Mandaatregeling meldpunt ongebruikelijke transacties

Regeling van de Minister van Justitie van 13 december 2006, nr. 5457714/06/HW, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het meldpunt ongebruikelijke transacties (Mandaatregeling meldpunt ongebruikelijke transacties)

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:4, eerste lid, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Wet MOT: de Wet melding ongebruikelijke transacties;

b. FIU-Nederland: Financial Intelligence Unit-Nederland, de organisatie van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties en het Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de Wet MOT. FIU-Nederland stond voorheen ook bekend als de projectorganisatie Meldpunt Ongebruikelijke Transacties en Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de Wet melding ongebruikelijke transacties of kortweg de projectorganisatie MOT/BLOM;

c. ambtenaren behorend tot het Klpd: de ambtenaren behorend tot het Korps landelijke politiediensten, alsmede de ambtenaren behorend tot FIU-Nederland.

Artikel 2

1. Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het meldpunt, bedoeld in artikel 5 van de Wet MOT.

2. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt toegestaan ondermandaat te verlenen en de volmacht en machtiging door te geven aan onder hem ressorterende ambtenaren of ambtenaren behorend tot het Klpd. De verlening van ondermandaat en de doorgifte van volmacht en machtiging geschiedt schriftelijk en wordt aan de Minister van Justitie en de Minister van Financiën ter kennis gebracht.

Artikel 3

De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

De regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling meldpunt ongebruikelijke transacties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 december 2006.
De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

Algemeen

Onderhavige mandaatregeling loopt vooruit op een wetswijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties (hierna: Wet MOT) waarbij de beheersbevoegdheden ten aanzien van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (hierna: het MOT) zullen overgaan van de Minister van Justitie naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ingevolge artikel 5 van de Wet MOT berust de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het MOT bij de Minister van Justitie. De Wet MOT is in 1994 in werking getreden.

Ruim tien jaar later, in mei 2004, is het rapport ‘Uit onverdachte bron’ (ook genoemd het rapport Faber), betreffende de evaluatie van de keten Ongebruikelijke Transacties, aangeboden aan de Tweede Kamer. Eén van de belangrijkste beleidsstandpunten hierin ter versterking van de keten was het voorstel tot integratie van de taken van het MOT en het Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de wet MOT (hierna: BLOM).

Deze aanbeveling is overgenomen. Na overleg tussen vertegenwoordigers van de ministeries van Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het openbaar ministerie en het Korps landelijke politiediensten (hierna: Klpd) en diens onderdeel de dienst Nationale Recherche Informatie (hierna: dNRI) is besloten een nieuwe geïntegreerde organisatie MOT/BLOM vooralsnog als afzonderlijke entiteit, kortweg te noemen FIU-Nederland, in projectvorm onder te brengen bij de dNRI, met uitzondering van het FIU.Net Bureau, dat zal worden losgekoppeld van het MOT. Daarmee zou de MOT-informatie in het hart van de informatiegestuurde opsporing terecht komen en zo via het openbaar ministerie (i.c. het functioneel parket) zijn weg naar de korpsen en bijzondere opsporingsdiensten kunnen vinden. De Tweede Kamer is op 27 oktober 2005 hierover geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 17050, nr. 312)

Via verschillende tussenstappen, beschreven in het op 15 september 2005 opgestelde Plan van aanpak Integratie MOT/BLOM, zullen na 2,5 jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2006, de Ministers van Justitie, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een besluit nemen over de definitieve positionering van FIU-Nederland. De Wet MOT zal bij een volgende wijziging worden aangepast aan de gewenste situatie.

Met onderhavige mandaatregeling wordt het mogelijk gemaakt dat in de tussengelegen periode de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het MOT de facto wordt uitgeoefend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Door de keuze voor horizontale mandatering, kan in het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangesloten bij de bestaande hiërarchische structuren.

De Minister van Justitie blijft evenwel verantwoordelijk.

Met deze mandaatregeling wordt tevens voldaan aan de in het bovengenoemde Plan van aanpak vermelde afspraak dat de Minister van Justitie zijn wettelijke opdracht inzake de algemene leiding, organisatie en beheer van het MOT zal mandateren aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De in het Plan van aanpak voorgenomen Overeenkomst betreffende het beheer en overdracht van de projectorganisatie Meldpunt Ongebruikelijke Transacties/Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijk officier van Justitie i.c. Financial Intelligence Unit-Nederland is op 13 oktober 2006 gesloten. Daarnaast krijgt FIU-Nederland een juridische basis middels het Instellingsbesluit FIU-Nederland. FIU-Nederland stond voorheen ook bekend als de projectorganisatie MOT/BLOM.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stemt in met onderliggende mandaatregeling. Laatstbedoelde instemming is ingevolge artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vereist indien de gemandateerde niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever. Nu er ook geen omstandigheden bekend zijn die erop wijzen dat de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet, bestaat er geen bezwaar (geen strijdigheid met artikel 10:3 van de Awb) tegen het verlenen van het mandaat in kwestie.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onder a

De Wet van 16 december 1993 betreffende melding ongebruikelijke transacties bij financiële dienstverlening, wordt aangehaald als Wet melding ongebruikelijke transacties, of kortweg als Wet MOT.

Artikel 1, onder b

FIU-Nederland, voorheen ook bekend als de projectorganisatie Meldpunt Ongebruikelijke Transacties en Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de Wet MOT of kortweg de projectorganisatie MOT/BLOM, fungeert als de geïntegreerde organisatie van zowel het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Wet MOT, als het Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de Wet MOT.

Artikel 1, onder c

De gebruikte definiëring van ambtenaren behorend tot het Klpd, zodanig dat hiertoe de ambtenaren behorend tot het Korps landelijke politiediensten, alsmede de ambtenaren behorend tot de FIU-Nederland onder vallen, voorziet in een flexibele positionering van de ambtenaren van de FIU-Nederland. Of ze nu behoren tot de Klpd of (nog) niet, ze kunnen in beide gevallen ondermandaat verkrijgen.

Artikel 2, eerste lid

Door de verlening van zowel mandaat, volmacht als machtiging ten aanzien van de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het MOT, is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – namens de Minister van Justitie – bevoegd besluiten te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen te verrichten, en de Minister van Justitie in rechte te vertegenwoordigen. Deze bevoegdheden kan hij echter uitsluitend uitoefenen in het kader van de werkzaamheden genoemd in artikel 5 van de Wet MOT, onverminderd het gestelde in de overige artikelen van de Wet MOT.

Artikel 2, tweede lid

Ingevolge artikel 10:9, eerste lid, van de Awb, kan de mandaatgever toestaan dat ondermandaat wordt verleend. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt toegestaan ondermandaat te verlenen en de volmacht en machtiging door te geven aan onder hem ressorterende ambtenaren of ambtenaren behorend tot het Klpd. Daardoor is het mogelijk dat het ondermandaat via de bestaande hiërarchische structuren van het Ministerie van Binnenlandse zaken wordt doorgegeven aan ambtenaren van FIU-Nederland.

De verlening van ondermandaat en de doorgifte van volmacht en machtiging geschiedt schriftelijk (ingevolge artikel 10:5, tweede lid, van de Awb) en wordt aan de Minister van Justitie en de Minister van Financiën ter kennis gebracht.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven