De Minister van Buitenlandse Zaken,
Gelet op artikel 1, tweede en derde lid, van het Rijksbesluit op de consulaire tarieven;
Gelet op de artikelen 1 en 2 van de Beschikking (EG) nr. (2006/440/EC) van de Raad van 1 juni 2006 houdende wijziging van bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek met betrekking tot de legesrechten ter dekking van de administratieve kosten van de behandeling van visumaanvragen (PbEG 2006 L 175);
Besluit:
Artikel I
De Regeling op de consulaire tarieven1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel s, onder 1° en onder 2°, komt te luiden:
s. het behandelen van een aanvraag tot het verlenen van een visum:
1°. aanvragen ingediend bij een Koninkrijksvertegenwoordiging voor een:
– collectief visum: € 60 en € 1 per persoon,
– doorreisvisum: € 60,
– luchthaventransitvisum: € 60,
– visum voor kort verblijf van ten hoogste negentig dagen: € 60,
– visum voor meerdere reizen: € 60.
2°. aanvragen ingediend bij de grens voor een:
– collectief doorreisvisum: € 60 en € 1 per persoon,
– collectief reisvisum: € 60 en € 1 per persoon,
– doorreisvisum: € 60,
– reisvisum: € 60.
B
In artikel 3a worden onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot vierde tot en met zesde lid, drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:
1. De vergoeding, genoemd in artikel 1, onderdeel s, is niet verschuldigd door:
a. kinderen jonger dan zes jaar,
b. leerlingen, studenten, al dan niet afgestudeerd, en de hen begeleidende leraren die reizen in het kader van (postdoctorale)studie- of opleidingsdoeleinden,
c. wetenschappelijke onderzoekers die onderdaan zijn van derde landen en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen.
2. Tot 1 januari 2008 bedraagt de vergoeding, genoemd in artikel 1, onderdeel s, onder 1° en 2°, € 35 voor aanvragen ten behoeve van onderdanen uit Rusland, Oekraïne, Albanië, Macedonië, Montenegro, Servië en Bosnië-Herzegovina.
3. Na 1 januari 2008 bedraagt de vergoeding, genoemd in artikel 1, onderdeel s, onder 1° en 2°, € 35 voor aanvragen ten behoeve van onderdanen uit de landen, bedoeld in het eerste lid, indien die landen met de Europese Gemeenschap een visumfaciliteringsovereenkomst hebben gesloten als bedoeld in artikel 2 van de Beschikking (EG) nr. (2006/440/EC) van de Raad van 1 juni 2006 visumaanvragen (PbEG 2006 L 175).
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Regeling op de consulaire tarieven biedt onder meer de grondslag tot het vaststellen van de vergoedingen die verschuldigd zijn voor het behandelen van een aanvraag van een visum. De hoogte van de tarieven voor visa kort verblijf wordt in Europees verband vastgesteld. De hoogte van de tarieven voor visa lang verblijf wordt in overeenstemming met de meest betrokken minister door de minister van Buitenlandse Zaken vastgesteld.
Een van de uitgangspunten bij het vaststellen van de vergoedingen voor visumverlening is kostendekkendheid. Dit betekent dat bij de vaststelling van de tarieven in de eerste plaats zoveel mogelijk is aangesloten bij de daadwerkelijke kosten die de dienstverrichting met zich meebrengt.
Het bedrag van € 35 is niet langer kostendekkend voor de behandeling van een visumaanvraag. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met extra kosten van de invoering van het Europese Visuminformatiesysteem (VIS) en de opneming van de biometrische gegevens voor de toepassing van dit systeem bij de behandeling van een visumaanvraag.
De Raad van de Europese Unie heeft derhalve besloten het bedrag te verhogen tot € 60.
In artikel 1, onderdeel s, onder 1° en onder 2°, zijn de desbetreffende bedragen verhoogd tot € 60 overeenkomstig de wijziging van bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek.
Dit onderdeel bevat de uitzonderingen op de regel. In het eerste lid worden drie categorieën vrijgesteld van het betalen van de leges die in artikel 1, onderdeel s, van de Regeling consulaire tarieven zijn opgenomen. De wetenschappelijk onderzoekers uit derde landen zijn vrijgesteld indien zijn onderzoek verrichten in de zin van Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot vergemakkelijking van de afgifte van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Gemeenschap1 .
Voor de landen die in het tweede lid worden genoemd, is een aanpassing overeengekomen aangezien het verhoogde tarief een belemmering vormt voor onderdanen uit die landen om in andere EU-lidstaten te werken en/of te studeren. Zij betalen tot 1 januari 2008 het oude tarief van € 35. Voor na 1 januari 2008 geldt eveneens het oude tarief indien deze landen met de Europese Gemeenschap daartoe een visumfaciliteringsovereenkomst sluiten.