Regeling administratie biobrandstoffen wegverkeer

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 december 2006, nr. DGM/SB2006335282, houdende regels ten aanzien van de administratie van biobrandstoffen (Regeling administratie biobrandstoffen wegverkeer)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 4, derde lid, van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder besluit: Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007.

Artikel 2

1. De biobrandstoffenbalans, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, voldoet aan de vereisten van bijlage I.

2. De verklaring van de leverancier, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, voldoet aan de vereisten van bijlage II.

3. De administratie, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het besluit, voldoet aan de vereisten van bijlage III.

4. Het bewijsmiddel, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het besluit, voldoet aan de vereisten van bijlage IV.

5. Het jaarlijks toe te zenden overzicht, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het besluit, voldoet aan de vereisten van bijlage V.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling administratie biobrandstoffen wegverkeer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 december 2006.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Bijlage I, behorende bij artikel 2, eerste lid

Administratieve vereisten biobrandstoffenbalans

De vergunninghouder stelt jaarlijks voor zijn accijnsgoederenplaats of accijnsgoederenplaatsen één biobrandstoffenbalans op. In de biobrandstoffenbalans worden de biobrandstoffen die worden geleverd in verband met de uitgeslagen hoeveelheid ongelode lichte olie en de biobrandstoffen die worden geleverd in verband met de uitgeslagen hoeveelheid gasolie apart geregistreerd.

De biobrandstoffenbalans bestaat uit de volgende overzichten van biobrandstoffen die al dan niet zijn toegevoegd aan ongelode lichte olie of gasolie:

1. Overzicht van biobrandstoffen die op 1 januari aanwezig zijn in de accijnsgoederenplaats(en);

2. Overzicht van biobrandstoffen, die zijn geproduceerd in de accijnsgoederenplaats(en)1 ;

3. Overzicht van biobrandstoffen die zijn ingeslagen in de accijnsgoederenplaats(en);

4. Overzicht van biobrandstoffen die zijn uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats(en) en die als brandstof voor het wegverkeer zijn geleverd;

5. Overzicht van biobrandstoffen die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns, zijn overgebracht naar een accijnsgoederenplaats van een andere vergunninghouder;

6. Overzicht van biobrandstoffen die buiten Nederland zijn gebracht;

7. Overzicht van biobrandstoffen die op 31 december aanwezig waren in de accijnsgoederenplaats(en);

8. Overzicht van biobrandstoffen die de vergunninghouder administratief heeft ingekocht van andere vergunninghouders of een persoon die biobrandstoffen niet door middel van een accijnsgoederenplaats op de markt brengt;

9. Overzicht van biobrandstoffen die de vergunninghouder administratief heeft verkocht aan andere vergunninghouders;

10. Overzicht van biobrandstoffen die, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit, als brandstof voor het wegverkeer zijn geleverd, met inbegrip van de biobrandstoffen die administratief zijn verhandeld als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het besluit.

Het format voor de overzichten van de biobrandstoffenbalans wordt hieronder gegeven. Een vergelijkbaar format dat alle te vermelden onderdelen van onderstaand format bevat is eveneens toegestaan.

Format voor de overzichten van de biobrandstoffenbalans.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-1.gif

*): De soort biobrandstof wordt aangeduid overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van het besluit.

**): Vermelding van de vergunninghouder of partij die de biobrandstoffen heeft geleverd of aan wie de biobrandstoffen zijn geleverd is alleen vereist in de overzichten van biobrandstoffen die, zoals hierboven aangegeven:

a. in de accijnsgoederenplaats(en) zijn ingeslagen (overzicht 3),

b. overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns, zijn overgebracht naar een accijnsgoederenplaats van een andere vergunninghouder (overzicht 5),

c. buiten Nederland zijn gebracht (overzicht 6),

d. administratief zijn ingekocht (overzicht 8),

e. administratief zijn verkocht (overzicht 9).

Bij de vermelding van de vergunninghouder moet eveneens het vergunningnummer van de vergunninghouder worden vermeld.

1

In het overzicht van biobrandstoffen die in de accijnsgoederenplaats(en) zijn geproduceerd (overzicht 3) worden biobrandstoffen die zijn gebruikt voor de productie van de vermelde geproduceerde biobrandstoffen in mindering gebracht.

Bijlage II, behorende bij artikel 2, tweede lid

Administratieve vereisten leveranciersverklaring

Op de leveranciersverklaring, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, wordt de soort en de hoeveelheid biobrandstof aangegeven die is toegevoegd aan ongelode lichte olie of gasolie. De leveranciersverklaring is gedateerd en wordt ondertekend.

Het format voor de leveranciersverklaring wordt hieronder weergegeven. Een vergelijkbaar format met ten minste dezelfde informatie is eveneens toegestaan.

Leveranciersverklaring

Ondergetekende verklaart de hieronder aangegeven soort en hoeveelheid biobrandstoffen te hebben geleverd.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-2.gif

*) De soort biobrandstof wordt aangeduid overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van het besluit.

Gegevens ondergetekende:

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Datum:

Plaats:

Ondertekening:

Bijlage III, behorende bij artikel 2, derde lid

Administratieve vereisten aan het leveren van biobrandstoffen buiten een accijnsgoederenplaats aan het wegverkeer

In de administratie, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het besluit, worden de soort en de hoeveelheid biobrandstof aangegeven, die buiten een accijnsgoederenplaats voor het wegverkeer zijn geleverd.

Met onderstaande verklaringen kan worden aangetoond dat buiten een accijnsgoederenplaats op de markt gebrachte biobrandstoffen als brandstof voor het wegverkeer zijn gebruikt. Het opnemen van vergelijkbare informatie in de administratie met ten minste dezelfde informatie is eveneens toegestaan.

Verklaring voor directe levering, buiten een accijnsgoederenplaats van biobrandstoffen aan het wegverkeer:

Ondergetekende verklaart de hieronder aangegeven soort en hoeveelheid biobrandstoffen buiten een accijnsgoederenplaats aan het wegverkeer te hebben geleverd.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-3.gif

*) De soort biobrandstof wordt aangeduid overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van het besluit.

Gegevens ondergetekende:

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Datum:

Plaats:

Ondertekening.

Verklaring voor indirecte levering, buiten een accijnsgoederenplaats van biobrandstoffen aan het wegverkeer:

Ondergetekenden, partij 1 en partij 2, verklaren de hieronder aangegeven soort en hoeveelheid biobrandstoffen buiten een accijnsgoederenplaats op een indirecte wijze aan het wegverkeer te hebben geleverd.

Partij 1 heeft bij deze indirecte levering de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen aan het netwerk geleverd en partij 2 heeft een gelijke hoeveelheid brandstof uit dit netwerk afgenomen en aan het wegverkeer geleverd.

Partij 1 [of 2] heeft het recht om de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen in te zetten voor de verplichte aanlevering van biobrandstoffen of om de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen administratief te verhandelen, als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-4.gif

*) De soort biobrandstof wordt aangeduid overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van het besluit.

Gegevens partij 1:

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Gegevens partij 2:

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Ondertekening door partij 1:

Datum:

Plaats:

Ondertekening.

Ondertekening door partij 2:

Datum:

Plaats:

Ondertekening.

Bijlage IV, behorende bij artikel 2, vierde lid

Administratieve vereisten bewijsmiddel voor het administratief verhandelen van biobrandstoffen

Op het bewijsmiddel voor het administratief verhandelen van biobrandstoffen, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het besluit, wordt de soort en de hoeveelheid biobrandstof aangegeven, die administratief is verhandeld. Het bewijsmiddel voor het leveren van biobrandstoffen buiten een accijnsgoederenplaats is gedateerd en wordt ondertekend.

Het format voor het bewijsmiddel voor het administratief verhandelen van biobrandstoffen is hieronder weergegeven. Een vergelijkbaar format met ten minste dezelfde informatie is eveneens toegestaan.

Verklaring voor het administratief verhandelen van biobrandstoffen:

Ondergetekenden, partij 1 en partij 2, verklaren de hieronder aangegeven hoeveelheid biobrandstoffen administratief te hebben verhandeld, als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007.

Partij 1 heeft de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen administratief ingekocht van partij 2 en heeft het recht om de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen in te zetten voor de verplichte aanlevering van biobrandstoffen, bedoeld in het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007.

Partij 2 heeft de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen administratief verkocht aan partij 1 en heeft niet meer het recht om de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen in te zetten voor de verplichte aanlevering van biobrandstoffen zoals bedoeld in het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-5.gif

*) De soort biobrandstof wordt aangeduid overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van het besluit.

Gegevens partij 1:

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Gegevens partij 2:

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Ondertekening door partij 1:

Datum:

Plaats:

Ondertekening.

Ondertekening door partij 2:

Datum:

Plaats:

Ondertekening.

Bijlage V, behorende bij artikel 2, vijfde lid.

Administratieve vereisten jaarlijks toe te zenden overzicht biobrandstoffen

Het format voor het jaarlijks toe te zenden overzicht met betrekking tot de geleverde hoeveelheden en soorten biobrandstoffen en de geleverde hoeveelheden ongelode lichte olie en gasolie, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het besluit, is hieronder weergegeven:

Jaarlijks overzicht in kader van verplichte levering van biobrandstoffen

Dit overzicht betreft het overeenkomstig artikel 3, zesde lid, van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007, jaarlijks aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer toe te zenden overzicht met betrekking tot de geleverde hoeveelheden en soorten biobrandstoffen en de geleverde hoeveelheden ongelode lichte olie en gasolie.

Kalenderjaar:

Vergunninghouder:

Tabel 1. Overzicht van biobrandstoffen die als brandstof voor het wegverkeer zijn geleverd met inbegrip van administratief verhandelen.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-6.gif

*) De soort biobrandstof wordt aangeduid overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van het besluit.

Tabel 2. Overzicht van uitgeslagen hoeveelheden ongelode lichte olie.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-7.gif

Tabel 3. Overzicht van uitgeslagen hoeveelheden gasolie.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-8.gif

Tabel 4. Energiepercentages biobrandstoffen.

stcrt-2006-243-p35-SC78120-9.gif

Ondergetekende verklaart de hierboven aangegeven soorten en hoeveelheden brandstoffen, met inbegrip van administratief verhandelen, in Nederland als brandstof voor het wegverkeer te hebben geleverd.

Kalenderjaar waarover wordt gerapporteerd:

Gegevens vergunninghouder:

Naam vergunninghouder:

Vergunningnummer:

Adres:

Postcode en plaats:

Postbus:

Postcode en plaats:

Contactpersoon vergunninghouder:

Naam:

Adres:

Postcode woonplaats

Postbus:

Postcode en plaats:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Plaats:

Datum:

Ondertekening door vergunninghouder:

Toelichting

Algemeen

Onderhavige regeling strekt ertoe om nadere eisen te stellen ten aanzien van de administratie, bedoeld in artikel 3 van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 20071 (hierna: het besluit).

De administratie ten aanzien van biobrandstoffen maakt onderdeel uit van de algemene administratie, bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 41 van de Wet op de accijns. In het besluit is aangegeven dat de volgende documenten moeten zijn opgenomen in de administratie van een vergunninghouder:

1. de biobrandstoffenbalans (artikel 3, eerste lid, van het besluit),

2. schriftelijke, ondertekende en gedateerde verklaringen van leveranciers van biobrandstoffen indien de betreffende biobrandstoffen zijn toegevoegd aan hoeveelheden ongelode lichte olie of gasolie, die in de accijnsgoederenplaats zijn ingeslagen (artikel 3, derde lid, van het besluit),

3. document waarmee wordt aangetoond dat hoeveelheden biobrandstof voor het wegverkeer zijn gebruikt indien de betreffende biobrandstoffen niet door middel van een accijnsgoederenplaats op de markt worden gebracht (artikel 3, vierde lid, van het besluit),

4. bewijsmiddel waaruit blijkt dat biobrandstoffen in het kader van de verplichting, bedoeld in artikel 2, eerste lid, administratief zijn verhandeld met andere vergunninghouders of met een ander, die biobrandstoffen niet door middel van een accijnsgoederenplaats op de markt brengt (artikel 3, vijfde lid, van het besluit),

5. de jaarlijkse rapportage met een overzicht over een kalenderjaar met betrekking tot de geleverde hoeveelheden en soorten biobrandstoffen en de geleverde hoeveelheden ongelode lichte olie en gasolie, waaruit blijkt dat is voldaan aan het in artikel 2, eerste lid, genoemde percentage (artikel 3, zesde lid, van het besluit).

De berekening van de gedurende een kalenderjaar geleverde percentages biobrandstoffen is gebaseerd op de biobrandstoffenbalans van de vergunninghouder. In artikel 2, eerste lid, van de onderhavige regeling is opgenomen dat de biobrandstoffenbalans moet voldoen aan de administratieve eisen van bijlage I. De biobrandstoffenbalans wordt jaarlijks door de vergunninghouder opgesteld op basis van zijn administratie. De biobrandstoffenbalans bestaat uit in totaal tien overzichten van soorten en hoeveelheden biobrandstoffen die gedurende het jaar de accijnsgoederenplaats(en) van een vergunninghouder binnenkomen of verlaten of die in de accijnsgoederenplaats(en) worden geproduceerd, die aan het begin en aan het eind van het jaar in de accijnsgoederenplaats(en) van een vergunninghouder aanwezig zijn of die in het kader van de verplichtstelling administratief worden verhandeld. Uiteraard hoeven alleen de voor een vergunninghouder van toepassing zijnde overzichten te worden ingevuld.

Indien in een accijnsgoederenplaats van een vergunninghouder hoeveelheden ongelode lichte olie of gasolie zijn ingeslagen waaraan biobrandstof is toegevoegd, dient de vergunninghouder in zijn administratie een leveranciersverklaring voor de betreffende hoeveelheid biobrandstof op te nemen. Bij de inslag van mengsels van benzine of diesel met biobrandstof is een leveranciersverklaring vereist omdat het percentage biobrandstof van het mengsel door middel van tests niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Op grond van artikel 2, tweede lid, moet de leveranciersverklaring voldoen aan de administratieve vereisten van bijlage II.

Indien voor het invullen van de biobrandstoffenverplichting biobrandstoffen worden ingezet die niet via een accijnsgoederenplaats voor het wegverkeer zijn geleverd, dient in de administratie te worden aangetoond dat de betreffende hoeveelheid biobrandstof als brandstof voor het wegverkeer is gebruikt . Een administratief bewijsmiddel is vereist omdat het op de markt brengen van brandstoffen voor het wegverkeer buiten een accijnsgoederenplaats niet door middel van de accijnsboekhouding kan worden gecontroleerd. Op grond van artikel 2, derde lid, moet de leveranciersverklaring voldoen aan de administratieve vereisten van bijlage III.

Indien een vergunninghouder geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichting, uit het eerste lid van artikel 2 van het besluit voldoet door hoeveelheden biobrandstoffen te verhandelen met andere vergunninghouders of met personen die biobrandstoffen niet door middel van een accijnsgoederenplaats aan het wegverkeer leveren , dient de vergunninghouder in zijn administratie een bewijsmiddel te hebben waarin het administratief verhandelen van de betreffende hoeveelheid biobrandstof is vastgelegd. Zowel de partij die bij deze verhandeling de hoeveelheid biobrandstof administratief inkoopt als de partij die administratief verkoopt dient dit bewijsmiddel in de administratie te voeren. Artikel 2, vierde lid, schrijft voor dat de leveranciersverklaring moet voldoen aan de administratieve vereisten van bijlage IV.

Op grond van artikel 3, zesde lid, van het besluit, zendt de vergunninghouder ieder kalenderjaar vóór 1 april de biobrandstoffenrapportage over het voorgaande kalenderjaar naar de Minister van van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM). In deze rapportage zijn overzichten opgenomen met de geleverde hoeveelheden en soorten biobrandstoffen en de geleverde hoeveelheden ongelode lichte olie en gasolie. Uit deze rapportage moet blijken dat is voldaan aan de verplichte percentages voor de levering van biobrandstoffen. In artikel 2, vijfde lid, van de onderhavige regeling is aangeven dat de jaarlijkse biobrandstoffenrapportage moet worden opgesteld volgens de administratieve vereisten van bijlage V.

De handhaving van het besluit en de onderhavige regeling, zoals controle op de administratie, zal plaatsvinden door het Inspectoraat-Generaal VROM ingevolge artikel 63a van de Wet milieugevaarlijke stoffen. De beoordeling of een vergunninghouder de verplichte levering van biobrandstoffen is nagekomen, wordt uitgevoerd aan de hand van de jaarlijkse rapportage. Voor deze beoordeling kan het Inspectoraat-Generaal VROM verder inzage in de boekhouding van de vergunninghouder verlangen. Daarnaast kan het Inspectoraat-Generaal VROM verzoeken dat in aanvulling op de jaarlijkse rapportage andere onderdelen van biobrandstoffenadministratie, zoals de biobrandstoffenbalans of de hiervoor genoemde verklaringen worden toegestuurd.

In de nota van toelichting bij het besluit (artikelsgewijze toelichting bij artikel 4) is aangegeven dat het in de bedoeling lag bij ministeriële regeling nadere regels te stellen ten aanzien van het geleidedocument. Deze regels zouden dan in de plaats komen van artikel 35j van de Uitvoeringsregeling accijns. Artikel 35j van de Uitvoeringsregeling accijns vervalt met ingang van 1 januari 2007, tegelijk met het vervallen van de accijnskorting voor biobrandstoffen.

Ten einde onnodige administratieve lasten te voorkomen is er echter vanaf gezien eisen te stellen aan het geleidedocument. In plaats hiervan is gekomen dat in de overzichten van de biobrandstoffenbalans, bijlage I, moet worden aangegeven wie de biobrandstoffen heeft geleverd of aan wie de biobrandstoffen zijn geleverd.

Administratieve lasten

Uit deze regeling vloeien geen administratieve lasten voor, anders dan die reeds in beeld zijn gebracht in de nota van toelichting bij het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2, eerste lid

In de biobrandstoffenbalans worden de soorten en hoeveelheden biobrandstoffen vermeld die in de accijnsgoederenplaats(en) van een vergunninghouder worden geproduceerd (overzicht 2), de accijnsgoederenplaats(en) binnenkomen (overzicht 3) of verlaten (overzicht 4, 5 en 6), die aan het begin en aan het eind van het jaar in de accijnsgoederenplaats(en) aanwezig zijn (overzicht 1 en 7) of die in het kader van de verplichtstelling administratief worden verhandeld (overzicht 8 en 9). Het tiende overzicht, dat wordt verkregen door optelling van de overzichten 1, 2, 3 en 8 met daarvan afgetrokken de overzichten 4, 5, 6, 7 en 9, geeft de soorten en hoeveelheden biobrandstoffen die door de vergunninghouder worden ingezet om aan de verplichtstelling te voldoen.

In de overzichten is vermelding van de naam van de vergunninghouder of partij die de biobrandstoffen heeft geleverd of aan wie de biobrandstoffen zijn geleverd van belang om bij de handhaving en controle biobrandstofstromen te kunnen herleiden en zo de kans op fraude te verkleinen. In het overzicht van geproduceerde biobrandstoffen (overzicht 3) worden de biobrandstoffen die voor de productie van de vermelde geproduceerde biobrandstoffen zijn gebruikt op de geproduceerde biobrandstoffen in mindering gebracht. Voorbeelden van het gebruik van biobrandstoffen voor de productie van andere biobrandstoffen zijn het vervaardigen van ETBE op basis van bio-ethanol en het vervaardigen van biodiesel (b.v. veresterde koolzaadolie) op basis van onvermengde plantaardige olie (in dit geval koolzaadolie). De gebruikte hoeveelheden biobrandstof worden met negatieve waarden in het overzicht van geproduceerde biobrandstoffen vermeld. Hiermee worden de voor de productie gebruikte biobrandstoffen van de biobrandstoffenbalans afgevoerd en wordt de energie-inhoud van de gebruikte biobrandstoffen in mindering gebracht op de energie-inhoud van de geproduceerde biobrandstoffen.

In de nota van toelichting bij het besluit wordt als onderste verbrandingswaarde voor biodiesel 33,6 MJ per liter genoemd, voor bio-ethanol 21,3 MJ per liter en voor ETBE 26,9 MJ per liter. Indien de biobrandstof is samengesteld uit componenten van biologische en fossiele oorsprong (zoals ETBE), dient de verbrandingswaarde gecorrigeerd te worden op basis van het gehalte van de biologische component in de biobrandstof. Voor ETBE is het volumepercentage dat als biobrandstof wordt gerekend bijvoorbeeld 47% en voor MTBE 36%. Indien MTBE bijvoorbeeld weer gedeeltelijk uit bio-methanol en gedeeltelijk uit fossiele methanol is gemaakt dan moet dit laatste volumepercentage weer naar rato worden teruggebracht. De waarde van de energie-inhoud wordt gevonden door het aantal liters te vermenigvuldigen met de onderste verbrandingswaarde en het volumepercentage dat als biobrandstof wordt gerekend.

Artikel 2, tweede lid

Een leveranciersverklaring is vereist bij de inslag van ongelode lichte olie en gasolie, waaraan biobrandstoffen zijn toegevoegd. Vergunninghouders die mengsels van biobrandstoffen met ongelode lichte olie of gasolie inslaan moeten in hun administratie een verklaring hebben van de leverancier van de biobrandstoffen waaruit blijkt dat het om de aangegeven hoeveelheden biobrandstoffen gaat. Een leveranciersverklaring is vereist omdat bij mengsels van biobrandstof en ongelode lichte olie of gasolie niet nauwkeurig is vast te stellen om welke hoeveelheid biobrandstoffen het gaat. Indien een leveranciersverklaring ontbreekt kan de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen niet worden ingezet voor het invullen van de verplichte levering van biobrandstoffen, bedoeld in het besluit.

Indien een ingeslagen hoeveelheid ongelode lichte olie of gasolie waaraan biobrandstof is toegevoegd wordt overgebracht naar een accijnsgoederenplaats van een andere vergunninghouder, gaat dit vergezeld van de bijbehorende leveranciersverklaring. Indien een ingeslagen hoeveelheid ongelode lichte olie of gasolie waaraan biobrandstof is toegevoegd wordt opgedeeld en vervolgens in opgedeelde vorm wordt overgebracht naar verschillende accijnsgoederenplaatsen van andere vergunninghouders wordt de betreffende leveranciersverklaring naar rato van de doorlevering opgesplitst. De opsplitsing van de leveranciersverklaring wordt vastgelegd in een schriftelijke, ondertekende en gedateerde verklaring door de vergunninghouder die deze bewerking uitvoert. Een kopie van de oorspronkelijke leveranciersverklaring wordt als bijlage bij de verklaring van opsplitsing gevoegd.

Artikel 2, derde lid

Biogas en biowaterstof zijn voorbeelden van biobrandstoffen, waarover geen accijns behoeft te worden betaald en die dus buiten een accijnsgoederenplaats aan het verkeer kunnen worden geleverd. Niet door middel een accijnsgoederenplaats voor het wegverkeer geleverde biobrandstoffen kunnen zowel rechtstreeks door een vergunninghouder die ongelode lichte olie of gasolie uitslaat en daarmee onder de biobrandstoffenverplichting valt, op de markt worden gebracht, als ook door een leverancier van biobrandstoffen die zelf niet onder de verplichting valt. In dit laatste geval kunnen de betreffende biobrandstoffen door middel van administratieve verhandeling met een vergunninghouder door de betreffende vergunninghouder worden ingezet om aan zijn biobrandstoffen verplichting te voldoen.

Bij levering van biobrandstoffen buiten een accijnsgoederenplaats kan zowel sprake zijn van directe levering van biobrandstoffen voor het wegverkeer als van indirecte levering voor het wegverkeer. Bij indirecte levering van bijvoorbeeld aardgas wordt biogas aan het openbaar aardgasnet geleverd, terwijl op een andere plaats aardgas door voertuigen wordt getankt en verbruikt. Beperking bij de indirecte levering van biobrandstoffen voor het wegverkeer is dat de hoeveelheid biobrandstof die voor het invullen van de verplichting wordt opgevoerd niet groter is dan de hoeveelheid aardgas/biogas die vanuit het aardgastankstation aan het wegverkeer wordt geleverd. Bij indirecte levering moet in de administratie worden vastgelegd wie het recht heeft om de hoeveelheid biobrandstoffen te gebruiken voor de verplichtstelling of voor de administratieve verhandeling.

Artikel 2, vierde lid

Bij het administratief verhandelen van biobrandstoffen moet een overeenkomst worden opgesteld tussen twee vergunninghouders of tussen een vergunninghouder en een persoon die biobrandstoffen niet door middel van een accijnsgoederenplaats op de markt brengt . In de overeenkomst wordt vastgelegd dat de ene vergunninghouder een aantal liters biobrandstof met daarbij behorende energie-inhoud administratief heeft ingekocht van de andere vergunninghouder of van de persoon die biobrandstoffen niet door middel van een accijnsgoederenplaats op de markt brengt . Bij deze administratieve verhandelng wordt de betreffende hoeveelheid biobrandstof bijgeschreven op de biobrandstoffenbalans van de eerste vergunninghouder en afgeschreven van de biobrandstoffenbalans van de tweede vergunninghouder.

Artikel 2, vijfde lid

De jaarlijkse rapportage bestaat uit vier overzichten waarin de gegevens van de geleverde hoeveelheden en soorten biobrandstoffen en de geleverde hoeveelheden ongelode lichte olie en gasolie worden vermeld. In het eerste overzicht (Tabel 1) worden de soorten en hoeveelheden biobrandstoffen opgesomd die als brandstof voor het wegverkeer zijn geleverd in verband met de uitgeslagen hoeveelheid ongelode lichte olie respectievelijk gasolie. Hierbij gaat het zowel om de hoeveelheden biobrandstoffen die uit de accijnsgoederenplaatsen van de vergunninghouder zijn verhandeld als ook om de hoeveelheden biobrandstoffen die administratief zijn verhandeld.

In het tweede en derde overzicht (Tabel 2 en Tabel 3) worden de gegevens van de hoeveelheden ongelode lichte olie of gasolie vermeld die de vergunninghouder gedurende het jaar waarover wordt gerapporteerd uit zijn accijnsgoederenplaatsen heeft uitgeslagen voor levering aan het wegverkeer. Voor de onderste verbrandingswaarde worden in de nota van toelichting bij het besluit voor ongelode lichte olie 32,5 MJ per liter genoemd en 35,9 MJ per liter voor gasolie. Indien zich in ongelode lichte olie of gasolie biobrandstoffen bevinden, wordt de verbrandingswaarde hiervoor, zoals aangegeven in de nota van toelichting bij het besluit, gecorrigeerd.

Aan de hand van het laatste overzicht (Tabel 4) worden de energiepercentages biobrandstoffen berekend die zijn geleverd in verband met de uitgeslagen hoeveelheid ongelode lichte olie, de uitgeslagen hoeveelheid gasolie en de uitgeslagen hoeveelheid ongelode lichte olie en gasolie. Voor deze berekening moeten de in de Tabellen 1 tot en met 3 van (1) tot en met (4) genummerde totaalwaarden voor de energie-inhoud naar Tabel 4 worden overgenomen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven