Regeling liquiditeit Wft

Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 6 december 2006, nr. Juza/2006/02365/IH, houdende regels ingevolge de artikelen 108, tweede lid, en 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft met betrekking tot de liquiditeitsposten en de weging daarvan (Regeling liquiditeit Wft)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op de artikelen 108, tweede lid, en 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Na raadpleging van de Nederlandse vereniging van Banken;

Besluit:

Artikel 1

De liquiditeitsposten activa en passiva, bedoeld in de artikelen 108, tweede lid, respectievelijk 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft, worden vastgesteld als bepaald in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 2

De Regeling liquiditeit1 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit prudentiële regels Wft in werking treedt.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling liquiditeit Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Nederlandsche Bank N.V. de Directeur, A. Schilder.de Directeur, D.E. Witteveen.

Bijlage bij artikel 1

Liquiditeitswaarden activa en passiva, bedoeld in de artikelen 108, tweede lid, en 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft

  

ACTIVA

K

WEEK

MAAND

1.

 

Bankbiljetten/munten

 

100

100

      

2.

 

Vorderingen op centrale banken (inclusief ECB)

   
 

1

Saldi direct opeisbaar

 

100

100

 

2

Te ontvangen bedragen

K

100

100

 

3

Vorderingen uit hoofde van reverse repo’s

K

100

100

 

4

Vorderingen luidende in effecten of tier 2 onderpand

K

d*

d*

      

3.

 

Incassopapier

   
 

1

Direct opeisbaar

 

100

100

 

2

Te ontvangen

K

100

100

      

4.

 

Goed verhandelbare schuldinstrumenten/ECB-Onderpand

   

4.0

 

Uitgegeven door overheden en centrale banken

   
 

1

Door ECB aanvaard tier 1 onderpand

 

95**

95**

 

2

Door ECB aanvaard tier 2 onderpand, in depot

 

85**

85**

 

3

Door ECB aanvaard tier 2 onderpand, niet in depot

 

85

85

 

4

Overige verhandelbare schuldinstrumenten, Zone A

 

95

95

 

5

Overige verhandelbare schuldinstrumenten, Zone B

 

70

70

4.1

 

Uitgegeven door kredietinstellingen

   
 

1

Door ECB aanvaard tier 1 onderpand

 

90**

90**

 

2

Door ECB aanvaard tier 2 onderpand, in depot

 

80**

80**

 

3

Overige schuldinstrumenten gekwalificeerd volgens de CAD

 

90

90

 

4

Overige liquide schuldinstrumenten

 

70

70

4.2

 

Uitgegeven door overige instellingen

   
 

1

Door ECB aanvaard tier 1 onderpand

 

90**

90**

 

2

Door ECB aanvaard tier 2 onderpand, in depot

 

80**

80**

 

3

Overige schuldinstrumenten gekwalificeerd volgens CAD

 

90

90

 

4

Overige liquide schuldinstrumenten

 

70

70

      

5.

 

Te ontvangen bedragen

   

5.0

 

Van niet in de rapportage betrokken kantoren en bancaire deelnemingen

   
 

1

Direct opeisbare tegoeden

 

50

100

 

2

Vorderingen ter zake van effectentransacties

K)

100

100

 

3

Overige te ontvangen bedragen

K

100

90

5.1

 

Van overige kredietinstellingen

   
 

1

Direct opeisbare tegoeden

 

50

100

 

2

Vorderingen terzake van effectentransacties

K)

100

100

 

3

Overige te ontvangen bedragen

K

100

90

5.2

 

Van overheden

   
 

1

Direct opeisbare tegoeden

 

50

100

 

2

Vorderingen terzake van effectentransacties

K)

100

100

 

3

Overige te ontvangen bedragen

K

100

90

5.3

 

Van overige professionele geldmarktpartijen

   
 

1

Direct opeisbare tegoeden

 

50

100

 

2

Vorderingen uit hoofde van effectentransacties

K)

100

100

 

3

Overige te ontvangen bedragen

K

100

90

5.4

 

Van overige tegenpartijen

   
 

1

Direct opeisbare tegoeden

 

0

0

 

2

Vorderingen uit hoofde van effectentransacties

K)

100

100

 

3

Overige te ontvangen bedragen, waarin verwerkt

verwachte vervroegde aflossingen

K

50

40

      

6.

