Intrekking Regeling varkensleveringen en wijziging Regeling identificatie en registratie in verband met onidentificeerbare runderen en Regeling tarieven I&R

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3375, houdende de intrekking van de Regeling varkensleveringen en wijzigingen van de Regeling identificatie en registratie in verband met onidentificeerbare runderen en van de Regeling tarieven I&R

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 17, eerste lid, 18, 30, eerste lid, 94, 105 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 13 van de Landbouwwet en op artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling varkensleveringen wordt ingetrokken.

Artikel II

De Regeling identificatie en registratie van dieren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel z, vervalt.

B

Artikel 10, eerste, tweede en derde lid, komen te luiden:

1. Het is verboden dieren te merken en te hermerken.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet, indien het merken, of hermerken van een rund met één oormerk, gebeurt door:

a. de houder van de te merken dieren, tenzij deze een vervoerder van runderen, een eigenaar of exploitant van een runderverzamelcentrum, of een slachthuis voor runderen is;

b. een derde die daartoe door de houder van het te merken dier is aangewezen;

c. een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst.

3. Ingeval een rund twee merken heeft verloren, gebeurt het hermerken onder toezicht van een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie.

C

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

In deze paragraaf wordt verstaan onder spenen: het blijvend onttrekken van biggen aan een zogende zeug.

D

Artikel 30, derde en vierde lid, komen te luiden:

3. Het vervoersdocument wordt door de betrokken houders ondertekend en bevat ten minste de volgende gegevens:

a. datum van de aanvoer en de afvoer;

b. UBN en naam, adres en woonplaats van het bedrijf van herkomst en van het bedrijf van bestemming;

c. de UBN’s van het oormerk, indien deze afwijken van het in onderdeel b bedoelde UBN van het bedrijf van herkomst;

d. het aantal varkens;

e. het kenteken van het transportmiddel.

4. In afwijking van het tweede lid kan worden volstaan met een vervoersdocument bestemd voor de vervoerder, indien de houder die de varkens van zijn bedrijf afvoert, alsmede de houder die varkens op zijn bedrijf aanvoert de gegevens, bedoeld in het derde lid, op elektronische wijze beschikbaar heeft in zijn bedrijfsregister, bedoeld in artikel 31, eerste lid.

E

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het aantal en het soort varkens’ vervangen door ‘het aantal varkens’ en wordt ‘het certificeringsnummer van het transportmiddel vervangen door: het kenteken van het transportmiddel.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij dit register worden de voor de houder bestemde exemplaren van het vervoersdocument bewaard.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien het bedrijfsregister elektronisch wordt bijgehouden, draagt de houder er zorg voor dat de in het eerste lid, alsmede in artikel 30, derde lid, bedoelde gegevens overzichtelijk in beeld kunnen worden gebracht en ter plekke kunnen worden uitgeprint.

F

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d vervalt: ‘en het soort’, en

b. in onderdeel f wordt ‘het certificeringsnummer’ vervangen door: het kenteken.

2. Het vijfde lid vervalt.

G

Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a

1. In afwijking van artikel 39 is het toegestaan een rund te houden dat niet overeenkomstig deze regeling is geïdentificeerd of geregistreerd, indien:

a. de houder van het desbetreffende rund kennisgeving heeft gedaan aan de Minister van de aanwezigheid van dat rund op zijn bedrijf;

b. bij het desbetreffende rund onder toezicht van een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie een driehoekige inkeping ter grootte van ongeveer 1 centimeter in beide oormerken van het rund is aangebracht;

c. de houder van het desbetreffende rund toestaat dat door een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie een haarmonster en een foto van het rund wordt genomen, en

d. voor zover het desbetreffende rund één of twee merken heeft verloren, de houder van het rund er zorg voor draagt dat het rund, overeenkomstig artikel 16 en met inachtneming van de bepalingen van paragraaf 3 en 3.1, wordt hermerkt en dat overeenkomstig onderdeel b een inkeping wordt aangebracht in het merk, onderscheidenlijk de merken.

2. De houder van het rund doet bij de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, opgave van de in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, derde en vierde gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, bedoelde gegevens.

3. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geschiedt schriftelijk door middel van een door Dienst Regelingen van het Ministerie verstrekt formulier.

4. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan niet ongedaan worden gemaakt.

5. Paragraaf 3 en 3.1 zijn van overeenkomstige toepassing op de oormerken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

6. In afwijking van artikel 39 is het toegestaan een rund ten aanzien waarvan wordt voldaan aan het eerste lid rechtstreeks af te voeren, en te vervoeren naar het slachthuis, met het oog op destructie.

H

Aan artikel 40 wordt het volgende lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien:

a. ten aanzien van een rund wordt voldaan aan artikel 39a, en

b. ten aanzien van de overige runderen op het bedrijf er geen sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid.

Artikel III

De Regeling tarieven I&R2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 29,916’ vervangen door: € 30,851.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 1,980’ vervangen door: € 2, 014;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 0,087’ vervangen door: € 0,088;

c. in onderdeel c wordt ‘€ 0,962’ vervangen door: € 0,978.

3. In het derde lid wordt ‘€ 0,087’ vervangen door: € 0,088.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 18,17’ vervangen door: € 18,48;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 62,92’ vervangen door: € 63,99.

2. In het derde lid wordt ‘€ 62,92’ vervangen door: € 63,99.

C

In artikel 12 wordt ‘€ 16,79’ vervangen door ‘17,075’.

D

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 12a

1. Voor het op aanvraag verlenen van een goedkeuring van een model van een oormerk voor schapen en geiten als bedoeld in artikel 12g, eerste lid, van de regeling is de leverancier van het oormerk een vergoeding aan de Minister verschuldigd van:

a. € 1474,54, voor zover het de goedkeuring betreft van een nieuw model;

b. € 365,10, voor zover het de goedkeuring betreft van de wijziging van een bestaand model.

2. Voor de registratie van een leverancier als bedoeld in artikel 12h, eerste lid, is de leverancier van het oormerk een vergoeding verschuldigd aan de Minister van € 194,72.

Artikel V

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van de in de het tweede lid bedoelde onderdelen.

2. Artikel II, onderdelen A, B, G en H, treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

§ 1. Inleiding

Onderhavige regeling trekt de Regeling varkensleveringen (hierna: RVL) in. Verder wordt door middel van wijzigingen in de Regeling identificatie en registratie van dieren (hierna: Regeling I&R) onder meer voorzien in een gewijzigd regime ten aanzien van niet identificeerbare runderen. In de brief aan de Tweede Kamer van 7 juli 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 28286, nr. 35) is laatstgenoemde wijziging aangekondigd.

Voorts worden heffingstarieven voor 2007 vastgesteld door een wijziging van de Regeling tarieven I&R.

In paragraaf 2 wordt de intrekking van de RVL uiteengezet. In de derde paragraaf wordt het gewijzigde regime ten aanzien van niet identificeerbare runderen toegelicht. Daarna worden in de vierde paragraaf de wijzigingen in de Regeling identificatie en registratie van dieren artikelsgewijs toegelicht. Vervolgens worden in paragraaf 5 de administratieve lasten ten gevolge van deze wijzigingen uiteengezet. Paragraaf 6 geeft tot slot een toelichting bij de wijzigingen in de Regeling tarieven I&R.

§ 2. Intrekking RVL

De RVL beoogde de insleep en verdere verspreiding van varkenspest en andere krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen dierziekten te voorkomen door regels te stellen aan het aantal contacten tussen verschillende varkenshouderijbedrijven. Bij de varkenspestepidemie in 1997 was namelijk gebleken dat de aanvoer van varkens op een varkenshouderijbedrijf een van de belangrijkste verspreidingsbronnen van varkenspest was. De maatregelen in de tijdens deze varkenspestepidemie vastgestelde Regeling vervoersbeperkingen varkens zijn in de RVL voortgezet.

Bij brief van 19 oktober 2006 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2006/07, 29515, nr. 166) is aangekondigd dat de RVL in het kader van de vermindering van de administratieve lasten en de regeldruk nog in 2006 zal worden ingetrokken. Gebleken is dat de maatregelen in de RVL een groot draagvlak kennen in de varkenssector en dat de nalevingbereidheid bijzonder hoog is. Gelet voorts op de structuur van de varkenssector zoals deze door de jaren heen vorm heeft gekregen, is het mogelijk meer verantwoordelijkheid voor de beperking van het aantal varkensleveringen over te laten aan het bedrijfsleven zelf, zonder dat het risico van insleep en verdere verspreiding van dierziekten in de varkenssector onverantwoordelijk wordt vergroot. Derhalve is het verantwoord dat de RVL wordt ingetrokken (artikel I van onderhavige regeling).

De intrekking van de RVL heeft een vermindering van de administratieve lasten tot gevolg. Uitgaande van de Nulmeting administratieve lasten bedraagt deze vermindering € 2 miljoen.

De intrekking van de RVL noodzaakt voorts tot een aantal wijzigingen van de Regeling I&R (artikel II, onderdelen C, D, E, en F van onderhavige regeling). De verwijzingen naar de RVL die in de Regeling I&R zijn opgenomen komen op grond van onderhavige regeling te vervallen.

§ 3. Niet-identificeerbare runderen

Algemeen

De identificatie en registratie van dieren (hierna: I&R) is van groot belang met het oog op de preventie en bestrijding van dierziekten in het belang van de dier- en volksgezondheid. Voor een goede tracering van runderen bij een uitbraak van een dierziekte, als bijvoorbeeld MKZ, en BSE is het noodzakelijk dat alle individuele runderen en de verblijfplaats daarvan bekend zijn. Op deze wijze kan bij een uitbraak adequaat worden gehandeld. Runderen moeten ingevolge Europese identificatie- en registratieregelgeving individueel worden geregistreerd in een nationaal gecomputeriseerd gegevensbestand (I&R systeem rund). Daartoe worden runderen gekenmerkt met in elk oor een geel oormerk dat door middel van een op de merken aangebrachte identificatiecode in het I&R systeem aan het desbetreffende rund is gekoppeld. De houder van een rund moet elke geboorte, sterfte, en aan- en afvoer van runderen op zijn bedrijf doorgeven aan het I&R systeem. Bij de geboorte van een rund op zijn bedrijf dient de houder opgave te doen van de kenmerken van het rund, waarmee de identiteit van het dier wordt bepaald. Deze kenmerken zijn haarkleur, geslacht, geboortedatum en moedercode.

Onderhavige wijziging van de Regeling I&R ziet op de situaties waarin op een bedrijf een rund wordt aangetroffen dat niet bekend is in het I&R systeem. Indien de houder niet alle kenmerken van de identiteit van een rund kan aantonen, kan de identiteit van het desbetreffende rund niet worden vastgesteld. Vaak gaat het om het ontbreken van de moedercode of de geboortedatum van het rund. Een dergelijk dier is niet overeenkomstig I&R regelgeving geïdentificeerd. Het houden van een niet identificeerbaar rund heeft maatregelen tot gevolg.

Voordien gold in beginsel een algeheel verbod op de aan- en afvoer van runderen van en naar het bedrijf, zolang het betreffende rund niet werd geïdentificeerd en geregistreerd, dan wel ter destructie was afgevoerd. Het gevolg was dat de dieren die niet konden worden geïdentificeerd werden gedood en afgevoerd. Het thans geldende regime voor niet identificeerbare runderen houdt een versoepeling in ten opzichte van het regime dat voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging gold. De wijziging voorziet in een individueel verplaatsingsverbod voor het niet identificeerbare rund, zodat het rund op het bedrijf kan worden gehouden, zonder nadere beperkingen ten aanzien van de overige op het bedrijf aanwezige wel geïdentificeerde runderen. De houder kan voortaan zelf het moment kiezen waarop het rund wordt afgevoerd ter destructie. Het verplaatsingsverbod geldt niet voor de producten die afkomstig zijn van een rund waarop dit verbod van toepassing is. Daardoor kan de houder nog profiteren van de producten die het rund produceert in zijn leven, zoals nakomelingen en melk.

Onidentificeerbare runderen mogen ingevolge de Europese hygiëneregelgeving niet voor menselijke consumptie worden bestemd. Zij kunnen alleen ter destructie worden afgevoerd. Dit geschiedt onder het regime van artikel 39a, zesde lid.

Regime niet identificeerbare runderen

Het is op basis van artikel 39 van de Regeling I&R verboden een dier dat niet overeenkomstig de I&R regelgeving is geïdentificeerd en geregistreerd te houden, te vervoeren, te verhandelen, en aan en af te voeren. Op het moment dat tijdens een I&R controle een rund wordt aangetroffen dat niet bekend is in het I&R systeem wordt de houder de mogelijkheid geboden om alsnog de identiteit van het dier aan te tonen. Gedurende die periode is het regime van artikel 40 van de Regeling I&R van toepassing op basis waarvan een algeheel verplaatsingsverbod van runderen van en naar het bedrijf van kracht is. Indien het onmogelijk blijkt de identiteit van het dier aan te tonen, wordt het thans onder voorwaarden mogelijk dat voor het desbetreffende rund een individueel verplaatsingsverbod gaat gelden (artikel I, onderdeel G). Daarbij komt het algehele verplaatsingsverbod te vervallen, voor zover er uiteraard geen nadere onvolkomenheden op het bedrijf zijn (Artikel I, onderdeel H).

De niet identificeerbare runderen dienen onder toezicht te worden voorzien van een driehoekige inkeping in beide oormerken ter grootte van ongeveer een centimeter. Daarnaast moet de houder een kennisgeving doen uitgaan aan Dienst Regelingen van het Ministerie (DR) van de aanwezigheid van het rund op zijn bedrijf. Dit gebeurt niet ter identificatie van het rund, want dat is immers niet meer mogelijk. Door middel van de registratie wordt het rund en diens verblijfplaats bekend in het I&R systeem. De kennisgeving van de aanwezigheid van een niet identificeerbaar dier op een bedrijf geschiedt schriftelijk door middel van het insturen van een door DR verstrekt formulier, waarbij in elk geval melding wordt gedaan van haarkleur en geslacht van het dier (artikel 39a, tweede en derde lid, van de Regeling I&R). Voorts worden door de toezichthouder een haarmonster en foto genomen van het rund die dienen ter nadere bewijsvoering van de aanwezigheid van dat specifieke rund op het bedrijf.

De melding van de aanwezigheid van het onidentificeerbare rund op het bedrijf is onomkeerbaar. De status van het dier als onidentificeerbaar kan niet ongedaan worden gemaakt (artikel 39a, vierde lid, van de Regeling I&R). De termijn die in beginsel wordt geboden om het verzuim voor het niet voldoen aan de regelgeving te herstellen, biedt voldoende waarborgen voor de houder om de identiteit van het dier aan te tonen.

Administratieve lasten

Aan onderhavige wijziging van het regime voor onidentificeerbare runderen is een informatieverplichting verbonden in de vorm van het melden van een niet identificeerbaar rund via het door DR verstrekte daartoe bestemde formulier. De melding geschiedt eenmalig en duurt 5 minuten, waarbinnen het formulier wordt ingevuld en verstuurd naar DR. Omdat voor het rund geen geboortemelding is gedaan, worden 3 minuten, zoals deze in de Nulmeting voor de geboortemelding zijn opgenomen, in mindering gebracht op de termijn, en resteren 2 minuten voor de melding van een niet identificeerbaar rund. Voor het aantal te verwachten meldingen van niet identificeerbare runderen worden als uitgangspunt de 450 niet identificeerbare runderen aangehouden die vorig jaar zijn aangetroffen. Van dit aantal worden de mannelijke runderen afgehaald, omdat hoogstwaarschijnlijk alleen vrouwelijke runderen zullen worden gemeld. Er blijven 400 verwachte meldingen over.

De administratieve last bedraagt: 400 (meldingen) × 2 (minuten) × € 30,36 = € 404,80.

§ 4. Artikelsgewijs bij de Regeling Identificatie en registratie van dieren

Artikel II, onderdeel A

Met onderhavige wijziging komt de begripsbepaling van registratienummer te vervallen. Dit begrip maakt geen onderdeel meer uit van de regeling, waardoor vermelding ervan overbodig is.

Artikel II, onderdeel B

Met deze wijziging vervalt het vereiste van toestemming van de Minister in artikel 10 voor het merken en hermerken van dieren. Daarnaast wordt voorzien in de mogelijkheid dat merken op verzoek van de houder door een derde kunnen worden aangebracht. Ingeval een rund twee merken verliest, moeten merken nog steeds onder toezicht van een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie worden aangebracht.

Deze wijziging vloeit voort uit de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 10, punt 1). De andere wijziging die betrekking heeft op I&R is gerealiseerd bij de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 november 2006, nr. TRCJZ/2006/3606, houdende wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren in verband met modernisering van voorschriften I&R runderen (Stcrt. 233) (Kamerstukken II 2006/06, 29515, nr. 138, blz. 10, punt 2).

Artikel II, onderdeel C

Doordat de RVL wordt ingetrokken vervallen verwijzingen ervan in de Regeling I&R. In onderhavig onderdeel wordt het resterende deel van het artikel derhalve opnieuw vastgesteld.

Artikel II, onderdelen D, E en F

In deze onderdelen worden wijzigingen aangebracht in de gegevens die op het vervoersdocument en in het bedrijfsregister moeten worden opgenomen, alsmede de gegevens die aan de Minister moeten worden gemeld.

In de artikelen 30, 31, en 32 van de Regeling I&R wordt het ‘certificeringsnummer’ vervangen door het ‘kenteken’ van het vervoermiddel om te kunnen blijven vaststellen in welke vervoermiddelen varkens worden en zijn vervoerd. Deze wijziging is noodzakelijk omdat per 5 januari 2007 verordening (EG) nr. 1/20051 van kracht wordt. Hierdoor vervalt de verplichte certificering van voertuigen bestemd voor het vervoer van varkens ten aanzien transporten die minder dan acht uur duren.

In artikel 30, derde lid, onderdeel c, van de Regeling I&R wordt een omissie hersteld. Het vereiste om het serienummer van het oormerk van een varken met een ander UBN dan het UBN van het bedrijf van afvoer op te nemen op het vervoersdocument vervalt, omdat er op het oormerk ter identificering van varkens geen vervolgnummer naast het UBN hoeft te worden aangebracht.

Tenslotte wordt door artikel II, onderdeel D, in de Regeling I&R een wijziging aangebracht ten aanzien van het vervoersdocument varkens ter vermindering van de administratieve lasten (nieuw artikel 30, vierde lid). Op grond van artikel 30, tweede lid, dient een vervoersdocument in drievoud te worden opgemaakt. Omdat veel varkenshouders een elektronisch bedrijfsregister bijhouden en de aan- en afvoermeldingen op elektronische wijze verrichten kan thans worden volstaan met een enkelvoudig vervoersdocument, bedoeld voor de vervoerder van de varkens. In dit geval is het wel vereist dat de gegevens die op het vervoersdocument zijn vermeld in het elektronische bedrijfsregister van zowel de afvoerende als de aanvoerende varkenshouder worden opgenomen. Deze aanpassing levert een vermindering van de administratieve lasten op van ten minste € 195.000. In de intensieve veeteelt varkens wordt door een zeer groot gedeelte van de bedrijven een elektronisch bedrijfsregister bijgehouden. Verwacht wordt dat bij 75% van de naar schatting 128000 vervoersbewegingen het enkelvoudige vervoersdocument zal worden opgemaakt. Omdat in dit geval geen formulieren ingevuld hoeven te worden, maar een uitdraai van de elektronische versie voldoet, kan tot 80% tijdwinst worden behaald (van vijf minuten naar één minuut).

Artikel I, onderdeel G

In artikel 39a wordt het onder voorwaarden toegestaan niet identificeerbare runderen te houden. Het verhandelen, vervoeren, aan- of afvoeren van de dieren blijft op basis van artikel 39 van de regeling verboden. Voorts zijn de reguliere voorschriften inzake het hermerken van runderen van overeenkomstige toepassing verklaard op het hermerken van de niet identificeerbare runderen, waarbij in afwijking van de reguliere situatie bij een niet identificeerbaar rund (opnieuw) een inkeping wordt aangebracht in het nieuwe merk, dan wel de merken van het dier (artikel 39a, eerste lid, onderdeel d). Daarnaast is bepaald dat de oormerken die de niet identificeerbare runderen dragen dezelfde zijn als de reguliere merken voor I&R, met aldus als enige verschil dat in deze laatste merken een inkeping is aangebracht (artikel 39a, vijfde lid).

Artikel I, onderdeel H

Via deze wijziging wordt het aan- en afvoerverbod van runderen van en naar het bedrijf uit artikel 40, eerste lid, buiten werking gesteld, wanneer ten aanzien van een onidentificeerbaar rund artikel 39a van toepassing is. Dit geldt alleen ingeval geen overige onregelmatigheden op het bedrijf aanwezig zijn.

§ 5. Wijziging Regeling tarieven I&R

In verband met de identificatie en registratie van runderen, varkens, schapen en geiten maakt de overheid kosten. De Regeling tarieven I&R voorziet in een financieringsstelsel, waarbij deze kosten worden omgeslagen over de gebruikers van het I&R-systeem. De houder van runderen, varkens respectievelijk schapen en geiten dient daarbij op grond van de regeling jaarlijks een heffing te betalen. De uitwerking hiervan in het tarievenstelsel verschilt per diersoort, omdat de wijze van identificatie en registratie per diersoort verschilt.

De tarieven worden jaarlijks vastgesteld op basis van een begroting van de kosten die de overheid voor het I&R-systeem maakt. Voor 2007 wordt een stijging van deze kosten begroot als gevolg van de jaarlijkse indexering. Voor personele kosten is in een stijging van 1,4% voorzien. Ten aanzien van materiële kosten betreft deze stijging 2,5%.

Bij de vaststelling van de jaarlijkse heffing voor rundveehouders wordt uitgegaan van kosten die ten behoeve van alle rundveehouders (UBN) worden gemaakt en kosten die afhankelijk zijn van het gebruik van het I&R-systeem door de verschillende rundhouders. Ter bekostiging van de standaardkosten zijn alle houders, onafhankelijk van de bedrijfsgrootte, een standaardheffing van € 30,851 verschuldigd. Dit betekent een stijging van het tarief ten opzichte van 2006 als gevolg van de jaarlijkse indexering en een verwachte daling van het aantal rundveehouders tot 43.500 UBN’s.

Ter financiering van de kosten die afhankelijk zijn van het gebruik van het I&R-rundsysteem wordt per bedrijf een bedrag vastgesteld dat is gemeten aan de hand van het aantal aanvoer- en geboortemeldingen. De indexering leidt tot een tarief van € 2,014 per geboortemelding, een tarief van € 0,088 voor de aanvoermelding per rund, een tarief van € 0,978 voor de importmelding per rund en een tarief van € 0,088 voor de importmelding per rund, voorzover deze rechtstreeks wordt aangevoerd op een slachthuis.

De jaarlijkse indexering van de heffing voor de houder van schapen en geiten leidt tot een stijging van het tarief tot € 17,075 per UBN. Voor de houder van minder dan 20 varkens bedraagt hierdoor het heffingstarief over 2007 € 18,48. De jaarlijkse indexering leidt tot een verhoging van het tarief voor de houder van 20 of meer varkens, alsmede voor de handelaar in varkens, of de eigenaar of exploitant van een slachthuis of verzamelcentrum tot € 63,99.

In het nieuwe artikel 12a zijn de nieuwe tarieven vastgesteld inzake de goedkeuring van nieuwe en gewijzigde identificatiemiddelen voor schapen en geiten. De tarieven zijn gelijk aan de goedkeuring van de merken voor runderen. Voor een verantwoording van de tarieven wordt verwezen naar § 3 van de toelichting bij de vaststelling van deze tarieven (regeling van 27 november 2006, Stcrt. 233).

§ 6. Administratieve lasten

De intrekking van de RVL leidt tot een vermindering van de administratieve lasten van € 2 miljoen (zie hierover § 2). De invoering van de mogelijkheid om elektronisch een enkelvoudig vervoersdocument op te maken leidt tot een vermindering van de administratieve lasten van ca. € 195.000 (§ 4). De invoering van de voorziening van het houden van niet-identificeerbare runderen leidt tot een verhoging van de administratieve lasten van ongeveer € 400 (§  5). De totale afname van de administratieve lasten op grond van onderhavige regeling komt derhalve neer op ongeveer € 2.194.500.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2002, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 5 december 2006 (TRCJZ/2006/3816).

  • 2

    Stcrt. 2005, 249; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 27 november 2006 (Stcrt. 233).

Naar boven