Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 8 december 2006, nr. 5457806/06/CBK, houdende aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2007)

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, eerste lid onder b en c, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993 en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

2. SIOD: Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

1. De ambtenaren werkzaam bij de SIOD en belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Maximaal 350 personen kunnen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd zijn.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de politieregio Haaglanden.

Artikel 5

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 6

De directeur van de SIOD brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de SIOD;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 7

Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, onder de navolgende voorwaarden:

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar is bekwaam indien hij met goed gevolg een opleiding voor de buitengewoon opsporingsambtenaar heeft voltooid;

b. de onder a. bedoelde opleiding omvat ten minste de eindtermen zoals vastgesteld bij circulaire Bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar, en wordt afgesloten met een toets;

c. de onder b. bedoelde toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar geschiedt door een onafhankelijke examencommissie waarin een lid van het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd;

d. door middel van een systeem van periodieke toetsing en bijscholing wordt gewaarborgd dat het verworven kennisniveau van de buitengewoon opsporingsambtenaren blijft gehandhaafd.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2002, worden voor de duur van hun geldigheid, geacht akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden te zijn, afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, postbus 20301, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 8 december 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

Per 1 januari 2002 is de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) als bijzondere opsporingsdienst op het gebied van Sociale Zaken en Werkgelegenheid operationeel geworden. In de wet op de BOD-en bestaat het voornemen om de bijzondere opsporingsdiensten algemene opsporingsbevoegdheid krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering toe te kennen. Gelet op het feit dat de wetgeving op dit punt nog niet gereed is, bestaat de noodzaak om tot die tijd de aan de ambtenaren werkzaam bij de SIOD en belast met de opsporing van strafbare feiten, toegekende status van buitengewoon opsporingsambtenaar krachtens artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering te verlengen. De buitengewoon opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten, met dien verstande dat men zich in beginsel beperkt tot de handhaving van de eigen ordeningswetgeving. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van geheel Nederland.

In artikel 4 van onderhavig besluit worden de toezichthouder en de direct toezichthouder aangewezen. Dit zijn resp. de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket en de korpschef van het regionaal politiekorps Haaglanden.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van 1 januari 2007 alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst bij de SIOD een nieuwe akte van beëdiging en een nieuw legitimatiebewijs uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen hun geldigheid.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven