Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft

Regeling van de Nederlandsche Bank N.V. van 11 december 2006, nr. Juza/2006/02412/IH, houdende regels met betrekking tot aanvullend prudentieel toezicht op kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen die tot een financiële groep behoren (Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op de artikelen 4, tweede en derde lid, 5, tweede en derde lid, 6, vijfde lid, 24, tweede lid, 26, vierde lid, en 27, vierde lid, van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft;

Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Besluit:

§ 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Besluit: Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft;

b. DNB: De Nederlandsche Bank N.V.;

c. individuele intragroepsovereenkomst of -positie: intragroepsovereenkomst tussen een kredietinstelling, beleggingsonderneming, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, die deel uit maakt van een groep of een financieel conglomeraat, met een andere onderneming van de groep of het financieel conglomeraat;

d. totale positie: totale positie van overeenkomsten tussen een kredietinstelling, beleggingsonderneming, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, die deel uit maakt van een groep, met een andere onderneming van de groep of het financieel conglomeraat;

e. wet: Wet op het financieel toezicht.

§ 2

Intragroepovereenkomsten en posities kredietinstellingen met een gemengde holding

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4, tweede en derde lid, van het Besluit

Artikel 2

1. Een kredietinstelling als bedoeld in artikel 3:280, eerste lid, van de wet rapporteert alle significante intragroepovereenkomsten en -posities met de gemengde holding en haar dochterondernemingen met gebruikmaking van blad 1 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk twee maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

2. Van een significante individuele intragroepovereenkomst is sprake wanneer het bedrag van de hieruit voortvloeiende positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereiste van de kredietinstelling, die de overeenkomst is aangegaan. Van een significante totale positie is sprake indien deze positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereiste van de kredietinstelling.

3. Een kredietinstelling, die tevens is onderworpen aan het toezicht als bedoeld in artikel 3:298 van de wet, kan in plaats van de in het eerste lid bedoelde rapportage volstaan met de rapportage als bedoeld in paragraaf 7 van deze regeling.

4. Op verzoek van de kredietinstelling en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste en tweede lid.

Artikel 3

1. Voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante individuele intragroepovereenkomst aangegeven:

a. het bedrag van de vordering: de financiële verhouding die uit de overeenkomst voortvloeit. Alleen actiefposten en daarmee vergelijkbare off balance sheet instrumenten worden gerapporteerd;

b. met welke onderneming van de groep de intragroe⁠povereenkomst is aangegaan.

2. Voor de toepassing van het eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante totale positie aangegeven:

a. het bedrag van de totale positie;

b. met welke onderneming van de groep de intragroepovereenkomsten zijn aangegaan.

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt elke significante intragroepvordering ondergebracht in één van de in de tabel genoemde categorieën voor lopende overeenkomsten of posities.

§ 3

Intragroepovereenkomsten en posities verzekeraars in een verzekeringsgroep

Bepalingen ter uitvoering van artikel 5, tweede en derde lid, van het Besluit

Artikel 4

1. Een verzekeraar als bedoeld in artikel 3:284, tweede lid, aanhef, van de wet rapporteert alle significante intragroepovereenkomsten en -posities met ondernemingen, bedoeld in artikel 3:284, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet met gebruikmaking van blad 2 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

2. Van een significante individuele intragroepovereenkomst is sprake wanneer het bedrag van de hieruit voortvloeiende positie meer bedraagt dan twintig procent van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verzekeraar. Van een significante totale positie is sprake indien deze positie meer bedraagt dan twintig procent van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verzekeraar.

3. Een verzekeraar, die tevens is onderworpen aan het toezicht als bedoeld in artikel 3:298 van de wet, kan in plaats van de in het eerste lid bedoelde rapportage volstaan met de rapportage, bedoeld in paragraaf 7 van deze regeling, aangevuld met een rapportage over significantie intragroepposities met betrekking tot de in artikel 5, derde lid, onder e tot en met g, van deze regeling bedoelde categorieën van intragroepovereenkomsten en -posities, zoals opgenomen in blad 2 van het rapportageformulier.

4. Op verzoek van de verzekeraar en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste en tweede lid.

Artikel 5

1. Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante individuele intragroepovereenkomst aangegeven:

a. het bedrag van de vordering: de financiële verhouding die uit de overeenkomst voortvloeit. Alleen actiefposten en daarmee vergelijkbare off balance sheet instrumenten worden gerapporteerd.

b. met welke onderneming van de groep de intragroepovereenkomst is aangegaan.

2. Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante totale positie aangegeven:

a. het bedrag van de totale positie;

b. met welke onderneming van de groep de intragroepovereenkomst is aangegaan.

3. Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, worden de significante intragroepovereenkomsten en -posities ondergebracht in één van de volgende categorieën:

a. beleggingen;

b. rekening courant vorderingen;

c. leningen;

d. overige vorderingen;

e. garanties en posten buiten de balans;

f. herverzekeringstransacties;

g. overeenkomsten met betrekking tot kostentoedeling.

De gerapporteerde overige vorderingen, bedoeld in onderdeel d, gaan vergezeld van een toelichting betreffende de aard van de vordering.

§ 4

Aangepaste solvabiliteit verzekeraars in een verzekeringsgroep

Bepalingen ter uitvoering van artikel 6, vijfde lid, en artikel 21, tweede lid, van het Besluit

Artikel 6

1. Een verzekeraar als bedoeld in de artikelen 3:285, eerste lid, en 3:286, eerste lid, van de wet, rapporteert de aangepaste solvabiliteit, bedoeld in de artikelen 6 en 21, van het Besluit:

a. met gebruikmaking van blad 3 van het rapportageformulier, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling, indien de verzekeraar de aangepaste solvabiliteit rapporteert op basis van methode 1 van bijlage A bij het Besluit;

b. met gebruikmaking van blad 4 van het rapportageformulier, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling, indien de verzekeraar de aangepaste solvabiliteit rapporteert op basis van methode 2 van bijlage A bij het Besluit;

c. met gebruikmaking van blad 5 van het rapportageformulier, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling, indien de verzekeraar de aangepaste solvabiliteit rapporteert op basis van methode 3 van bijlage A bij het Besluit.

2. De rapportage, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

§ 5

Aanvullende kapitaaltoereikendheid kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Bepalingen ter uitvoering van artikel 24, tweede lid, van het Besluit

Artikel 7

1. Een onderneming als bedoeld in artikel 3:296, eerste lid, van de wet dient de berekening, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van het Besluit uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB in.

2. Indien de onderneming rapporteert volgens de in Bijlage B van het Besluit opgenomen methode 1, rapporteert zij de berekening met gebruikmaking van blad 6 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

3. Indien de onderneming geen gebruik maakt van de in Bijlage B van het Besluit opgenomen methode 1 stelt zij DNB daarvan direct na afloop van het boekjaar op de hoogte. Tenzij DNB anderszins heeft besloten op basis van artikel 23, vierde lid, van het Besluit, zal DNB het rapportageformulier vaststellen met inachtneming van artikel 24, tweede lid, van het Besluit.

§ 6

Risicoconcentraties kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Bepalingen ter uitvoering van artikel 26, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit

Artikel 8

1. Een onderneming als bedoeld in artikel 3:297, eerste lid, van de wet, rapporteert alle significante risicoconcentraties op het niveau van het financiële conglomeraat, met uitzondering van risico’s uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten en van uitzettingen bij of gegarandeerd door de Nederlandse Staat of Nederlandse lagere overheden, betreffende één individu of instelling dan wel een groep van onderling verbonden individuen of instellingen.

2. De rapportage, bedoeld in artikel 26, eerste lid, eerste zin, van het Besluit geschiedt met gebruikmaking van blad 7 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

3. Van een significante risicoconcentratie is sprake indien de betreffende risicoconcentratie méér bedraagt dan twintig procent van het toetsingsvermogen van het conglomeraat.

4. Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste en tweede lid.

Artikel 9

1. Voor de toepassing van artikel 8 wordt ten aanzien van elke significante risicoconcentratie aangegeven:

a. de naam van het individu of instelling dan wel de naam van de groep van onderling verbonden individuen of instellingen;

b. een uitsplitsing van het bedrag van de risicoconcentratie in de volgende categorieën:

1°. leningen;

2°. afgegeven garanties, inclusief financiële derivaten;

3°. overige verstrekkingen.

De gerapporteerde afgegeven garanties, inclusief financiële derivaten, en overige verstrekkingen gaan vergezeld van een toelichting betreffende de aard van de transactie.

2. Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties, kan DNB een van het eerste lid afwijkende rapportage vaststellen en de onderneming toestaan om te rapporteren met een ander rapportageformulier dan blad 7 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling.

§ 7

Intragroepovereenkomsten en -⁠posities kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Bepalingen ter uitvoering van artikel 27, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit

Artikel 10

1. Een onderneming als bedoeld in artikel 3:298, eerste lid van de wet rapporteert alle significante intragroepovereenkomsten en -posities van gereglementeerde entiteiten van het financieel conglomeraat. Hieronder vallen zowel de significante individuele intragroepovereenkomsten met één onderneming van de groep als de significante totale positie ten opzichte van één onderneming van het financieel conglomeraat.

2. De rapportage als bedoeld in artikel 27, eerste lid, eerste zin, van het Besluit geschiedt met gebruikmaking van blad 1 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

3. Van een significante individuele intragroepovereenkomst is sprake wanneer het bedrag van de hieruit voortvloeiende positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereisten van de gereglementeerde entiteit die de overeenkomst is aangegaan. Van een significante totale positie is sprake indien deze positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereisten van de gereglementeerde entiteit die de positie is aangegaan.

4. Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 11

1. Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante individuele intragroepovereenkomst aangegeven:

a. het bedrag van de vordering; de financiële verhouding die uit de overeenkomst voortvloeit. Alleen actiefposten en daarmee vergelijkbare off balance sheet instrumenten worden gerapporteerd;

b. met welke onderneming van het financieel conglomeraat de intragroepovereenkomst is aangegaan.

2. Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante totale positie aangegeven:

a. het bedrag van de totale positie;

b. met welke onderneming van het financieel conglomeraat de intragroepovereenkomst is aangegaan.

3. Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, wordt elke significante intragroepvordering ondergebracht in één van de volgende categorieën:

a. beleggingen;

b. rekening courant vorderingen;

c. leningen;

d. overige vorderingen.

De gerapporteerde overige vorderingen, bedoeld in onderdeel d, gaan vergezeld van een toelichting betreffende de aard van de vordering.

4. Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties, kan DNB een van het eerste, tweede of derde lid afwijkende rapportage vaststellen en de onderneming toestaan om te rapporteren met een ander rapportageformulier dan blad 3 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling.

§ 8

Slotbepalingen

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit in werking treedt.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd bij DNB.

De Nederlandsche Bank N.V
Directeur, A. Schilder.Directeur, D.E. Witteveen.

Toelichting

1. Algemeen

Deze regeling stelt regels ten aanzien van het prudentieel toezicht op financiële groepen. De grondslagen voor deze regeling zijn te vinden in het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft (hierna: Besluit).

Afdeling 3.6.2 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: wet) stelt regels voor geconsolideerd toezicht op kredietinstellingen. Afdeling 3.6.3 van de wet stelt regels voor het aanvullend toezicht op verzekeraars die onderdeel uitmaken van een verzekeringsgroep. Hoofdstuk 2 van het Besluit geeft nadere invulling aan het geconsolideerd toezicht op kredietinstellingen. Artikel 4 van het Besluit schrijft voor dat een kredietinstelling die een gemengde holding als moederonderneming heeft één maal per jaar rapporteert over haar significante intragroepovereenkomsten en -posities met de gemengde holding en haar dochterondernemingen. Om zoveel mogelijk dubbele rapportages te voorkomen, kan de hiervoor bedoelde kredietinstelling of verzekeraar, die tevens onderdeel uitmaakt van een financieel conglomeraat, als bedoeld in hoofdstuk 4 van het Besluit, volstaan met de hierna genoemde rapportages voor financiële ondernemingen die onderdeel uitmaken van een financieel conglomeraat.

Het rapportageformulier voor intragroepovereenkomsten en -posities voor verzekeraars in een verzekeringsgroep sluit aan bij de bestaande overeenkomstige rapportages. Om zoveel mogelijk dubbele rapportages te voorkomen, kunnen de hiervoor bedoelde verzekeraars, die tevens onderdeel uitmaken van een financieel conglomeraat, als bedoeld in hoofdstuk 4 van het Besluit, volstaan met de rapportage die moet worden ingediend op basis van deze regeling, aangevuld met enkele specifiek voor verzekeraars in een verzekeringsgroep geldende rapportageverplichtingen.

De intragroeptransacties worden per kredietinstelling of verzekeraar gerapporteerd. Niet alle intragroeptransacties, alleen de significante intragroeptransacties worden gerapporteerd. Er is sprake van een significante intragroepovereenkomst wanneer het bedrag van de daaruit voortvloeiende verhouding meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidvereisten van de kredietinstelling of van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verzekeraar, die de overeenkomst is aangegaan. Ook indien alle gezamenlijke intragroepovereenkomsten op één groeponderdeel boven dit percentage uitgaan, is er sprake van significantie en wordt de totale positie die voortvloeit uit de geaggregeerde vorderingen gerapporteerd.

Tenslotte is ter uitvoering van artikel 6, vijfde lid, van het Besluit een rapportageformulier voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar in een verzekeringsgroep vastgesteld.

Afdeling 3.6.4 van de wet strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat. Onder deze afdeling stelt de wet regels voor financiële conglomeraten op het terrein van de kapitaaltoereikendheid, risicoconcentratie, intragroepsovereenkomsten en -posities, interne controle- en risicobeheerprocedures.

Op grond van afdeling 3.6.4 van de wet en hoofdstuk 4 van het Besluit kan DNB regels stellen met betrekking tot de berekening van de kapitaaltoereikendheid van het financiële conglomeraat alsmede regels met betrekking tot de modellen en termijnen van de rapportages over de kapitaaltoereikendheid die de onderneming als bedoeld in artikel 3:296, eerste lid, van de wet moet indienen. In de artikelen 26 en 27 van het Besluit is daarnaast de taak voor DNB neergelegd om aanvullende regels te stellen over soort en aard van de risico’s en de intragroepovereenkomsten en -posities die gereglementeerde entiteiten als bedoeld in artikel 3:296, eerste lid, van de wet moeten rapporteren. In deze regeling zijn deze regels opgenomen. Eerstverantwoordelijke voor het aanleveren van de te rapporteren gegevens is de onderneming die alleen of samen met een andere onderneming aan het hoofd staat van het financiële conglomeraat. Opgemerkt wordt dat het Besluit regelt dat financiële conglomeraten twee maal per jaar zullen rapporteren over kapitaaltoereikendheid, intragroepovereenkomsten en -posities alsmede risicoconcentraties: éénmaal per jaar op basis van interne management informatie en éénmaal per jaar op basis van een door DNB voorgeschreven rapportageformat. Deze regeling regelt alleen de laatstgenoemde rapportage.

Deze regeling is tot stand gekomen na overleg met het Ministerie van Financiën en de representatieve organisaties van de betrokken financiële ondernemingen. Tot de inwerkingtreding van de wet werden rapportages met betrekking tot het toezicht op financiële conglomeraten ingediend op basis van het tussen DNB en de voormalige Pensioen en Verzekeringskamer gesloten protocol van 12 oktober 1999. Dit protocol wordt met de inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2007 ingetrokken. Voorwaarden opgenomen in door DNB afgegeven verklaringen van geen bezwaar die verwijzen naar het protocol moeten vanaf de inwerkingtreding van de Wet op 1 januari 2007 worden gelezen als verwijzingen naar de bepalingen met betrekking tot financiële conglomeraten in de wet, het Besluit en deze toezichthouderregel.

De bladen met de rapportageformulieren zijn opgenomen in de bijlage bij de Regeling. Aangezien het format van de bladen met rapportageformulieren zich niet lenen om te publiceren in de Staatscourant, is er voor gekozen deze ter inzage te leggen bij DNB. Tevens zijn deze bladen te raadplegen op de website van DNB: www.DNB.nl.

2. Administratieve lasten

Het rapportagekader voor verzekeraars in een verzekeringsgroep met betrekking tot kapitaaltoereikendheid en intragroepstransacties is ongewijzigd gebleven en opzichte van de bestaande voorschriften, de administratieve lasten zijn met de invoering van deze toezichthouderregel derhalve niet gestegen of gedaald ten opzichte van de nulmeting niet gewijzigd. Het rapportagevoorschrift voor een kredietinstelling met een gemengde financiële holding als moeder is nieuw. Er zijn echter in Nederland geen gemengde holdings van bankengroepen die zouden moeten rapporteren, zodat de administratieve lasten op 0 kunnen worden gesteld.

Ten aanzien van de rapportages in verband met het aanvullend prudentieel toezicht conglomeraten heeft DNB de volgende maatregelen genomen om de administratieve lasten van deze regeling te beperken. Ten eerste is zoveel mogelijk aangesloten bij de rapportageformulieren van het zogeheten Protocol toezicht, om onnodige wijzigingen en daarmee lasten te voorkomen. Ten tweede is voor de intragroeptransactie rapportage besloten zo veel mogelijk aan te sluiten bij de rapportage die verzekeraars die onderdeel uitmaken van een verzekeringsgroep al moeten indienen. Hierdoor kan worden voorkomen dat verzekeraars die onderdeel zijn van een verzekeringsgroep en een financieel conglomeraat twee keer dezelfde gegevens over intragroeptransacties moeten aanleveren. Ten derde is met de sector constructief overleg gevoerd over de wijze waarop de rapportageformulieren en de bijbehorende regeling zo kunnen worden vormgegeven dat deze zo min mogelijk administratieve lasten te weeg brengen. Ten vierde is de indieningsfrequentie van de door DNB opgestelde rapportageformulieren verlaagd van twee naar éénmaal per jaar. In aanvulling op de door DNB voorgeschreven rapportageformats zullen de fico's DNB elk jaar ook éénmaal voorzien van beschikbare interne management informatie inzake kapitaaltoereikendheid, risicoconcentraties en intragroeptransacties. Ten vijfde biedt de regeling de mogelijkheid om de door DNB opgestelde rapportageformats te verfijnen en zo optimaal af te stemmen op de instellingspecifieke kenmerken van het financieel conglomeraat.

De administratieve lasten van het aanvullende toezicht op banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen die onderdeel zijn van een financieel conglomeraat zijn in de Memorie van Toelichting bij de derde nota van wijziging (Kamerstukken II 2005–2006, 29708, nr. 17, blz. 20–21) geschat op 14.000 of 28.000 euro afhankelijk van de rapportagefrequentie (éénmaal of tweemaal per jaar). Deze inschatting betreft een totaalbedrag van de administratieve lasten voor de 8 Nederlandse conglomeraten gezamenlijk – dat wil zeggen 1.750 of 3.500 euro per conglomeraat – en is gebaseerd op vier rapportages: kapitaaltoereikendheid, intragroeptransacties, risicoconcentraties en bovendien ook het toezicht op de AO/IC. Over dit laatste onderwerp hoeft weliswaar niet te worden gerapporteerd, maar de kosten zijn omwille van de eenvoud als een rapportage in de berekening van de hiervoor genoemde Memorie van Toelichting bij de derde nota van wijziging meegenomen. De administratieve lasten als gevolg van de fico rapportages die voortvloeien uit de regeling rapportageverplichtingen financiële conglomeraten bedragen dan 10.500 of 21.000 euro (75% van 14.000 respectievelijk 28.000 euro).

De berekening uit de bovengenoemde Memorie van Toelichting bij de derde nota van wijziging kan als volgt nader worden gespecificeerd. Ten eerste is de indieningsfrequentie van de door DNB voorgeschreven rapportageformulieren verlaagd van twee naar éénmaal per jaar. Dit betekent dat de lasteninschatting van 21.000 euro kan worden losgelaten. Ten tweede zullen financiële conglomeraten waarvan de verzekeraars onder het aanvullende verzekeringsgroepen toezicht staan niet langer geconfronteerd worden met een dubbele rapportage over intragroeptransacties. De verzekeraars van 6 van de 7 Nederlandse fico's maken onderdeel uit van een verzekeringsgroep die onder aanvullend verzekeringsgroepen toezicht staat. Deze fico's kunnen dus voor hun verzekeringsdochters volstaan met het indienen van de gegevens inzake intragroeptransacties die sowieso al moeten worden gerapporteerd in verband met het aanvullend verzekeringsgroepen toezicht. Indien aangenomen wordt dat 50% van de gereglementeerde entiteiten uit verzekeraars bestaat levert dit een lastenreductie op van 1.500 euro tot 9.000 (1/3 * 10.500 euro * 6/7 * 50% = 1.500; 10.500 – 1.500 = 9.000).

Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het College heeft besloten de ontwerpregel niet te selecteren voor een Actal-toets.

3. Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 2.2

Volgens artikel 4 van het Besluit stelt DNB regels over soort en aard van de intragroepovereenkomsten en -posities een kredietinstelling met een gemengde holding moet rapporteren. Er is sprake van een significante intragroepovereenkomst wanneer het bedrag van de daaruit voortvloeiende verhouding meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereisten van de kredietinstelling die de overeenkomst is aangegaan. Ook indien alle gezamenlijke intragroepovereenkomsten op één groepsonderdeel boven dit percentage uitgaan, is er sprake van significantie en moet de totale positie die voortvloeit uit de geaggregeerde vorderingen worden gerapporteerd. Om dubbele rapportages te voorkomen sluiten deze rapportages zoveel mogelijk aan bij de rapportages van intragroepovereenkomsten die verzekeringsgroepen en financiële conglomeraten moeten indienen uit hoofde van het aanvullende toezicht op verzekeringsgroepen en financiële conglomeraten.

Artikel 4

Volgens artikel 5 van het Besluit stelt DNB regels over soort en aard van de intragroepovereenkomsten en -posities van een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met andere ondernemingen in een verzekeringsgroep. Voor de toelichting op deze regels wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen 2 en 3, waarbij voor ‘kredietinstelling met een gemengde holding’ moet worden gelezen ‘verzekeraar in een verzekeringsgroep’.

Artikel 6

De artikelen 3:285 en 3:286 van de wet bepalen de wijze waarop een verzekeraar in een verzekeringsgroep de aangepaste solvabiliteit berekent. Dit geldt voor de verzekeraar:

– die deelneemt in een andere verzekeraar, herverzekeraar of verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is,

– waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding, een herverzekeraar of een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is.

In het Besluit worden drie berekeningsmethoden onderscheiden, die in de bijlagen bij het Besluit zijn uitgewerkt. Er is in beginsel keuzevrijheid ten aanzien van de te gebruiken berekeningsmethode. Wel geldt de eis dat de eenmaal gekozen methode consistent wordt gebruikt.

De artikelen 6 en 21 van het Besluit bepalen dat DNB regels stelt ten aanzien van de modellen waarmee de aangepaste solvabiliteit wordt gerapporteerd. De modellen volgen de indeling van de bijlagen bij het Besluit.

Artikel 7

Op basis van het voormalige Protocol van 12 oktober 1999 is een keuze gemaakt voor het hanteren van methode I van de bijlage bij het Besluit. Mocht een financieel conglomeraat de voorkeur geven aan één van de andere in de bijlage bij de richtlijn opgenomen methoden voor de berekening van kapitaaltoereikendheid, dan is het van belang dat daartoe minimaal 4 maanden voor de eerst volgende rapportage een verzoek bij DNB wordt ingediend.

Met de term kapitaaltoereikendheid wordt bij levens- en schadeverzekeraars gedoeld op de solvabiliteitsmarges die levens- en schadeverzekeraars conform het sectorale toezicht op verzekeraars dienen aan te houden.

Artikelen 8 en 9

Artikel 3:268, eerste lid,onderdeel b, van de wet geeft aan dat deelnemingen groter dan 20% in gereglementeerde entiteiten ook deel uitmaken van het financiële conglomeraat. Het kan voor het financiële conglomeraat problemen opleveren om een dergelijke deelneming gegevens te laten aanleveren over haar risicoconcentraties, ten behoeve van de rapportage van het conglomeraat aan DNB. Van dergelijke problemen kan sprake zijn in het geval het conglomeraat geen overwegende zeggenschap heeft in de deelneming. Indien dergelijke problemen zich voordoen kan het conglomeraat een verzoek tot DNB richten om over de risicoconcentraties van zo'n deelneming te rapporteren met een afwijkend rapportageformat, zoals mogelijk gemaakt door de artikelen 8, vierdelid, en 9 tweede lid, van deze regeling. DNB zal bij haar reactie op dit verzoek onder andere rekening houden met het voor het aanvullende toezicht benodigde inzicht in de risicoconcentraties van het conglomeraat en de omvang van de deelneming.

Artikelen 10 en 11

Volgens artikel 27 van het Besluit stelt DNB regels over soort en aard van de intragroepovereenkomsten en -posities die financiële conglomeraten moeten rapporteren. Voor de toelichting op deze regels wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen 2 en 3, waarbij voor ‘kredietinstelling met een gemengde holding’ moet worden gelezen ‘gereglementeerde entiteit van het financieel conglomeraat’.

4. Toelichting op de bijlage

Blad 1

Gereglementeerde instelling

Hier dient de gereglementeerde entiteit te worden vermeld die de gerapporteerde intragroep vorderingen en -posities is aangegaan. Voor iedere Nederlandse kredietinstelling als bedoeld in artikel 3:280 van de wet en elke gereglementeerde instelling die onderdeel is van het conglomeraat als bedoeld in artikel 3:290 van de wet worden de intragroepovereenkomsten via dit blad van het formulier gerapporteerd.

t.o.v. groepsmaatschappij

Hier dient de naam van de groepsmaatschappij te worden vermeld waarmee de gerapporteerde intragroepvorderingen zijn afgesloten.

Vereiste solvabiliteit

Hier dient het totaalbedrag aan kapitaalsvereisten van de gereglementeerde entiteit te worden opgenomen.

Kolom 14 Totaal significante positie

Indien sprake is van een significante totale positie, wordt in deze kolom het bedrag van de totale positie opgenomen.

Kolom 15 Waarvan significante beleggingen

Hierin worden significante beleggingen (deelnemingen, schuldtitels) in groepsmaatschapppijen opgenomen.

Kolom 16 Waarvan significante rekening courant vorderingen

Hierin worden significante rekening courant vorderingen op groepsmaatschappijen verantwoord.

Kolom 17 Waarvan significante leningen

Hier worden de aan groepsmaatschappijen verstrekte leningen vermeld.

Kolom 18 Waarvan significante overige vorderingen

Hieronder worden ondermeer verstaan garanties en posten buiten de balans.

Voorbeelden met betrekking tot deze rapportage (niet limitatief):

– hoofdelijke aansprakelijkheid van een gereglementeerde entiteit voortvloeiend uit het aangaan van fiscale eenheden met andere groepsonderdelen;

– financiële derivaten.

Kolom 19 Omschrijving/aard van de significante overige vordering

Hier wordt een omschrijving van de in kolom 18 opgenomen significante overige vorderingen opgenomen.

Blad 2

Gereglementeerde entiteit(en)

Hier wordt de naam opgenomen van de vergunninghoudende entiteit(en).

Relatienummer

Hier wordt het DNB relatienummer opgenomen.

Onderdeel van verzekeringsgroep of financieel conglomeraat

Hier wordt de naam van de verzekeringsgroep of het financiële conglomeraat opgenomen waar de gereglementeerde entiteit toe behoort.

Vereiste solvabiliteitsmarge

Hier wordt de vereiste solvabiliteitsmarge van de gereglementeerde entiteit opgenomen van het vorige boekjaar.

Significantiedrempel (20%)

Dit veld wordt automatisch ingevuld op basis van de vereiste solvabiliteitsmarge. Posities en overeenkomsten boven deze drempel dienen gerapporteerd te worden.

Totale positie

Indien sprake is van een significante totale positie, wordt in deze kolom het bedrag van de totale positie opgenomen.

Beleggingen

Hierin worden significante beleggingen (deelnemingen, schuldtitels) in groepsmaatschappijen opgenomen.

Rekening-courant

Hierin worden significante rekening courant vorderingen op groepsmaatschappijen verantwoord.

Leningen

Hierin worden de aan groepsmaatschappijen verstrekte significante leningen verantwoord.

Garanties en posten buiten de balans

Hierin worden de aan groepsmaatschappijen verstrekte significante garanties, gestelde zekerheden etc. vermeld, zoals financiële derivaten of hoofdelijke aansprakelijkheid van een gereglementeerde entiteit voortvloeiend uit het aangaan van fiscale eenheden met andere groepsonderdelen of een artikel 2:403, eerste lid, onderdeel f, BW verklaring.

Overige vorderingen

Hierin worden overige vorderingen, bijvoorbeeld op herverzekeringsmaatschappijen binnen de groep vermeld.

Overeenkomsten (herverzekering, kostentoedeling)

Hierin worden de overeenkomsten met andere entiteiten binnen de groep vermeld, zoals herverzekeringsovereenkomsten en overeenkomsten van kostentoedeling, voor zover het financiële belang de significantiedrempel overschrijdt.

Blad 6

Per

De datum waarop de gerapporteerde gegevens inzake kapitaaltoereikendheid, intragroepovereenkomsten en -posities en risicoconcentratie betrekking hebben.

Relatienaam

De naam van de instelling die verantwoordelijk is voor de indiening van de rapportages inzake kapitaaltoereikendheid, intragroepovereenkomsten en -⁠posities en risicoconcentratie.

Relatie-id

Het identificatienummer van bovengenoemde instelling.

Contactpersoon

De naam van de medewerker die verantwoordelijk is voor de rapportage en waarbij DNB terecht kan bij eventuele vragen naar aanleiding van de rapportage.

Tel.nr., e-mail

Het telefoonnummer en e-mail adres van bovengenoemde persoon.

I. A. bestanddelen toetsingsvermogen

Het toetsingsvermogen bestaat uit de volgende bestanddelen, waarbij de nummer- en letteraanduiding corresponderen met die in blad 1 van de rapportage worden gebruikt:

– I-A1: het eigen vermogen, zoals ontleend aan de gepubliceerde geconsolideerde jaarrekening van het financiële conglomeraat,

– I-A2 t/m 4: de door de onder toezicht staande dochtermaatschappijen aangetrokken en door het sectorale toezicht erkende vermogensbestanddelen, voor zover deze niet reeds als eigen vermogen zijn meegeteld onder IA1

– I-A5: kapitaalinstrumenten die rechtstreeks door de gemengde financiële holding (=topholding) zijn aangetrokken onder expliciete goedkeuring door de Nederlandsche Bank. Deze kolom dient alleen te worden ingevuld als zonder meetelling van deze kapitaalinstrumenten de aanvullende kapitaaltoereikendheid negatief zou zijn. Uitgangspunt is dat deze kapitaalinstrumenten op grond van de voorschriften in alle drie de sectoren worden erkend.

I. B. Aftrekposten van het toetsingsvermogen uit hoofde van prudentiële filters door toepassing IAS/IFRS

De aftrekposten van het toetsingsvermogen zijn de volgende, waarbij de nummer- en letteraanduiding correspondeert met die in blad I van de rapportage wordt gebruikt:

– I-B1 t/m 3: de in het sectorale toezicht toegepaste prudentiële filters bij vergunninghoudende instellingen in de drie financiële sectoren, die IAS/IFRS gebruiken. Hiervoor worden de per sector berekende totaalbedragen van de filters gebruikt. Indien toepassing van een filter tot een optelling bij het toetsingsvermogen leidt kan hier een negatief bedrag worden ingevuld. De prudentiële filters kunnen worden berekend op basis van de normen die worden gehanteerd door de verantwoordelijke consoliderende toezichthouder voor banken en beleggingsondernemingen dan wel de verzekeringstoezichthouder die verantwoordelijk is voor het aanvullende toezicht op verzekeringsgroepen,

– I-B4: In het bancaire toezicht bestaat de mogelijkheid dat DNB Besluit minderheidsbelangen geheel of gedeeltelijk af te trekken in het geval van belangrijke overkapitalisatie van de deelneming. Bij het bepalen van het toetsingsvermogen van het financiële conglomeraat wordt het totaalbedrag van deze aftrek vermeld bij post B4,

– I-B5: Eigen vermogenscomponenten die aanwezig zijn bij dochtermaatschappijen, maar niet overdraagbaar en beschikbaar zijn op het niveau van het financiële conglomeraat. Het niet overdraagbaar of beschikbaar zijn van eigen vermogen op het niveau van het financiële conglomeraat kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van bijzondere lokale, juridische, politieke of andere omstandigheden, op grond waarvan de Nederlandsche Bank kan besluiten dat dit vermogen afgetrokken moeten worden.

– I-B6: voorzover niet reeds gecompenseerd via de consolidatie, het door dochtermaatschappijen verschafte vermogen op het niveau van de topholding.

II. Berekening solvabiliteitsvereisten

II-1 t/m 3 Bij de berekening van de solvabiliteitsvereisten zijn de sectorale voorschriften, waaronder met name die van Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 van het Besluit, van toepassing. Ten aanzien van de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in het conglomeraat wordt uitgegaan van de op geconsolideerde basis berekende solvabiliteitsvereisten zoals berekend voor het toezicht door de consoliderende toezichthouder (home supervisor). Voor verzekeraars vormt het aanvullend verzekeringstoezicht het uitgangspunt. Als er sprake is van meer dan één financiële of verzekeringsgroep in het conglomeraat of in het geval een onderneming buiten de sectorale groepen in het conglomeraat staat, kunnen de berekeningen worden uitgevoerd op basis van Europese normen, dan wel andere lokale normen van de betrokken sectorale toezichthouders, een en ander in overleg met DNB. In het geval van (nog) niet onder toezicht staande herverzekeraars die deel vormen van het conglomeraat dienen ter berekening van de solvabiliteitseisen normen uit het verzekeringstoezicht gehanteerd te worden. Na implementatie van de Europese Richtlijn inzake toezicht op herverzekeraars zijn de daaruit afkomstige normen van toepassing.

II-4: Hier wordt ingevuld het theoretische solvabiliteitsvereiste voor niet gereglementeerde dochtermaatschappijen, die financiële instellingen zijn, voorzover niet betrokken in de berekening van de (geconsolideerde) solvabiliteitseis van een van de sectoren. Deze eis dient in een bijlage berekend te worden met gebruikmaking van de normen van het bancaire toezicht.

II-5: Hier wordt ingevuld het theoretische solvabiliteitsvereiste voor niet onder toezicht staande dochtermaatschappijen, die herverzekeraar zijn, voorzover niet betrokken in de berekening van de (geconsolideerde) solvabiliteitseis van een van de sectoren. Deze eis dient in een bijlage berekend te worden met gebruikmaking van de normen van het Europese toezicht.

II-6: Hier wordt ingevuld het theoretische solvabiliteitsvereiste voor overige niet onder geconsolideerd of aanvullend sectoraal toezicht staande deelnemingen en activa van gemengde financiële holding (= topholding). Deze eis dient in een bijlage berekend te worden volgens de normen van de belangrijkste financiële sector in het conglomeraat. Voor de vaststelling welke de belangrijkste financiële sector is, wordt de berekeningsmethode gehanteerd van artikel 3:290, derde en vierde lid, van de wet.

Blad 7

Kolom 05 Debiteur/begunstigde

Hier wordt de naam opgenomen van de individu of instelling, dan wel de naam van de groep van onderling verbonden individuen of instellingen.

Kolommen 06 leningen, 07 overige verstrekkingen en 08 afgegeven garanties e.d.

In deze kolommen wordt het totaalbedrag van de risicoconcentratie uitgesplitst in de categorieën leningen, overige verstrekkingen en afgegeven garanties, inclusief financiële derivaten.

De Nederlandsche Bank N.V

Directeur,

A. Schilder

Directeur,

D.E. Witteveen

Naar boven