Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 13 december 2006, nr. 5458985/06/CBK, houdende de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij het Inspectoraat-Generaal VROM (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IG-VROM 2007)

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, en tweede lid, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, eerste lid, onder c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 85 van de Huisvestingswet, artikel 15, derde lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de openluchtrecreatie, artikel 63 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 49, eerste en tweede lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, artikel 113, eerste lid, aanhef en onder ten eerste, en tweede lid, van de Woningwet en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

b. Inspectoraat-Generaal VROM: het Inspectoraat-Generaal van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 2

Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen toezichthoudende ambtenaren van het Inspectoraat-Generaal VROM, die over een ontheffing als bedoeld in artikel 6, eerste lid, beschikken, en die door de inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM mede met het opsporen van strafbare feiten zijn belast.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van strafbare feiten bij overtredingen van:

a. de in de artikel 1 van de Wet op de economische delicten genoemde bepalingen van de volgende wetten:

– Warenwet

– Wet explosieven voor civiel gebruik

– Woningwet;

b. de wetten, genoemd in artikel 1a van de Wet op de economische delicten;

c. de in artikel 23a van de Wet op de economische delicten genoemde bepalingen van de volgende wetten:

– Kernenergiewet

– Wet inzake de luchtverontreiniging;

d. de delicten, strafbaar gesteld in de artikelen 170, 171, 172, 173, 173a, 173b, 177 en 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 225, 227, 227a en 227b, 266, 267, 328ter, 359, 360, 361, 362, 363, 365, 366, 435, vierde lid, 437, 437quater, 447c, 447d, 447e, 462 en 463 van het Wetboek van Strafrecht;

e. artikel 84 van de Huisvestingswet;

f. artikel 62 van de Waterleidingwet;

g. artikel 23 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

h. artikel 38 van de Wet op de openluchtrecreatie;

i. artikelen 46 en 47 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

j. artikelen 105a, 106, 107, 108, 109 en 110, eerste lid, van de Woningwet;

k. de delicten tegen opsporingsambtenaren, strafbaar gesteld in de artikelen 177, 177a, 180, 181, 182, 184, 225, 227, 227a, 227b, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht;

l. het delict tegen opsporingsambtenaren, strafbaar gesteld in artikel 26 van de Wet op de economische delicten;

m. de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (EVOA, PbEG L 30).

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de politieregio Haaglanden.

Artikel 5

De inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het Inspectoraat-Generaal VROM;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 6

1. Een toezichthoudend ambtenaar van het Inspectoraat-Generaal VROM beschikt over een ontheffing van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, indien:

a. hij met goed gevolg een basisopleiding voor de buitengewoon opsporingsambtenaar heeft voltooid;

b. de onder a bedoelde basisopleiding ten minste de eindtermen omvat zoals vastgesteld bij de Circulaire Bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar, en is afgesloten met een toets;

c. de onder b bedoelde toets is beoordeeld door een onafhankelijke examencommissie waarin een lid van het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd;

d. door middel van een systeem van periodieke toetsing of bijscholing wordt gewaarborgd dat het verworven kennisniveau van de buitengewoon opsporingsambtenaar blijft gehandhaafd.

2. Een toezichthoudend ambtenaar, die belast is met het opmaken van technische processen-verbaal, waarbij geen verklaringen van verdachten of getuigen behoeven te worden opgenomen, is ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2003, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten, legitimatiebewijzen en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH te Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 13 december 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

Bij brief van 17 oktober 2006, kenmerk VI/BZ 2006313267, heeft de inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie verzocht om verlenging van de categoriale beschikking betreffende de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij het Inspectoraat-Generaal VROM. Voornoemd besluit vervalt per 1 januari 2007.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij het Inspectoraat-Generaal VROM met een periode van vijf jaar te verlengen. Dit besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen voornoemd verzoek van de inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie, acht ik de noodzaak voor verlenging van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

In artikel 3, onder b, van het onderhavige besluit is artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) opgenomen. In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IG-VROM 2003 was limitatief een aantal economische delicten uit artikel 1a WED opgenomen. Nadeel hiervan is, dat als in de WED genoemde wetgeving verandert, hiervoor ook het onderhavige besluit tijdig moet worden gewijzigd. In overleg met de toezichthouder is ervoor gekozen om in het huidige besluit geheel artikel 1a WED op te nemen. Bij wijziging van wetten die vallen onder artikel 1a WED behoeft dan niet meer het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar IG-VROM 2007 te worden aangepast. Deze verruiming leidt overigens niet automatisch tot een verruiming van de opsporingsbevoegdheden, aangezien de inzet van de VROM-Inspectie (mede) wordt ingevuld door middel van handhavingsarrangementen.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het Inspectoraat-Generaal VROM een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 7 van het onderhavige besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en overige benoemingsbescheiden van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven