Tijdelijke regeling invoering Wft

Regeling van de Minister van Financiën houdende tijdelijke voorzieningen met betrekking tot de invoering van de Wet op het financieel toezicht en van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht (Tijdelijke regeling invoering Wft)

4 december 2006

Nr. FM 2006-02777 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 176 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht;

Besluit :

Artikel 1

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 december 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels tot uitvoering van richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (Kamerstukken II 2005/06, 30 419, nr. 2), nadat het tot wet is verheven, in werking is getreden, dient in de definitie van ‘personen waarmee in onderling overleg wordt gehandeld’ in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht de zinsnede ‘natuurlijke personen en hun dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996’ te worden gelezen als: natuurlijke personen en hun dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 2

Artikel 3:258, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht dient te worden gelezen als:

b. beleggingsondernemingen die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, aanhef en onderdeel a, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens, of die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:96.

Artikel 3

Artikel 5:59 van de Wet op het financieel toezicht dient te worden gelezen als bevat het een achtste lid, luidende:

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste, tweede en vijfde lid bedoelde openbaarmaking dient plaats te vinden, alsmede met betrekking tot de inhoud, het bijwerken en bewaren van de lijst, bedoeld in het zevende lid.

Artikel 4

In artikel 4, tweede lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht dient de zinsnede ‘artikel 5:3, derde lid’ te worden gelezen als: artikel 1:109, eerste lid.

Artikel 5

Artikel 8 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete, genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht ter zake van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

Artikel 6

Artikel 17 van de Invoerings- en Aanpassingswet Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op verzekeraars die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht ingevolge de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf verplicht zijn tot afwikkeling van het betrokken gedeelte van hun bedrijf.

Artikel 7

Onder financiële dienst als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1°, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt mede verstaan het aanbieden van effecten aan het publiek of het doen toelaten van effecten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt, bedoeld in artikel 5:2 van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling invoering Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling voorziet in tijdelijke voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de invoering van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht. Artikel 176, eerste lid, van laatstgenoemde wet vormt de grondslag voor de regeling, die tijdelijk van aard is. Overeenkomstig het tweede lid van artikel 176 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht zal zo spoedig mogelijk na bekendmaking van deze regeling in de Staatscourant voor elk van de betrokken onderwerpen een voorstel van wet bij de Tweede Kamer worden ingediend ter definitieve regeling daarvan, onder gelijktijdige intrekking van de desbetreffende bepaling van de onderhavige regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel betreft het herstel van een foutieve verwijzing in de definitie van ‘personen waarmee in onderling overleg wordt gehandeld’, die bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel ter implementatie van de overnamerichtlijn aan artikel 1:1 van de Wft zal worden toegevoegd. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel 2

In artikel 3:258, eerste lid, onderdeel b, van de Wft is de reikwijdte van het beleggerscompensatiestelsel te beperkt omschreven. Naar aanleiding van de ontvangen adviezen in het kader van de consultatie inzake het ontwerpbesluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft is besloten dat ook beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) die een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet hebben, onder het beleggerscompensatiestelsel moeten vallen, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens. Sinds de wijziging van 15 september 2005 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) voortvloeiend uit de per 2001 gewijzigde richtlijn beleggingsinstellingen1 , is het een beheerder van icbe's (Europees paspoorthouder) namelijk toegestaan om naast het beheren van beleggingsinstellingen ook individuele vermogens te beheren. Voor het beheren van individuele vermogens was geen separate vergunning op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995) vereist, terwijl de materiële eisen van de Wte 1995 voor individueel vermogensbeheer wel op deze diensten van toepassing waren. In de Wft is een en ander gecontinueerd en is de uitzondering op de vergunningplicht voor beheerders opgenomen in artikel 2:97, derde lid, in samenhang met artikel 2:65, eerste lid, aanhef en onderdeel a. Met het beheer van individuele vermogens worden aan beheerders van beleggingsinstellingen gelden en effecten toevertrouwd door personen die bescherming behoeven indien de financiële onderneming ten onder gaat.

De wijziging in 2005 van de Wtb was abusievelijk nog niet doorgevoerd in de regeling van het beleggerscompensatiestelsel in de Wte 1995. Het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft is dan ook naar aanleiding van de eerdergenoemde marktconsultatie in vorenstaande zin aangepast. De huidige formulering van de Wft biedt in navolging van de Wte 1995, evenwel abusievelijk nog geen grondslag voor deze ruimere reikwijdte van het beleggerscompensatiestelsel. Artikel 3:258, eerste lid, onderdeel b, zal hiertoe worden gewijzigd. Omdat, zoals het faillissement van Van der Hoop Bankiers eind 2005 heeft aangetoond, een deconfiture van een financiële onderneming niet kan worden uitgesloten en de gevolgen hiervan aanzienlijk kunnen zijn voor consumenten, kan niet worden gewacht tot een wetswijziging en wordt in de onderhavige bepaling in een tijdelijke grondslag voorzien.

Artikel 3

Dit artikel strekt ertoe de abusievelijk tijdens de parlementaire behandeling uit het ontwerp-artikel 5:59 weggevallen grondslag voor de artikelen 12, 13 en 14 van het Besluit marktmisbruik Wft te herstellen.

Artikel 4

In de zesde nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet op het financieel toezicht is het derde lid van artikel 5:3 van de Wft komen te vervallen. Deze bepaling is bij diezelfde nota van wijziging opgenomen in artikel 1:109, eerste lid (in de oude nummering: artikel 1:94a, eerste lid). Artikel 4 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht bevat derhalve een onjuiste verwijzing, die door dit artikel voorlopig is gecorrigeerd.

Artikel 5

In artikel 8 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft is een bepaling opgenomen voor de openbaarmaking van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom, die na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wft, terzake van overtreding van de oude wetgeving is opgelegd. In afdeling 2.3 ontbrak ten onrechte de mogelijkheid voor de toezichthouder om een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom, die is opgelegd voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wft terzake van overtreding van de oude wetgeving, openbaar te maken. Op deze laatste situatie wordt daarom artikel 8 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 6

In artikel 17 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht ontbreekt vermelding van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Ook natura-uitvaartverzekeraars dienen vanzelfsprekend bij de afwikkeling onderworpen te zijn aan de bepalingen van de Wet op het financieel toezicht en hierin is nu voorzien.

Artikel 7

In dit artikel wordt een invoeringsprobleem opgelost dat is ontstaan door een onjuiste omzetting (in de artikelen 120 en 171 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft) van een verwijzing naar de Wet financiële dienstverlening naar de Wet op het financieel toezicht. Bij omzetting van de verwijzing in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1°, van de Wet handhavingconsumentenbescherming naar ‘financiële dienst als bedoeld in artikel 1 van de Wet financiële dienstverlening’ naar het equivalent daarvan in de Wet op het financieel toezicht was het aanbieden van effecten aan het publiek of het doen toelaten van effecten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt, abusievelijk niet meegenomen. In dit artikel wordt daarin voorzien. Bij het wetsvoorstel tot Aanpassing van de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, dat naar verwachting binnenkort bij de Tweede Kamer zal worden ingediend, zal dit in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1°, van de Wet handhaving consumentenbescherming worden hersteld. Bij inwerkingtreding van laatstgenoemde wet zal artikel 7 worden ingetrokken.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven