Wijziging Regeling loodsgeldtarieven

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat tot wijziging van de Regeling loodsgeldtarieven (loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen 2007)

5 december 2006

Nr. HDJZ/2006-1841

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 15a, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet en de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 10, tweede lid, van het Loodsgeldbesluit 1995;

Besluit:

Artikel I

De Regeling loodsgeldtarieven1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘€ 117’ vervangen door: € 118.

2. In de onderdelen c, d, e en f wordt ‘€ 471’ telkens vervangen door: € 473.

3. In de onderdelen c en d wordt ‘€ 233’ telkens vervangen door: € 234.

4. In onderdeel h wordt ‘€ 471’vervangen door: € 473.

B

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘€ 45,59’ vervangen door: € 46,68.

C

In artikel 9, eerste lid, wordt ‘€ 42,31’ vervangen door: € 43,33.

D

In artikel 17, eerste lid, wordt ‘€ 54,72’ vervangen door: € 55,65.

E

In artikel 18, eerste lid, wordt ‘€ 58,62’ vervangen door: € 59,62.

F

Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:

1. De vergoeding voor een gemiste maaltijd aan boord bedraagt voor:

a. ontbijt: € 7,21;

b. lunch: € 21,61;

c. diner: € 13,22.

G

De bijlagen I tot en met VI worden vervangen door de als bijlage bij deze regeling gevoegde bijlagen I tot en met VI.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Met deze regeling tot wijziging van de Regeling loodsgeldtarieven (hierna: de regeling) vindt de jaarlijkse aanpassing van de loodsgelden en loodsvergoedingen plaats voor het jaar 2007.

a. Tariefvoorstel 2007

Op grond van artikel 29, eerste lid, van het Loodsgeldbesluit 1995 dient de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie (Nlc) jaarlijks voor 1 juli een voorstel te doen voor de loodsgeldtarieven voor het daarop volgende jaar. Bij brief van 15 mei 2006, nr. RvG/B2006.1372/ST heeft de algemene raad, onder verwijzing naar artikel 29, eerste lid, van het Loodsgeldbesluit 1995, de Minister van Verkeer en Waterstaat verzocht de datum voor het indienen van een voorstel voor het jaar 2007 op een andere datum dan 1 juli 2006 vast te stellen. Aanleiding voor dit verzoek is de wens van de algemene raad om bij het voorstel tot het vaststellen van de loodstarieven voor 2007 alvast rekening te kunnen houden met een in voorbereiding zijnd wetsvoorstel tot wijziging van de Loodsenwet in verband met de invoering van markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen en een herziening van de loodsgeldtariefstructuur.

Het vaststellen van een tariefvoorstel, zo stelde de algemene raad, vergde in verband hiermee aanzienlijk meer tijd dan gebruikelijk. De algemene raad stelde voor in verband hiermee de datum voor het indienen van het voorstel voor de loodsgeldtarieven vast te stellen op 15 september 2006.

Mede in verband met het feit dat het aan het Rotterdamse tarief gekoppelde tarief voor de Scheldevaart ook eerst in de loop van juli 2006 gereed zou zijn, is het gevraagde uitstel bij brief van 19 juni 2006, nr. DGTL 06.008456, verleend.

Overeenkomstig de in de Scheepvaartverkeerswet en het Loodsgeldbesluit 1995 neergelegde procedure voor de jaarlijkse aanpassing van de loodsgeldtarieven heeft de algemene raad van de Nlc bij brief van 14 september 2006, nr. NLC/B206.1585/EB, de Minister van Verkeer en Waterstaat een voorstel voor de tariefaanpassing doen toekomen.

Bij het tariefvoorstel wijst de raad erop dat op dit moment het tariefvoorstel nog binnen de huidige wetgeving dient plaats te vinden. Na inwerkingtreding van het hierboven reeds aangehaalde wetsvoorstel tot wijziging van de Loodsenwet zullen de tarieven via een nieuwe procedure tot stand komen en door de Nederlandse mededingingsaurotiteit (NMa) worden vastgesteld. Daarnaast wijst de algemene raad op het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake de beëindiging van de onderlinge koppeling van de loodsgeldtarieven (Trb. 2006, 328)(ontkoppelingsverdrag). Na inwerkingtreding van dit verdrag zullen de loodsgelden tussen de Scheldevaart en de vaart op Rotterdam niet langer aan elkaar gekoppeld zijn.

Wat de uiteindelijke tariefvoorstellen betreft waren de algemene raad van de Nlc en de overige partijen in de Overleggroep loodsentarief (LOT) van mening dat zij voorstellen moesten doen waarbij de wensen en het belang voor de Nederlandse havens en de gebruikers daarvan tot uiting komen. Tevens is door de algemene raad aangegeven dat aandacht is besteed aan de wens tot afbouw van de kruisfinanciering binnen het Loodswezen, de beëindiging per 1 januari 2007 van de zogenaamde afdracht Scheldevaart1 , de sinds 1996 bestaande frequentiekorting en de financiële situatie van de pensioenfondsen Loodswezen.

Het voorgaande heeft ertoe geleid dat de algemene raad voorstelt een index toe te passen van 0,5%.

Hiervan uitgaande doet de algemene raad diverse tariefvoorstellen. Wat de haven van Rotterdam betreft betekent dit voorstel een tariefsdaling van 1,29%.

b. Toetsing tariefvoorstel 2007

Op grond van artikel 15a, vijfde lid, van de Scheepvaartverkeerswet, worden de door de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie voorgestelde tarieven, vastgesteld indien:

1. over het voorstel door de algemene raad van de Nlc overleg is gevoerd met aangewezen openbare lichamen (onderdeel a);

2. het voorstel betrekking heeft op tariefbedragen en de voorgestelde stijging een vastgestelde index niet te boven gaat (onderdeel b); en

3. de herziening van de tarieven niet in strijdt met het recht of het algemeen belang is (onderdeel c).

1. Tariefvoorstel in overleg met belanghebbenden tot stand gekomen

Ingevolge artikel 15a, vijfde lid, onderdeel a, van de Scheepvaartverkeerswet juncto artikel 28 van het Loodsgeldbesluit 1995 dient de algemene raad over het voorstel overleg te plegen met vertegenwoordigers van de havenbesturen en het scheepvaart- en havenbedrijfsleven. Dit overleg heeft op 11 september 2006 plaatsgevonden in de LOT. Tijdens dit overleg is over de voorstellen unanieme overeenstemming bereikt.

2. Tariefvoorstel niet boven index

Op grond van artikel 30 Loodsgeldbesluit 1995 juncto artikel 15a, vijfde lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet, mag het tariefvoorstel de in die artikelen bedoelde index niet te boven gaan. Uit het voorstel van de algemene raad blijkt dat de in de aangehaalde artikelen bedoelde index 1,5% bedraagt. Nu het voorstel van de algemene raad uitgaat van een index van 0,5% wordt aan de aangehaalde artikelen voldaan.

3. Toetsing tariefvoorstel 2007 aan het algemeen belang en het recht

Toetsing aan het algemeen belang

Sinds de totstandkoming van de loodsgeldtarieven voor het jaar 20032 wordt het beleid gevoerd dat bij de toetsing van het tariefvoorstel aan het algemeen belang mede wordt beoordeeld of het voorstel een bijdrage levert aan het beleid tot afbouw van de kruisfinanciering binnen het Loodswezen. Dat beleid houdt in dat het loodsgeldtarief in Rotterdam zo mogelijk dient te dalen ten opzichte van de loodsgeldtarieven die in andere havens worden geheven, althans dat de stijging van het loodsgeldtarief in Rotterdam van een geringere orde dient te zijn dan de stijging van de loodsgeldtarieven in de andere Nederlandse havens. In de jaren 2003 en 2004 is aan dit beleid uitvoering gegeven door de geleidelijke afbouw van het havenloodsgeldtarief dat alleen in Rotterdam werd geheven. Met ingang van het jaar 2005 is dit beleid voortgezet met een ingrijpende wijziging van het Loodsgeldbesluit 1995 en de Regeling loodsgeldtarieven met behulp waarvan de loodsgeldtarieven niet langer landelijk maar regionaal worden vastgesteld met de mogelijkheid van differentiatie per regio3 . Dat beleid is met instemming van alle betrokken partijen ingezet. Het voorstel van het Loodswezen van 14 september 2006 is in overeenstemming met dit beleid en kan derhalve de toetsing aan het algemeen belang doorstaan.

Toetsing aan het recht

In de Permanente Commissie van Toezicht op de Scheldevaart is overeenstemming bereikt over een stijging van de loodsgeldtarieven voor de Scheldevaart van 2,75% voor het jaar 2007. De verdragsrechtelijk vastgelegde koppeling van de loodsgeldtarieven voor de Scheldevaart en de vaart op Rotterdam brengt met zich dat bij een stijging van de tarieven voor de Scheldevaart van 2, 75% de tarieven voor de vaart op Rotterdam ook 2,75% moeten stijgen. Het voorstel van de algemene raad voldoet niet aan dit criterium. Voorgesteld wordt immers het tarief in de haven van Rotterdam met 1,29% te laten dalen.

Gevolgen negatieve toetsing aan het recht

In een overleg met het Loodswezen is, namens de minister, medegedeeld dat door de verdragsrechtelijke koppeling van de loodsgeldtarieven voor de Scheldevaart en de vaart op Rotterdam, de toetsing aan het recht negatief uitvalt. Tijdens dit overleg is tevens gesteld dat de minister zal besluiten dat, in afwijking van het voorstel van algemene raad, de tarieven in de havens van Rotterdam en Amsterdam met 2,75% zullen stijgen. Wat betreft de overige havens is medegedeeld dat het voorstel van de algemene raad wel zal worden gevolgd. Hiermee wordt recht gedaan aan de eerder al aangehaalde verdragsrechtelijk vastgelegde koppeling van de loodsgeldtarieven voor de Scheldevaart en de vaart op Rotterdam en wordt, zij het in mindere mate dan in het voorstel van de raad, recht gedaan aan afbouw van de kruissubsidie tussen de diverse Nederlandse havens.

In plaats van een dalend tarief voor Rotterdam, dient het loodsgeldtarief door de verdragrechtelijke koppeling te stijgen. Deze stijging staat dus geheel los van de bedrijfseconomische omstandigheden van het Loodswezen en kan dus worden beschouwd als overwinst. Het Loodswezen heeft in het overleg met de sector aangegeven dat deze overwinst zal worden teruggesluisd naar de markt, echter zonder aan te geven hoe dit zou kunnen gebeuren. Nader overleg met Loodswezen en Havenraad4 leert dat partijen hier verschillend over denken. Het Loodswezen is van mening dat de overwinst moet worden aangewend voor extra reserveringen ter financiering van de prepensioenen (flo/flp), terwijl de havens en de reders unaniem van mening zijn dat de overwinst vooral zal moeten leiden tot een tariefsverlaging in het jaar volgend op de ratificatie van het ontkoppelingsverdrag. Naar verwachting zal dit het jaar 2008 zijn.

In het belang van de concurrentiepositie van Rotterdam, heb ik gemeend de zienswijze van de Havenraad in deze te volgen. De concurrentiepositie van Rotterdam wordt al jaren negatief beïnvloed door de immer bestaande verdragskoppeling. Dit wordt nog eens versterkt doordat voor de Scheldevaart extra tariefstijgingen noodzakelijk zijn om te komen tot een kostendekkend tarief. Een relatieve verbetering van Rotterdam is daarom op zijn plaats. Daarnaast zal een daling van het Z- en B-tarief ook gunstig zijn voor de andere Nederlandse havens. Ik zal er scherp op toezien dat – aannemende dat de tarieven per 1 januari 2008 niet meer gekoppeld zullen zijn – de in 2007 behaalde overwinst op bovenstaande wijze terugvloeit naar de markt. Het tariefsvoorstel van het Loodswezen voor het jaar 2008 zal hier kritisch op worden beoordeeld.

c. Administratieve lasten

Deze regeling brengt geen wijziging in de administratieve lasten van bedrijven of burgers, en brengt evenmin veranderingen in de administratieve lasten gemoeid met subsidieverhoudingen. Een voorontwerp van deze regeling is daarom niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A tot en met F

Deze onderdelen strekken ertoe de loodsvergoedingen overeenkomstig het voorstel van het Loodswezen met te verhogen.

De bedragen genoemd in onderdeel A (artikel 4, eerste lid, van de regeling) worden (conform het tariefvoorstel 2007) verhoogd met 0,5% . Enkele loodsvergoedingen worden als gevolg van de uitkomst van afrondingen niet verhoogd.

De bedragen genoemd in onderdeel B en C (artikel 8 en 9 van de regeling) worden conform het voorstel, verhoogd met 2,4%. Hiervoor is aansluiting gezocht met de CBS index personenvervoer over de weg in de periode februari 2005–februari 2006.

De bedragen genoemd in onderdeel D tot en met F (artikel 17, 18 en 20 van de regeling) worden conform het voorstel, verhoogd met 1,7%. Hiervoor is aansluiting gezocht met de CBS index hotels, café’s en restaurants in de periode februari 2005–februari 2006.

Artikel I, onderdeel G

Dit onderdeel strekt ertoe de loodsgeldtarieven in de zeehavenregio's, met uitzondering van die in Amsterdam en Rotterdam conform het voorstel van de algemene raad aan te passen. Voor de havens van Amsterdam en Rotterdam is voorzien in een verhoging van de bedragen met 2,75%. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar punt 3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II

Ingevolge artikel 29, tweede lid, van het Loodsgeldbesluit 1995 treedt deze regeling in werking met ingang van 1 januari 2007.

In het slotformulier van de regeling is bepaald dat de bijlagen bij deze regeling worden bekendgemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Terinzagelegging vindt plaats in de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het ministerie, gevestigd aan de Koningskade 4, 2596 AA Den Haag.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 1995, 188; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 december 2005 (Stcrt. 250).

Naar boven