Tijdelijke subsidieregeling Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2006 nr. AV/IR/06/101210, tot vaststelling van regels inzake verstrekking van subsidie in het kader van het Subsidieregeling Europees jaar van gelije kansen voor iedereen (Tijdelijke subsidieregeling Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, 5 en 8 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

– begunstigde: de subsidieaanvrager aan wie op grond van deze regeling subsidie is verleend;

– de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Subsidie projecten

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken als bijdrage in de kosten van een project, gericht op de bevordering van bewustwording met betrekking tot gelijke kansen voor iedereen.

Artikel 3

Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt per thema, genoemd in artikel 6, onderdeel c, € 333.333,33.

Artikel 4

Subsidieaanvrager

1. Projectsubsidie wordt aangevraagd door een in Nederland gevestigde rechtspersoon.

2. De subsidie wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

3. Projectsubsidie kan eveneens worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van in Nederland gevestigde rechtspersonen. In dat geval treedt een van de partijen in het samenwerkingsverband namens dat samenwerkingsverband als subsidieaanvrager op. Bij de aanvraag ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt een door de partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt gemachtigd is het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De projectsubsidie wordt verleend aan de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt als subsidieaanvrager.

4. Per subsidieaanvrager wordt één aanvraag ingediend.

5. Voor de toepassing van het vierde lid wordt naast de subsidieaanvrager, bedoeld in het eerste tot en derde lid, als subsidieaanvrager aangemerkt:

a. de rechtspersoon die de meerderheid van de aandelen dan wel anderszins de zeggenschap heeft in de subsidieaanvrager, bedoeld in het eerste tot en met derde lid;

b. andere rechtspersonen waarin de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, de meerderheid van de aandelen dan wel anderszins de zeggenschap heeft; en

c. rechtspersonen waarin de subsidieaanvrager, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, de meerderheid van de aandelen dan wel anderszins de zeggenschap heeft.

Artikel 5

Subsidieaanvraag

1. De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag gebruik van het daarvoor door de Minister verstrekte formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1 van deze regeling.

2. Bij de subsidieaanvraag wordt een projectplan overgelegd waarin is opgenomen:

a. een opgave van de begindatum en de duur van het project;

b. een beschrijving en analyse van het probleem waarop het project zich richt;

c. een beschrijving van de doelstelling en beoogde resultaten van het project;

d. een beschrijving van het instrument dat toegepast zal worden, de uit te voeren activiteiten, alsmede een tijdpad waarbinnen eventuele deelactiviteiten worden uitgevoerd;

e. een beschrijving van de wijze waarop de resultaten van het project worden geëvalueerd;

f. een beschrijving van de wijze waarop de doelgroep actief is betrokken bij de opzet, uitvoering en evaluatie van het project; en

g. een beschrijving van de inbedding, overdraagbaarheid of verspreiding van de projectresultaten na afloop van de projectperiode.

3. Het projectplan, bedoeld in het tweede lid, gaat vergezeld van een uitgewerkte begroting die is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 2 van deze regeling.

4. De Minister ontvangt in de periode van 2 tot en met 31 januari 2007 de subsidieaanvraag.

Artikel 6

Aanvullende criteria voor toekenning

Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:

a. het project na 28 februari 2007 van start gaat en uiterlijk 31 december 2007 wordt afgerond;

b. het project zich richt op de volgende gronden tot onderscheid tussen personen:

1°. godsdienst of levensovertuiging,

2°. ras,

3°. geslacht,

4°. seksuele gerichtheid,

5°. handicap of chronische ziekte, en

6°. leeftijd;

c. het project betrekking heeft op het thema arbeidsmarkt, het thema wijk/buurt of het thema jongeren;

d. de projectresultaten om niet beschikbaar worden gesteld aan de Minister en door hem aangewezen derden.

Artikel 7

Subsidiabele kosten

1. Uitsluitend begrote kosten van activiteiten die voor de ontwikkeling of uitvoering van het project als noodzakelijk zijn aan te merken en ten laste van de subsidieaanvrager blijven, komen voor subsidiëring in aanmerking.

2. Geen subsidie wordt verleend voor begrote kosten van activiteiten die voor de datum van subsidieverlening ten behoeve van het project zijn ontwikkeld of uitgevoerd.

Artikel 8

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 7, tot een maximum van € 50.000,– per project.

Artikel 9

Verdeling maximaal beschikbaar bedrag

1. Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond worden de in de periode van 2 tot en met 31 januari 2007 ontvangen volledige subsidieaanvragen in volgorde van datum van ontvangst behandeld.

2. Van een volledige subsidieaanvraag als bedoeld in het eerste lid is sprake, indien wordt voldaan aan artikel 5. Wanneer de subsidieaanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn onvolledige subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

3. Indien toekenning van aanvragen met betrekking tot een thema als bedoeld in artikel 6, onderdeel c, die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond met betrekking tot dat thema wordt met betrekking tot die aanvragen de volgorde van behandeling door middel van loting door een notaris vastgesteld.

4. Indien volledige toekenning van een subsidieaanvraag met betrekking tot een thema als bedoeld in artikel 6, onderdeel c, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond met betrekking tot dat thema wordt de subsidieaanvraag geheel afgewezen.

Artikel 10

Afwijzing subsidie

Op de subsidieaanvraag wordt in ieder geval afwijzend beslist, indien:

a. niet wordt voldaan aan artikel 2, 4, 5 of 6;

b. de kosten van het project naar het oordeel van de Minister niet in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten;

c. het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 20.000,– of meer dan € 50.000,–;

d. onverminderd artikel 6, eerste lid, onderdeel d, en artikel 6, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies, voor de kosten, bedoeld in artikel 7, op grond van enige andere regeling van de Minister subsidie wordt verleend of aanspraak bestaat op subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 die geheel of gedeeltelijk in diezelfde periode worden verricht als het project waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt verleend.

Artikel 11

Beschikking subsidieverlening/voorschot

Indien de gevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk wordt verleend zendt de Minister aan de subsidieaanvrager een beschikking tot subsidieverlening met een voorschotverlening van 80% van de verleende subsidie.

Artikel 12

Publiciteit

De begunstigde verleent op verzoek van de Minister medewerking aan publicitaire en voorlichtingsactiviteiten in het kader van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen en draagt er zorg voor dat de projectresultaten presentabel zijn voor een door de Minister georganiseerde slotconferentie met betrekking tot de projecten.

Artikel 13

Subsidievaststelling

1. De subsidie-ontvanger dient binnen vier maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteiten dan wel na afloop van het tijdvak waarover subsidie is verleend, doch niet later dan 1 maart 2008, een verantwoording in bij de Minister. Bij deze verantwoording wordt een declaratie ingediend.

2. De Minister stelt de subsidie uiterlijk 1 maart 2008 vast indien de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, is ingediend voor of op 5 januari 2008.

3. Indien de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, is ingediend na 5 januari 2008 stelt de Minister de subsidie uiterlijk acht weken na ontvangst van de verantwoording vast.

Artikel 14

Intrekking van de beschikking tot verlening van projectsubsidie

1. Onverminderd afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beschikking tot verlening van projectsubsidie geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd, in geval het project wordt uitgevoerd in afwijking van de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd.

2. Intrekking en terugvordering op grond van het eerste lid vindt niet plaats, indien de afwijking vooraf aan de Minister is voorgelegd, en deze daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

Artikel 15

Toezicht

1. Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast de daartoe bij besluit van de Minister aangewezen ambtenaren van het Agentschap SZW en de Auditdienst, beide onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. De subsidieaanvrager verleent aan de toezichthouders alle medewerking die dezen redelijkerwijs kunnen vorderen bij de uitoefening van hun bevoegdheden.

Artikel 16

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 januari 2009.

2. In afwijking van het eerste lid blijft de regeling, zoals die geldt op 31 december 2008, van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de Minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 17

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 1 en 2 van deze regeling worden met ingang van 1 januari 2007 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag.

Den Haag, 13 december 2006.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

2007 is uitgeroepen tot Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (hierna te noemen: het Europees Jaar). Hiertoe hebben het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Europese Commissie op 17 mei 2006 besloten (besluit 771/2006/EG). Het Europees Jaar is een belangrijk onderdeel van de raamstrategie ‘Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen’ die de Europese Commissie op 1 juni 2005 heeft gepresenteerd (COM2005 224 definitief).

De doelstellingen van het Europees Jaar zijn:

– burgers van de Europese Unie bewust maken van hun recht op non-discriminatie en gelijke behandeling;

– gelijke kansen voor iedereen promoten, als het gaat om toegang tot de arbeidsmarkt, onderwijs, op de werkvloer of in de gezondheidszorgsector;

– de voordelen van diversiteit voor de Europese Unie promoten.

De activiteiten die zullen worden ondernomen richten zich op het bestrijden van discriminatie die mensen ondervinden op grond van ras of etnische afkomst, godsdienst of levensovertuiging, leeftijd, handicap of chronische ziekte, seksuele gerichtheid en geslacht. Verder gaat de aandacht tijdens het Europees Jaar uit naar de samenloop van verschillende non-discriminatiegronden en de verschillende manieren waarop mannen en vrouwen discriminatie op grond van de bovengenoemde non-discriminatiegronden ervaren (gender mainstreaming). Het Europees Jaar staat in het teken van vier thema’s: rechten, vertegenwoordiging, erkenning en respect.

Het Nederlandse kabinet onderschrijft de doelstellingen van het Europees Jaar. Het Europees Jaar biedt mogelijkheden om kennis en bewustwording te vergroten door de publieke en politieke aandacht te vestigen op problemen rond ongelijke behandeling, voorlichting te intensiveren en belanghebbenden actief in te schakelen.

Het is van groot belang dat in de (uitgebreide) EU een ieder participeert in de samenleving en op de arbeidsmarkt, ongeacht verschillen in ras, geslacht, leeftijd, etc. Daarnaast kan de bestrijding van discriminatie bijdragen aan grotere diversiteit binnen bedrijven en instellingen en daarmee bevorderen dat de juiste persoon op de juiste plek komt. Het bestrijden van discriminatie draagt in dat verband ook bij aan de Lissabon-doelstelling om een toename naar 70% netto-arbeidsparticipatie in de periode tot 2010 te realiseren.

Het gebrek aan informatie en bewustzijn omtrent rechten en plichten op grond van de antidiscriminatiewetgeving is nog steeds een belangrijke hindernis voor de effectieve implementatie van de gelijke behandelingswetgeving. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling. Het Europees Jaar kan een belangrijke rol spelen bij enerzijds het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen en anderzijds de volledige implementatie van de gelijke behandelingswetgeving in de praktijk.

De doelstellingen van het Europees Jaar in Nederland zijn als volgt geformuleerd:

– het vergroten van maatschappelijke bewustwording door bekendheid te geven aan de wetgeving en infrastructuur voor gelijke behandeling;

– bekendheid geven aan lopende activiteiten op het terrein van gelijke behandeling;

– het overbruggen van verschillen (door dialoog en ontmoetingen).

Tijdens het Europees Jaar zullen zowel op Europees als nationaal niveau diverse activiteiten plaatsvinden. Het Europees Jaar zal in Nederland worden uitgevoerd door het Agentschap van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Agentschap SZW). Het Agentschap SZW is het ‘nationaal orgaan’ voor het Europees Jaar.

De doelstellingen voor het Europees Jaar in Nederland worden door het nationaal orgaan vastgelegd in een nationaal plan met de strategie en prioriteiten voor het Europees Jaar. Op basis van het nationaal plan kan het budget dat de Europese Commissie voor Nederland beschikbaar stelt (€ 279.000), worden aangevraagd. Nederland moet hier hetzelfde bedrag tegenover stellen (50% cofinanciering). Het kabinet heeft hiervoor middelen ter beschikking gesteld.

Daarnaast heeft het kabinet middelen ter beschikking gesteld voor de uitvoering van de onderhavige tijdelijke (nationale) subsidieregeling in het kader van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen. De subsidieregeling dient ter ondersteuning van de activiteiten in het kader van het bovengenoemde nationaal plan voor het Europees Jaar. De subsidieregeling heeft tot doel om projecten gericht op het bevorderen van bewustwording rond het thema ‘gelijke kansen voor iedereen’ te subsidiëren. Projecten moeten betrekking hebben op de non-discriminatiegronden die ook in het nationaal plan centraal staan: ras of etnische afkomst, godsdienst of levensovertuiging, leeftijd, handicap of chronische ziekte, seksuele gerichtheid en geslacht.

Voor het subsidiëren van projecten is in totaal 1 miljoen euro beschikbaar. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over drie thema’s die tijdens het Europees Jaar prioriteit hebben, te weten de arbeidsmarkt, de wijk/buurt en jongeren. Onderzoek toont aan dat de meeste klachten over discriminatie betrekking hebben op de arbeidsmarkt en de wijk/buurt en dat jongeren minder goed bekend zijn met de gelijke behandelingswetgeving dan ouderen.

Met betrekking tot de subsidieverlening op grond van de onderhavige regeling is ook de Algemene Regeling SZW-subsidies van toepassing, voor zover daarvan niet in de onderhavige regeling van wordt afgeweken. Deze regeling is onder meer te vinden op www.agentschapszw.nl. Tevens is de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderwet SZW-subsidies van toepassing.

Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 6. Subsidie projecten en Aanvullende criteria voor toekenning

Artikel 2 geeft een globale beschrijving van de aard van de projecten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen worden gebracht. De subsidieregeling heeft tot doel om projecten gericht op het bevorderen van bewustwording rond het thema ‘gelijke kansen voor iedereen’ te subsidiëren. Bewustwording kan bijvoorbeeld zijn gericht op kennis van (rechten en plichten op basis van) de gelijke behandelingswetgeving, bekendheid met de bestaande infrastructuur voor gelijke behandeling of de voordelen van diversiteit. Artikel 6 geeft nadere invulling en

bevat meer gedetailleerde eisen waaraan een project zal moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Uit onderdeel b van artikel 6 volgt dat een project zich dient te richten op alle non-discriminatiegronden: ras of etnische afkomst, godsdienst of levensovertuiging, leeftijd, handicap of chronische ziekte, seksuele gerichtheid én geslacht. Projectresultaten zullen om niet beschikbaar worden gesteld.

Artikelen 3 en 8. Subsidieplafond en Omvang subsidie

Per thema (de arbeidsmarkt, jongeren en de wijk/buurt) is een bedrag van € 333.333,33 beschikbaar. De projectsubsidieaanvragen dienen een projectplan en een begroting te bevatten. Op basis daarvan kunnen projectsubsidies worden verleend. In de beschikking tot verlening van projectsubsidie wordt een maximumbedrag vastgesteld dat aan subsidie verstrekt zal worden. Dat bedrag zal niet hoger zijn dan € 50.000,–.

Artikel 4. Subsidieaanvrager

Dit artikel geeft aan wie de projectsubsidie op grond van deze regeling kunnen aanvragen. Het gaat hierbij om een in Nederland gevestigde rechtspersoon die een aanvraag indient voor uitsluitend zichzelf of namens een samenwerkingsverband van rechtspersonen. Bij een samenwerkingsverband geschiedt de betaling aan de deelnemer van het samenwerkingsverband die namens de anderen de aanvraag heeft ingediend.

Tevens wordt in artikel 4 geregeld dat de subsidie slechts wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

Op grond van het vierde lid kan per subsidieaanvrager slechts één aanvraag om projectsubsidie worden ingediend. Daarmee samenhangend wordt met het vijfde lid van dit artikel voorkomen dat de subsidie voor een groot deel van het beschikbare bedrag (of zelfs geheel) terecht komt bij één bedrijf of een met elkaar samenhangend conglomeraat van bedrijven. Het vijfde lid regelt het volgende. Als een subsidieaanvrager dochter is van een moederbedrijf dat de meerderheid van de aandelen bezit in de subsidieaanvrager, dan wel anderszins de zeggenschap heeft over de subsidieaanvrager, wordt – voor de toepassing van het vierde lid – ook het moederbedrijf als subsidieaanvrager aangemerkt alsmede alle andere dochterbedrijven waarin dat moederbedrijf de meerderheid van de aandelen bezit of waarover het moederbedrijf anderszins de zeggenschap heeft. Indien het moederbedrijf of één van de andere dochterbedrijven ook een aanvraag heeft gedaan worden alle aanvragen van het conglomeraat afgewezen op grond van artikel 10, onderdeel a, van deze regeling. Eén en ander geldt mutatis mutandis als de subsidieaanvrager zelf één of meer dochterbedrijven heeft.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

Dit artikel geeft aan dat voor belanghebbenden de gelegenheid bestaat projectsubsidieaanvragen in te dienen in de periode van 2 tot en met 31 januari 2007. In die periode moeten de aanvragen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (het Agentschap SZW) zijn ontvangen. Aanvragen die buiten die periode worden ontvangen worden afgewezen.

De aanvraag kan slechts betrekking hebben op één project en wordt ingediend door gebruikmaking van een door de minister verstrekt formulier. Bij de aanvraag wordt een projectplan overgelegd waarin de zaken zijn beschreven die zijn opgenomen in het tweede lid van dit artikel. Tevens bevat de aanvraag een uitgewerkte begroting.

Het model van het aanvraagformulier (bijlage 1) en het model van de begroting (bijlage 2) zullen gepubliceerd worden op www.agentschapszw.nl, op de dag van publicatie van de Regeling in de Staatscourant.

In artikel 5, tweede lid, onder f is bepaald dat de doelgroep actief moet worden betrokken bij de opzet, uitvoering en evaluatie van een project. Dat betekent dat bijvoorbeeld het vervaardigen van een CD rom, video, folder, DVD of website alleen niet voldoende is.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

Voor kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd voor de ontwikkeling of uitvoering van het project, wordt geen subsidie verleend. Ook voor kosten die niet zijn begroot wordt geen subsidie verleend. Voor de BTW-plichtige subsidieontvangers (die de BTW kunnen verrekenen) wordt de BTW niet gesubsidieerd. De BTW hoeft dan immers niet ten laste van de begunstigde te blijven. Indien de subsidieontvanger de BTW wel tot de subsidiabele kosten rekent moet hij aannemelijk maken dat hij deze niet kan verrekenen.

In het tweede lid is bepaald dat alleen de kosten die gemaakt en betaald zijn na verlening van de subsidie in aanmerking worden genomen.

Artikel 9. Verdeling maximaal beschikbaar bedrag

Artikel 9 heeft betrekking op de wijze waarop het bereiken van het subsidieplafond wordt bepaald. Het betreft hier het systeem van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Indien meer aanvragen op dezelfde datum zijn ontvangen en toekenning van op die datum ontvangen aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de volgorde van behandeling van de op die datum binnengekomen aanvragen vastgesteld door middel van loting door een notaris.

Indien toepassing van het vierde lid leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag wordt automatisch de in volgorde daarop volgende subsidieaanvraag met betrekking tot het desbetreffende thema in behandeling genomen.

Artikel 10. Afwijzing subsidie

Naast de in de Algemene wet bestuursrecht,de Kaderwet SZW-subsidies en de Algemene Regeling SZW-subsidies genoemde afwijzingsgronden, staan in dit artikel nog een viertal gronden opgesomd waarop projectsubsidie wordt afgewezen.

Artikel 11. Beschikking subsidieverlening/voorschot

Bij de beschikking tot verlening van de projectsubsidie kunnen ondermeer nadere voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot de door de aanvrager vast te leggen gegevens, opdat een goed inzicht kan worden gehouden in de voortgang van het gesubsidieerde project. Bij toekenning van projectsubsidie wordt een voorschot verstrekt van 80% van de verleende subsidie.

Artikel 12. Publiciteit

Een subsidieontvanger zal bereid moeten zijn medewerking te verlenen aan publicitaire en voorlichtingsacties die worden georganiseerd in het kader van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen. De kosten van die acties komen niet ten laste van de subsidieontvanger. Voorts zal de subsidieontvanger er voor zorgen dat de projectresultaten presentabel zijn voor een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid georganiseerde slotconferentie met betrekking tot de op grond van deze regeling gesubsidieerde projecten.

Artikel 13. Subsidievaststelling

Indien de verantwoording is ingediend voor of op 5 januari 2008 stelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de subsidie uiterlijk 1 maart 2008 vast. Indien de verantwoording is ingediend na die datum stelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de subsidie uiterlijk acht weken na ontvangst van de verantwoording vast. De verantwoording en de daarbij gaande declaratie moeten voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in de artikelen 14, 15 en 17 van de Algemene Regeling SZW-subsidies. Artikel 16 van die regeling is niet van toepassing nu de subsidie op grond van artikel 8 niet hoger kan zijn dan € 50.000.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven