Regeling afgeschermde rekeningen Wft

Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 6 december 2006, nr. Juza/2006/02364/IH, houdende regels met betrekking tot afgeschermde rekeningen onder de Wet op het financieel toezicht (Regeling afgeschermde rekeningen Wft)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op artikel 14, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. afgeschermde rekening: een rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden en waarbij de identiteit van de cliënt bij de transactieverwerking niet zichtbaar is of anderszins afgeschermd is door slechts gebruik te maken van een rekeningnummer, een nummer of een codewoord, terwijl de identiteit van de cliënt wel bekend is bij de kredietinstelling of het bijkantoor van de kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit;

b. besluit: Besluit prudentiële regels Wft;

c. centraal register: een bij een kredietinstelling of een bijkantoor van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit op één centrale plaats toegankelijk register;

d. cliënt: een cliënt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet identificatie bij dienstverlening;

e. transactieverwerking: het uitvoeren van opdrachten of betaalopdrachten ten gunste of ten laste van een rekening.

Artikel 2

Deze regeling heeft betrekking op in Nederland bestaande en nog open te stellen rekeningen, aangehouden bij een kredietinstelling of een bijkantoor van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit.

Artikel 3

1. Een kredietinstelling of bijkantoor van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit voert een restrictief beleid ten aanzien van het openen van afgeschermde rekeningen.

2. De kredietinstelling, onderscheidenlijk het bijkantoor, stelt geen afgeschermde rekeningen open anders dan met het oog op de bescherming van privacy en veiligheid van cliënten dan wel ter voorkoming van gebruik van voorwetenschap.

3. De kredietinstelling, onderscheidenlijk het bijkantoor, stelt adequate instructies voor het personeel op aangaande het openen en beheren van afgeschermde rekeningen.

Artikel 4

1. Onverminderd de op de kredietinstelling of bijkantoor van de kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit rustende verplichtingen op grond van de Wet identificatie bij dienstverlening houden financiële ondernemingen bij het gebruik van afgeschermde rekeningen een centraal register aan.

2. Het centrale register omvat ten minste de gegevens die op grond van artikel 6 van de Wet identificatie bij dienstverlening worden vastgelegd.

3. Het centrale register verschaft ten minste op naam en nummer- of codesleutel toegang.

4. De kredietinstelling, onderscheidenlijk het bijkantoor, wijst een beheerder van het centrale register aan.

Artikel 5

Een kredietinstelling of bijkantoor van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit draagt zorg voor voldoende interne controle op de volledigheid en juistheid van de gegevens met betrekking tot de in het centrale register opgenomen rekeningen.

Artikel 6

De regeling van De Nederlandsche Bank NV van 28 juni 1999 met betrekking tot het houden van een centraal register van afgeschermde rekeningen (Stcrt. 120)1 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit prudentiële regels Wft in werking treedt.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling afgeschermde rekeningen Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatsts.

De Nederlandsche Bank N.V.de Directeur, A. Schilder.de Directeur, D.E. Witteveen.

Toelichting

Algemeen

Met onderhavige regeling wordt de regeling van De Nederlandsche Bank NV van 28 juni 1999 met betrekking tot het houden van een centraal register van afgeschermde rekeningen (Stcrt. 120)1 (verder: Regeling afgeschermde rekeningen Wtk 1992) ingetrokken en wordt de inhoud opnieuw vastgesteld onder de Wet op het financieel toezicht (verder: Wft). De Nederlandsche Bank NV acht het voor de integriteit en het vertrouwen van de samenleving in het Nederlandse bankwezen van belang dat de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling afgeschermde rekeningen Wtk 1992 ook onder de Wft van kracht blijven. Derhalve wordt met onderhavige regeling de inhoud van de Regeling afgeschermde rekeningen Wtk 1992 opnieuw vastgesteld, zonder dat daar inhoudelijke wijzigingen mee zijn beoogd.

Het enige inhoudelijke onderscheid tussen de Regeling afgeschermde rekeningen Wtk 1992 en onderhavige regeling is dat onderhavige regeling naast kredietinstellingen tevens expliciet van toepassing is op in Nederland gelegen bijkantoren van kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is.

De grondslag om deze regeling op te stellen is opgenomen in artikel 14, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft (verder: besluit).

Administratieve lasten

Onderhavige regeling levert geen administratieve lasten op voor het bedrijfsleven.

Een ontwerp van deze regeling is op 26 oktober voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Gegeven de selectiecriteria van Actal heeft het college besloten geen advies uit te brengen over onderhavige regeling.

Ontvangen adviezen

De regeling is formeel ter consultatie voorgelegd aan de sector en is er een reactie ontvangen van de Nederlandse Vereniging van Banken. Naar aanleiding van deze reactie is in artikel 2 verduidelijkt dat de regeling betrekking heeft op in Nederland bestaande en nog open te stellen rekeningen, aangehouden bij een kredietinstelling of bij een bijkantoor van een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is.

Inhoud

In onderhavige regeling is voorgeschreven op welke wijze een kredietinstelling of bijkantoor van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit een centraal register van rekeningen bijhoudt waarbij de gegevens omtrent de identiteit van een cliënt bij transactieverwerkingen niet zichtbaar of anderszins afgeschermd zijn, terwijl deze gegevens wel elders bij de instelling bekend zijn. Gebleken is dat afscherming voor het eigen personeel van de kredietinstelling of het bijkantoor veelal tot doel heeft de privacy en veiligheid van de betrokken cliënten te beschermen en vormen van gebruik van voorwetenschap te voorkomen en derhalve gerechtvaardigde belangen dient.

De Regeling afgeschermde rekeningen Wft staat een kredietinstelling of een bijkantoor van een kredietinstelling toe restrictief gebruik te maken van afgeschermde rekeningen. Afgeschermde rekeningen mogen alleen worden geopend met het doel de privacy en veiligheid van betrokken cliënten te beschermen en vormen van gebruik van voorwetenschap te voorkomen. Indien een kredietinstelling of een bijkantoor van een kredietinstelling gebruik maakt van afgeschermde rekeningen, dan moet zij hiervoor een centraal register aanhouden. Hierin worden de gegevens opgenomen die op grond van artikel 6 van de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) worden vastgelegd. Het centrale register dient zodanig te zijn ingericht dat op naam en nummer- of codesleutel kan worden geraadpleegd. Daarnaast wijst de kredietinstelling dan wel het bijkantoor een beheerder aan voor het centrale register.

De Regeling afgeschermde rekeningen Wft ziet alleen op het afschermen van de identiteit bij de transactieverwerking. De identificatieverplichting uit hoofde van Wid is onverminderd van toepassing.

Naast de verplichtingen die voorvloeien uit de Wid is het tevens van belang te wijzen op de ontwerp verordening van het Europees Parlement en de Raad van 27 juli 2005 betreffende bij geldoverdrachten te voegen informatie over de betaler. Deze ontwerp verordening schrijft aan betalingsaanbieders voor dat zij de volledige informatie over de betaler bij de geldovermaking voegen. Onder volledige informatie over de betaler wordt verstaan naam, adres en rekeningnummer. De verplichting doet zich niet voor in het geval dat zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde in de Europese Gemeenschap zijn gevestigd. In voornoemd geval kan worden volstaan met het toevoegen van het rekeningnummer of unieke identificatiecode aan de hand waarvan de transactie kan worden getraceerd naar de betaler. Na de inwerkingtreding van de ontwerp verordening – naar verwachting op 1 januari 2007 – dienen de voorschriften die voortvloeien uit de ontwerp verordening onverminderd in acht te worden genomen.

De Nederlandsche Bank N.V.de Directeur,

A. Schilder

de Directeur,

D.E. Witteveen

  • 1

    Laatstelijk gewijzigd bij regeling van 19 december 2003 (Stcrt. 246).

Naar boven