Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 8 december 2006, nr. 5457798/06/CBK, houdende de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Arbeidsinspectie (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2007)

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, eerste lid, aanhef, onder b en c, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

b Arbeidsinspectie: de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

1. De ambtenaren werkzaam bij de Arbeidsinspectie en belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Maximaal 600 ambtenaren bij de Arbeidsinspectie kunnen als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn beëdigd.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de Arbeidsomstandighedenwet;

b. de Arbeidsomstandighedenwet 1998

c. de Arbeidstijdenwet;

d. de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

e. de Kernenergiewet;

f. de Wet arbeid vreemdelingen;

g. de Wet milieugevaarlijke stoffen;

h. de Warenwet;

i. de Stoomwet;

j. de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

k. het Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen 1945;

l. de Wet op de ondernemingsraden;

m. de Wet goederenvervoer over de weg;

n. de artikelen 161sexies, 161septies, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 197, 197a, 197b, 197c, 197d, 199, 225, 226, 227, 227a, 227b, 231, 266, 307, 308, 323a, 350a, 350b, 362, 363, 435, onder ten vierde, en 447b van het Wetboek van Strafrecht, voor zover dit feit van belang is voor de uitoefening van zijn functie;

o. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Haaglanden.

Artikel 5

De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie brengt jaarlijks vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij de Arbeidsinspectie aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de Arbeidsinspectie;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

d. het aantal klachten dat tegen buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Arbeidsinspectie is ingediend en de aard van die klachten.

Artikel 6

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 6 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid geacht te zijn akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving, Postbus 20301, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 8 december 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

Bij brief van 17 november 2007, kenmerk AI/JZ/2006/94840, heeft de Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie verzocht om verlenging van de categoriale beschikking betreffende de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij de Arbeidsinspectie. Voornoemd besluit vervalt per 1 januari 2007.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij de Arbeidsinspectie met een periode van vijf jaar te verlengen. Dit besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen voornoemd verzoek van de directeur van de Arbeidsinspectie, acht ik de noodzaak voor verlenging van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de Arbeidsinspectie een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 7 van het onderhavige besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en overige benoemingsbescheiden van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven