandeld. Indien wegens de complexiteit van de aanvraag dan wel een andere vertragende factor, deze termijn niet gehaald kan worden, kan de Minister de beslissingstermijn verlengen. De artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb geven hiervoor de grondslag. De beschikkingen staan open voor bezwaar en beroep.

Het in het derde lid geformuleerde begrotingsvoorbehoud vindt haar basis in artikel 4:34 van de Awb. Dit voorbehoud maakt het voor de Minister mogelijk terug te komen op de subsidieverlening indien er onvoldoende gelden zijn, bijvoorbeeld in verband met een financiële taakstelling van het Rijk. Het eventueel beroep op een begrotingsvoorbehoud moet door de Minister binnen vier weken na de inwerkingtreding van de wet tot vaststelling van de begroting van Verkeer en Waterstaat voor het desbetreffende jaar worden gedaan.

Artikel 8

In de subsidierelatie met Veilig Verkeer Nederland wordt het wenselijk geacht eventuele looncompensaties te laten doorwerken in de hoogte van het maximale subsidiebedrag, voor zover daarvoor van Rijkswege voldoende gelden beschikbaar worden gesteld. Artikel 8 geeft de mogelijkheid daartoe. Het betreft hier een ambthalve beschikking ten voordele van Veilig Verkeer Nederland. De mogelijkheid van bezwaar en beroep staat open.

Het tweede lid regelt dat bij de toekenning van de compensatie tevens wordt vastgesteld welk bedrag voor de looncomponent zal worden gebruikt in het volgende jaar.

Artikel 9

Omdat de in artikel 2 genoemde kernactiviteiten van Veilig Verkeer Nederland van groot belang worden geacht voor de Nederlandse samenleving, geeft dit artikel de mogelijkheid aan de Minister om bij de subsidieverlening verplichtingen op te leggen over het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde activiteiten of de resultaten ervan, teneinde de Nederlandse burger, belangenverenigingen of bestuursorganen te informeren.

De mogelijk op te leggen verplichting, genoemd in onderdeel c, houdt verband met de wens dat Veilig Verkeer Nederland voor de kernactiviteiten minder afhankelijk wordt van subsidie van Verkeer en Waterstaat en zich inspant om voor dergelijke activiteiten andere financiers te vinden.

Bij de beschikking tot subsidieverlening kunnen, zonodig, ook andere verplichtingen worden opgelegd. Aan deze bepaling is behoefte omdat de subsidieregeling voor meerdere jaren geldt, en gaandeweg meer zicht ontstaat op de behoefte aan eventuele verdere verplichtingen die voor de realisering van het doel van de subsidie wenselijk zijn.

Artikel 10

Vanuit het oogpunt van het afleggen van rekening en verantwoording van de subsidiegelden is in artikel 10 de bepaling opgenomen dat Veilig Verkeer Nederland een gescheiden administratie moet voeren; dat wil zeggen: de door Verkeer en Waterstaat gesubsidieerde activiteiten moeten overeenkomstig het activiteitenplan worden onderscheiden van de overige activiteiten van Veilig Verkeer Nederland.

Ook de Awb kent een aantal verplichtingen met betrekking tot de administratie. Zo is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:69 van de Awb verplicht een (financiële) administratie te voeren, zodanig dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. Deze administratie en de bijbehorende bescheiden dienen gedurende zeven jaren te worden bewaard.

Artikel 12

Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan Veilig Verkeer Nederland is het van belang dat wijzigingen in de rechtspersoonlijkheid en het voortbestaan van de stichting de instemming van de Minister hebben. Artikel 12 voorziet hierin.

Artikel 13

Zoals hiervoor reeds gezegd, geschiedt de jaarlijkse subsidieverlening op basis van een vast bedrag. Dit impliceert dat, indien in het desbetreffende boekjaar de kosten van de gesubsidieerde activiteiten hoger zijn dan het bedrag van de subsidie, dit negatieve saldo in beginsel voor risico is van Veilig Verkeer Nederland. Daarom is in de subsidieregeling een verplichting opgenomen tot het vormen van een egalisatiereserve gedurende de werkingsduur van de onderhavige subsidieregeling (tot en met boekjaar 2010). Artikel 4:72 van de Awb biedt deze mogelijkheid.

Met deze reserve kunnen verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten van de gesubsidieerde activiteiten en de vastgestelde subsidie per boekjaar opgevangen worden ten gunste onderscheidenlijk ten laste van deze reserve. De reserve werkt aldus als een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Op deze wijze wordt een doelmatige besteding en beheer van subsidiegelden gerealiseerd. De egalisatiereserve wordt dus slechts gevormd uit de vastgestelde subsidie en ten behoeve van mogelijke tekorten in andere jaren van de werkingsduur van de subsidieregeling. Op grond van het tweede lid van artikel 13 komt een positief saldo van de reserve na afloop van het boekjaar 2010 ten goede aan de egalisatiereserve onder een eventuele opvolgende subsidieregeling.

In het activiteitenverslag presenteert Veilig Verkeer Nederland het resultaat over het boekjaar en geeft de bestemming daarvan aan. In de vaststelling van de subsidie wordt de resultaatsbestemming betrokken.

De reserve wordt voorts zo hoog rentend mogelijk en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd (artikel 4:72 Awb).

Artikel 14

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het nominale bedrag van de subsidie. De subsidievaststelling is in beginsel overeenkomstig de subsidieverlening. Vaststelling tot een lager bedrag is alleen mogelijk in de gevallen, genoemd in de Awb (met name artikel 4:46). Zo is van belang of de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht overeenkomstig het activiteitenplan en of de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd.

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dient door Veilig Verkeer Nederland rekening en verantwoording te worden afgelegd over de uitgaven en inkomsten (artikel 4:45, tweede lid, van de Awb). De aanvraag dient op grond van artikel 4:74 van de Awb binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar te worden ingediend. Bij de aanvraag dient Veilig Verkeer Nederland in elk geval een jaarrekening, een activiteitenverslag en een accountantsverklaring te overleggen (artikel 4:75 en 4:78 Awb). Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de gesubsidieerde activiteiten en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen (artikel 4:80 Awb). Naast de in de Awb genoemde bescheiden zal Veilig Verkeer Nederland bij de aanvraag tot subsidievaststelling ook een rapportage over de realisering van de prestatie-indicatoren dienen te overleggen. Dit is geregeld in het tweede lid, van artikel 14, van de onderhavige regeling. Deze rapportage kan een rol spelen bij de verlening van subsidie over een volgend boekjaar (artikel 7, tweede lid, onderdeel a).

Daarnaast is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid tevens een schriftelijke accountantsverklaring te vragen over de naleving door Veilig Verkeer Nederland van de subsidieverplichtingen (artikel 4:79 Awb). Hieraan is vooral behoefte vanwege de gescheiden administratie in verband met de andere inkomsten van deze vereniging.

De accountantsverklaring dient te worden opgesteld overeenkomstig het door de Minister vastgestelde controleprotocol (artikel 14, derde lid). Het protocol gaat onder andere in op van toepassing zijnde regelgeving en de daarin opgenomen eisen waarmee bij de controle rekening gehouden moet worden, en geeft als uiteindelijk doel een modeltekst ten behoeve van de verklaring.

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast. Een termijn van acht weken wordt in het algemeen voldoende geacht om tot een beschikking te komen. In bijzondere, complexe gevallen zal dit niet het geval zijn. Daarom heeft de Minister een verlengingsmogelijkheid. Een en ander is geregeld in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.

Artikel 15

Ingevolge artikel 4:24 van de Awb bestaat er voor bestuursorganen een evaluatieplicht voor wettelijke subsidies. Deze evaluatie strekt ertoe te beoordelen in welke mate Veilig Verkeer Nederland bij het uitoefenen van de gesubsidieerde activiteiten een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de door de Minister geformuleerde beleidsdoelstellingen op het gebied van de verkeersveiligheid. De resultaten van de evaluatie zullen bouwstenen zijn voor een eventuele nieuwe regeling.

De medewerking van Veilig Verkeer Nederland bij de totstandkoming van het evaluatieverslag is onontbeerlijk en derhalve wordt een verplichting daartoe in het tweede lid neergelegd. In de evaluatie zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de rapportages over de realisering van de prestatie-indicatoren, de resultaten van de interviewrondes en de voortgang in de ontwikkeling van het systeem van outputfinanciering, teneinde een adequate vertaling hiervan te maken in een eventuele volgende subsidieregeling.

Artikel 16

Dit artikel bepaalt welke functionarissen binnen het Ministerie toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van de Awb (artikel 5:11 tot en met 5:20) wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover de toezichthouder beschikt, met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden alsmede daarvan kopieën te maken. Veilig Verkeer Nederland dient ingevolge artikel 5:20, eerste lid, van de Awb en 6, tweede lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is (artikel 5:13 van de Awb).

Artikel 17

Om te voorkomen dat de subsidies die onder de vorige subsidieregeling zijn verleend, voor de verdere afwikkeling geen wettelijke grondslag meer hebben (met name de subsidie die in 2005 is verleend voor het boekjaar 2006), wordt in dit artikel bepaald dat de desbetreffende subsidiebeschikkingen vanaf 2006 berusten op de onderhavige regeling; deze regeling komt, voorzover voor deze subsidies nog relevant, op hoofdlijnen overeen met de vorige regeling.

De subsidierelatie duurt immers nog voort na de subsidieverlening. Met name voor de verantwoording en vaststelling van de subsidie, evenals voor de terugvordering van een eventueel onverschuldigd betaalde subsidie, hebben de subsidieverlener en subsidieontvanger nog tijd nodig voor het opmaken en indienen van de accountantsverklaring, het activiteitenverslag etc., alsmede voor de beoordeling ervan.

Artikel 18

De onderhavige regeling heeft een beperkte werkingsduur vanwege de wenselijkheid in een eventuele daaropvolgende subsidieregeling rekening te houden met de resultaten van de evaluatie.

Dit artikel bevat verder een overgangsbepaling in het tweede lid. De regeling vervalt weliswaar per 1 januari 2010, maar blijft in verband met de afwikkeling van reeds verleende subsidies van toepassing op die subsidies. Zo zal de subsidie die in 2009 is verleend voor 2010, blijven vallen onder de onderhavige regeling. Zoals ook in de toelichting op artikel 17 reeds aangegeven, duurt een subsidierelatie immers ook na de subsidieverlening nog voort.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven