Wijziging Regeling mandaat aan IG-VWA inzake het verlenen van bepaalde erkenningen

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 december 2006, nr. VGP/VV 2735146, houdende wijziging van de Regeling mandaat aan IG-VWA inzake het verlenen van bepaalde erkenningen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Artikel I

De Regeling mandaat aan IG-VWA inzake het verlenen van bepaalde erkenningen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

1. De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt gemandateerd om namens de minister:

a. erkenningen te verlenen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen;

b. besluiten te nemen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, 1°, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen;

c. erkenningen te verlenen en in te trekken als bedoeld in de artikelen 3, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, en 13, eerste lid, van het Warenwetbesluit Verpakte waters, en daarvan mededeling te doen in de Staatscourant.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mandaat aan IG-VWA inzake het verlenen, schorsen en intrekken van bepaalde erkenningen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Bij het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen (WBHL) zijn ter bescherming van de volksgezondheid regels gesteld inzake de hygiëne van levensmiddelen. In artikel 3, tweede lid, van het WBHL is bepaald dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verder: Minister van VWS) bevoegde autoriteit is voor (1) het verlenen van erkenningen van bepaalde inrichtingen, en – bij niet-naleving van wettelijke voorschriften – voor (2) het schorsen of intrekken van verleende erkenningen en (3) het nemen van bepaalde andere besluiten.

Uit praktische overwegingen is het gewenst deze bevoegdheden te mandateren aan de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), en de VWA daarbij toe te staan wat betreft het verlenen van erkenningen weer ondermandaat te verlenen aan het COKZ1 onderscheidenlijk het CPE2 . Daartoe is vastgesteld de Regeling mandaat aan IG-VWA inzake het verlenen van bepaalde erkenningen, verder te noemen: de Regeling.

Bij de vaststelling van de Regeling is er vanuit gegaan dat ten aanzien van mandaat inzake de onder 2 en 3 bedoelde besluiten geen nieuw besluit van de Minister van VWS noodzakelijk was. Het nemen van besluiten bij niet-naleving van wettelijke voorschriften behoort immers – zo werd vermeld in de toelichting bij de Regeling – tot het werkterrein van de inspecteur-generaal van de VWA (IG-VWA). Op basis van artikel 10, onder f, van de Mandaatregeling VWS, heeft de IG-VWA daarom mandaat om namens de Minister van VWS de besluiten te nemen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, van het WBHL.

Uit oogpunt van kenbaarheid heeft de VWA evenwel aangedrongen op het verlenen van een specifiek mandaat inzake het schorsen of intrekken van verleende erkenningen. Artikel I, onder A, zorgt daarvoor. Bij het gewijzigde artikel 3, eerste lid, van de Regeling, is aan de IG-VWA nu nadrukkelijk ook mandaat verleend om de daar genoemde erkenningen namens de Minister van VWS te schorsen of in te trekken. Ten aanzien van het nemen van deze besluiten kan geen ondermandaat worden verleend aan het COKZ of het CPE.

Bij artikel I, onder B, wordt de citeertitel van de Regeling gewijzigd, aangezien de Regeling nu ook betrekking heeft op het schorsen en intrekken van verleende erkenningen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stcrt. 2006, 1; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 23 januari 2006, Stcrt. 21.

Naar boven