Subsidieregeling sanering verkeerslawaai

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 6 december 2006, nr. LMV 2006 333053, houdende regels met betrekking tot het subsidiëren van maatregelen ten behoeve van de sanering van verkeerslawaai (Subsidieregeling sanering verkeerslawaai)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer, 126a en 129 van de Wet geluidhinder, 13, eerste lid, van het Besluit milieusubsidies en 3.9 en 4.22 van het Besluit geluidhinder;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. afschermende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, onder b, en artikel 4.19, eerste lid, onder b, van het besluit;

b. autonome gevelsanering: in het kader van de sanering wegverkeerslawaai of spoorweglawaai treffen van geluidwerende maatregelen met het uitsluitende oogmerk de beperking van het geluidsniveau binnen de woning of het andere geluidsgevoelig gebouw, vanwege een weg of spoorweg;

c. besluit: Besluit geluidhinder;

d. bestuur: bestuur als bedoeld in of functionerend ten behoeve van een gemeenschappelijke regeling;

e. categorie a-ruimte-: ruimte als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1°, 2° en 3°, van het besluit;

f. categorie b-ruimte: ruimte als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, van het besluit;

g. een met een lettercombinatie aangeduid formulier: een formulier opgenomen in bijlage B bij deze regeling;

h. gekoppelde gevelsanering: in het kader van de sanering wegverkeerslawaai of spoorweglawaai treffen van geluidwerende maatregelen met een ander oogmerk dan uitsluitend de beperking van het geluidsniveau binnen de woning of het andere geluidsgevoelig gebouw, vanwege een weg of spoorweg;

i. geluidsbelasting vanwege een weg: geluidsbelasting in dB vanwege een weg na toepassing van de aftrek bedoeld, in artikel 110g van de wet;

j. geluidwerende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, onder c, en artikel 4.19, eerste lid, onder c, van het besluit;

k. gemeenschappelijke regeling:

1°. gemeenschappelijke regeling krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen omtrent in ieder geval het treffen van geluidwerende maatregelen of geluidhinderbestrijding, of

2°. samenwerkingsverband ten behoeve van structurele samenwerking tussen gemeentebesturen ter zake van een activiteit als bedoeld onder 1°;

l. maatgevend jaar: tiende jaar na het akoestisch onderzoek in situaties als bedoeld in artikel 88 van de wet of in artikel 4.17 van het besluit dan wel, bij reconstructies het tiende jaar na afronding van de reconstructie;

m. Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

n. verkeersmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, onder a, en artikel 4.19 eerste lid, onder a, van het besluit;

o. wet: Wet geluidhinder.

Artikel 2

De Minister kan subsidie verstrekken ter zake de kosten van projecten met als doel de beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen en spoorwegen aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen of de beperking van het geluidsniveau binnen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen.

§ 2

Subsidiabele maatregelen

Artikel 3

1. De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van:

a. verkeersmaatregelen tegen wegverkeerslawaai;

b. geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg;

c. afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai;

d. afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai;

e. geluidwerende maatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen tegen wegverkeerslawaai of spoorweglawaai;

f. maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.

2. De Minister kan een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder a, c en – voor zover het wegverkeerslawaai betreft – e, op aanvraag verlenen aan Rijkswaterstaat, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van deze rijksdienst.

3. De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid, onder b en d, en – voor zover het spoorweglawaai betreft – e, op aanvraag aan de spoorwegexploitant verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.

4. De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid op aanvraag aan het provinciebestuur verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.

Artikel 4

1. Maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij door de Minister zijn vastgesteld op grond van artikel 90, vijfde lid, van de wet of op grond van artikel 4.23, derde lid, van het besluit.

2. Maatregelen komen niet in aanmerking voor subsidie indien zij betrekking hebben op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die niet tijdig overeenkomstig artikel 88 van de wet of artikel 4.17 van het besluit zijn gemeld.

Artikel 5

De Minister weigert een aanvraag om subsidie in ieder geval, voor zover naar zijn oordeel:

a. de maatregelen niet sober en doelmatig zijn, of

b. onvoldoende gebruik gemaakt is van de mogelijkheid dat anderen in de kosten voorzien.

Artikel 6

Niet in aanmerking voor een subsidie komen maatregelen:

a. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere regels voor de uitvoering van geluidsanering ten laste van Rijkswaterstaat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan rijkswegen ter vergroting van de capaciteit c.q. het uitvoeren van verbeteringswerken aan rijkswegen’ (bijlage bij de circulaires van 24 december 1991, MBG 20d91010 en MBG 23d91003, Stcrt. 1992, 58);

b. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere afspraken geluidsanering bij spoorwerkzaamheden’ (bijlage bij de circulaire van 22 november 1995, MBG 21895016, Stcrt. 238);

c. als bedoeld in artikel 126, tweede lid, van de wet;

d. voor zover zij getroffen worden met geldelijke steun, verstrekt uit anderen hoofde ten laste van het Rijk;

e. voor zover deze getroffen worden aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen waarvoor al eerder ten laste van het Rijk maatregelen zijn getroffen.

§ 3

Subsidies

§ 3.1

Voorbereidingssubsidie

Artikel 7

1. De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van voorbereiding van, begeleiding van en toezicht op maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

1. Een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, kan slechts worden verleend voor:

a. woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die een hogere geluidsbelasting vanwege een weg ondervinden dan 62 dB;

b. woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervinden dan 63 dB.

2. Het eerste lid geldt niet in geval van:

a. een reconstructie van een weg, waarbij de Minister toepassing heeft gegeven aan artikel 90, tweede lid, van de wet;

b. een wijziging van een spoorweg, waarbij de Minister toepassing heeft gegeven aan artikel 4.7, tweede lid, van het besluit.

Artikel 9

Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden jaarlijks gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling, met dien vestande dat minimaal 1% van het jaarlijks beschikbare budget beschikbaar is voor aanvragen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c.

Artikel 10

1. Voor een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, komen het eerst in aanmerking:

a. met betrekking tot verkeersmaatregelen of geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, projecten waarvan het quotiënt van het bedrag dat volgt uit toepassing van onderdeel 1 of onderdeel 2 van bijlage A en het aantal daarin betrokken woningen het grootste is;

b. met betrekking tot afschermende maatregelen, projecten waarvan het quotiënt van de maximale schermkosten, bedoeld in formulier WBb of formulier RBb, exclusief de hierin genoemde toeslag voor bijzondere situaties en de kale basisprijs van een geluidsscherm, bedoeld in bijlage C, het grootste is;

c. met betrekking tot projecten voor geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in plaats van verkeersmaatregelen, geluidsreducerende of afschermende maatregelen, of voor maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen, projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting, zonder aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, het hoogst is;

d. bij toepassing van de onderdelen a, b en c, zal tevens het tijdstip van indiening van de aanvraag bij de beoordeling worden betrokken;

2. De Minister kan van het eerste lid afwijken, indien:

a. dit, gelet op het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard;

b. de maatregelen in het kader van de sanering samenvallen met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg;

c. het gevolg van die afwijking is dat projecten vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing gezamenlijk uitgevoerd worden met andere werken.

§ 3.2

Uitvoeringssubsidie

Artikel 11

1. Niet in aanmerking voor een subsidie komen maatregelen die in uitvoering zijn genomen, voordat op de aanvraag door de Minister is beslist.

2. Het eerste lid is niet van toepassing in de gevallen waarin de Minister vooraf heeft toegestemd met het op en eerder tijdstip in uitvoering nemen van die maatregelen.

3. De Minister kan alleen toestemmen in het vooraf in uitvoering nemen van maatregelen, indien dit naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid wenselijk is.

Artikel 12

1. Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij:

a. niet elders een zodanige toename van de geluidsbelasting veroorzaken, dat de kosten van de bestrijding van deze toename hoger zijn dan de kostenbesparing die door het treffen van de verkeersmaatregelen wordt bereikt;

b. niet elders leiden tot een toename van de geluidsbelasting tot boven de 68 dB, dan wel 58 dB voor andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het besluit;

c. niet leiden tot een toename van de concentratie in de buitenlucht van zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), koolmonoxide en benzeen dan wel leiden tot een beperkte toename van die concentraties waarbij de luchtkwaliteit per saldo verbetert;

d. niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de weg.

2. Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 1, bij deze regeling.

Artikel 13

Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg komen slechts in aanmerking voor subsidie:

a. voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 2, bij deze regeling;

b. voor zover de kosten niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de spoorweg.

Artikel 14

1. Afschermende maatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie:

a. indien de maatregelen strekken tot een verlaging met ten minste 10 dB van de geluidsbelasting, op de begane grond, van de gevel van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien waarvan die geluidsbelasting door de maatregelen het sterkst wordt verlaagd;

b. indien de maatregelen worden uitgevoerd tezamen met afschermende maatregelen in verband met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg, en die maatregelen tezamen strekken tot de onder a genoemde verlaging, of

c. indien de maatregelen worden uitgevoerd tezamen met verkeersmaatregelen of geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg en de maatregelen tezamen strekken tot de onder a genoemde verlaging.

2. In afwijking van het eerste lid, onder a, komen afschermende maatregelen, in het geval van wegverkeerslawaai, in aanmerking voor subsidie indien:

a. een verlaging van ten minste 10 dB zou noodzaken tot het treffen van ondoelmatige maatregelen;

b. zij getroffen worden ten behoeve van woningen die een geluidsbelasting vanwege een weg ondervinden van meer dan 68 dB, en

c. de maatregelen strekken tot een verlaging van die geluidsbelasting tot maximaal 68 dB.

3. Afschermende maatregelen komen voorts slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten, behoudens voorafgaande instemming van de Minister, niet meer dan 10% hoger zijn dan de gemiddelde kosten van de in de praktijk gangbare afschermende maatregelen als bedoeld in bijlage C.

Artikel 15

Niet in aanmerking voor een subsidie komen:

a. geluidwerende maatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, welke maatregelen door de Minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar, overeenkomstig hoofdstuk 6 van het besluit heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen;

b. geluidwerende maatregelen aan woningen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasing binnen de woning bij gesloten ramen de 43 dB niet overschrijdt;

c. geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasing bij gesloten ramen in categorie a-ruimten de 38 dB en in categorie b-ruimten de 43 dB niet overschrijdt.

Artikel 16

Geluidwerende maatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover:

a. zij niet zijn toe te schrijven aan achterstallig onderhoud;

b. zij worden getroffen ten behoeve van:

1°. een woning waarvan ten minste één geluidsgevoelige ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;

2°. een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie a- ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 38 dB, of

3°. een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie b-ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;

c. zij strekken tot een verlaging van de geluidsbelasting tot de volgende waarden:

1°. binnen de geluidsgevoelige ruimten van een woning: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB;

2°. binnen categorie a-ruimten: 33 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 38 dB;

3°. binnen categorie b-ruimten: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB, en

d. de kosten ervan in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw en tot het geluidwerend effect van de maatregelen.

Artikel 17

Geluidwerende maatregelen komen, in geval van autonome gevelsanering, slechts voor een subsidie in aanmerking:

a. indien zij geen wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering;

b. indien zij een wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering, die niet leidt tot meerkosten die ten laste van de subsidie worden gebracht;

c. voor zover voor de eventueel aan te brengen ventilatievoorzieningen, waar mogelijk, gebruik is gemaakt van de bestaande ventilatiemogelijkheden, rekening houdend met de eisen die aan het voldoende beperken van de geluidsbelasting worden gesteld, en

d. tot het bedrag van de werkelijke kosten, zulks met een maximum van het met behulp van bijlage D, onderdeel a, berekende bedrag; bij een eventuele overschrijding van dat bedrag kan ook dat meerdere voor subsidie in aanmerking komen indien die overschrijding naar het oordeel van de Minister voldoende onderbouwd is.

Artikel 18

1. De in een saneringsprogramma opgenomen geluidwerende maatregelen aan woningen komen, in geval van gekoppelde gevelsanering, uitsluitend voor een subsidie in aanmerking, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat is bepaald met behulp van bijlage D, onderdeel b.

2. De Minister kan, in geval van bijzondere onderdelen van de gevel, op schriftelijk gemotiveerd verzoek van het gemeentebestuur of het bestuur een hogere dan de in het eerste lid bedoelde subsidie verstrekken.

Artikel 19

Maatregelen tegen wegverkeers- en spoorweglawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen komen slechts in aanmerking voor subsidie, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdelen 3 en 4.

§ 4

Procedureverloop

§ 4.1

Procedure voorbereidingssubsidie

Artikel 20

Een aanvraag om subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht bevat in ieder geval:

a. indien het geluidwerende maatregelen betreft: een verklaring dat bij de raming reeds zo veel mogelijk rekening is gehouden met artikel 16, onder c, en met het aantal eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen dat naar verwachting medewerking zal verlenen aan het treffen van maatregelen aan de gevel, en

b. het kalenderjaar waarin de maatregelen opgenomen zullen worden in een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet of in artikel 4.18, eerste lid, van het besluit.

Artikel 21

Een aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt vóór 1 februari van een kalenderjaar ingediend.

Artikel 22

1. De Minister beslist vóór 1 juni over de aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.

2. Indien de beslissing als bedoeld in het eerste lid negatief is, kan de Minister deze beslissing tot 31 december herzien.

Artikel 23

In het besluit tot verlening van een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt in ieder geval bepaald binnen welk tijdvak de voorbereiding plaats dient te vinden.

Artikel 24

Voorschotten worden maximaal twee maal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak, bedoeld in artikel 23, of aan de hand van een individuele liquiditeitsbehoefte, verstrekt.

Artikel 25

1. Indien de Minister tevens een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, verleent, stelt hij bij die beschikking de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op 15% van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de maatregelen.

2. De Minister stelt de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op ten hoogste het bedrag van het voorschot, bedoeld in artikel 12 van het Besluit milieusubsidies:

a. als vier jaren zijn verstreken na de verlening van de subsidie en geen aanvraag is ontvangen om een subsidie voor de uitvoering van de maatregelen, of

b. zodra hij van oordeel is dat het gemeentebestuur de maatregelen niet binnen afzienbare tijd op zal nemen in een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet of artikel 4.18, eerste lid van het besluit.

3. Indien de Minister besluit om de geluidwerende maatregelen niet vast te stellen krachtens artikel 90, vijfde lid, van de wet of artikel 4.23, derde lid, van het besluit, stelt hij de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op de gemaakte kosten daarvan, met een maximum van 15% van de door hem geraamde kosten van de maatregelen.

Artikel 26

Indien de eigenaar van een woning of ander geluidsgevoelig gebouw, overeenkomstig hoofdstuk 6 van het besluit heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van geluidwerende maatregelen of indien door de subsidieaanvrager is vastgesteld dat wordt voldaan aan de in artikel 16, onder c, genoemde waarden en dat derhalve geen geluidwerende maatregelen zullen worden getroffen, wordt de subsidie vastgesteld op € 250,- per in de aanvraag opgenomen woning of ander geluidsgevoelig gebouw.

§ 4.2

Procedure uitvoeringssubsidie

Artikel 27

Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingediend bij de Minister.

