Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2006, 245 pagina 11 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2006, 245 pagina 11 | Overig |
8 december 2006
Nr. 2006-0000395988
DGV/POL
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 5, vierde lid, van het Besluit financiën regionale politiekorpsen;
Besluit :
Ten behoeve van de controle van de jaarrekening 2006 van de regionale politiekorpsen, door de accountant als bedoeld in artikel 19, derde lid van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen, wordt het controleprotocol gebruikt dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.
De regeling van 20 december 2005, kenmerk 2005-304856 (Stcrt. 2005, nr. 251), waarbij het protocol voor de controle van de jaarrekening 2005 van de regionale politiekorpsen is vastgesteld wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Deze regeling zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
Controleprotocol 2006 Regionale Politiekorpsen
Artikel 5 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (BFRP) regelt de verantwoording door de regionale politiekorpsen van de besteding van rijksbijdragen en overige baten. In het vierde lid van artikel 5 BFRP is bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) nadere regels kan stellen aan de reikwijdte van de controle, aan het jaarverslag en de jaarrekening en aan de inhoud van de accountantsverklaring voor de politiekorpsen. In dit controleprotocol worden die nadere regels gegeven.
Voor zover dit controleprotocol voor het LSOP (Politieacademie) van toepassing is, wordt door de fungerende accountant dit controleprotocol gehanteerd.
Het controleprotocol voor het jaar 2006 is qua indeling en systematiek gelijk gebleven aan dat voor het jaar 2005. Er zijn vier onderwerpen toegevoegd bij de aandachtpunten namelijk de Distorsietoeslag ziektekosten, de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WPOT), loondoorbetaling bij ziekte en controle besteding gelden van het bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie.
Bij aandachtspunt 3,4 Tijdelijke Ouderenregeling is compensatie van de fiscale strafheffing toegevoegd.
Bij het rechtmatigheidoordeel in de accountantsverklaring is de tekst opgenomen zoals die ook al gold bij de jaarrekening 2004. Zie verder paragraaf 2.3.
Het controleprotocol beoogt geen reguliere accountantscontrole voor te schrijven. In dit controleprotocol zijn punten opgenomen, waaraan de accountant aandacht schenkt. De accountant rapporteert over die punten in zijn verslag van bevindingen
De accountant stelt vast dat de jaarrekening is ingericht conform het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen [BCRRP] en de modellen voor de jaarrekening zoals die opgenomen zijn in de decembercirculaire 2005, bijlage 5. De accountant rapporteert over de uitkomst van zijn controle door middel van de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen. Bij het jaarverslag toetst de accountant, voor zover hij dat kan beoordelen, of deze verenigbaar is met de jaarrekening. De accountant gaat verder na of de jaarrekening vergezeld gaat van een door de korpsbeheerder opgemaakt verslag ter verantwoording van het gevoerde beheer (zie artikel 14, lid 3, sub a van het BCRRP). Als dit ontbreekt, gaat de accountant de reden hiervan na en meldt zijn bevindingen vervolgens in zijn verslag bij de jaarrekening.
De accountantsverklaring houdt een oordeel in over de vraag of het beheer en de verantwoording daarover voldoen aan de eisen van getrouwheid en rechtmatigheid van de besteding.
Bij de formulering van de accountantsverklaring is aangesloten bij de daarvoor geldende voorschriften en bij hetgeen in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is.
Indien de verantwoorde baten en lasten zijn gebaseerd op gegevens van derden dient de regio deze gegevens te controleren. Deze derden dienen op de hoogte te zijn van de eisen die in dit controleprotocol worden gesteld.
De Auditdienst van het Ministerie van BZK ziet toe op de naleving van het controleprotocol door middel van evaluerende gesprekken met de bij de politiekorpsen fungerende accountants. Mede hiervoor dienen de controledossiers zodanig te zijn ingericht dat de Auditdienst van het Ministerie van BZK op een efficiënte wijze zich een verantwoord oordeel kan vormen over de grondslagen, de uitvoering en de resultaten van de reguliere controle en in het bijzonder over de in dit controleprotocol opgenomen aandachtspunten. Het oordeel heeft mede betrekking op bij derden uitgevoerde onderzoeken. De controle werkzaamheden dienen op een zodanige wijze gedocumenteerd te zijn zodat de Auditdienst van het Ministerie van BZK aan de hand van het dossier de verrichte controles kan nagaan en de totstandkoming van het oordeel kan toetsen. Indien geen documentatie van de verrichte controles aanwezig is dan wordt dit door het ministerie zodanig geïnterpreteerd dat de controle van het betreffende aandachtspunt niet heeft plaatsgevonden (audittrail).
Medewerkers van de directie Politie kunnen inlichtingen vragen bij de fungerende accountant en bij de politieregio’s.
Voor de strekking van de accountantsverklaring: goedkeurend, met beperking, afkeurend of een oordeelonthouding zijn de volgende toleranties van toepassing:
Oorzaken: | Bedenkingen tegen de verantwoording | Onzekerheden in de controle | ||
---|---|---|---|---|
Strekking van de verklaring: | Beperking | Afkeuring | Beperking | Oordeel- onthouding |
Rechtmatigheid besteding in % van de totale rijksbijdrage BZK | >1 en < 3 | ≥3 | >3 en <10 | ≥10 |
De accountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen onjuistheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.
De toleranties voor de rechtmatige besteding worden door de Accountantsdienst gehanteerd bij de controle van de departementale rekening en zijn gebaseerd op de richtlijnen van het Interdepartementaal Overleg Departementale Accountantsdiensten.
De rechtmatigheid van de besteding is in vigerende wet- en regelgeving ruim geformuleerd. Artikel 44 van de Politiewet 1993 geeft de Minister van BZK de mogelijkheid om voor de kosten van politie jaarlijks bijdragen ter beschikking te stellen. In artikel 1, lid 2 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen wordt onder het begrip kosten van politie verstaan: het saldo van de lasten en de baten van de regio voor personele en materiele middelen, investeringen, herinvesteringen en reserveringen. De rijksbijdragen kunnen worden toegekend in de vorm van algemene bijdragen, bijzondere bijdragen en aanvullende bijdragen. In artikel 2, negende lid, van het BFRP is bepaald dat ook aan de algemene bijdrage bestedingsvoorwaarden verbonden kunnen worden.
De accountant stelt daarom voor de algemene bijdrage [zonder de specifieke bestedingsvoorwaarden] vast of de bijdragen besteed zijn aan de kosten van politie. Hij steunt bij deze controle op de begrotingscyclus. Bij de controle op de rechtmatigheid stelt de accountant derhalve vast dat de baten en lasten, investeringen en desinvesteringen alsmede reserveringen in overeenstemming zijn met de door het regionale college vastgestelde begroting en in het geval van preventief toezicht met door de Minister van BZK goedgekeurde begroting (artikel 7, tweede lid, van het BCRRP).
De accountant stelt voor de algemene bijdrage met specifieke bestedingsvoorwaarden, de bijzondere en de aanvullende bijdrage vast dat de er aan te relateren lasten in overeenstemming met de voorwaarden zijn besteed en verantwoord. De accountant rapporteert over de wijze van naleving door het regiokorps in de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen.
Geconstateerde opzettelijke fouten in de jaarrekening worden, ook als het totaal van de bedenkingen minder is dan 1% in de accountantsverklaring vermeld.
2.3 Accountantsverklaring en verslag van bevindingen
Het verslag van bevindingen bevat, conform artikel 14, vijfde lid, van het BCRRP, bevindingen over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid en strekt zich ook uit tot de financiële beheersdaden van de korpsbeheerder. Voorts wordt daarin opgenomen al hetgeen dat, naar het oordeel van de accountant, van belang is voor de vaststelling van de rijksbijdragen.
In de accountantsverklaring wordt in de oordeelsparagraaf als het rechtmatigheidsonderzoek geen bijzonderheden oplevert, de volgende zinsnede (voorwaardencriterium) toegevoegd):
Voorts verklaren wij dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving voor zover deze betrekking heeft op de toewijzing en de besteding van de rijksgelden.
In de accountantsverklaring wordt vermeld dat de controle heeft plaatsgevonden met inachtneming van het controleprotocol en dat, mits daaraan voldaan is, de verslaglegging in overeenstemming is met het BCRRP. Indien de accountant van oordeel is dat de in het verslag opgenomen informatie niet toereikend is voor een verantwoorde oordeelsvorming, neemt hij dit op in het verslag van bevindingen onder vermelding van toereikende informatie.
De accountant geeft in het verslag van bevindingen de door hem verrichte specifieke werkzaamheden en de daaruit geformuleerde oordelen weer en rapporteert per punt over de onderstaande aandachtspunten.
Hieronder volgen de aandachtspunten, waarover in het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd.
De bestedingsvoorwaarden staan vermeld in de toekenningsbrief of in de (juni of december)circulaires. Een van de bestedingsvoorwaarden kan een beleidsinhoudelijk verslag zijn. Indien een (beleidsinhoudelijk) verslag te omvangrijk is voor opname in de jaarrekening volstaat de regio met een verwijzing naar de vindplaats, en/of nummer met publicatiedatum.
In de toelichting of in een bijlage bij de jaarrekening dient de regio de ontvangst en de besteding van een bijdrage met bestedingsvoorwaarden op zichtbare wijze aan te geven. Jaarlijks voorziet het Ministerie van BZK de regiokorpsen van een overzicht met de verrichte betalingen en de openstaande voorschotten per ultimo van het verslagjaar. Deze overzichten worden aangemaakt vanuit het financieel informatiesysteem van BZK. De nog niet vastgestelde rijksbijdragen betaald in voorgaande jaren staan vermeld in de bijlage bij de vaststellingsbrief.
De accountant gaat na of bij de besteding voldaan is aan de bijdrage verbonden voorwaarden.
Indien de bijzondere bestedingsvoorwaarden niet of niet geheel zijn nagekomen, maakt de accountant daarvan melding in zijn verslag van bevindingen. Eventuele overschotten uit voorgaande jaren worden op rechtmatigheid en juistheid beoordeeld. De accountant gaat na of eventuele niet vastgestelde rijksbijdragen uit het verslagjaar en die van voorafgaande jaren op een zichtbare wijze in de toelichting opgenomen zijn.
3.2 Formatie en feitelijke bezetting
In de jaarrekening wordt opgave gedaan van de formatie en de feitelijke bezetting. De opgegeven aantallen worden uitgedrukt in bezette arbeidsplaatsen (fte’s) ultimo 31 december van het verslagjaar. De aspiranten in opleiding en het postactief personeel (FLO/FPU en personeelsleden in de TOR) worden als een afzonderlijke categorie vermeld. Personen met een gecombineerde FLO/FPU-uitkering en TOR en overige wachtgeldregelingen tellen niet mee voor de berekening van de feitelijke sterkte van de Nederlandse Politie. De berekeningswijze van de feitelijke sterkte is aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 16 oktober 2002 medegedeeld (26 345, nr. 85) Overigens blijft een fte gebaseerd op de 36-urige werkweek. Een 38-urige werkweek levert 1,06 fte op.
De accountant gaat na of de feitelijke bezetting van de leiding van het korps overeenkomt met de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 45, tweede lid, van de Politiewet 1993 vastgestelde maximale formatie van de leiding van het regionale politiekorps.
Voor deze categorie personeel gaat de accountant na of de toegekende bezoldiging overeenstemt met de bepalingen van het ‘Besluit bezoldiging politie’. De accountant gaat daarbij tevens na of toekenningen van eventuele overige gelden door de regio, gebaseerd zijn geweest op een rechtmatige toepassing van ‘Besluit vergoeding dienstreizen politie’, ‘Reisregeling binnenland politie’, ‘Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie’ en ‘Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie’.
De accountant gaat ook na of het overzicht van de formatie en feitelijke bezetting van het personeel bij de jaarrekening op dezelfde wijze wordt gepresenteerd als bij de begroting en de opgegeven aantallen overeenstemmen met de vastgestelde formatie en de personeels- en salarisadministratie.
Indien een regio in verantwoordingsjaar onder preventief toezicht staat, gaat de accountant na of de daarbij geldende voorschriften en voorwaarden in acht zijn genomen. Het uitgangspunt voor deze controle zijn de door de Minister van BZK goedgekeurde begroting en begrotingswijzigingen alsmede de brieven waarin het preventief toezicht is ingesteld of wordt uitgevoerd. Indien voor het doen van uitgaven toestemming is vereist, dan dient deze toestemming door de accountant te worden vastgesteld.
3.4 Tijdelijke ouderenregeling [TOR] en de strafheffing voor gevallen ingegaan op of na 1 januari 2006
De regio’s nemen in de jaarrekening een opgave op van het aantal deelnemers TOR met het totaal aantal maanden dat de deelnemers daarvan gebruik hebben gemaakt Op basis van deze opgave ontvangen de regio’s een definitieve tegemoetkoming in de kosten van de TOR van € 613,00 per maand.
Met ingang van 1 januari 2006 is – vanwege de gewijzigde fiscale regelgeving – de Tijdelijke Ouderenregeling (TOR) voor nieuwe instroom op of na 1 januari 2006 als een fiscaal onzuivere regeling aangemerkt. In de junicirculaire 2006 is aangekondigd dat de belastingdienst alleen voor de nieuwe instroom vanaf 1 januari 2006 een strafheffing van 26% over de nonactiviteitsinkomen zal opleggen. BZK compenseert de regio’s voor deze heffing met een bedrag van € 789 op basis van het aantal opgegeven maanden.
De accountant gaat na of de regio aan de in de circulaire [EA2000/U58273 van 3 maart 2000] genoemde voorwaarden heeft voldaan en de juiste opgave in de jaarrekening heeft opgenomen van het totaal aantal maanden TOR-deelname. Daarnaast gaat de accountant na of apart het juiste aantal maanden non-activiteit opgenomen zijn, ingegaan op of na 1 januari 2006, voor de vaststelling van de compensatie fiscale strafheffing.
3.5 Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido)/treasurybeheer
De Wet financiering decentrale overheden (2000, Stb. 587) vervangt de uit 1987 daterende wet Financiering Lagere Overheden. Op grond van artikel 19 van het BCRRP heeft het regionale college een financieringsstatuut vastgesteld. Verder is opname van een Treasuryparagraaf in jaarverslag/jaarrekening voorgeschreven. In de handreiking treasury Politie, van 6 juli 2000 kenmerk EA2000/77244, zijn de onderwerpen opgenomen die in de paragraaf aan de orde kunnen komen.
Door de invoering van het Geïntegreerd Middelenbeheer (GMB) zijn de regio’s verplicht tijdelijk overtollige middelen aan te houden bij het Ministerie van Financiën. De bepalingen van de wet Fido die voor uitzettingen gelden zijn hierdoor niet meer van toepassing voor de politieregio’s. Zie verder aandachtspunt 3.14.
De accountant toetst het gevoerde treasury-beheer en de opzet en werking van de bijbehorende administratieve organisatie en interne controlemaatregelen. Hij gaat eveneens na of bij de uitvoering van het treasurybeheer gehandeld is in overeenstemming met GMB en het financieringsstatuut. Daarnaast toetst de accountant of hetgeen in de treasuryparagraaf beschreven staat overeenstemt met zijn bevindingen.
3.6 Kwantitatieve en kwalitatieve informatieverstrekking
De accountant beoordeelt de aanwezigheid, opzet en werking van systemen en procedures die een betrouwbare en adequate informatieverstrekking aan derden moeten waarborgen.
Zo dient bijvoorbeeld de relatie met de personeelsgegevens die de regio aanlevert naar de stand per 31 december voor het PolitieBeleids-informatie Systeem (PolBIS) te worden getoetst aan de aantallen die per die datum zijn opgenomen in de jaarrekening.
3.7 Maatregelen tegen misbruik en oneigenlijk gebruik
Uitgaven en ontvangsten zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik [M&0], als de aanspraak op en de hoogte van een uitkering of de hoogte van een heffing afhangt van gegevens die verstrekt worden door de belanghebbende. Door de invoering van een samenhangend stelsel van maatregelen, zoals controlebeleid, sanctiebeleid, fraudebeleid en voorlichting kan het misbruik en oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk worden voorkomen. Concrete aandachtspunten zijn: het naleven van de verplichting tot het melden van genoten neveninkomsten, het zonodig vergelijken van de door belanghebbenden verstrekte informatie met de beschikbare gegevens bij andere instellingen, en het uitwerken en beschikbaar hebben van een stelsel van sanctiemogelijkheden als blijkt dat niet gehandeld is in overeenstemming met de geldende regelgeving.
De accountant beoordeelt in hoeverre door de regio een toereikend beleid is opgezet en uitgevoerd ter voorkoming van M&O. Dit geldt met name voor de uitkeringen in het kader van de TOR.
3.8 Naleving EU-aanbestedingsrichtlijnen voor overheidsopdrachten
De accountant beoordeelt de mate waarin de Europese richtlijnen voor aanbestedingen van overheidsopdrachten door de regio in de administratieve organisatie zijn opgenomen en in de daarvoor voorgeschreven gevallen zijn nageleefd al dan niet in samenwerking met andere politieregio’s.
Indien de accountant constateert dat een aanschaf die onder de EU-aanbestedingsregels valt door de regio niet of verkeerd is toegepast dan maakt hij daarvan melding in het verslag van bevindingen of in de toelichtende paragraaf bij de accountantsverklaring in het geval van materieel belang. Hij vermeldt daarbij tevens of het de aanschaf betreft van een product of een dienst alsmede de omvang van het bedrag.
Bij brief van 19 april 2004 kenmerk DGKB/BFO/IFLO zijn de regionale politiekorpsen op de hoogte gesteld in welke mate de regio’s in 2002 de Europese aanbestedingsrichtlijnen hebben nageleefd. Dit percentage was veel te laag hetgeen aanzienlijke juridisch- en financiële risico’s met zich mee brengt en kan leiden tot ondoelmatige aanbestedingen.
3.9 Informatiebeveiliging politie
De accountant beoordeelt de beveiliging van de informatie en de informatiestructuur, voorzover van belang in het kader van de controle van de jaarrekening, mede aan de hand van de Regeling informatiebeveiliging politie van 17 maart 1997 (Stcrt. 1997, nr. 60) en de daarop volgende wijzigingen van 6 juli 1998 (Stcrt. 1998, nr. 134) en van 30 augustus 2004 (Stcrt. 2004, nr. 172).
(Zie ook het rapport Beveiligingskader van het beleidsadviescollege politiële informatievoorziening en de reactie hierop van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie hierop van 7 juli 1995, gericht aan de Tweede Kamer 23 900 VI en VII, nr. 31).
De accountant hanteert bij zijn controle de richtlijn voor de accountantscontrole 240.
Het is de wens van het Ministerie van BZK dat voorzieningen voldoen aan de eisen die gesteld zijn in de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving, met dien verstande dat in artikel 6 van de ministeriële regeling Harmonisatie Afschrijvingssystematiek Politie (HAP) een drietal voorzieningen dwingend is voorgeschreven. Naast deze drie voorzieningen is het toegestaan om reeds gevormde voorzieningen aan te houden. Deze dienen te worden afgebouwd indien zij niet gevormd zijn vanwege een verplichting jegens derden of op een voorschrift van BZK. Bij dit laatste valt te denken aan C2000. Voor nieuwe voorzieningen kan slechts toestemming gegeven worden indien zij gebaseerd zijn op verplichtingen jegens derden.
De accountant toetst of de getroffen voorzieningen voldoen aan de HAP en richtlijn 252 voor de Jaarverslaggeving (aangepast 2005. De accountant gaat na of de voorzieningen op concrete en verifieerbare grondslagen zijn gebaseerd en of deze in de jaarrekening adequaat zijn toegelicht.
De accountant weegt deze bevindingen bij de oordeelsvorming voor de accountantsverklaring. In zijn verslag vermeldt de accountant zijn bevindingen over de gevormde voorzieningen en geeft ondermeer aan of daarbij voldaan is aan de HAP. (zie punt 3.12)
3.12 Harmonisatie Afschrijvingssystematiek Politie (HAP)
Op grond van artikel 18a van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen (BCRRP) heeft de Minister van BZK o.a. nadere regels gesteld over de afschrijvingstermijnen voor de materiële activa, de opname van samenwerkingsverbanden onder de financiële vaste activa, het aanhouden van reserves en voorzieningen en uitgangspunten opgesteld ten aanzien van kortlopende schulden. Een en ander is opgenomen in de ministeriële regeling Harmonisatie Afschrijvingssystematiek Politie (HAP) (Stcrt. 2003, nr. 250).
De accountant gaat na of de HAP op de juiste wijze in de jaarrekening 2005 verwerkt is en van afdoende toelichting is voorzien. Bij constatering dat de HAP niet geheel op de juiste wijze is verwerkt, gaat de accountant na of dit van materieel belang is voor het inzicht dat de jaarrekening moet geven omtrent het vermogen en het resultaat.
De accountant rapporteert over de mate waarin de regio voldaan heeft aan de bepalingen van de HAP.
3.13 Wet toezicht Europese subsidies
De Wet toezicht Europese subsidies (Stb. 2002, nr. 40) legt een bestuursorgaan die EG-subsidies heeft ontvangen de verplichting op de Minister wie het aangaat daarvan in kennis te stellen. Wanneer in een verslagjaar een politieregio EG-subsidies heeft ontvangen, stelt zij de Minister van BZK hiervan in kennis.
Verder dient de politieregio jaarlijks een verslag uit te brengen van de wijze waarop EG-subsidie zijn aangewend en invulling is gegeven aan beheer, controle en toezicht.
De accountant gaat na of de politieregio in het verslagjaar EG-subsidies heeft ontvangen. Indien dit het geval is, gaat de accountant na of de regio aan haar informatieplicht richting BZK heeft voldaan en of het voorgeschreven verslag beschikbaar is.
De accountant vermeldt in zijn verslag bij de jaarrekening of de regio wel of geen EG-subsidies heeft ontvangen. Indien de regio EG-subsidies heeft ontvangen geeft hij aan of de regio aan de informatie- en verslaggevingplicht heeft voldaan.
3.14 Geïntegreerd Middelenbeheer
De politieregio’s zijn opgenomen in bijlage A van het Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie, Besluit van 18 augustus 2004 (Stb. 2004, 427). Opname in deze bijlage heeft tot gevolg dat de politieregio’s hun tijdelijk overtollige middelen onder moeten brengen bij het Ministerie van Financiën.
Daarnaast kunnen de politieregio’s gelden lenen bij het Ministerie van Financiën. Indien een overeenkomst van geldleen is afgesloten met Ministerie van Financiën, kan de regio een lening ontvangen. Deze lening kan de regio uitsluitend aanwenden voor de financiering dan wel de herfinanciering van vaste activa. Als maximum geldt daarbij een leenplafond van 60% van het totaal van de huisvestingspost (zie model materiële vaste activa). Van het leenplafond wordt afgetrokken het niet afgeloste deel van leningen die de regio aangetrokken heeft bij andere kredietinstellingen en het restant van de afgegeven garanties voor het ISC/CIP. Het verschil geeft de leenruimte aan.
Het Ministerie van Financiën verstrekt aan de politieregio binnen 30 dagen na afloop van het kalenderjaar een saldo- en rentebevestiging.
De accountant gaat na of de bij het Ministerie van Financiën aangetrokken lening aangewend is voor de financiering van het totaal van de huisvesting en daarbij het percentage van 60% niet overschrijdt.
3.15 Distorsietoeslag ziektekosten
In het Arbeidsvoorwaardenakkooord 2005-2007 zijn afspraken gemaakt over een tegemoetkoming voor de gestegen ziektekosten voor alleenverdieners (met een voorheen bij de DGVP meeverzekerde partner). Deze compensatie is bekend onder de naam Distorsietoeslag ziektekosten (DTZ). En voorziet in een éénmalig te ontvangen compensatie voor de jaren 2006 en 2007. De DTZ bedraagt € 35,– per maand, verminderd met die DGVP-premie voor het meeverzekeren van kinderen: € 11,– per kind, met een maximum van € 22,–. Oorspronkelijk was de afspraak dat de kinderpremies in alle gevallen in mindering gebracht moesten worden op de hoogte van de DTZ. In het CGOP van 20 april 2006 is afgesproken dat dit alleen wordt gedaan voor meeverzekerde kinderen tot 18 jaar. Voor kinderen van 18 jaar of ouder wordt de DTZ niet verminderd met de aftrek van de voormalige nominale kindpremies. Reden hiervoor is dat voor kinderen van 18 jaar of ouder de ziektekostenpremie niet vervalt maar stijgt (waarvoor overigens de studiebeurs voor is verhoogd). Deze afspraak houdt dus in dat voor een alleenverdienende ambtenaar met twee kinderen van 18 jaar of ouder de DTZ dus € 528,– hoger (24 maanden maal € 22) wordt en met één kind van 18 jaar of ouder dus € 264,– hoger.
De DGVP heeft bestanden aangeleverd ten behoeve van het vaststellen op de aanspraak op de DTZ.
De accountant gaat na of de regio op basis van de door de DGVP aangeleverde bestanden de juiste bedragen aan de rechthebbenden heeft betaald en het corresponderende totaalbedrag in 2006 bij BZK in rekening is gebracht.
3.16 Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WPOT)
Op 1 maart 2006 is de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) in werking getreden. De Wet is gepubliceerd in het Staatsbladnummer 95 d.d. 9 februari 2006.
Op grond van deze wet moeten rechtspersonen of organisaties die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen worden gefinancierd beloningen openbaar maken voor zover deze het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaat. In artikel 3 en artikel 7 van de wet is geregeld welke rechtspersonen onder de werking van de wet vallen. Het openbaar maken van de zogenoemde topinkomens moet plaatsvinden op de wijze zoals is geregeld in artikel 6 van de wet in het financieel vastleggingsdocument. Voor de politieregio’s betekent openbaarmaking door vermelding in de jaarrekening en door het aanmelden bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Indien bij een politieregio functies aanwezig zijn, waarvoor het jaarlijks belastbaar loon (samen met voorzieningen van beloningen betaalbaar op termijn) hoger is dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers, moeten deze functies met vermelding van het belastbaar loon, de voorzieningen en de duur van het dienstverband in de jaarrekening worden opgenomen. Ingeval van deeltijdfuncties geldt dat de bedragen naar rato worden berekend. Ook uitkeringen in enige vorm, die het gevolg zijn van beëindiging van de arbeidsrelatie moeten worden vermeld in het jaarverslag indien deze in enig voorafgaand jaar zijn (of zouden moeten zijn) opgenomen of indien het totaal van de uitkeringen in verband met de beëindiging van het dienstverband meer bedraagt (of zal bedragen) dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers.
Het opnemen van de gegevens in de jaarrekening gaat op functienaam, niet op persoonsnaam. Beide situaties (loon en/of uitkering) moeten worden voorzien van een motivatie voor de overschrijding van het gemiddelde ministersalaris. Het gemiddelde ministersalaris wordt via ministeriële regeling jaarlijks, binnen zes weken na afloop van het kalenderjaar, gepubliceerd in de Staatscourant. Voor 2005 is dit gebeurd in Staatscourant 2006, nummer 52.
Melden aan de Minister van BZK
In artikel 6 van de WOPT is verder geregeld dat de genoemde gegevens over beloningen en of uitkeringen hoger dan het gemiddelde ministerssalaris ook jaarlijks vóór 1 juli kenbaar gemaakt moeten worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Aan de betreffende rechtspersonen is hierover door de Minister van BZK een informatiebrief gezonden. Verder staat er informatie op de website: www.bzk.nl/topinkomens. Via die site moet ook de aanmelding bij de Minister van BZK plaatsvinden.
De accountant stelt, aan de hand van de (salaris)administratie vast of een opgave op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) noodzakelijk is en zo ja of aan de verplichting voldaan is en de opgave juist en volledig is.
Onderzoek moet op persoonsniveau worden uitgevoerd. Indien op persoonsniveau het salaris hoger is dan de norm, dan behoeft alleen de functie(s) in het financiële jaarverslag (jaarrekening) te worden vermeld. Reden hiervoor is dat één persoon soms binnen een organisatie meerdere functies kan bekleden, waaraan een aparte bezoldiging is verbonden.
3.17 Loondoorbetaling bij ziekte
Op 1 januari 2004 is de Wet verlenging doorbetalingsverplichting bij ziekte (Stb. 2003. 555; WVLZ) in werking getreden. Als gevolg van deze wet komt de werknemer die op of na 1 januari 2004 ziek is geworden pas na twee jaar ziekte eventueel in aanmerking voor een uitkering op grond van de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en wordt de werkgever gedurende die eerste twee ziektejaren verantwoordelijk voor de loondoorbetaling. De werkgever krijgt zo een directe financiële prikkel voor de eerste twee ziektejaren om zo snel mogelijk te investeren in werkhervatting van zijn zieke werknemer.
In lijn met de WVLZ en een Sociaal Akkoord tussen kabinet en sociale partners van 5 november 2004 de volgende afspraak gemaakt over de doorbetaling van de bezoldiging bij ziekte.
Ingeval van en volledige ziekte wordt in de eerste zes ziektemaanden de volledige bezoldiging doorbetaald. In de tweede zes ziektemaanden wordt 90 procent doorbetaald en in de derde zes ziektemaanden 80 procent. Vervolgens wordt 70 procent van de bezoldiging doorbetaald. Indien de aanstelling na 24 maanden ziekte nog voortduurt, blijft de zieke ambtenaar 70 procent van zijn bezoldiging ontvangen.
De accountant gaat na of er een adequate ziekteverzuimregistratie aanwezig is waaruit de verzuimduur blijkt en in voorkomende gevallen de voorgeschreven kortingspercentages ook zijn toegepast.
Indien de ziekte is veroorzaakt door een beroepsincident of dienstongeval heeft de ambtenaar aanspraak op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging gedurende de ziekteperiode. Indien dit het geval is dient dit b.v. door een aantekening bij de (salaris)administratie te blijken.
3.18 Verantwoording gelden Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM)
De accountant beoordeelt de opzet, het bestaan en de werking van de Administratieve Organisatie (AO) rondom de besteding van de BVOM-gelden. Verstrekt in het kader van het Speerpuntenprogramma en de Handhaving Subjectieve Verkeersonveiligheid. De accountant stelt eveneens vast dat in de AO van een korps maatregelen zijn getroffen om de juistheid en volledigheid van de invoergegevens in de geautomatiseerde systemen, genoemd in het toetsingskader, te waarborgen. Het gaat hierbij met name om de naam en unieke PL-code van de medewerkers van het Regionaal Verkeershandhavingsteam. De accountant maakt bij zijn controle gebruik van de vigerende ‘Toetsingskader van Begroting en Verantwoording Verkeersbudget’. De controle op de besteding van de BVOM-gelden en de verantwoording hiervan in de jaarrekening vormt voor de accountant een onderdeel van zijn reguliere controle. Deze controle is gebaseerd op de Interdepartementale richtlijnen voor de accountantscontrole, met de tolerantie en betrouwbaarheid zoals beschreven in dit controleprotocol. De politieregio’s ontvangen de gelden, voor de intensivering van de verkeershandhaving niet van BZK/directie Politie maar van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie.
Opname in dit controleprotocol geschiedt vanuit de gedachte van single information en single audit. Door middel van (bijlage) de jaarrekening legt de politieregio verantwoording af over de besteding van deze bijdrage.
4. Van belang zijnde regelgeving, circulaires, brieven en overige relevante documentatie
– Politiewet 1993 (PW 1993; Stb. 1994, 145) en de wijzigingen hierop.
– Tekstuitgave Politiewet 1993, 10e herziene druk tekst met bijbehorende besluiten, bijgewerkt tot en met 1 september 2006 (Uitgave 2006 Elsevier Overheid (ISBN 10:90 3524013 8). In deze tekstuitgave zijn de onder aandachtspunt 3.2 vermelde rechtspositieregelingen opgenomen.
– Besluit financiën regionale politiekorpsen (BFRP, Stb. 1994, 263), laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 15 december 2203, Staatsblad 560.
– Besluit van 24 maart 1999 tot wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (BFRP – Stb. 1999, 156).
– Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen (BCRRP, Stb. 1994, 291), laatstelijk gewijzigd naar het besluit van 15 december 2003).
– Besluit beheer regionale politiekorpsen (BBRP, Stb. 1994, 224), laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 17 april 2002, Staatsblad 213.
– Convenant politie 1999 (Stcrt. 1999, 229).
– Regeling Informatiemodel Nederlandse Politie (Stcrt. 2000, 17).
– Besluit kwaliteitszorg politie (Stb. 1999, 288).
– Besluit bezoldiging politie (1994, Stb. 215), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 december 2003, Staatsblad 520.
– Artikel 88 van het Besluit algemene rechtspositie politie (BARP, Stb. 296 van 13 april 1994 en de wijzigingen hierop).
– Regeling Informatiebeveiliging Politie (regeling van 17 maart 1997 (Stcrt. 1997, nr. 60), gewijzigd bij Regeling van 6 juli 1998 (Stcrt. 1998 nr. 134) en van 8 september 2004 (Stcrt. 2004, nr. 172).
– Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) (Stb. 2000, 587).
– Inzichtelijk maken treasuryfunctie, circulaire van 6 juli 2000, kenmerk EA2000/77244.
– Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Stcrt. 2000, nr. 251).
– Wet toezicht Europese subsidies (Stb. 2002, 40).
– Regeling harmonisatie afschrijvingssystematiek Politie (HAP) (kenmerk EA2003/84352, Stcrt. 2003, nr. 250).
– Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie (Stb. 2004, nr. 427).
– Bijlage A bij het Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie.
– Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT); Staatsblad nummer 95 d.d. 9-2-2006.
– Informatiebrief over de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT), brief BZK dd. 8 februari 2006, zonder kenmerk. Inclusief het stroomschema waarmee kan worden bepaald of de rechtspersoon onder de Wet valt.
– Informatiebrief over de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT), brief BZK dd. 21 maart 2006, kenmerk 2006-0000086399.
– De ministeriele regeling ‘Gemiddelde belastbare loon ministers 2005’, gepubliceerd in: Staatscourant 14 maart 2006, nr. 52 / pag. 9.
– Decembercirculaire 2004, kenmerk EA2004/80521 van 29 november 2004, paragraaf 8.2 Geïntegreerd Middelenbeheer – uiteenzetting voorwaarden waaronder een politieregio gelden kan lenen bij Ministerie van Financiën.
– Junicirculaire 2005, kenmerk 2005/57298 van 29 juni 2005, paragraaf 7.11 Geïntegreerd Middelenbeheer – uiteenzetting procedure afgifte garantstelling voorafgaand aan een af te sluiten leenovereenkomst met het Ministerie van Financiën.
– Voor de regio's geldende circulaires over algemene- en bijzondere bijdragen, met name de juni- en decembercirculaire.
– Voor individuele regio's geldende brieven, waarbij gelden worden toegekend en/of bestedingsvoorwaarden worden gesteld, waaronder brieven aan regio's die onder preventief toezicht zijn gesteld met de goedkeuring van de begroting en de daarop betrekking hebbende wijzigingen, waarbij toestemming is gegeven tot het doen van uitgaven.
– Brief met definitieve vaststelling van de rijksbijdragen over het voorafgaand boekjaar.
– De brief van de Minister van BZK en de toenmalige staatssecretaris van BZK d.d 16 oktober 2002 inzake vaststelling (berekeningswijze) feitelijke sterkte politie (kamerstuk 26 345, nr. 85).
– Brief van de Minister van BZK gericht aan de korpsbeheerders van 19 april 2004, kenmerk DGKB/BFO/IFLO2004/57719 over de resultaten naleving Europese aanbestedingsrichtlijnen in 2002.
– Modellen, zoals opgenomen in de decembercirculaire 2005 – kenmerk 2005-270656 van 29 november 2005 bijlagen 5a en 5b – die gaan gelden vanaf de jaarrekening 2005.
– Toetsingskader van Begroten en Verantwoording Verkeersbudget:
– Speerpuntenprogramma en Handhaving Subjectieve Verkeersveiligheid.
– Van Begroten naar Verantwoorden. Bureau Verkeershandhaving OM.
– Soesterberg, 29 maart 2006. tot stand gekomen in overeenstemming met een vertegenwoordiging van de hoofden FEZ van de politieregio’s.
C. Overige relevante documentatie
– www.caoloket.nl Met gedetailleerde informatie over de arbeidsvoorwaarden bij de sector Politie. De onder aandachtspunten opgenomen arbeidsvoorwaarden zijn hierin uitvoerig toegelicht.
– Overzicht met verrichte betalingen in verslagjaar, ten laste komend van artikel 2 (Politie) van begrotingshoofdstuk VII (BZK) van de Rijksbegroting (jaaropgave).
– Brochure van het Ministerie van Financiën (afdeling Centraal Kasbeleid), over Geïntegreerd Middelenbeheer. Te raadplegen via www.minfin.nl
– Saldo- en rentebevestiging van het Ministerie van Financiën met opgave mutaties geldlening, saldo geldlening per 31 december van het verslagjaar en betaalde rente.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-245-p11-SC78183.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.