 

Vorderingen uit hoofde van repo- en reverse repotransacties en effectenleenbedrijf

   

6.0

 

Reverse repotransacties (niet met centrale banken)

   
 

1

Vorderingen tegenover obligaties

K

100

100

 

2

Vorderingen tegenover aandelen

K

100

100

6.1

 

Repotransacties (niet met centrale banken)

   
 

1

Vorderingen luidende in obligaties

K

90/d*/**

90/d*/**

 

2

Vorderingen luidende in aandelen

K

70

70

6.2

 

Effectenleentransacties

   
 

1

Voorraad effecten uit hoofde van effectenleentransacties

K

100

100

 

2

Te vorderen effecten uit hoofde van effectenleentransacties

 

100

100

      

7.

 

Overige effecten en goud

   
 

1

Overige liquide aandelen

 

70

70

 

2

Incourante aandelen

 

0

0

 

3

Incourante obligaties

K

100

100

 

4

Goud

 

90

90

      

8.

 

Officiële stand-by faciliteiten

   
 

1

Ontvangen officiële stand-by faciliteiten

 

100

100

      

9.

 

Vorderingen uit hoofde van derivaten

K

***

***

      

10.

 

Totaal

   
  

PASSIVA

K

WEEK

MAAND

11.

 

Bij centrale banken opgenomen gelden

   
 

1

Debetsaldo (binnen één week af te lossen)

 

100

100

 

2

Overige verplichtingen

K

100

100

12.

 

Uitgegeven schuldinstrumenten van de bank zelf

   
 

1

Uitgegeven schuldbewijzen

K

100

100

 

2

Achtergestelde schulden

K

100

100

      

13.

 

Deposito’s en overige opgenomen gelden op vaste termijn

   

13.0

 

Van niet in de rapportage betrokken kantoren en bancaire deelnemingen

   
 

1

Verplichtingen ter zake van effectentransacties

K)

100

100

 

2

Deposito’s en overige opgenomen gelden met een termijnkarakter

K

100

90

13.1

 

Van overige kredietinstellingen

   
 

1

Verplichtingen terzake van effectentransacties

K)

100

100

 

2

Deposito’s en overige opgenomen gelden met een termijnkarakter

K

100

90

13.2

 

Van overige professionele geldmarktpartijen

   
 

1

Verplichtingen terzake van effectentransacties

K)

100

100

 

2

Deposito’s en overige opgenomen gelden met een termijnkarakter en te betalen rente

K

100

90

13.3

 

Van overige tegenpartijen

   
 

1

Verplichtingen terzake van effectentransacties

K)

100

100

 

2

Deposito’s en overige opgenomen gelden met een termijnkarakter en te betalen rente

K

50

40

 

3

Spaardeposito’s met een vaste termijn

K

20

20

      

14.

 

Verplichtingen uit hoofde van repo- en reverse repotransacties en effectenleenbedrijf

   

14.0

 

Repotransacties niet met centrale banken

   
 

1

Verplichtingen tegenover obligaties

K

100

100

 

2

Verplichtingen tegenover aandelen

K

100

100

14.1

 

Reverse repotransacties niet met centrale banken

   
 

1

Verplichtingen luidende in obligaties

K

100

100

 

2

Verplichtingen luidende in aandelen

K

100

100

14.2

 

Effectenleentransacties

   
 

1

Negatieve voorraad effecten uit hoofde van effectenleentransacties

 

100

100

 

2

Te leveren effecten uit hoofde van effectenleentransacties

K

100

100

      

15.

 

Creditsaldi en overige opgenomen gelden met een onbepaalde effectieve looptijd

   

15.0

 

Niet in de rapportage opgenomen kantoren en bancaire deelnemingen

   
 

1

Creditsaldi in rekening-courant en overige direct opvraagbare tegoeden

 

50

100

15.1

 

Overige kredietinstellingen

   
 

1

Creditsaldi (loro) van bankiers

 

50

50

 

2

Overige direct opvraagbare tegoeden

 

50

100

15.2

 

Overige professionele geldmarktpartijen

   
 

1

Direct opvraagbare tegoeden

 

50

100

15.3

 

Spaargelden

   
 

1

Spaargelden zonder vaste termijn

 

2,5

10

15.4

 

Overige

   
 

1

Direct opvraagbare tegoeden en overige schulden

 

5

20

 

2

Overige nog te verantwoorden en te betalen bedragen, w.o. saldo termijnaffaires en verplichtingen aan sociale- en voorzieningsfondsen

 

5

20

      

16.

 

Officiële stand-by faciliteiten

   
 

1

Afgegeven officiële stand-by faciliteiten

 

100

100

      

17.

 

Verplichtingen uit hoofde van derivaten

   
 

1

Bekende verplichtingen uit hoofde van derivaten

K

***

***

 

2

Onbekende verplichtingen uit hoofde van derivaten

 

***

***

      

18.

 

Overige voorwaardelijke schulden en onherroepelijke kredietfaciliteiten

   
 

1

Onbenutte onherroepelijke kredietfaciliteiten, waaronder uitgiftegaranties

 

2,5

10

 

2

Geaccepteerde wissels

K

100

100

 

3

Kredietvervangende garanties

 

2,5

10

 

4

Niet-kredietvervangende garanties

 

1,25

5

 

5

Overige verplichtingen buiten de balans

 

1,25

5

      

20.

 

Totaal

   

Legenda:

K = In de kalender op te nemen post.

K) = Settlement binnen een week of onbepaald, opnemen in de weekperiode, overig in de kalender.

* = Onder aftrek van de toepasselijke discount.

** = Het genoemde percentage óf volgens beleningspercentages van de ECB/ESCB.

*** = Het berekende bedrag voor de aangegeven periode.

90/d*/** = Keuzemogelijkheid, mits consistent toegepast: óf 90 %, óf aftrek toepasselijke discount.

Toelichting

Algemeen

Het Besluit prudentiële regels Wft (verder: het besluit) stelt regels aan kredietinstellingen en clearinginstellingen voor het vaststellen van de aanwezige en de vereiste liquiditeit. Artikel 108, eerste lid, van het besluit bepaalt op grond waarvan de vereiste liquiditeit wordt vastgesteld en artikel 111, eerste lid, doet hetzelfde voor de bepaling van de aanwezige liquiditeit. Het besluit geeft aan welke posten worden meegenomen in de liquiditeitsberekeningen.

Onderhavige regeling bestaat uit een bijlage met een opsomming van de posten (met subposten) die meetellen voor de aanwezige en vereiste liquiditeit van kredietinstellingen en clearinginstellingen alsmede de weging van die posten. De bijlage is identiek aan de bijlage bij de huidige Regeling liquiditeit zoals deze is vastgesteld onder onder de Wtk 1992. De inhoud van de Wtk-regeling is voor het overige opgenomen in het besluit. In het liquiditeitstoezicht wijzigt er niets onder de Wet op het financieel toezicht (verder: Wft). De artikelen 108 tot en met 111 van het Besluit prudentiële regels Wft en Regeling liquiditeit Wft tezamen leiden tot een regime dat bedoeld is identiek te zijn aan het huidige. Een beleidsarme omzetting derhalve.

De bijlage bij deze regeling stelt vast, conform het gestelde in de artikelen 108, tweede lid, en 111, zesde lid, van het besluit, welke elementen onder de posten voor de liquiditeitsberekeningen worden betrokken en welke weging daaraan wordt toegekend.

Administratieve lasten

Onderhavige regeling levert geen nieuwe administratieve lasten op voor het bedrijfsleven.

Een ontwerp van deze regeling is op 26 oktober voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Gegeven de selectiecriteria van Actal heeft het college besloten geen advies uit te brengen over onderhavige regeling.

Toelichting bij de bijlage

Goud

Goud (fysiek, goudcertificaten e.d.) wordt tegen een liquiditeitswaarde van 90% van de marktwaarde opgenomen.

Effecten

Effecten dienen, berekend op basis van de marktwaarde, te worden gerapporteerd tegen de liquiditeitswaarde, zoals aangegeven door het van toepassing zijnde wegingspercentage. Voor de vaststelling van de liquiditeitswaarde van activa die als tier 1 en tier 2 door de ECB als onderpand worden aanvaard, worden in beginsel de beleningspercentages van de ECB/ESCB toegepast. Ten aanzien van tier 2 onderpand geldt dit uitsluitend voor het onderpand dat in depot van de centrale bank ter beschikking staat. Voor zover schuldpapier niet voor belening bij de ECB/ESCB in aanmerking komt (‘overig verhandelbaar schuldpapier’) gelden de aangegeven onderpandswaardepercentages (liquiditeitswaardepercentages), ongeacht de looptijd van het schuldpapier. Desgewenst kunnen instellingen als alternatief voor de beleningspercentages van de ECB/ESCB de aangegeven vaste wegingspercentages toepassen op geaccepteerd schuldpapier door ECB/ESCB.

Verhandelbaar schuldpapier met een resterende looptijd korter dan 1 week respectievelijk 1 maand, mag desgewenst tegen de aflossingswaarde in de kalender worden opgenomen in de maandkolom, en waar van toepassing in de weekperiode.

Aan niet-liquide aandelen wordt geen liquiditeitswaarde toegekend en incourant schuldpapier wordt in de kalender opgenomen tegen de aflossingswaarde. Liquide effecten betreffen effecten waarin een dagelijkse markt wordt onderhouden op een georganiseerde markt in de zin van de definitie die is opgenomen in de EG-Investment Services Directive, waarin redelijke dagelijkse omzetten plaatsvinden in verhouding tot het geëmitteerde bedrag. De instelling moet de selectie op basis van de aangegeven criteria zelf maken en desgevraagd kunnen verantwoorden.

Liquide effecten die als onderpand zijn verkregen, die de instelling krachtens overeenkomst (tijdelijk) mag verkopen, belenen c.q. uitlenen mogen met inaanmerkingneming van de toepasselijke discount als aanwezige liquiditeit worden verantwoord.

Te ontvangen en te betalen bedragen (actief/passief)

Van alle opgenomen en uitstaande leningen worden in beginsel de te verwachten kasstromen (rente en aflossingen) opgenomen in de respectievelijke termijnbanden. Instellingen kunnen opteren voor het al dan niet in de rapportage opnemen van de rente-ontvangsten/betalingen.

Voorwaardelijke verplichtingen als Clearingmember

Voor zover een instelling potentiële nakomingsverplichtingen heeft tegenover een clearingorganisatie in de vorm van potentiële marginverplichtingen terzake van cliëntenposities, dient het liquiditeitsrisico hiervan te worden vastgesteld op basis van een proxy van de instelling zelf. De te gebruiken methode van vaststelling dient daarbij te worden afgestemd met de Bank. Het gaat hier bijvoorbeeld om het garantierisico dat Optie-Clearing Members lopen terzake van cliëntentransacties (waaronder transacties van market makers en floor brokers) en een vergelijkbaar risico dat Effecten-Clearing Members verbonden aan de aex lopen tussen de transactiedatum en de settlementdatum. Het risico wordt verantwoord onder de rapportagepost ter zake van onbekende verplichtingen uit hoofde van derivaten.

Repo-/reverse repotransacties en effectenleentransacties

Repotransacties worden op bruto basis in aanmerking genomen. Dat wil zeggen dat het onderpand in afwijking van de waarderingsregels voor de balans (Aanbevelingen voor de Jaarrekening) wordt geboekt als een vermindering van aanwezige effecten en dat daar tegenover een vordering luidende in effecten wordt geboekt, een toename van kasgeld en een verplichting ter grootte van de aangetrokken gelden. De vordering in effecten wordt geboekt als actief kalenderpost op de toepasselijke vervaldatum op basis van de liquiditeitswaarde van de effecten. Indien geen vaste vervaldatum aanwezig is wordt het bedrag geboekt in de eerste looptijdkolom. Bij een reverse repo geldt een en ander andersom, d.w.z. dat onder meer de tijdelijk verkregen effecten tegen de liquiditeitswaarde worden opgenomen als aanwezige liquiditeit en hier tegenover een verplichting luidende in effecten in de kalender wordt opgenomen tegen de marktwaarde.

Verplichtingen luidende in effecten worden in beginsel tegen de marktwaarde van de effecten opgenomen met een wegingspercentage in de kalender van 100%.

Ter zake van repo/reverse repotransacties in obligaties en aandelen geldt dat bij de berekening van de totale aanwezige liquiditeit een correctie in de vorm van een bijtelling op de aanwezige liquiditeit mag worden opgenomen ter grootte van de laagste van enerzijds de verplichtingen in obligaties (aandelen) en anderzijds de waarde van de voorraad van de aanwezige obligaties (aandelen) en vorderingen in obligaties (aandelen) op dezelfde termijn als die van toepassing is op de verplichtingen in obligaties (aandelen) uit hoofde van repotransacties, vermenigvuldigd met de toepasselijke discount voor obligaties (aandelen), minus een disallowance (zie hieronder).

De toe te passen discount voor obligaties (aandelen) is gelijk aan het verschil tussen 100% en het op de desbetreffende effecten van toepassing zijnde liquiditeitswaardepercentage (‘voorraadpercentage’). Bijvoorbeeld met betrekking tot obligaties een correctie van 10% (zijnde 100% minus 90%) en met betrekking tot aandelen een correctie van 30% (zijnde 100% minus 70%).

De desbetreffende in aftrek te nemen disallowance (een additionele liquiditeitseis) met betrekking tot obligaties wordt berekend over het deel dat de verplichtingen in obligaties wordt gematched door de voorraadpositie obligaties in eigen bezit (niet de te vorderen obligaties uit hoofde van repo’s) en bedraagt 1% van dit gematchte bedrag. Op vergelijkbare wijze geldt met betrekking tot aandelen een disallowance van 5% van het gematchte bedrag.

Effecten in- en uitleentransacties worden in beginsel op vergelijkbare wijze verantwoord, echter onder voorwaarde dat de ingeleende effecten op basis van de leenovereenkomst aan de instelling vrij ter beschikking staan en liquide kunnen worden gemaakt. In het andere geval mag geen liquiditeitswaarde aan de ingeleende effecten of in onderpand verkregen effecten worden toegekend.

Met betrekking tot securities lending (effectenleentransacties) geldt het volgende voor zover voldaan is aan de nettingvoorwaarden zoals gesteld in 4011-02.2.3 (contractuele verrekening) en de securities lending transacties worden verricht binnen een internationale standaard raamovereenkomst (Overseas Lending Agreement, OSLA):

Per saldo ontvangen onderpand in de vorm van effecten (aandelen en obligaties) wordt, naar (markt)waarde gerekend, opgenomen onder de post 6.21, ‘Aanwezige voorraad uit hoofde van securities lending’. Bovendien wordt er een schuld in effecten verantwoord onder de post 14.22, ‘Te leveren effecten uit hoofde van effectenleentransacties’.

Indien naar (markt)waarde gerekend per saldo meer effecten worden uitgeleend dan aan onderpand wordt ontvangen (effecten en contanten) wordt het saldo verantwoord onder de post 06.2.2, ‘Te vorderen effecten uit hoofde van securities lending’. Per saldo geleverd onderpand in de vorm van effecten (aandelen en obligaties) wordt, naar waarde gerekend, opgenomen onder post 14.21, ‘Negatieve voorraad effecten uit hoofde van effectenleentransacties’.

Niet in de berekening op te nemen posten

De volgende posten worden niet in de berekening opgenomen:

– Te ontvangen bedragen en wissels waarop een specifieke voorziening is getroffen;

– Aandelen in verbonden ondernemingen;

– Effecten die in onderpand zijn verkregen en niet aan de instelling ter beschikking staan voor (tijdelijke) verkoop of uitleen;

– Effecten en gelden die ter dekking worden aangehouden van nog te verrekenen variation margin (bijvoorbeeld het gecumuleerde bedrag bij beursgenoteerde opties).

In de kalender op te nemen verstrekt onderpand

De effecten en gelden die in het kader van repo- of effectenleentransacties, onderpandsarrangementen, beleningstransacties (o.a. bij centrale banken) of (initial) marginverplichtingen in onderpand zijn gegeven worden – tenzij anders aangegeven – voor de duur van de betreffende transacties en, voor zover van toepassing, onder aftrek van het bedrag dat nog als variation margin (belaste margin) moet worden betaald, in de kalender ingeboekt op basis van de (resterende) looptijd van de met het onderpand verband houdende transactie, voor zover het effecten betreft tegen de onderpands- c.q. beleningswaarde op de rapportagedatum, dan wel – mits op consistente wijze toegepast – voor het aangegeven wegingspercentage.

Effecten die in onderpand zijn gegeven tellen vanzelfsprekend niet meer mee als ‘aanwezige voorraad effecten.

De Nederlandsche Bank N.V. de Directeur,

A. Schilder

de Directeur,

D.E. Witteveen

  • 1

    Stcrt. 2004, 118.

Naar boven