Artikel 28

1. Een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de maatregelen;

b. een vermelding van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen zullen worden;

c. een zo nauwkeurig mogelijke raming van de kosten van de maatregelen;

d. een opgave omtrent bekostiging van de maatregelen door anderen dan de Minister;

e. een verklaring dat er geen voornemen bestaat de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen 5 jaar na de uitvoering van de maatregelen te onttrekken aan de bestemming of, voor zover het geluidwerende maatregelen betreft, te renoveren.

2. Een aanvraag om een subsidie voor afschermende maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d , bevat tevens een bestek van deze maatregelen.

Artikel 29

De Minister beslist binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 30

1. De Minister kan naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in artikel 39, onder b, besluiten tot wijziging of intrekking van de subsidieverlening.

2. De Minister neemt dit besluit binnen vier weken na ontvangst van de mededeling.

Artikel 31

1. Indien de kosten meer dan 10% hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, dient de subsidieontvanger bij de Minister een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in om in te stemmen met de kosten van de uitvoering van de maatregelen.

2. De Minister beschikt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek. Hij kan daarbij het bedrag van de subsidieverlening wijzigen.

3. Indien de Minister niet binnen vier weken heeft beschikt, wordt hij geacht met het verzoek te hebben ingestemd en geldt het in het verzoek vermelde bedrag van de kosten van de uitvoering van de maatregelen als het bedrag van de subsidieverlening.

Artikel 32

Voorschotten worden maximaal vier maal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen moeten worden getroffen of aan de hand van de individuele liquiditeitsbehoefte, verstrekt.

Artikel 33

1. De subsidieontvanger zendt de Minister, onder gebruikmaking van formulier WG of formulier RG, binnen 10 maanden na het einde van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen moesten worden de aanvraag tot subsidievaststelling.

2. De subsidieontvanger maakt voor de verklaring, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d, van het Besluit milieusubsidies gebruik van model 1 of model 2 van bijlage E.

Artikel 34

Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig heeft toegezonden of indien de toegezonden stukken naar het oordeel van de Minister onvolledig zijn, stelt de Minister het gemeentebestuur of het bestuur binnen zes weken na de in artikel 33, eerste lid, genoemde termijn dan wel na ontvangst van deze stukken, in de gelegenheid om binnen een door de Minister te stellen termijn van ten hoogste acht weken alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 35

1. Indien de subsidieontvanger niet binnen de in artikel 34 bedoelde termijn aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan de Minister voor iedere week die het gemeentebestuur of het bestuur in gebreke blijft, bij de vaststelling van de subsidie een korting toepassen van 2,5% van de verleende subsidie.

2. Indien de subsidieontvanger deze termijn met zestien weken heeft overschreden, stelt de Minister de subsidie vast, waarbij hij een korting toepast van ten minste 50% en ten hoogste 100% van de verleende subsidie.

3. De korting, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij de subsidievaststelling verrekend. Voor zover de korting niet verrekend kan worden, vordert de Minister haar terug.

§ 5

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 36

Zolang geen aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend, dient de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, eenmaal per jaar, voor een in het besluit tot subsidieverlening te noemen datum, een overzicht in als bedoeld in artikel 13 van het Besluit milieusubsidies.

Artikel 37

Indien de maatregelen zullen worden uitgevoerd tegen de kosten van de laagst geprijsde offerte en die kosten niet meer dan 10% hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, stelt de subsidieontvanger de Minister schriftelijk in kennis van alle uitgebrachte offertes en van de redenen die ten grondslag liggen aan de gemaakte keuze.

Artikel 38

Bij de subsidieverlening geldt de verplichting dat de maatregelen worden getroffen binnen het aangegeven tijdvak.

Artikel 39

De subsidieontvanger is verplicht:

a. mededeling te doen aan de Minister van wijzigingen in omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de maatregelen;

b. onverwijld mededeling te doen aan de Minister van wijzigingen in omstandigheden die er naar verwachting toe leiden dat de kosten van de maatregelen de verleende subsidie met meer dan 5% overstijgen.

Artikel 40

De subsidieontvanger draagt zorg voor:

a. een zodanige administratieve organisatie, dat het beheer van de ontvangen subsidies en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de hieruit gedane uitgaven kunnen worden gecontroleerd;

b. het voeren van een zodanige administratie, dat daaraan te allen tijde op eenvoudige wijze de kosten en de financieringswijze van de maatregelen en activiteiten, waarvoor een subsidie is verstrekt, kunnen worden gecontroleerd;

c. een functiescheiding van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds;

d. het bewaren van de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar na gereedmelding;

e. indien het een subsidie voor geluidwerende maatregelen betreft: een open calculatie voor het werk van de uitvoerende aannemer, zodanig dat een vergelijking met de uitsplitsing volgens formulier GBa indien er sprake is van autonome gevelsanering, of volgens formulier GBb indien er sprake is van gekoppelde gevelsanering, mogelijk is, en

f. indien het een subsidie voor geluidwerende maatregelen betreft: het rapport van de akoestische controlemeting volgens hoofdstuk 5 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, uitgevoerd voor minimaal één op de twintig woningen, met dien verstande dat de te meten woningen representatief moeten zijn voor het project.

§ 6

Saneringsprogramma

Artikel 41

1. Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister een saneringsprogramma in het kader van wegverkeerslawaai voor, onder gebruikmaking van formulier WS.

2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 van de wet, wordt een saneringsprogramma voorgelegd door burgemeester en wethouders of de wegaanlegger, onder gebruikmaking van formulier GS.

3. Indien het saneringsprogramma verkeersmaatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier WBa.

4. Indien het saneringsprogramma afschermende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier WBb.

5. Indien het saneringsprogramma geluidwerende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier GBa of GBb.

Artikel 42

1. Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister het saneringsprogramma in het kader van spoorweglawaai voor, onder gebruikmaking van formulier RS.

2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4.18, derde lid, van het besluit, legt de spoorwegexploitant aan de Minister het saneringsprogramma voor, onder gebruikmaking van formulier GS.

3. Indien de maatregelen tegen spoorweglawaai geluidreducerende maatregelen omvatten, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBa.

4. Indien de maatregelen tegen spoorweglawaai afschermende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBb.

5. Indien het saneringsprogramma geluidwerende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBa of formulier RBb.

§ 7

Slotbepalingen

Artikel 43

1. De Minister kan een onderzoek instellen naar de kwaliteit en de kosten van de maatregelen waarvoor subsidie is verleend.

2. Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de geluidwerende maatregelen de geluidsbelasting niet hebben teruggebracht tot de waarden, bedoeld in artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om de geluidwerende maatregelen binnen een door hem te bepalen termijn alsnog te voltooien of aan te vullen, dan wel opnieuw te treffen.

3. Indien de betrokken maatregelen niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn zijn getroffen, kan de Minister op kosten van de subsidieontvanger de nodige maatregelen treffen.

4. Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de kosten van de geluidwerende maatregelen niet voldoen aan artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om daarover opheldering te verschaffen binnen een door hem te bepalen termijn.

5. De Minister kan een onafhankelijke instantie aanwijzen die belast is met de toepassing van het eerste, tweede en derde lid. Hij doet daarvan mededeling aan de subsidieontvanger.

Artikel 44

Indien een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verleend voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden, blijven voor de berekening van de maximale schermkosten bij wegverkeerslawaai en de berekening van het rekenbedrag voor verkeersmaatregelen het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer en de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai, zoals deze luidden op dat tijdstip, van toepassing op een daarop volgende subsidie ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 45

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 5 juli 2006 houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 350) in werking treedt.

Artikel 46

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sanering verkeerslawaai.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8, 2515 XP Den Haag.

Den Haag, 6 december 2006.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Toelichting

1. Inleiding

Op grond van artikel 126, eerste lid, van de Wet geluidhinder (verder: Wgh) komen de kosten van maatregelen die worden getroffen in het kader van de sanering van wegverkeerslawaai, voor zover in deze kosten niet op andere wijze wordt voorzien, voor rekening van het Rijk. Zo zullen bijvoorbeeld op grond van artikel 126, tweede lid, van de Wgh geluidwerende maatregelen aan woningen op de A-lijst niet voor subsidie op grond van de onderhavige regeling in aanmerking komen. Financiering van rijkswege vindt immers plaats op basis van het ingevolge de Wet stedelijke vernieuwing ingestelde Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing.

Voor spoorweglawaai is in artikel 129 van de Wgh geregeld dat kosten van maatregelen, die in het kader van de sanering met instemming van de Minister van VROM (hierna: de Minister) worden getroffen, eveneens voor rekening komen van het Rijk.

In de onderhavige regeling wordt voorzien in de mogelijkheid om voor bedoelde maatregelen van rijkswege subsidie te verstrekken.

De regeling vervangt het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (Solm), voor zover het wegverkeerslawaai en spoorweglawaai betreft, en de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai (Usv). Bij algemene maatregel van bestuur van 20 oktober 2006, Stb. 586, vervallen de artikelen uit het Solm die betrekking hebben op de sanering van weg- en spoorweglawaai. Deze algemene maatregel van bestuur zal met ingang van 1 januari 2007 in werking treden. Door het vervallen van de betreffende artikelen uit het Solm is ook de Usv met ingang van 1 januari 2007 van rechtswege vervallen.

Aanleiding voor de regeling vormen de recente wijziging van de Wgh (Stb. 2006, 350) en het nieuwe Besluit geluidhinder, (Stb. 2006, 532; verder: Bgh). Tevens is er rekening gehouden met de doelstellingen met betrekking tot de vereenvoudiging en stroomlijning van de VROM-regelgeving (de zogenaamde ‘herijking’).

Op grond van het Besluit milieusubsidies (verder: Bm) dienen subsidies op het terrein van het milieu te worden verstrekt volgens de procedure van het Bm. Naast de in deze regeling opgenomen bepalingen zijn dan ook de bepalingen uit het Bm, in het bijzonder uit de hoofdstukken 5 (verplichtingen subsidie-ontvanger) en 6 (procedureverloop en voorschotten), van toepassing op de krachtens de regeling te verlenen subsidies. Gelet op de, hieronder beschreven, systematiek van de regeling is het echter noodzakelijk om op bepaalde punten af te wijken van het Bm.

De onderhavige regeling berust tevens op de artikelen 3.9 en 4.22 van het Bgh. Op grond van deze bepalingen worden in deze regeling ook regels gesteld met betrekking tot de vormgeving en inrichting van saneringsprogramma’s.

2. Systematiek van de regeling

De regeling kent twee soorten subsidies, de ‘voorbereidingssubsidie’ en de ‘uitvoeringssubsidie’.

Een voorbereidingssubsidie omvat de kosten voor de voorbereiding op en de begeleiding van de maatregelen die door de Minister kunnen worden vastgesteld alsmede de kosten van het toezicht op de uitvoering hiervan. Het gaat hierbij om een forfaitair bedrag dat is gekoppeld aan een eventuele subsidie voor de uitvoeringskosten. De hoogte van de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht bedraagt in beginsel 15% van het bedrag van het besluit tot verlening van de subsidie voor de uitvoeringskosten.

Het voorbereidende onderzoek zal meestal leiden tot het indienen van een saneringsprogramma en een aanvraag voor een uitvoeringssubsidie voor de in het programma opgenomen maatregelen. Maatregelen komen slechts in aanmerking voor een uitvoeringssubsidie, indien zij door de Minister zijn vastgesteld op grond van artikel 90, vijfde lid, van de Wgh of op grond van artikel 4.23, derde lid, van het Bgh. Indien een aanvraag voor een subsidie voor uitvoeringskosten voldoet aan de in de verlening van de voorbereidingssubsidie gestelde voorwaarden, is deze in beginsel voor subsidieverlening vatbaar. Voor aanvragen voor een subsidie voor uitvoeringskosten is geen algemeen geldende uiterste datum van indiening voorgeschreven. Het voorschrijven hiervan sluit slecht aan op de dynamiek van voorbereiding. De periode tussen de verlening van de subsidie voor voorbereiding en het moment dat de aanvraag voor uitvoeringskosten gereed is, verschilt sterk per project.

Op basis van artikel 15.13, derde lid, Wet milieubeheer zal voor deze regeling jaarlijks een subsidieplafond worden gepubliceerd. De verdeling van de beschikbare middelen tussen subsidies voor uitvoeringskosten en subsidies voor voorbereidingskosten wordt bepaald door de verwachte beschikbaarheid van de meerjarige budgetten en de beschikbare aanvragen voor uitvoeringskosten, welke zijn opgesteld met behulp van een eerder verleende subsidie voor voorbereiding. Immers, indien meer aanvragen voor voorbereidingssubsidie zouden worden gehonoreerd dan dat er meerjarig aan subsidie voor uitvoeringskosten beschikbaar is, dan zou een groot deel van de – vaak intensieve – voorbereidingswerkzaamheden tevergeefs worden uitgevoerd, omdat niet op een gewenste termijn de subsidie voor uitvoeringskosten kan worden verleend.

De ervaring leert dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om alle aanvragen voor subsidieverlening voor de voorbereiding, begeleiding en het toezicht te honoreren. De wijze van prioriteitsverlening voor voorbereidingskosten is beschreven in artikel 10.

De volgorde van de verlening van de subsidie voor uitvoeringskosten wordt in de eerste plaats bepaald door de in de in het besluit tot toekenning van subsidie voor voorbereidingskosten opgenomen datum waarop het subsidieverzoek voor de uitvoeringskosten moet zijn ingediend. Het prioriteitscriterium ten aanzien van geluidhinder en effectiviteit speelt in zoverre nog een rol, dat een aanvraag voor subsidie voor uitvoeringskosten slechts voor daadwerkelijke subsidietoekenning in aanmerking komt, indien met toepassing van de in deze regeling opgenomen of voorheen geldende criteria een voorbereidingssubsidie is toegezegd.

3. Subsidiabele kosten

In beginsel komen de werkelijke kosten in aanmerking voor subsidie. Als eis geldt wel dat de maatregelen sober en doelmatig zijn. Deze criteria worden uitgewerkt in de bijlagen bij deze regeling.

Een uitzondering betreft de kosten van maatregelen die primair worden getroffen met een ander oogmerk dan de beperking van de geluidsbelasting vanwege een weg. Subsidie voor deze maatregelen kan op grond van artikel 126a Wgh worden verstrekt op basis van normbedragen (in deze regeling ook toetsbedragen genoemd).

Geluidwerende maatregelen

Als normering voor het begrip soberheid bij geluidwerende maatregelen aan de gevel gelden de toetsbedragen genoemd in bijlage D bij deze regeling. Op basis van deze toetsbedragen is een beoordeling van de kostenraming van het ontworpen maatregelenpakket mogelijk. Deze bedragen zijn zo bepaald dat bij een sobere uitvoering in normale situaties realisatie van de maatregelen binnen deze bedragen mogelijk zou moeten zijn.

Voor subsidie komt in ieder geval in aanmerking het bedrag van de werkelijke kosten, voor zover dit bedrag de toetsbedragen niet overschrijdt. Deze toetsbedragen zijn immers een harde eis voor een sobere sanering. Indien er sprake is van een overschrijding van de toetsbedragen kan ook deze overschrijding voor subsidie in aanmerking komen, indien deze overschrijding, naar het oordeel van de Minister, voldoende onderbouwd is. Een voldoende onderbouwing houdt ten minste in dat de relatie tussen de omstandigheid die geleid heeft tot het overschrijden van de toetsbedragen en de (extra) kosten die daaruit zijn voortgevloeid inzichtelijk wordt gemaakt. In dit verband wil 'voldoende' overigens niet slechts zeggen dat de kosten zijn gemaakt, maar dat deze kosten primair noodzakelijk waren om de beoogde saneringseffecten te realiseren en niet in bepaalde of overwegende mate dienden voor andere oogmerken. Er dient dan ook onderbouwd te worden dat er geen goedkoper alternatief was.

Ten behoeve van gekoppelde gevelsanering zijn in onderdeel 2 van bijlage D gekoppelde toetsbedragen opgenomen. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat alleen de meerkosten ten behoeve van de geluidsmaatregelen voor een subsidie in aanmerking komen. In incidentele gevallen bestaat de mogelijkheid een hogere bijdrage te verlenen dan het gekoppelde toetsbedrag. Dit kan gebeuren, indien wordt aangetoond dat de gevel elementen bevat, die zelden voorkomen en die noodzakelijkerwijze leiden tot aanmerkelijke meerkosten.

Verkeersmaatregelen, geluidreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg en onttrekking aan de bestemming

Als normering voor het begrip soberheid bij verkeersmaatregelen, geluidreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg en onttrekking aan de bestemming gelden de normbedragen genoemd in bijlage A bij deze regeling. Mede omdat verkeersmaatregelen vrijwel nooit alleen om reden van geluidhinderbestrijding worden uitgevoerd – de maatregelen zijn vaak te combineren met het normale beheer en onderhoud van de weg en lossen vaak ook andere knelpunten op – is het uitgangspunt dat de aan de geluidhinderbestrijding toe te rekenen kosten van verkeersmaatregelen slechts in aanmerking komen voor subsidie, voor zover ze niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit toepassing van bijlage A.

Afschermende maatregelen

De soberheid heeft betrekking op de werkelijke kosten van een geluidsscherm in relatie tot de omvang van het scherm, de specifieke omstandigheden waarin het scherm wordt geplaatst en de keuzen ten aanzien van de vormgeving. De soberheid van afschermende maatregelen dient getoetst te worden door middel van het vergelijken van de geraamde kosten van de ontworpen maatregel met de gemiddelde kosten uit bijlage C.

Aan het begrip doelmatigheid wordt invulling gegeven door de maximale schermkosten te bezien in verhouding tot de (geraamde) werkelijke schermkosten. De maximale schermkosten geven het bedrag weer dat dient ter afweging tussen het plaatsen van een afschermende voorziening of het treffen van geluidwerende voorzieningen. Daar waar de werkelijke kosten hoger zijn dan de maximale schermkosten en desalniettemin voor een geluidsscherm wordt gekozen, fungeren de maximale schermkosten als maximale subsidiegrens.

4. Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel h

Het begrip gekoppelde gevelsanering in deze regeling moet worden onderscheiden van ‘gekoppelde sanering’ als bedoeld in het Bgh. In het Bgh wordt hieronder verstaan: de samenloop van een wijzigings- en een saneringsprocedure. In de onderhavige regeling wordt hiermee bedoeld: het in het kader van de sanering wegverkeerslawaai of spoorweglawaai treffen van geluidwerende maatregelen met een ander oogmerk dan uitsluitend de beperking van de geluidsbelasting.

Artikel 3

In dit artikel wordt bepaald wie de subsidieontvangers kunnen zijn en wordt tevens bepaald voor welke maatregelen subsidie kan worden verstrekt. In beginsel wordt de subsidie verstrekt aan het gemeentebestuur of het bestuur van een samenwerkingsverband maar indien schriftelijk is overeengekomen dat de werkzaamheden zullen worden verricht door Rijkswaterstaat, de spoorwegexploitant of de provincie kan, op aanvraag, de subsidie ook aan Rijkswaterstaat, de spoorwegexploitant of de provincie verstrekt worden.

Artikel 4

Er kan alleen subsidie verstrekt worden voor maatregelen die in het kader van de sanering zijn vastgesteld krachtens artikel 90 van de Wgh en artikel 4.19 van het Bgh. Op grond van artikel 88 van de Wgh en artikel 4.17 van het Bgh dienen vóór 1 januari 2009 onderscheidenlijk vóór 1 januari 2007 alle, zogenaamde, saneringssituaties aan de Minister te zijn gemeld. Indien de saneringssituaties niet tijdig zijn gemeld komen eventuele maatregelen niet meer in aanmerking voor subsidie.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt dat de maatregelen die op andere wijze kunnen worden (of zijn) bekostigd niet in aanmerking komen voor subsidie op basis van deze regeling.

Verder is bepaald dat woningen die in het verleden reeds ten laste van het Rijk zijn gesaneerd niet nogmaals voor een subsidie in aanmerking komen.

Artikel 8

De ervaring leert dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om jaarlijks alle aanvragen voor subsidieverlening voor de voorbereiding, begeleiding van en het toezicht op die maatregelen te honoreren. Derhalve is bepaald dat subsidie kan worden verstrekt voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen die een hogere geluidsbelasting vanwege een weg ondervinden dan respectievelijk 62 dB. Voor spoorwegen geldt een drempelwaarde van 63 dB. Het betreft hier de waarden in het maatgevende jaar. Deze prioritering is aan actualisatie onderhevig. Jaarlijks zal, voorafgaand aan de publicatie van de subsidieplafonds, bezien worden of deze waarden verlaagd kunnen worden. Tevens komen voorbereidingskosten in aanmerking voor een subsidie, indien het een saneringsproject betreft dat samenhangt met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg. Hiervoor gelden de eisen van de minimale geluidsbelasting niet. Uiteraard dient de reconstructie of de wijziging wel een saneringssituatie te betreffen.

Artikel 9

Op grond van artikel 5, tweede lid van het Bm dient in een subsidieregeling aangegeven te worden of bij de subsidieverlening wordt beslist op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen (wie het eerste komt, die het eerst maalt) of dat aanvragen gelijktijdig worden beoordeeld op basis van hun geschiktheid bij te dragen aan de doelstellingen van de regeling (een zogenaamd tendersysteem). Bij de voorbereidingssubsidie is gekozen voor het tendersysteem.

De criteria, op basis waarvan de aanvragen voor voorbereidingssubsidie worden beoordeeld, staan vermeld in de artikelen 8 en 10. De volgorde van verlenen van de subsidie voor uitvoeringskosten wordt bepaald door de in de toekenning van voorbereidingskosten opgenomen datum waarop het subsidieverzoek voor de uitvoeringskosten moet zijn ingediend.

Artikel 10

Met betrekking tot verkeers- en afschermende maatregelen en geluidreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg is besloten prioriteit te verlenen aan de projecten waar de effecten op het verkeerslawaai het meest omvangrijk zijn en waar is gebleken dat de maatregelen op efficiënte wijze zullen worden getroffen. Bij geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in plaats van verkeers-, geluidreducerende en afschermende maatregelen wordt prioriteit gegeven aan projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting, zonder de aftrek zoals bedoeld in artikel 110g van de Wet geluidhinder, het hoogst is. In de regeling tot vaststelling van het subsidieplafond kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van verdeling van het beschikbare budget.

In het tweede lid is bepaald dat bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat afgeweken wordt van de prioriteitsvolgorde. Zo kan er bijvoorbeeld van de volgorde worden afgeweken indien saneringsmaatregelen samenvallen met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg. Ook indien er sprake is van werkzaamheden, welke niet onder de definitie van een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg vallen, kan er aanleiding zijn om af te wijken van de prioriteitsvolgorde. Onder deze werkzaamheden valt ook het treffen van maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, anders dan door afscherming zelf.

Artikel 12

In het eerste en tweede lid is aangegeven aan welke vereisten verkeersmaatregelen moeten voldoen, willen zij voor een bijdrage in de kosten in aanmerking komen. Er is een plafond gesteld aan de hoogte van de te vergoeden kosten van verkeersmaatregelen. De berekeningsmethodiek is opgenomen bijlage A, onderdeel 1, bij deze regeling. Indien de werkelijke kosten lager uitvallen dan het bedrag berekend volgens deze berekeningsmethodiek, wordt het bedrag van de bijdrage overigens vastgesteld conform de werkelijk gemaakte kosten.

Verkeersmaatregelen zullen vrijwel nooit alleen om reden van geluidhinderbestrijding worden uitgevoerd. Vaak zijn de maatregelen immers te combineren met het normale beheer en onderhoud van de weg. Tevens is het wenselijk te bezien of deze maatregelen gecombineerd kunnen worden met maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Derhalve is uitgangspunt dat de aan de geluidhinderbestrijding toe te rekenen kosten van verkeersmaatregelen in principe niet hoger mogen zijn dan het met dat schema berekende bedrag.

Onder normaal beheer en onderhoud (eerste lid, onderdeel d) behoort bijvoorbeeld het aanbrengen van een nieuw wegdek. Dit behoort in het algemeen tot de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Indien wordt gekozen voor een stiller wegdektype past dat binnen een goed wegbeheer waarbij de ontwikkelingen van de techniek worden meegenomen. In dat kader valt een project dat alleen uit het aanbrengen van een stil wegdek bestaat buiten de regeling. Wanneer echter in een verkeersmaatregelenplan wegen worden geherstructureerd kan het aanbrengen van het nieuwe wegdek tot de subsidiabele kosten behoren.

Artikel 13

Net als voor verkeersmaatregelen bij wegverkeerslawaai geldt ook voor geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg dat deze vrijwel nooit alleen om reden van geluidhinderbestrijding worden uitgevoerd. Om deze reden wordt ervan uitgegaan dat de aan de geluidhinderbestrijding toe te rekenen kosten van deze maatregelen in principe niet hoger mogen zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 2.

Artikel 14

Het eerste lid houdt in dat de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die zich ongeveer in het midden achter een scherm bevinden, door dat scherm op de begane grond een reductie van de geluidsbelasting dienen te ondervinden van 10 dB of meer. Woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die zich aan de randen achter een scherm bevinden, dan wel die één of meer verdiepingen hebben, zullen in het algemeen een lagere reductie ondervinden. Als een saneringsprogramma voorafgaat aan een reconstructie waarbij een scherm gepland is, volstaat een totale reductie van het gecombineerde sanerings- en reconstructiescherm van minimaal 10 dB (eerste lid, onder b). Een uitzondering op de 10-dB-eis doet zich voor bij afschermende maatregelen ten behoeve van woningen met een geluidsbelasting, vanwege een weg, van meer dan 68 dB, indien deze eis zou leiden tot een niet doelmatige voorziening. Voor deze woningen kan immers niet met gevelmaatregelen volstaan worden, terwijl een scherm dat voldoende afmetingen heeft om een reductie van 10 dB te geven, omgerekend per woning, tot onaanvaardbare kosten kan leiden. In deze gevallen zijn afschermende maatregelen acceptabel die juist nog wel doelmatig zijn en leiden tot een geluidsbelasting van ten hoogste 68 dB. In het eerste lid, onder c, is bepaald op welke wijze de combinatie van verkeersmaatregelen en afscherming beoordeeld moet worden. De eis die aan het totale effect van dit gecombineerde pakket van maatregelen gesteld wordt, komt overeen met de reductie-eis van 10 dB. Dit geldt eveneens bij maatregelen aan de constructie van een spoorweg (bijvoorbeeld een stillere spoorbrug).

Artikel 16

Dit artikel bevat een opsomming van inhoudelijke en financiële voorwaarden voor de verlening van subsidie ten behoeve van geluidwerende maatregelen vanwege verkeerslawaai. In geval van geluidwerende maatregelen in aanvulling op verkeersmaatregelen, geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg of afschermende maatregelen, betreffen de geluidwerende maatregelen uiteraard alleen de etages waarvoor de geluidsbelasting onvoldoende afneemt door de andere maatregelen. In alle gevallen zijn van subsidie uitgezonderd maatregelen aan ruimten die zonder die maatregelen al voldoen aan de waarden uit onderdeel c.

De gevelmaatregelen dienen in beginsel te worden gedimensioneerd op 5 dB onder de wettelijk maximaal toelaatbare waarde. Met deze marge wordt bereikt dat er maatregelen getroffen worden met een effect van tenminste 5 dB en dat, wanneer het vooraf berekende effect van de geluidwering door onvoorziene omstandigheden niet wordt gehaald, meestal toch aan de wettelijke eisen zal worden voldaan. Indien echter bij het ontwerp van de maatregelen blijkt dat de kosten onredelijk hoog of de maatregelen redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn, kan het gemeentebestuur een hogere dan die met 5 dB verlaagde waarde toelaten. Deze hogere waarde kan uiteraard niet boven het wettelijk maximum van 38 of 43 dB liggen. In deze gevallen dient extra zorg aan de uitvoering te worden besteed, daar het risico groter is dat door onvoorziene zaken niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen, waardoor de maatregelen niet voor een subsidie in aanmerking komen.

Situaties waarin een hogere waarde doelmatig kan zijn, doen zich met name voor bij kleine (ondiepe) verblijfsruimten in woningen en bij gevels die slechts beperkt geïsoleerd kunnen worden (bijvoorbeeld monumenten). Bij de beoordeling van de kosten in relatie tot het geluidwerend effect dient een overdimensionering buiten beschouwing te worden gelaten. Van een overdimensionering is sprake indien binnen de ruimten een geluidsbelasting wordt bereikt van ruim onder de waarde van 5 dB onder de wettelijke waarde. Indien binnen die ruimten een geluidsbelasting wordt bereikt die meer dan 3 dB onder die waarde ligt, zullen de kosten van de maatregelen veelal hoger zijn dan een doelmatig maatregelenpakket om de vereiste geluidwering, gericht op een geluidsbelasting van 5 dB onder de wettelijk toelaatbare waarde, te halen.

Voor de beoordeling van de kosten van de geluidwerende maatregelen in relatie tot de kwaliteit, aard en gebruik van de woning of een ander geluidsgevoelig gebouw en tot het geluidwerende effect van de maatregelen, zijn in bijlage D bij deze regeling toetsbedragen opgenomen. Op basis van de toetsbedragen is beoordeling van de kostenraming van het ontworpen maatregelenpakket mogelijk. Daarnaast moet het pakket uiteraard bouwkundig afgestemd zijn op de voor sanering aanwezige constructie. Dit houdt met name in dat op basis van de aanwezige situatie een oplossing tegen zo gering mogelijke kosten moet worden gezocht, zonder dat dit afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de woning of het gebouw.

Afhankelijk van de voor sanering aanwezige situatie kunnen duurdere oplossingen noodzakelijk zijn. Indien de oorzaak hiervan echter achterstallig onderhoud is, komen die meerkosten niet voor subsidie in aanmerking. Van achterstallig onderhoud is sprake indien de saneringsmaatregelen niet zijn aan te brengen in de betreffende gevel, terwijl bij dezelfde gevelconstructie in betere conditie die oplossing wel uitvoerbaar zou zijn.

Een duidelijk, en nog al eens voorkomend, voorbeeld van achterstallig onderhoud is een verrot kozijn. Daardoor is voor de plaatsing van het isolatieglas kozijnvervanging noodzakelijk, terwijl bij veel kozijnen het glas in het bestaande kozijn is te plaatsen, eventueel met een relatief kleine aanpassing. Bij stalen kozijnen is vervanging echter veelal noodzakelijk en komen de kosten van deze kozijnvervanging ten laste van de subsidie.

Artikel 17

onder b

Bij een wijziging van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering, die niet leidt tot meerkosten, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het vastzetten van schuiframen.

onder c

Indien geschikte ventilatiemogelijkheden aanwezig zijn, dienen deze te worden benut. Veelal dient echter bij ventilatie via de geluidsbelaste zijde van de woning geluidsgedempte ventilatie te worden aangebracht (suskast). Indien – bijvoorbeeld om esthetische redenen – wordt afgezien van het gebruikmaken van bestaande ventilatiemogelijkheden aan de geluidsluwe zijde en er daarom extra ventilatievoorzieningen worden aangebracht, komen de kosten hiervan niet voor een subsidie in aanmerking.

onder d

Uiteraard komen slechts de werkelijke kosten voor een subsidie in aanmerking. De in bijlage D, onderdeel a, opgenomen toetsbedragen voor autonome saneringsprojecten zijn zodanig bepaald, dat bij een sobere uitvoering van de maatregelen in gewone situaties, realisatie binnen die bedragen mogelijk zou moeten zijn. In de praktijk zijn er echter omstandigheden denkbaar waardoor deze bedragen de kosten niet geheel dekken. Te denken valt onder meer aan bijzondere elementen in de gevel, waardoor alleen duurdere oplossingen mogelijk zijn, en omstandigheden, zoals de bereikbaarheid, die gewone uitvoering niet mogelijk maken. Ook is het mogelijk dat, ondanks de aanbesteding in concurrentie, door de aanwezige marktsituatie de kosten niet binnen de toetsbedragen kunnen worden gehouden. Uiteraard zal de eerste inspanning van de subsidieontvanger gericht moeten zijn op het zoveel mogelijk voorkomen van overschrijding van de toetsbedragen. Indien echter naar zijn oordeel al het mogelijke is gedaan en er toch sprake blijft van overschrijding, zal het dossier daarvoor een verklaring moeten bevatten. Deze verklaring zal de subsidieontvanger moeten opnemen in de op grond van artikel 40 van de onderhavige regeling voorgeschreven financiële administratie. De subsidieontvanger zal daarin moeten aangegeven, wat de oorzaken zijn van de overschrijding. Tevens dient per oorzaak zoveel mogelijk te worden aangegeven, welk effect deze oorzaken hebben op de overschrijding (bijvoorbeeld het bijzonder type glas dat hier noodzakelijk is kost circa 15% meer).

Een reële raming van de kosten bij complexe saneringsprojecten ten behoeve van andere geluidsgevoelige gebouwen is veelal alleen mogelijk op basis van een ruime ervaring met andere projecten. Vaak zal ten behoeve van deze raming deskundige hulp moeten worden ingeroepen.

Artikel 18

Op grond van artikel 126a kan de Minister in geval van gekoppelde sanering subsidie verstrekken op basis van door hem vastgestelde normbedragen. Ten behoeve van gekoppelde gevelsanering zijn in bijlage D, onderdeel b, gekoppelde toetsbedragen opgenomen. Deze gekoppelde toetsbedragen gelden uitsluitend voor woningen. Vanwege de veelsoortigheid van andere geluidsgevoelige gebouwen, is het niet mogelijk om gekoppelde toetsbedragen voor deze gebouwen vast te stellen. Wel zal bij gekoppelde projecten aan andere geluidsgevoelige gebouwen als uitgangspunt gehanteerd worden, dat alleen de meerkosten ten behoeve van de geluidsmaatregelen voor subsidie in aanmerking komen.

Het tweede lid geeft de mogelijkheid om in incidentele gevallen een hogere subsidie te verlenen dan het gekoppelde toetsbedrag. Dit kan gebeuren, indien wordt aangetoond dat de gevel elementen bevat, die zelden voorkomen en die leiden tot aanmerkelijke meerkosten. Bij de bepaling van de toetsbedragen is hiermee immers geen rekening gehouden. Een voorbeeld van een dergelijk zeldzaam element is gebogen glas.

Artikel 19

Uitgangspunt bij de bepaling van de maximale subsidie voor de onttrekking aan de bestemming als saneringsmaatregel is, dat alleen subsidie wordt gegeven voor de ernstigste gevallen. Primair houdt dit in dat de vergoeding vooral gericht is op situaties boven de grens van 68 dB vanwege wegverkeerslawaai en 71 dB vanwege spoorweglawaai. Met betrekking tot de hoogte van de maximale subsidie dient hier te worden opgemerkt, dat de genoemde bedragen vrijwel nooit voldoende zijn om een woning aan zijn bestemming te onttrekken. Basis voor de subsidie is, dat er vanuit verschillende invalshoeken een wens tot het onttrekken aan de bestemming bestaat en dat er dus ook meer financiers zijn. Mocht ondanks de hoge geluidsbelasting het onttrekken aan de bestemming niet mogelijk blijken te zijn, dan is het in alle gevallen nog mogelijk om door het treffen van maatregelen aan de gevels van de woningen in het kader van de sanering de geluidsbelasting binnen de woning tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Voor de andere geluidsgevoelige gebouwen wordt in de methodiek van dezelfde bedragen uitgegaan als voor woningen. Basis voor de bepaling is de geluidsbelasting van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw. De geluidsbelasting die gehanteerd dient te worden is de laagste van de volgende twee:

– de geluidsbelasting van de gevel op het moment van indienen van de subsidieaanvraag oftewel juist voor het treffen van de maatregelen;

– de geluidsbelasting die resteert op de gevel na het treffen van de overige maatregelen die in het saneringsprogramma zijn opgenomen. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor, indien het saneringsprogramma naast het ‘wegbestemmen’ van een woning ook afschermende maatregelen bevat ten behoeve van andere woningen en die afscherming ook effect heeft voor de weg te bestemmen woning.

Artikel 20

Bij de aanvraag van een subsidie voor de voorbereidingskosten zal het bij complexe saneringsprojecten moeilijk zijn een goede raming van de kosten op te stellen. Dit zal veelal alleen mogelijk zijn op basis van een ruime ervaring met andere projecten. De toetsbedragen die gehanteerd worden bij de beoordeling van de kosten van gevelmaatregelen aan woningen kunnen hierbij van dienst zijn. Bij de vermelding van de termijnen van uitvoering dient uiteraard rekening te worden gehouden met de termijnen van voorbereiding en de afhandelingstermijnen van de subsidieaanvraag en het saneringsprogramma.

Artikel 24

De voorschotverlening wijkt iets af van de regeling in het Bm. De wijze van bevoorschotting uit het Bm houdt namelijk geen rekening met het bijzondere karakter van een voorbereidingssubsidie.

Er is voor gekozen in beginsel tweemaal een voorschot te verstrekken. Dit voorschot zal worden verstrekt aan het begin en aan het eind van het tijdvak waarbinnen de voorbereiding moet plaatsvinden. Indien er sprake is van een substantieel afwijkende liquiditeitsbehoefte kunnen de voorschotten verstrekt worden aan de hand van de in de aanvraag tot subsidieverlening vermelde individuele liquiditeitsbehoefte. Op grond van artikel 12, zesde lid, onderdeel b, van het Bm worden voorschotten uitbetaald tot een bedrag van maximaal 95 procent van de subsidieverlening.

Artikel 26

Het is mogelijk dat er voor een woning of ander geluidsgevoelig gebouw wel voorbereidings- en begeleidingskosten zijn gemaakt, maar dat er uiteindelijk - om welke reden dan ook - geen geluidwerende maatregelen worden getroffen. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien de eigenaar of bewoner weigert om mee te werken aan het aanbrengen van de geluidwerende maatregelen. Ook komt het soms voor dat uit het akoestisch-bouwtechnisch onderzoek blijkt dat de gevel al voldoende geluidwerend is. In een dergelijk geval zullen uiteraard geen geluidwerende maatregelen worden getroffen, terwijl er wel voorbereidings- en begeleidingskosten zijn gemaakt. In dit artikel is daarom bepaald dat er een subsidie van € 250, per opgegeven woning of ander geluidsgevoelig gebouw, waaraan geen geluidwerende maatregelen zullen worden getroffen, wordt verleend.

Artikel 28

De in dit artikel gevraagde gegevens komen voort uit de voorbereiding van het saneringsproject, waarvoor in het algemeen al eerder een subsidie is verleend. Daardoor is het mogelijk de gegevens gedetailleerd en nauwkeurig te verstrekken. De nauwkeurigheid van de kostenraming kan het niveau hebben van een besteksraming.

Voor afschermende maatregelen wordt een bestek geëist. De vorm van het bestek zal afhangen van de wijze waarop het werk aan de geselecteerde aannemer(s) wordt opgedragen. Meestal zal dit een gedetailleerde beschrijving zijn. Echter, bij bijvoorbeeld een zogenoemde geïntegreerde ontwerp- en bouwopdracht, zal dit ‘bestek’ meer in de vorm van randvoorwaarden zijn en zal de voorbereiding daar vaak ook deel van uitmaken. Voor verkeersmaatregelen waarvoor de subsidie slechts een beperkt deel van de gehele uitvoeringskosten bedraagt, zal over het algemeen een bestek van de maatregelen niet noodzakelijk zijn, maar kan volstaan worden met een duidelijke beschrijving en tekeningen van de maatregelen.

Artikel 31

Het is in de praktijk mogelijk dat de kosten van de uit te voeren maatregelen hoger zijn dan de verleende subsidie. De Minister zal echter niet zonder meer met elke overschrijding van de kosten instemmen. Daarom is in dit artikel bepaald dat, indien de kosten van de maatregelen bij gunning van het project meer dan 10% hoger blijken te zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, de subsidieontvanger een schriftelijk en gemotiveerd verzoek moet doen bij de Minister om in te stemmen met de meerkosten van de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 32

Op grond van artikel 12 van het Bm wordt de liquiditeitsbehoefte per tijdvak van drie maanden bepaald en worden deze voorschotten vervolgens elke drie maanden uitbetaald. Als er sprake is van een substantieel afwijkende liquiditeitsbehoefte kunnen de voorschotten op basis van deze liquiditeitsbehoefte worden verstrekt. Gezien de looptijd van veel saneringsprojecten is het, vanwege het grote aantal uitbetalingsmomenten en de daarmee samenhangende administratieve lasten, niet wenselijk om elke drie maanden een voorschot te verlenen. In plaats daarvan is gekozen voor maximaal vier voorschotten gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen moeten worden getroffen. Indien sprake is van een substantieel afwijkende liquiditeitsbehoefte worden de voorschotten verstrekt aan de hand van de in de aanvraag tot subsidieverlening vermelde individuele liquiditeitsbehoefte. Op grond van artikel 12, zesde lid, onderdeel b, van het Besluit milieusubsidies worden voorschotten uitbetaald tot een bedrag van maximaal 95 procent van de subsidieverlening.

Artikel 36

Het in dit artikel bedoelde overzicht is erop gericht inzicht te verkrijgen in de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het project en de tot dan toe gemaakte kosten.

Artikel 39

De Minister kan, naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in dit artikel, het tijdvak waarin de geluidwerende maatregelen getroffen moeten worden, wijzigen. Het bij dat besluit gewijzigde tijdvak is dan bepalend voor de data waarop de resterende voorschotten worden betaald. In bijzondere gevallen kan de Minister op grond van artikel 30 de subsidie wijzigen of zelfs intrekken. Bijvoorbeeld indien de kostenstijging van de maatregelen niet in verhouding staat tot de oorzaak daarvan of de vertraging in de uitvoering van het werk is veroorzaakt door verwijtbaar handelen van de subsidieontvanger dan wel onder zijn verantwoordelijkheid opererende personen.

Artikel 41

Indien er sprake is van samenloop van een reconstructie van een weg en een saneringssituatie kan de wegaanlegger zelf een saneringsprogramma indienen. De wegaanlegger hoeft dan ook niet te wachten tot het gemeentebestuur een dergelijk programma heeft vastgesteld. Het ligt voor de hand dat de wegaanlegger en gemeentebestuur in overleg de inhoud van het saneringsprogramma zullen afstemmen.

Artikel 42

Indien sprake is van samenloop van een wijziging van een spoorweg en een saneringssituatie dient, ingevolge de artikelen 4.18, derde lid, en 4.19, eerste lid, van het Bgh de spoorwegexploitant een saneringsprogramma op te stellen en in te dienen.

Artikel 43

De Minister kan bij een aantal als gereed aangemerkte woningen een onderzoek ter plaatse laten uitvoeren om de kwaliteit van de uitgevoerde maatregelen te toetsen. Mocht deze onvoldoende blijken te zijn, dan geeft de Minister de subsidieontvanger de opdracht om een en ander alsnog binnen een redelijke termijn in orde te brengen op kosten van de subsidieontvanger. Als dit binnen de gestelde termijn niet is gebeurd, heeft de Minister de bevoegdheid om zelf een aannemer opdracht te geven tot het treffen van de vereiste maatregelen en om de rekening aan de subsidieontvanger te presenteren. De rekening betreft niet alleen de kosten van de aannemer, maar ook de door de Minister gemaakte kosten voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.

Indien uit het onderzoek vragen naar voren komen over de aanvaardbaarheid van de uitvoeringskosten van een project en die vragen niet of onvoldoende worden beantwoord, kan de Minister de subsidie corrigeren. In het algemeen betreft dit een correctie van de subsidie voor de gedeclareerde uitvoeringskosten. Indien echter daarmee samenhangend onderdelen van de voorbereiding, de begeleiding of het toezicht zeer ernstige gebreken vertonen, dan kan de correctie uiteraard ook dat onderdeel van de subsidie betreffen.

Artikel 44

In dit artikel is het overgangsrecht geregeld. De wijziging van de saneringsgrens van 55 dB(A) naar 60 dB(A) kan tot gevolg hebben dat bepaalde woningen, die onder het oude recht nog ‘meetelden’ voor de bepaling van de maximale schermkosten of voor het rekenbedrag voor verkeersmaatregelen, bij de berekening van de latere uitvoeringssubsidie niet meer meegenomen kunnen worden. Dit zou weer tot gevolg kunnen hebben dat de subsidie voor de uitvoeringskosten fors lager uit zou vallen dan verwacht zou mogen worden op basis van de verleende voorbereidingssubsidie. Om deze reden is bepaald dat in deze situatie voor de berekening van de maximale schermkosten bij wegverkeerslawaai (formulier WBb) en de berekening van het rekenbedrag voor verkeersmaatregelen (formulier WBa) de oude regelgeving van toepassing blijft. Voor het overige heeft deze regeling onmiddellijke werking.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven