Wijziging Regeling werkwijze landinrichtingscommissie

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3857, houdende wijziging van de Regeling werkwijze landinrichtingscommissie

Handelende in overeenstemming met het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland;

Gelet op de artikelen 32 en 100 van de Landinrichtingswet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling werkwijze landinrichtingscommissie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel e, komt te luiden:

e. commissie: landinrichtingscommissie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, dan wel, ingeval van een aanpassingsinrichting, een landinrichtingscommissie als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van de wet.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling is, met uitzondering van de titels 5, 6 en 7, van overeenkomstige toepassing op de aanpassingsinrichting ‘Borssele’.

C

In artikel 11, eerste lid, wordt ‘onderscheidenlijk de ruilverkaveling’ vervangen door: , de ruilverkaveling of de aanpassingsinrichting.

D

In artikel 13 wordt ‘of het landinrichtingsplan’ vervangen door: , het landinrichtingsplan of het aanpassingsplan.

E

In artikel 17, eerste lid, wordt na ‘aanhef en onder b en c, van de wet’ ingevoegd: dan wel het aanpassingsplan ingevolge artikel 102, eerste lid, onderdeel d, van de wet met toepassing van artikel 143, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

F

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Indien in een ruilverkaveling dan wel in een aanpassingsinrichting door het bureau verworven grond wordt gebruikt om door middel van een systematische overbedeling van de eigenaren korting als gevolg van de toepassing van respectievelijk artikel 142, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de wet en artikel 143, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de wet geheel of gedeeltelijk te compenseren, ontvangt het bureau door bemiddeling van de commissie, het volgens de door de minister gegeven richtlijnen bepaalde deel van het ingevolge artikel 147, eerste lid, van de wet met het openbaar lichaam overeengekomen bedrag.

G

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.

2.

Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

2. Ingeval van een aanpassingsinrichting dient de aanwending van verworven gronden in overeenstemming te zijn met de taakstelling, bedoeld in het plan ingevolge artikel 101 van de wet, of met de taakstelling van een wijziging van het aanpassingsplan als bedoeld in artikel 114 of van een uitwerking of uitbreiding van het aanpassingsplan als bedoeld in artikel 115 van de wet.

H

In artikel 32 wordt ‘artikel 81’ vervangen door ‘artikel 80’ en wordt na ‘landinrichtingsplan’ ingevoegd: dan wel op basis van het door gedeputeerde staten ingevolge artikel 101 onderscheidenlijk artikel 107 vastgestelde aanpassingsplan.

I

In artikel 33 wordt na ‘een landinrichtingsplan’ ingevoegd: of een aanpassingsplan.

J

In artikel 37 wordt na ‘artikel 88 van de wet’ ingevoegd: of het aanpassingsplan, bedoeld in artikel 101 onderscheidenlijk artikel 107 van de wet,.

K

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘van de wet’ ingevoegd: dan wel het aanpassingsplan, bedoeld in artikel 101 onderscheidenlijk artikel 107 van de wet.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt na ‘artikel 88, van de wet’ ingevoegd: dan wel met het aanpassingsplan, bedoeld in artikel 101 onderscheidenlijk artikel 107 van de wet.

b. In onderdeel c wordt na ‘artikel 71, eerste lid, van de wet’ ingevoegd: dan wel, ingeval van een aanpassingsplan, de toestemming, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de wet.

L

In artikel 49, eerste lid, wordt na ‘het landinrichtingsplan’ ingevoegd: of in het kader van het aanpassingsplan.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 december 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Met onderhavige regeling wordt de Regeling werkwijze landinrichtingscommissie van overeenkomstige toepassing verklaard op landinrichtingscommissies die op grond van artikel 99, eerste lid, van de Landinrichtingswet door gedeputeerde staten worden ingesteld voor een aanpassingsinrichting. Onderhavige wijziging is met name relevant voor de aanpassingsinrichting ‘Borssele’ (artikel I, onderdeel A, van de wijzigingsregeling). De titels 5, 6 en 7 worden overigens niet van overeenkomstige toepassing verklaard, aangezien de daarin opgenomen procedurestappen volgens de procedure van de Landinrichtingswet reeds zijn afgerond. Voorts wordt in enkele artikelen een verwijzing naar artikelen in de Landinrichtingswet met betrekking tot het aanpassingsplan opgenomen en wordt in artikel 32 een misslag hersteld (artikel I, onderdeel H, van de wijzigingsregeling). Op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (Kamerstukken 2005–2006, 30 509, nr. 2) wordt de aanpassingsinrichting afgerond volgens de procedure van de Landinrichtingswet. Met het oog daarop wordt de Regeling werkwijze landinrichtingscommissie gewijzigd. Over onderhavige wijziging is overeenstemming bereikt met de provincie Zeeland.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1985, 217; laatstelijke gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 juni 2006 (Stcrt. 120).

Naar boven