Regeling transitokentekenbewijzen

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 december 2006, nr. HDJZ/2006/1894, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de aanvraag en afgifte van transitokentekenbewijzen (Regeling transitokentekenbewijzen)

12 december 2006

Nr. HDJZ/AWW/2006-1894

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikel 36, achtste lid en 62, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 24a van het Kentekenreglement en artikel 4.6a van het Voertuigreglement;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder transitokentekenbewijs: kentekenbewijs als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder b, van het Kentekenreglement.

Artikel 2

De aanvraag voor een transitokentekenbewijs wordt buiten behandeling gelaten indien in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag een transitokentekenbewijs voor het voertuig is afgegeven.

Artikel 3

Artikel 72, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op voertuigen waarvoor een transitokentekenbewijs is afgegeven.

Artikel 4

1. De aanvrager die niet beschikt over, dan wel geen gebruik maakt van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, van het Kentekenreglement, biedt het voertuig waarvoor hij de aanvraag indient aan bij een van de daartoe op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling kentekenbewijzen aangewezen vestiging van de Dienst Wegverkeer, dan wel bij een andere locatie die voldoet aan de door deze dienst te stellen voorwaarden.

2. Indien sinds de datum waarop een ambulance of waarop een motorrijtuig of aanhangwagen, waarvan de toegestane maximale massa meer bedraagt dan 3500 kg, dan wel dat bestemd is om te worden gebruikt voor het vervoer van personen waarop de Wet personenvervoer 2000 betrekking heeft, voor het eerst is toegelaten een jaar is verstreken, stelt de aanvrager het voertuig ter beschikking om de technische staat ervan te doen vaststellen.

3. Indien sinds de datum waarop een motorrijtuig of aanhangwagen, anders dan bedoeld in het derde lid, voor het eerst is toegelaten drie jaren zijn verstreken stelt de aanvrager het voertuig ter beschikking om de technische staat ervan te doen vaststellen.

4. In afwijking van het tweede en derde lid hoeft het voertuig niet ter beschikking te worden gesteld om de technische staat ervan te doen vaststellen, indien een geldig kentekenbewijs afgegeven door een van de lidstaten van de Europese Unie, alsmede een geldig bewijs dat in het land waar het voertuig is gekentekend de periodieke keuring als bedoeld in artikel 1 van richtlijn 96/96/EG van de Raad van 20 december 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstate inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PbEG L 046) met goed gevolg heeft doorstaan, worden overgelegd.

5. De Dienst Wegverkeer kan besluiten dat het vaststellen van de technische staat steekproefsgewijs geschiedt.

6. Alvorens door de Dienst Wegverkeer op de aanvraag wordt beslist vindt een onderzoek plaats naar de identiteit van het voertuig, tenzij de aanvrager beschikt over de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, van het Kentekenreglement.

Artikel 5

1. Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is legt deze een legitimatiebewijs over als bedoeld in artikel 2 van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten.

2. Indien de aanvraag wordt ingediend door een tekenbevoegde namens een rechtspersoon als bedoeld in artikel 50, derde lid, van de wet, legt deze de in artikel 3, eerste lid, van de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen bedoelde documenten over.

3. Indien de aanvraag namens een natuurlijke persoon wordt ingediend door een erkend bedrijf, brengt het erkende bedrijf de persoon die het voertuig op de openbare weg brengt onder de aandacht dat er voor het voertuig een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid als bedoeld in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen dient te zijn afgesloten.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling transitokentekenbewijzen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot het stellen van regels voor de aanvraag van zogenoemde transitokentekenbewijzen. Voor redenen voor de invoering van het transitokentekenbewijs zij verwezen naar het besluit van 28 november 2006 houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met invoering van het transitokentekenbewijs en verstrekking van gegevens uit het kentekenregister ten aanzien van voertuigen betrokken bij misdrijven of overtredingen in het buitenland (Stb. 2006/634). Het transitokentekenbewijs is een tijdelijk kentekenbewijs dat is bedoeld om niet in Nederland gekentekende voertuigen binnen of buiten Nederland te brengen. Het heeft een geldigheidsduur van twee weken.

Het transitokentekenbewijs kan slechts worden aangevraagd voor voertuigen die niet in Nederland gekentekend zijn. Daarom dient, alvorens een kentekenbewijs wordt afgegeven, de identiteit van het voertuig te worden vastgesteld. De aanvraag kan met het oog hierop alleen worden ingediend bij een keuringsstation van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).

Voor de toelating tot het verkeer op de weg dient het voertuig te voldoen aan alle toelatingseisen zoals deze zijn neergelegd in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement. Voor het verkrijgen van een transitokentekenbewijs dient een voertuig technisch te worden gekeurd, tenzij het voertuig zo jong is dat het in Nederland nog niet onder de plicht tot het periodiek keuren (de zogenoemde APK-plicht) zou vallen òf het voertuig beschikt over een geldig kentekenbewijs afkomstig van een van de lidstaten van de Europese Unie, alsmede over een geldig APK-keuringsbewijs uit het land van herkomst. Aangezien de voertuigen waarvoor een transitokentekenbewijs wordt aangevraagd evenwel zijn uitgezonderd van de APK-plicht, wordt de voertuigtechnische staat beoordeeld op grond van een set keuringseisen die door de RDW wordt bekend gemaakt in een van de voor de voertuigbranche bedoelde publicaties van de RDW en op de RDW-internetsite. Dit om ervoor te zorgen dat de voertuigen geen gevaar op de weg zullen vormen. Het is evenwel aan degene op wiens naam het transitokentekenbewijs wordt gesteld ervoor te zorgen dat het voertuig aan alle permanente eisen voldoet. Dit geldt uiteraard zowel voor de voertuigen die voor een technische keuring in aanmerking komen als de voertuigen die hiervan zijn uitgezonderd.

Bedrijven die regelmatig meerdere voertuigen aanbieden in verband met de aanvraag van een transitokentekenbewijs, kunnen bij de RDW een verzoek indienen om identificatie en keuring aan huis te verrichten, waarbij de keuring op de technische staat steekproefsgewijs plaatsvindt. De controle op de identiteit van het voertuig vindt daarentegen in alle gevallen plaats.

De verplichting om het voertuig ter beschikking te stellen geldt niet voor bedrijven die beschikken over de bevoegdheid om gebruik te maken van de zogenoemde versnelde regeling. Hiermee wordt gedoeld op de bevoegdheid om op grond van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad nog niet tenaamgestelde kentekenbewijzen aan te vragen voor nieuwe voertuigen. In deze gevallen kan de aanvrager ook bij het aanvragen van een transitokentekenbewijs volstaan met de schriftelijke opgave van de identiteit van het voertuig bij het RDW keuringsstation. Ook de legitimatie vindt hier plaats. Voor aanvragers die van deze regeling gebruik maken, vindt het toezicht op de juiste uitvoering plaats door middel van steekproeven, net zoals bij de aanvraag van deze bedrijven van een gewoon kentekenbewijs.

Omdat het, mede uit fiscaal oogpunt, onwenselijk is dat na het verstrijken van de geldigheidsduur voor hetzelfde voertuig direct opnieuw een transitokentekenbewijs wordt afgegeven, wordt een nieuwe aanvraag pas na drie maanden in behandeling genomen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel regelt niet binnen drie maanden een tweede transitokentekenbewijs kan worden aangevraagd voor hetzelfde voertuig.

Artikel 3

Dit artikel regelt dat een voertuig waarvoor een transitokentekenbewijs wordt aangevraagd niet APK-plichtig is.

Artikel 4

Dit artikel regelt de aanbieding van het voertuig voor keuring bij een van de vestigingen van de RDW (eerste lid). Het tweede en derde lid schrijven voor dat een voertuig dat op grond van zijn leeftijd APK-plichtig zou zijn, voor keuring ter beschikking van de RDW dient te worden gesteld. Op grond van het vierde lid geldt dat voertuigen niet voor een technische keuring ter beschikking hoeven worden gesteld indien ze over een geldig kentekenbewijs van een van de lidstaten van de Europese Unie beschikken, alsmede over een geldig APK-keuringsbewijs uit het land van herkomst.

Niet in alle gevallen zal de keuring ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. De RDW kan de keuringen steekproefsgewijs laten plaatsvinden (vijfde lid). Zoals beschreven in het algemene deel van de toelichting geldt de verplichting om het voertuig ter beschikking te stellen niet voor bedrijven die gebruik maken van de zogenaamde versnelde regeling (zesde lid).

Artikel 5

In dit artikel zijn de legitimatie-eisen voor aanvragen door natuurlijke personen (eerste lid) en rechtspersonen (tweede lid) neergelegd. In het derde lid wordt aan erkende bedrijven de verplichting opgelegd om de plicht tot verzekering op grond Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen onder de aandacht te brengen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven