Wijziging diverse veterinairrechtelijke regelingen

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3746, houdende wijziging van diverse veterinairrechtelijke regelingen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 10, 11, 15, 17 en 77 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 19 van de Landbouwwet, de artikelen 2, 4, 5 en 8 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten, artikel 2 van het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong, artikel 5 van het Besluit sera en entstoffen, en de artikelen 9, 10 en 13 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

Besluit:

Artikel I

In de kolom ‘Testmethode‘ van de bijlage bij de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria1 wordt aan de tekst die betrekking heeft op onderdeel nr. 2 het volgende toegevoegd: De tests, bedoeld in bijlage C bij richtlijn 64/432/EEG.

Artikel II

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel an komt te luiden:

an. geringe capaciteit: het aantal behandelde grootvee-eenheden bedraagt per week ten hoogste 30 en per jaar ten hoogste 1.500, waarbij het aantal grootvee-eenheden als volgt wordt berekend:

1°. runderen en gedomesticeerde wilde soortgenoten:

– volwassen runderen: 1;

– andere runderen alsmede gedomesticeerde edelherten: 0,5;

2°. andere diersoorten en gedomesticeerde soortgenoten:

– een schaap, een geit of een gedomesticeerd damhert: 0,10;

– een lam, een jonge geit, een big, van minder dan 15 kg levend gewicht: 0,05;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bn door een puntkomma, wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

bo. verordening (EG) nr. 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU L 3).

B

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c en f vervallen, onder lettering van de onderdelen d en e tot onderdelen c en d.

2. In onderdeel a wordt ‘Bonamia exitiosus of Mikrocytes roughleyi’ vervangen door: of Bonamia exitiosia.

3. In onderdeel b wordt ‘Marteilia refringens of door Marteilia sidneyi‘ vervangen door: Marteilia refringens.

4. In onderdeel c (nieuw) wordt ‘Perkinsus marinus, Perkinsus elseni of Perkinsus atlanticus’ vervangen door: Perkinsus marinus.

C

Artikel 16, zesde en zevende lid, komen te luiden:

6. Het in het eerste en vijfde lid bedoelde verbod alsmede de verplichting, bedoeld in het tweede lid, gelden niet voor het vervoer van runderen, jonger dan zes maanden, van een op grond van artikel 9 van het Besluit eisen dierlijke sperma en spermawincentrum erkend spermawincentrum naar een slachthuis.

7. Ingeval varkens van een bedrijf zijn afgevoerd, en overeenkomstig artikel 23, tweede lid, onder d, van verordening (EG) nr. 1/2005, terugzending van de dieren naar de plaats van vertrek wordt gevorderd, is het in afwijking van het vijfde lid, toegestaan deze varkens weer op het bedrijf van herkomst aan te voeren, en na gedeeltelijke lossing, de niet geloste varkens direct weer af te voeren.

D

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het Besluit dierenvervoer 1994’ vervangen door: bijlage I, hoofdstuk 1, onderdeel 3, onder a, bij verordening (EG) nr. 1/2005.

2. Het vijfde en het zesde lid vervallen.

E

Artikel 23, zesde lid, komt te luiden:

6. Indien met betrekking tot een partij varkens op het terrein van een varkensverzamelcentrum voor het vervoer van varkens, afkomstig van slechts één herkomstbedrijf, ingevolge artikel 23, tweede lid, onderdeel d of e, van verordening (EG) 1/2005 een maatregel wordt getroffen als gevolg waarvan ze niet buiten Nederland kunnen worden gebracht, is het toegestaan deze varkens rechtstreeks en uitsluitend af te voeren naar een in Nederland gelegen slachthuis.

F

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

1. De minister schorst de erkenning, bedoeld in artikel 21, met onmiddellijke ingang, indien niet wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in bijlage 2 en de artikelen 22 en 23, en veterinaire belangen de schorsing rechtvaardigen, en stelt een termijn vast waarbinnen aan deze eisen wordt voldaan.

2. De minister trekt de erkenning, bedoeld in artikel 21, in, indien na het eindigen van de termijn, bedoeld in het eerste lid, niet aan de eisen, bedoeld in bijlage 2 en de artikelen 22 en 23, wordt voldaan.

G

In artikel 30, tweede lid, wordt ‘bijlage 3, onderdeel y’ vervangen door: bijlage 3, onderdeel 25.

H

Artikel 38, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. De minister schorst de erkenning, bedoeld in artikel 30, met onmiddellijke ingang, indien niet wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in bijlage 3 en de artikelen 31 tot en met 35, en veterinaire belangen de schorsing rechtvaardigen, en stelt een termijn vast waarbinnen aan deze eisen wordt voldaan.

2. De minister trekt de erkenning, bedoeld in artikel 30, in, indien na het eindigen van de termijn, bedoeld in het eerste lid, niet aan de eisen, bedoeld in bijlage 3 en de artikelen 31 tot en met 35, wordt voldaan.

I

In artikel 56 wordt ‘de erkenning, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit dierenvervoer 1994’ vervangen door: de vergunning, bedoeld in de artikelen 10 en 11 van verordening (EG) nr. 1/2005.

J

Artikel 61, vierde en vijfde lid, vervallen.

K

Artikel 68, eerste lid komt te luiden:

1. Ingeval varkens van een bedrijf zijn afgevoerd en overeenkomstig artikel 23, tweede lid, onder d, van verordening (EG) nr. 1/2005, terugzending van de dieren naar de plaats van vertrek wordt gevorderd, is het in afwijking van artikel 67, eerste lid, toegestaan het vervoermiddel waarmee deze varkens zijn vervoerd, na aankomst op het herkomstbedrijf, gedeeltelijk te lossen.

L

In artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt ‘het goedkeuringsbewijs, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Regeling dierenvervoer’ vervangen door: het certificaat van goedkeuring, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1/2005.

2. In het tiende lid wordt ‘Regeling identificatie en registratie van dieren 2003’ vervangen door: Regeling identificatie en registratie van dieren.

3. Het elfde lid komt te luiden:

11. De vervoerder bewaart de in het tiende lid bedoelde geschriften en de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 1/2005, op zijn bedrijf of onderneming gedurende drie jaren, te rekenen vanaf de datum dat het vervoer waarop de documenten betrekking heeft, plaatsvond.

M

In bijlage 2, onderdeel a, wordt na onderdeel 9 het volgende onderdeel toegevoegd:

9a. Het varkensverzamelcentrum voldoet aan de toepasselijke voorschriften uit richtlijn nr. 98/58/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PbEG L 221), en verordening (EG) nr. 1/2005.

N

In bijlage 3 wordt na onderdeel 26 het volgende onderdeel toegevoegd:

27. Het runderverzamelcentrum voldoet aan de toepasselijke voorschriften uit richtlijn nr. 98/58/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PbEG L 221), en verordening (EG) nr. 1/2005.

Artikel III

De Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen van ‘richtlijn 93/43/EEG’, ‘beschikking 93/13/EEG’ en ‘verordening 1874/2003/EG’ vervallen.

2. De begripsbepaling van ‘richtlijn 91/628/EEG’ vervalt.

3. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 998/2003’ worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening (EG) 546/2006: verordening (EG) nr. 546/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de nationale scrapiebestrijdingsprogramma’s en aanvullende garanties, tot afwijking van bepaalde voorschriften van Beschikking 2003/100/EG en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1874/2003 (PbEU L 94);

communautaire uitvoeringsmaatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, vastgesteld krachtens een richtlijn of verordening met betrekking tot veterinairrechtelijke eisen inzake de handel in levende dieren, of levende dierlijke producten;.

4. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) 546/2006’ wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

verordening (EG) 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU L 3);.

B

In hoofdstuk 1 wordt na artikel 1.1 het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 1.2

1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in een communautaire uitvoeringsmaatregel, is de minister.

2. In afwijking van het eerste lid is, ingeval een communautaire uitvoeringsmaatregel de bevoegde autoriteit een taak opdraagt die niet bestaat in het nemen van een besluit, de bevoegde autoriteit de Voedsel en Waren Autoriteit.

3. De officiële dierenarts, bedoeld in een communautaire uitvoeringsmaatregel, is een dierenarts, verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit.

4. Een communautaire uitvoeringsmaatregel, of een wijziging daarvan, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, of bij gebreke daarvan, de dag waarop de maatregel is vastgesteld.

C

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door: artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a.

2. In onderdeel e, wordt ‘7.3’ vervangen door: 7.3, 7.3a.

D

In artikel 2.50c, derde lid, onderdeel b, wordt ‘aan hoofdstuk I van de bijlage van richtlijn 93/43/EEG’ vervangen door: aan hoofdstuk I van bijlage II bij verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 226).

E

In artikel 2.57, wordt in de tekst na het tweede gedachtestreepje ‘en in de vierde afdeling van hoofdstuk 8 is, met dien verstande dat dit certificaat of document niet behoeft te zijn aangevuld met een verklaring van de officiële dierenarts dat voldaan is aan richtlijn 91/628/EEG’ vervangen door: en in de vierde afdeling van hoofdstuk 8 is.

F

Artikel 2.63, eerste lid, vervalt.

G

Artikel 2.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘wordt door de minister slechts toegelaten indien’ vervangen door: voldoet aan de volgende voorwaarden.

2. Het tweede tot en met het vierde lid, en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid, vervallen.

H

In artikel 3.2 wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door: artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a.

I

In artikel 3.3, eerste lid, onderdeel d, wordt in de aanhef ‘richtlijn 63/432/EEG’ vervangen door ‘richtlijn 64/432/EEG’ en wordt ‘foks- of gebruiksrunderen’ vervangen door: fok- of gebruiksrunderen.

J

In artikel 3.4, onderdeel c, komt de tekst na het eerste gedachtestreepje te luiden:

– de runderen worden vervoerd door een vervoerder waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 van verordening (EG) 1/2005.

K

In artikel 3.6 vervalt het tweede lid, en worden het derde en het vierde lid vernummerd tot het tweede en het derde lid.

L

Artikel 3.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tekst na het eerste gedachtestreepje wordt ‘een overeenkomstig artikel 2.64 toegelaten slachthuis’ vervangen door: een slachthuis.

2. In de tekst na het tweede gedachtestreepje wordt ‘een overeenkomstig artikel 2.64 toegelaten slachthuis’ vervangen door: een slachthuis.

M

In artikel 4.2 wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door: ‘artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a’ en wordt ‘voor de desbetreffende soort runderen’ vervangen door: voor de desbetreffende soort varkens.

N

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c komt de tekst na het eerste gedachtestreepje te luiden:

– de varkens worden vervoerd door een vervoerder waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 van verordening (EG) nr. 1/2005.

2. In onderdeel f wordt ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000’ vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

3. In onderdeel g wordt ‘Artikel 10’ vervangen door ‘artikel 10’ en wordt ‘artikel 3.2’ vervangen door: artikel 4.2.

O

In artikel 4.4a, vierde lid, wordt ‘Indien ingevolge artikel 59, tweede lid, onderdeel e, van de wet en artikel 6, eerste lid, van het Besluit dierenvervoer 1994 voor het vervoer van varkens geen gezondheidscertificaat wordt afgegeven’ vervangen door: Indien met betrekking tot een partij varkens ingevolge artikel 23, tweede lid, onderdeel d of e, van verordening (EG) 1/2005 een maatregel wordt getroffen als gevolg waarvan ze niet buiten Nederland kunnen worden gebracht.

P

In artikel 4.6 vervallen het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

Q

In artikel 4.9 wordt ‘een overeenkomstig artikel 2.64 toegelaten slachthuis’ vervangen door: een slachthuis.

R

In artikel 5.2, eerste lid, aanhef, wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door: artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a.

S

In artikel 5.5, eerste lid, wordt ‘verzamelcentrum dat is erkend overeenkomstig artikel 2.63’ vervangen door: verzamelcentrum.

T

In artikel 5.7 vervallen het tweede en het derde lid, en wordt het vierde lid vernummerd tot het tweede lid.

U

Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het volgende lid wordt toegevoegd:

6. De partij paardachtigen voldoet, voor zover van toepassing, aan de bijzondere voorwaarden, gesteld in een krachtens artikel 19, onderdeel ii, van richtlijn 90/426/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en het zesde lid tot het vierde en het vijfde lid.

V

In artikel 5.10, eerste lid, wordt ‘een overeenkomstig artikel 2.64 toegelaten slachthuis’ vervangen door: een slachthuis.

W

In artikel 6.1 vervallen de begripsbepalingen van ‘Beschikking 95/233/EEG’, ‘Beschikking 96/482/EG’, ‘beschikking (EG) nr. 2091/393’ en ‘beschikking 2001/751/EG’.

X

In artikel 6.2, eerste lid, wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door: artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a.

Y

In artikel 6.6 vervallen het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

Z

Artikel 6.7 komt te luiden

Artikel 6.7

1. Pluimvee is en broedeieren zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land dat is geplaatst op een lijst, opgenomen in een krachtens artikel 21, eerste lid, van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

2. Pluimvee is en broedeieren zijn afkomstig van koppels die voorafgaand aan de verzending gedurende een periode, voorgeschreven bij een krachtens artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel, op een grondgebied van een derde land, of in een deel daarvan, als bedoeld in het eerste lid, hebben verbleven.

3. Pluimvee voldoet en broedeieren voldoen in voorkomend geval aan veterinairrechtelijke voorschriften, gesteld bij een krachtens artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

4. Pluimvee gaat en broedeieren gaan vergezeld van een certificaat:

a. dat voldoet aan:

1°. artikel 24, eerste lid, van richtlijn 90/539/EEG, en

2°. de eisen, opgenomen in een krachtens artikel 24, tweede lid, van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel;

b. waaruit, voor zover het pluimvee is of de broedeieren zijn bestemd voor Finland of Zweden, blijkt dat ten minste is voldaan aan de voorschriften die gelden voor de invoer uit lid-staten van pluimvee, onderscheidenlijk broedeieren, in Finland, onderscheidenlijk Zweden.

5. De bestemming van pluimvee en broedeieren is in voorkomend geval toegestaan op grond van een krachtens artikel 26, eerste lid, van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

6. Pluimvee wordt en broedeieren en eendagskuikens worden in quarantaine of in afzondering gehouden voor zover dit is bepaald bij een krachtens een artikel 26, tweede lid, van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel, gedurende een bij die maatregel bepaalde periode.

7. Pluimvee voldoet en broedeieren voldoen in voorkomend geval aan de bepalingen, gesteld bij een krachtens artikel 27bis van richtlijn 90/539/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

8. Aan het pluimvee zijn geen stoffen toegediend die ingevolge artikel 3, onderdeel a, van richtlijn 96/22/EG niet aan pluimvee mogen worden toegediend, tenzij aan de voorwaarden van artikel 11 van voornoemde richtlijn is voldaan.

9. De certificaten, bedoeld in het vierde lid, zijn, indien het pluimvee betreft, aangevuld met een verklaring van de officiële dierenarts dat voldaan is aan richtlijn 91/628/EEG en gaan vergezeld van een document waaruit blijkt dat voldaan is aan artikel 11, tweede lid, van genoemde richtlijn.

AA

Artikel 6.7, negende lid, vervalt.

AB

Artikel 6.7a vervalt.

AC

In artikel 7.2 wordt ‘artikel 2.4, onderdeel a’ vervangen door: artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a.

AD

Artikel 7.3, onderdeel i, komt te luiden:

i. artikel 2, eerste en tweede lid, van verordening (EG) 546/2006, indien het schapen of geiten betreft die worden verzonden naar een in de bijlage bij die verordening genoemde lidstaat.

AE

Artikel 7.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘is voorgeschreven, aangevuld met een verklaring van de officiële dierenarts dat voldaan is aan richtlijn 91/628/EEG’ vervangen door: is voorgeschreven.

2. Het tweede lid en de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen.

AF

In artikel 7.8, eerste lid, wordt ‘een overeenkomstig artikel 2.64 toegelaten slachthuis’ vervangen door: een slachthuis.

AG

In artikel 8.4 vervalt het tweede lid en worden het derde en het vierde lid vernummerd tot het tweede en het derde lid.

AH

Artikel 8.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt.

2. Het vijfde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot het vierde tot en met het zesde lid.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘, tweede en vierde lid’ vervangen door: en tweede lid.

AI

In artikel 8.5h wordt ‘het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid’ vervangen door: Centraal Instituut voor DierziekteControle.

AJ

In artikel 8.6, tweede lid, wordt ‘bijlage C, punt 3’ vervangen door: bijlage C, punt 6.

AK

Aan hoofdstuk 8 wordt de volgende afdeling toegevoegd:

Afdeling 9

Overig

Artikel 8.17

Ten aanzien van het buiten Nederland brengen van circusdieren, bestemd voor een lidstaat, en het vanuit een lidstaat binnen Nederland brengen van circusdieren, gelden in voorkomend geval de regels, gesteld bij krachtens artikel 23 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

AL

In artikel 9.3, onderdeel d, wordt ‘en artikel 2, tweede lid, van verordening 1874/2003/EG, indien het sperma van schapen of geiten betreft dat wordt verzonden naar een in de bijlage bij verordening 1874/2003/EG genoemde lidstaat’ vervangen door: artikel 2, derde lid, van verordening (EG) 546/2006, indien het sperma van schapen of geiten betreft dat wordt verzonden naar een in de bijlage bij die verordening genoemde lidstaat.

AM

Artikel 9.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, eerste lid, van richtlijn 88/407/EEG’ vervangen door: artikel 11 van richtlijn 88/407/EEG;

b. In onderdeel b wordt ‘artikel 10, eerste lid, van richtlijn 90/429/EEG’ vervangen door: artikel 10 van richtlijn 90/429/EEG;

2. Aan het vierde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:

c. de voorschriften, opgenomen in artikel 10 van richtlijn 88/407/EEG en in voorkomend geval in de krachtens dat artikel vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het rundersperma betreft;

d. de voorschriften, opgenomen in artikel 9 van richtlijn 90/429/EEG en in voorkomend geval in de krachtens dat artikel vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het varkenssperma betreft.

AN

In artikel 9.10b vervalt het derde lid en worden het vierde tot en met het tiende lid vernummerd tot het derde tot en met het negende lid.

AO

In artikel 10.4, tweede lid, wordt ‘en aan artikel 2, tweede lid, van verordening 1874/2003/EG, indien het embryo’s van schapen of geiten betreffen die worden verzonden naar een in de bijlage bij verordening 1874/2003/EG genoemde lidstaat’ vervangen door: artikel 2, derde lid, van verordening (EG) 546/2006, indien het embryo’s van schapen of geiten betreft die worden verzonden naar een in de bijlage bij die verordening genoemde lidstaat.

AP

Artikel 11.3, onderdeel d, komt te luiden:

d. artikel 2, derde lid, van verordening (EG) 546/2006, indien het eicellen van schapen of geiten betreft die worden verzonden naar een in de bijlage bij die verordening genoemde lidstaat.

AQ

In de artikelen 11a.1, 11a.2, aanhef en onderdeel b, 11a.3, eerste, tweede en derde lid, en 11a.4 wordt ‘communautaire uitvoeringsmaatregel’ telkens vervangen door: communautaire vrijwaringsmaatregel.

Artikel IV

De Regeling rundersperma4 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, derde lid, vervalt.

B

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een aanvraag om erkenning als bedoeld in artikel 15.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. De minister neemt gelijktijdig met de verlening van de erkenning, bedoeld in het eerste lid, een besluit omtrent de aanvraag om erkenning, bedoeld in artikel 15.

D

In artikel 17 vervalt het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

Artikel V

De Regeling varkenssperma5 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, derde lid, vervalt.

B

In artikel 7 wordt ‘Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid’ vervangen door: Centraal Instituut voor DierziekteControle.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een aanvraag om erkenning als bedoeld in artikel 15.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. De minister neemt gelijktijdig met de verlening van de erkenning, bedoeld in het eerste lid, een besluit omtrent de aanvraag om erkenning, bedoeld in artikel 15.

E

In artikel 17 vervalt het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

Artikel VI

In artikel 9 van de Regeling paardensperma6 wordt ‘Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid’ vervangen door: Centraal Instituut voor DierziekteControle.

Artikel VII

De Regeling aanwijzing panel ‘gE-Aujeszky’ standaardsera en onderzoek Aujeszky-entstoffen7 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (ID-DLO)’ vervangen door: Centraal Instituut voor DierziekteControle te Lelystad.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (ID-DLO)’ vervangen door: Centraal Instituut voor DierziekteControle te Lelystad.

2. In het vijfde lid wordt ‘de afdeling Rijkscontrole en Standaardisatie van het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (ID-DLO)’ vervangen door: het Centraal Instituut voor DierziekteControle te Lelystad.

Artikel VIII

De Regeling vleeskeuring8 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘bij verordening (EG) nr. 853/2004’ vervangen door: bij verordening (EG) nr. 853/2004, en op de levering van vlees, bedoeld artikel 1, derde lid, onderdelen d en e, van die verordening en de productie van dat geleverde vlees.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘dan wel 10, eerste en tweede lid’ vervangen door: 9 dan wel 10, eerste en tweede lid.

C

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘en 10, eerste en tweede lid’ vervangen door: 9 en 10, eerste en tweede lid.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. verordening (EG) nr. 854/2004, en krachtens de artikelen 16 en 18, onderdelen 1 tot en met 12, van die verordening vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. verordening (EG) nr. 882/2004, en krachtens die verordening vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

D

In artikel 10, tweede lid, wordt ‘verordening (EG) nr. 853/2004’ vervangen door: verordening (EG) nr. 854/2004.

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘verordening (EG) nr. 853/2004’ vervangen door: verordening (EG) nr. 854/2004.

2. In het vierde wordt ‘verordening (EG) nr. 853/2004’ vervangen door: verordening (EG) nr. 854/2004.

Artikel IX

De Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten9 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1.1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:

k. verordening (EG) nr. 852/2004: verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 226);

l. verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 226).

B

Artikel 2.4.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de aanhef wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In onderdeel a, wordt ‘is ten aanzien van dit product door de minister een vergunning verleend voor de invoer van en de handel in dit product’ vervangen door: is ten aanzien van de invoer van en de handel in dit product melding gedaan aan de minister.

3. Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. Ingeval een ziekteverwekker als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die tevens een dierlijk bijproduct als bedoeld in verordening (EG) nr. 1774/2002 is, in Nederland wordt gebracht vanuit een lidstaat, wordt de melding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geacht te zijn gedaan als de ontvangst ervan op Nederlands grondgebied op grond van artikel 8, tweede lid, van die verordening is toegestaan.

C

In artikel 2.4.2.1, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 1’ vervangen door: artikel 2.

D

Aan artikel 3.1.2 wordt het volgende lid toegevoegd:

4. Voor zover de persoon, bedoeld in het eerste lid, tevens een exploitant van een levensmiddelenbedrijf als bedoeld in verordening (EG) nr. 178/2002 is, wordt hij geacht te zijn geregisteerd als bedoeld in het eerste lid indien elke inrichting die onder zijn beheer in dit kader activiteiten uitvoert, is geregisteerd ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 852/2004, of is erkend ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel X

In artikel 1, eerste lid, van de Regeling aquicultuur10 vervallen de onderdelen k en n.

Artikel XI

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de in het tweede lid genoemde artikelen of onderdelen daarvan.

2. De artikelen II, onderdelen A, C, D, onder 1, E, F, H, I, K, L, onder 1 en 3, M en N, en III, onderdelen A, onder 3 en 4, E, F, J, K, N, onder 1, O, P, T, U, onder 2, Y, AA, AE, AG en AN treden in werking met ingang van 5 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Deze regeling wijzigt een aantal ministeriële regelingen op het vlak van veterinairrechtelijke voorschriften en de vleeskeuring. Niet voorzien is in wijzigingen van beleidsinhoudelijke aard. Het gaat hier voornamelijk om wijzigingen met een technisch karakter, zoals het actualiseren van verwijzingen in bepalingen naar namen, begrippen en andere nationale of Europese regelgeving, en het aanpassen van verwijzingen naar Europese uitvoeringsregelgeving, teneinde de doorwerking van dergelijke regelgeving in het nationale recht te optimaliseren. Gelet daarop is er geen sprake van een verandering in de administratieve lasten als gevolg van deze regeling.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal wijzigingen door te voeren die direct voortvloeien uit de herbeoordeling van LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138). Aangezien bij de zogenoemde nulmeting van administratieve lasten in 2002 de lasten, verbonden aan de desbetreffende, gewijzigde bepalingen, niet zijn meegenomen, brengen deze vereenvoudigingen geen wijzigingen met zich ten opzichte van de toenmalige resultaten van nulmeting.

De wijzigingen worden hierna artikelsgewijs toegelicht.

Artikel I

De Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria voorziet in een algemeen systeem voor erkenningen van private laboratoria die bepaalde onderzoeken verrichten, voorgeschreven in Europese en nationale veterinaire regelgeving, dan wel in het kader van de export naar derde landen. In de bijlage bij de regeling wordt ten aanzien van de daar genoemde onderzoeken voorgeschreven volgens welke methode een erkend of aangewezen laboratorium het onderzoek uitvoert. Abusievelijk was bij het onderzoek naar runderbrucellose geen verwijzing opgenomen naar de testmethode, opgenomen in bijlage C bij richtlijn 64/432/EG1 . Artikel I herstelt dit.

Artikel II

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s bevat een breed scala aan veterinairrechtelijke voorschriften. Deze regeling wordt op enkele punten gewijzigd.

Onderdelen A, onder 1, G en L, onder 2

Onderdeel A, onder 1, herstelt de definitie van geringe capaciteit van slachthuizen. Bij een eerdere wijziging, toen de verwijzing naar het ingetrokken Besluit produktie en handel vers vlees werd vervangen, is abusievelijk geen onderdeel opgenomen dat betrekking heeft op rundslachtplaatsen. De verwijzingen naar slachtplaatsen voor varkens, pluimvee, hazen en konijnen met een geringe capaciteit is verwijderd, omdat er voor die slachtplaatsen geen bijzondere regels gelden. De definitie had op dit punt geen toegevoegde waarde.

Onderdeel G herstelt een verkeerde verwijzing naar de bijlage. Onderdeel L, onder 2, herstelt een verwijzing naar de Regeling identificatie en registratie van dieren.

Onderdelen A, onder 2 C, D, onder 1, I, K en L, onder 1 en 3

Met ingang van 5 januari 2007 is verordening (EG) nr. 1/20052 inzake welzijnsaspecten bij het vervoer van dieren van toepassing. Deze verordening vervangt richtlijn nr. 91/628/EEG3 . In de regeling werd op enkele plaatsen verwezen naar het Besluit dierenvervoer 1994 en de Regeling dierenvervoer, waarmee uitvoering werd gegeven aan voornoemde richtlijn. Deze verwijzingen moeten worden vervangen door een verwijzing naar de nieuwe verordening (artikelen 16, zevende lid, 20, eerste lid, onderdeel b, 56, 68, eerste lid, 74, vierde en elfde lid) of zijn vervallen omdat de oude, in het Besluit dierenvervoer 1994 of de Regeling dierenvervoer, opgenomen bepalingen niet worden gecontinueerd in de verordening (artikelen 16, zesde lid).

Onderdeel B

In artikel 9 van die regeling is geregeld ten aanzien van welke besmettelijke dierziekten bij tweekleppigen de bestrijdings- en preventiemaatregelen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kunnen worden getroffen. Dit ter implementatie van bijlage A bij richtlijn nr. 91/67/EEG4 en bijlage D bij richtlijn nr. 95/70/EG5 . Het aantal bij laatstgenoemde bijlage aangewezen ziekten is bij beschikking nr. 2006/775/EG6 ingeperkt tot drie ziekten. Dat betekent dat de eerder wel in die bijlage opgenomen ziekten bij tweekleppigen niet langer hoeven te zijn aangewezen als besmettelijke dierziekte. Artikel II, onderdeel B, voorziet hierin.

Onderdeel D, onder 2

In artikel 20, vijfde en zesde lid, werd verwezen naar de Regeling varkensleveringen. In verband met de intrekking van die regeling zijn deze verwijzingen vervallen.

Onderdeel E en artikel III, onderdeel O

Bij de zogenoemde monocertificering van varkens, waarbij een partij dieren, afkomstig van één bedrijf, ten behoeve van export worden gecertificeerd op een varkensverzamelcentrum, zonder dat ze op dat centrum worden verzameld met de andere aanwezige varkens, kan het voorkomen dat het betrokken vervoermiddel te zwaar beladen is. In dat geval mag uit welzijnsoogpunt geen export plaatsvinden. Artikel 23, zesde lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s en artikel 4.4a, vierde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten bieden in dat geval een voorziening voor het surplus aan varkens. In de genoemde leden werd verwezen naar artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 6 van het Besluit dierenvervoer 1994. Op grond van die artikelen werd geen certificaat voor het voer van dieren uit welzijnsoogpunt afgegeven. Deze regelgeving wordt vervangen door verordening (EG) nr. 1/2005. Die verordening voorziet niet in een certificering van export om welzijnsredenen, maar kent wel de mogelijkheid om maatregelen te treffen als dat uit welzijnsoogpunt aan de orde is. Ingeval van overbelading zal een verplichting kunnen worden opgelegd tot terugzending of overlading op grond van artikel 23, tweede lid, onderdelen d en e. Artikel II, onderdeel E, en artikel III, onderdeel O brengen de redactie van de betrokken artikelleden hiermee in overeenstemming.

Onderdelen F, H, M en N

Artikel 34 van verordening (EG) nr. 1/2005 voorziet in een aantal wijzigingen van richtlijn nr. 64/432/EEG. Nieuw is dat een erkenning van een verzamelcentrum moet worden opgeschort als niet aan de vereisten wordt gedaan, waar eerst alleen sprake was van intrekking van de erkenning. Dit was in artikel 24, dat betrekking heeft op varkensverzamelcentra, nog niet geregeld. Onderdeel A4 introduceert de opschortingsbevoegdheid. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bepalingen ter zake van het schorsen en intrekken van erkenningen van verzamelcentra voor runderen te uniformeren met die van varkens (onderdeel B1).

Ook schrijft artikel 11 van richtlijn 64/432 nu als erkenningsvereiste voor dat verzamelcentra voor runderen en varkens dienen te worden voldaan aan de relevante bepalingen uit verordening (EG) nr. 1/2005 en richtlijn nr. 98/58/EG7 . De onderdelen F en G strekken ter implementatie daarvan door middel van opname van deze voorwaarden in de bijlage met eisen voor erkenning van varkens-, onderscheidenlijk runderverzamelcentra.

Onderdeel J

Onderdeel J voorziet in de afschaffing van de verplichting voor slachthuizen met een beperkte capaciteit die vervoermiddelen niet ter plekke maar elders laten reinigen en ontsmetten, om jaarlijks opnieuw een vergunning aan te vragen. Deze verplichting was neergelegd in artikel 61, vierde en vijfde lid, van de regeling. In plaats daarvan geldt de eenmaal verleende vergunning voor onbepaalde tijd – schorsing of intrekking uiteraard daargelaten. Deze wijziging vloeit voort uit de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 11, punt 6).

Artikel III

De Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten, die voorziet in regels over de intracommunautaire handel in dieren, eicellen, sperma en embryo’s, en regels over de invoer daarvan vanuit derde landen, ter bescherming van de diergezondheid, wordt op een aantal punten gewijzigd.

Onderdeel A

Van de in artikel 1, eerste lid, van de regeling opgenomen begripsbepalingen kan een aantal definities met betrekking tot Europese richtlijnen, beschikkingen en verordeningen komen te vervallen, omdat ze zijn ingetrokken (richtlijn 93/43/EEG, beschikking 93/13/EEG en verordening 1874/2003/EG), of omdat ze binnenkort worden ingetrokken (richtlijn 91/628/EEG per 5 januari 2007). Omdat verderop in de regeling verwijzingen naar verordening (EG) 546/2006 en verordening (EG) nr. 1/2005 worden opgenomen, worden de begripsbepalingen met een definitie van die verordening aangevuld. Omdat richtlijn nr. 91/628/EEG en verordening (EG) nr. 1/2005 op 15 januari 2007 vervallen, onderscheidenlijk van toepassing worden, zijn deze met het oog op de afzonderlijke inwerkingtreding in een afzonderlijk onderdeel opgenomen (onderdeel A, onder 3 en 4).

De introductie van een definitie van communautaire uitvoeringsmaatregel is nodig omdat in een aantal bepalingen van de regeling een voorziening wordt opgenomen die directe doorwerking mogelijk maakt van Europese maatregelen die via de zogenoemde comitologieprocedure worden vastgesteld (zie onderdeel B).

Onderdeel B

In het nieuwe artikel 1.2 wordt een aantal algemene bepalingen opgenomen die verband houden met de introductie van een voorziening in diverse artikelen ten behoeve van de directe doorwerking van Europese uitvoeringsmaatregelen die via de comitologieprocedure worden vastgesteld (artikel III, onderdelen U, Z, AK en AM). Deze maatregelen, veelal in de vorm van een verordening of een beschikking, worden meestal vrij snel, en zijn soms zelfs onmiddellijk, van toepassing zodra zij door de Europese Commissie zijn vastgesteld. Bovendien worden sommige maatregelen ook vaak gewijzigd. Met het oog op een tijdige, efficiënte en transparante uitvoering van dergelijke communautaire uitvoeringsmaatregelen wordt in de betrokken artikelen niet langer verwezen naar de desbetreffende beschikkingen of verordeningen, maar naar bepalingen in de Europese regelgeving, meestal een richtlijn, die de grondslag verschaffen voor het vaststellen van communautaire uitvoeringsmaatregelen.

In communautaire uitvoeringsmaatregelen wordt veelal de bevoegde autoriteit van een lidstaat opgedragen bepaalde beslissingen te nemen, bijvoorbeeld het geven van toestemming om een bepaalde handeling te verrichten. Binnen het nationale recht is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bestuursorgaan dat dergelijke beslissingen kan nemen ter uitvoering van de communautaire maatregelen. Dit komt in artikel 1.2, eerste lid, tot uitdrukking. De bevoegdheden van de bevoegde autoriteit zullen worden gemandateerd aan de Voedsel en Waren Autoriteit. Gaat het om feitelijke handelingen, dan is de Voedsel en Waren Autoriteit zelf aangewezen als bevoegde autoriteit (tweede lid). Communautaire uitvoeringsmaatregelen kunnen ook taken toebedelen aan officiële dierenartsen. In het derde lid zijn de dierenartsen van de Voedsel en Waren Autoriteit aangewezen.

Het vierde lid voorziet in onmiddellijke doorwerking van de Europese maatregelen in het nationale recht. Het is dus zaak om steeds goed op de hoogte te zijn van nieuwe Europese maatregelen, en dus ook de informatie die door de Europese Commissie wordt gegeven goed in de gaten te houden.

Onderdelen C, H, I, M, N, onder 2 en 3, R, X, AC en AJ

Deze onderdelen herstellen onvolkomenheden in de regeling.

Onderdeel D

In artikel 2.50c zijn voorschriften neergelegd over opslagfaciliteiten voor sperma, broedeieren en embryo’s, ter implementatie van richtlijn nr. 97/78/EG8 . In het derde lid, onderdeel c, werd verwezen naar de oude, inmiddels ingetrokken richtlijn nr. 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne9 . Deze richtlijn is vervangen door verordening (EG) nr. 852/200410 , zodat artikel 2.50c hiermee in overeenstemming moet worden gebracht.

Onderdelen E, J, K, N, onder 1, P, T, U, onder 2, Y, AA, AG en AH

In een aantal bepalingen was, ter uitvoering van richtlijn nr. 91/628/EEG11 inzake de bescherming bij dieren tijdens transport, geregeld dat de veterinaire certificaten moesten worden aangevuld met verklaringen omtrent de door de richtlijn voorgeschreven welzijnsaspecten. Voornoemde richtlijn wordt per 5 januari 2007 vervangen door verordening (EG) nr. 1/2005. Artikel 4 van die verordening schrijft regels voor met betrekking tot de vervoersdocumenten. Aangezien dit artikel rechtstreekse werking heeft, hoeven deze bepalingen niet in de Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten te worden geïmplementeerd. Regels ter uitvoering van deze bepaling worden separaat gesteld via de artikelen 59 en 59a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Daarom kunnen de verwijzingen naar richtlijn nr. 91/628/EEG vervallen. Dit geldt ook voor de verwijzingen naar het Besluit dierenvervoer 1994 en de Regeling dierenvervoer. Deze verwijzingen worden vervangen door verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen van verordening (EG) nr. 1/2005. Deze bepalingen treden in werking met ingang van 5 januari 2007, de datum waarop de voornoemde verordening van toepassing wordt.

Onderdelen F en S

Artikel 2.63, eerste lid, voorzag in een erkenningsplicht voor verzamelcentra voor paarden. Aangezien hiervoor geen Europese verplichting geldt, en er op dit moment vanuit veterinair oogpunt geen noodzaak bestaat, is deze plicht afgeschaft (onderdeel F). Dit is aangekondigd in de brief over de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 11, punt 13). In artikel 5.5 is de verwijzing naar artikel 2.63 vervallen (onderdeel S).

Onderdelen G, L, Q, V en AF

In artikel 2.64 worden ter bescherming van de diergezondheid regels gesteld aan slachthuizen voor runderen, varkens, paardachtigen en schapen en geiten. Hierbij gold tot dusverre dat slachthuizen moesten zijn toegelaten door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Aangezien slachthuizen op grond van verordening (EG) nr. 853/2004 moeten zijn erkend, heeft een aanvullende toelatingseis geen toegevoegde waarde. Dat brengt mee dat de toelatingseis in artikel 2.64 is vervallen. De eisen waaronder toelating werd verleend blijven wel gelden als algemene voorschriften. Deze wijziging vloeit voort uit de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 12, punt 17).

Onderdeel O

Verwezen zij naar de toelichting bij artikel II, onderdeel E.

Onderdeel U, onder 1

Ten aanzien van het brengen van paardachtigen in Nederland vanuit derde landen worden in de artikelen 5.8 en 5.8a van de regeling regels gesteld ter implementatie van richtlijn nr. 90/426/EEG12 en de daarop gebaseerde communautaire uitvoeringsmaatregelen. Op grond van artikel 19, onderdeel ii, van die richtlijn kunnen via de comitologieprocedure bijzondere voorwaarden worden vastgesteld waaronder geregistreerde paardachtigen of voor bijzondere gebruiksdoeleinden bestemde paardachtigen tijdelijk kunnen worden toegelaten vanuit derde landen, of na tijdelijke uitvoer opnieuw mogen worden binnengebracht vanuit een derde land. Onderhavige wijziging stelt buiten twijfel dat dergelijke communautaire uitvoeringsmaatregelen direct doorwerken in het nationale recht (artikel 5.8, zesde lid; na het vervallen van het vierde lid per 5 januari 2007 wordt dit het vijfde lid).

Onderdelen W, Z en AB

Hoofdstuk 6 van de regeling bevat de voorschriften over de handel in pluimvee en broedeieren. Dit ter uitvoering van richtlijn nr. 90/539/EEG13 , en de daarop gebaseerde via de comitologieprocedure vastgestelde beschikkingen. Een groot aantal beschikkingen is samengevoegd in één beschikking, nr. 2006/696/EG14 , die in werking treedt op 26 april 2007. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de betrokken bepalingen van de Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten op een andere leest te schoeien. Niet langer wordt verwezen naar individuele beschikkingen, maar in plaats daarvan geldt een systeem van directe doorwerking, zoals hiervoor besproken (zie onderdelen A en B). Dit betekent dat de in artikel 6.1 opgenomen definities van diverse beschikkingen met betrekking tot de handel en invoer van pluimvee en broedeieren vervallen (onderdeel W). De inhoud van de vroegere artikelen 6.7 en 6.7a komt samen in het nieuwe artikel 6.7.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat onderdeel AA voorziet in het vervallen van het negende lid. In dat lid is een koppeling opgenomen met richtlijn nr. 91/628/EEG. Dit houdt verband met het feit dat het nieuwe artikel 6.7 al in december 2006 in werking treedt, terwijl de bepalingen met betrekking tot richtlijn nr. 91/628/EEG pas op 5 januari 2007 kunnen vervallen. Verwezen zij naar de toelichting bij onderdeel E.

Onderdelen AD, AL, AO en AP

Ten aanzien van de handel vanuit Nederland naar lidstaten, in schapen en geiten, alsmede in sperma, eicellen en embryo’s van deze dieren, gelden met het oog op het voorkomen van scrapie aanvullende voorschriften, gesteld ter uitvoering van verordening (EG) nr. 999/200115 bij communautaire uitvoeringsmaatregel. Tot dusverre werd in de artikelen 7.3, 9.3, 10.4 en 11.3 verwezen naar verordening (EG) nr. 1874/200316 . Deze verordening is vervangen door verordening (EG) nr. 546/200617 , om praktische redenen en voor de duidelijkheid. De verwijzingen in de regeling zijn hierop aangepast.

Onderdeel AM

Artikel 9.6 van de Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten bevat de voorschriften aan het in Nederland brengen van sperma van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen, vanuit derde landen, ter implementatie van richtlijnen nrs. 88/407/EEG18 , 90/429/EEG19 , 92/65/EEG20 en de daarop gebaseerde communautaire uitvoeringsmaatregelen. Artikel 11 van richtlijn nr. 88/407/EEG en artikel 10 van richtlijn nr. 90/429/EEG bevatten de eisen aan de gezondheidscertificaten die de partijen sperma vergezellen.

In artikel 9.6. derde lid, onderdelen a en b, werd uitsluitend verwezen naar het eerste lid van de voornoemde artikelen van de richtlijnen, terwijl het tweede lid daarvan eisen stelt aan het model van het certificaat. Onderdeel AM, onder 1, stelt buiten twijfel dat ook de voorschriften met betrekking tot de modellen, die worden vastgesteld via de comitologieprocedure, doorwerken in het nationale recht.

In onderdeel AM, onder 2, wordt een voorziening getroffen voor de directe doorwerking van communautaire uitvoeringsmaatregelen die zijn gebaseerd op artikel 10 van richtlijn nr. 88/407/EEG of 9 van richtlijn nr. 90/429/EEG. Op grond van die artikelen kunnen bijzondere veterinairrechtelijke voorschriften worden gesteld aan runder- en varkenssperma uit derde landen.

Onderdeel AN

In artikel AN worden de regels met betrekking tot de erkenning van spermaopslagcentra gebundeld met de goedkeuring van protocollen. Verwezen wordt naar hetgeen ten aanzien van de artikelen IV en V, die betrekking hebben op spermawincentra, is toegelicht. Deze wijziging vloeit voort uit de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 12, punt 18).

Onderdeel AQ

In hoofdstuk 11A van de Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten is een bijzondere voorziening opgenomen ten behoeve van de directe doorwerking van via de comitologieprocedure getroffen vrijwaringsmaatregelen. In artikel 11a.1 is een specifieke definitie opgenomen van de term communautaire uitvoeringsmaatregel, gerelateerd aan de Europese richtlijnen op basis waarvan dergelijke vrijwaringsmaatregelen kunnen worden getroffen. Aangezien op grond van de onderhavige regeling in artikel 1 een algemene definitie van communautaire uitvoeringsmaatregel is opgenomen (artikel III, onderdeel A, onder 2), is het zaak om in hoofdstuk 11A voortaan voor deze maatregelen de term ‘communautaire vrijwaringsmaatregel’ te reserveren, zodat verwarring wordt voorkomen.

Artikelen IV en V, onderdelen A, C, D en E

De artikelen IV en V, onderdelen A, C, D en E voorzien in een bundeling van verschillende besluitvormingsprocedures die zijn voorgeschreven bij de start van een runder-, onderscheidenlijk varkensspermawincentrum. Tot dusverre was niet alleen een erkenning vereist, maar moest het desbetreffende centrum voorschriften opstellen voor de werkwijze, alsook een productieprotocol, een kwaliteitsbeheersingsplan en een calamiteitenplan (artikelen 2 en 17 van de Regeling rundersperma en de Regeling varkenssperma). Tevens moet het centrum beschikken over een quarantaineruimte die speciaal erkend is (artikel 15 van de Regeling rundersperma en de Regeling varkenssperma). In het kader van de herbeoordeling LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 11, punt 10) is gebleken dat de protocollen en de interne voorschriften inzake de werkwijze al onderdeel uitmaken van de voorschriften die aan de erkenning worden gesteld. Een afzonderlijke goedkeuringsprocedure is dus niet nodig, en is vervallen (artikel IV, onderdelen A en D; artikel V, onderdelen A en E). Wat de erkenning van quarantaineruimten betreft geldt dat richtlijnen nr. 88/407/EEG inzake rundersperma en nr. 90/429/EEG inzake varkenssperma elk in bijlage B, hoofdstuk I, onderdeel 1, onder a, expliciet een speciale erkenning voorschrijven voor deze ruimte. Deze erkenningsverplichting wordt derhalve gecontinueerd, maar wel is voorzien in een gelijktijdige behandeling van de aanvragen voor beide erkenningen. Het nieuwe artikel 9, tweede lid regelt dat de aanvragen om erkenning van de quarantaineruimte gelijktijdig bij de aanvraag tot erkenning van het spermawincentrum wordt gedaan, terwijl het nieuwe artikel 10, tweede lid erin voorziet dat de Minister bij het besluit omtrent erkenning gelijktijdig beslist over de erkenning van de quarantaineruimte.

Artikelen V, onderdeel A, VI en VII

De richtlijnen nrs. 90/429/EEG en 92/65 schrijven voor dat varkens en paardachtigen alleen tot een spermawincentrum worden toegelaten als zij allerlei tests hebben ondergaan. Deze testsmogen alleen worden uitgevoerd door een erkend laboratorium. In de Regeling varkenssperma en de Regeling paardensperma was voorzien in erkenning van het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid. Dit instituut is van naam veranderd en heet nu Centraal Instituut voor DierziekteControle. De artikelen V, onderdeel A, en VI brengen de desbetreffende regelingen hiermee in overeenstemming. In de Regeling aanwijzing panel ‘gE-Aujeszky’ standaardsera en onderzoek Aujeszky-entstoffen worden aan dit Instituut, of afdelingen daarvan, taken opgedragen in het kader van de toelating van entstoffen tegen de ziekte van Aujeszky. Artikel VII past de desbetreffende bepalingen aan de naamswijziging aan.

Artikel VIII

De Regeling vleeskeuring voorziet in de voorschriften ter uitvoering van de verordeningen (EG) nrs. 852/2004, 853/200421 , 854/200422 en 882/200423 , en de daarop gebaseerde communautaire uitvoeringsmaatregelen, voor zover die bepalingen van toepassing zijn op het slachten van dieren en het uitsnijden van vlees, en daarbij horende handelingen. Daarbij gaat het vooral om slachthuizen en uitsnijderijen, waarvoor regels gelden op grond van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004, secties I tot en met IV. Maar ook worden regels gesteld over de slacht in kleine mate van pluimvee, hazen en konijnen op de veehouderij, en van kleine hoeveelheden wild door jagers, wanneer deze kleine hoeveelheden vlees worden geleverd aan de plaatselijke detailhandel of rechtstreeks aan de eindverbruiker. Artikel 1, derde lid, onderdelen d en e, van de aangehaalde verordening draagt de lidstaten op hiervoor nationale regels vast te stellen, waarin via artikel 9 van de Regeling vleeskeuring is voorzien.

Artikel 2 van de Regeling vleeskeuring maakt duidelijk dat de regeling alleen van toepassing is ten aanzien van de slacht en de vleeskeuring. Dit ter afbakening van de overige onderdelen van de bovengenoemde Europese hygiëneverordeningen, die op basis van de Warenwet worden uitgevoerd. Om er geen twijfel over te laten bestaan dat de Regeling vleeskeuring niet alleen betrekking heeft op de reguliere slachthuizen, uitsnijderijen, de jagers en de wildverwerkingscentra, maar ook op de kleine slachtactiviteiten zoals hiervoor omschreven, wordt artikel 2 hierop aangepast (onderdeel A).

Met het oog op een goede doorwerking van de op grond van de voornoemde verordeningen vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen zijn de in de artikelen 3 en 4 van de Regeling vleeskeuring opgenomen verwijzingen naar de verordeningsbepalingen die daartoe de bevoegdheid verschaffen, uitgebreid met enkele verwijzingen die eerder abusievelijk niet waren opgenomen (onderdelen B en C).

De onderdelen D en E herstellen een verkeerde verwijzing.

Artikel IX

Onderdelen A en D

In artikel 3.1.2 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten is, ter uitvoering van artikel 5, derde lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 89/662/EEG24 , voorgeschreven dat degene die een partij dierlijke producten als eerste op Nederlands grondgebied ontvangt vanuit een andere lidstaat, is geregistreerd. Wanneer dit dierlijk product een levensmiddel is, is deze persoon tevens een exploitant van een levensmiddelenbedrijf in de zin van de Europese verordening inzake levensmiddelen25 . Op grond van de Europese hygiëneverordeningen nrs. 852/2004 en 853/2004 geldt dat de betrokken inrichtingen dienen te zijn erkend of, wanneer het alleen gaat om vervoer en opslag waarvoor geen geconditioneerde temperatuur nodig is, te zijn geregistreerd. Deze erkenningen en registraties vinden plaats via het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Om doublures met de registratieverplichting van richtlijn nr. 89/662/EEG te voorkomen, is in artikel 3.1.2, vierde lid, een voorziening getroffen. Deze wijziging vloeit voort uit de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 12, punt 16).

Onderdeel B

In artikel 2.4.1.2, onderdeel b, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten was geregeld dat voor het in Nederland brengen van ziekteverwekkers vanuit een lidstaat een vergunning is vereistdoor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Artikel 2.4.2.1, derde lid, van die regeling regelt hetzelfde ingeval van het product vanuit derde landen binnen Nederland worden gebracht. De meeste regels die ter zake van de intracommunautaire handel en de handel met derde landen aan ziekteverwekkers zijn gesteld in hoofdstuk 2.4 van de regeling, zijn door richtlijn nr. 92/118/EEG26 voorgeschreven. Het vergunningsvereiste, dat ook gold op grond van de voorganger van de regeling – de Regeling keuring en handel dierlijke producten – was evenwel een aanvullende nationale eis. In het kader van de herbeoordeling van de LNV-vergunningen (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138, blz. 12, punt 14) is geconcludeerd dat een meldingsplicht in plaats van een vergunningsvereiste voldoende waarborgen biedt. Onderdeel B, onder 2, regelt dit.

Bovendien is bij de herbeoordeling geconstateerd dat, aangezien ziekteverwekkers vaak worden gedragen in een dierlijk bijproduct, bijvoorbeeld bloed, ook verordening (EG) nr. 1774/200227 inzake dierlijke bijproducten vaak van toepassing is. In die gevallen is bij intracommunautaire handel vereist dat toestemming is verleend voor het op Nederlands grondgebied brengen van het dierlijk bijproduct met een ziekteverwekker (artikel 8 van de verordening). In die gevallen heeft een extra melding op grond van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten geen toegevoegde waarde. In artikel 2.4.1.2, tweede lid (nieuw; zie onderdeel B, onder 3) is geregeld dat in die gevallen geen melding hoeft te worden gedaan.

Onderdeel C

Onderdeel C herstelt een foutieve verwijzing.

Artikel X

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt twee begripsbepalingen in artikel 1, eerste lid, van de Regeling aquicultuur te laten vervallen. Het gaat hier om de definities van een richtlijn en een beschikking die zijn ingetrokken. In de regeling zelf werd al niet meer naar deze Europese regelgeving verwezen.

Artikel XI

De bepalingen met betrekking tot richtlijn nr. 91/628/EEG, het Besluit dierenvervoer 1994 en de Regeling dierenvervoer vervallen op dezelfde dag dat verordening (EG) nr. 1/2005 van toepassing wordt, 5 januari 2007.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2006, 37.

  • 2

    Stcrt. 2005, 120; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 oktober 2006 (Stcrt. 205).

  • 3

    Stcrt. 1994, 250; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 oktober 2006 (Stcrt. 205).

  • 4

    Stcrt. 2001, 123; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 februari 2006 (Stcrt. 37).

  • 5

    Stcrt. 2001, 123; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 december 2005 (Stcrt. 243).

  • 6

    Stcrt. 2001, 123; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 december 2005 (Stcrt. 243).

  • 7

    Stcrt. 1997, 246.

  • 8

    Stcrt. 2005, 250.

  • 9

    Stcrt. 2005, 249; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 24 november 2006 (Stcrt. 237).

  • 10

    Stcrt. 1993, 7; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 december 2005 (Stcrt. 249).

Naar boven