Wijziging Regeling identificatie en registratie van dieren

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3816, houdende wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren in verband met aanpassing van de I&R voorschriften voor schapen en geiten en de facultatieve invoering van elektronische I&R

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU L 5);

Gelet op artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling identificatie en registratie van dieren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel gg door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

hh. conventioneel merk: merk, niet zijnde een elektronisch merk;

ii. elektronisch merk: merk voorzien van elektronische transponder, geplaatst in een oormerk of een maagbolus;

jj. ommerken: een dier voorzien van een ander merk overeenkomstig artikel 34b.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het merk waarmee schapen en geiten ingevolge artikel 4 van verordening 21/2004 worden geïdentificeerd voldoet aan artikel 12e.

2. Het vijfde tot en met achtste lid vervallen.

C

Artikel 9, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De bestelling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op een daartoe door de Minister verstrekt formulier. Voor zover de bestelling betrekking heeft op schapen of geiten, kan de bestelling eveneens elektronisch geschieden.

2. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘geen merken voor varkens, schapen en geiten’ vervangen door: geen merken voor varkens.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van schapen en geiten, ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De houder draagt er zorg voor dat de merken aan of in de dieren die hij houdt, bevestigd, onderscheidenlijk aanwezig blijven.

2. Het tweede lid vervalt

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

E

Artikel 12, tweede lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2° wordt ‘varkens, schapen en geiten’ vervangen door: varkens.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2° door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

3°. ingeval van schapen en geiten, met merken die niet door de Minister of een leverancier als bedoeld in artikel 9, eerste lid, ter beschikking zijn gesteld of met merken die niet afkomstig zijn van een leverancier als bedoeld in artikel 12f, tweede lid, onderdeel b.

F

Na paragraaf 3.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.2

Merken van schapen en geiten

Artikel 12e

(Identificatiemiddelen)

1. Schapen en geiten worden geïdentificeerd door middel van:

a. twee conventionele merken die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid;

b. één conventioneel merk en één elektronisch merk waarbij de transponder is geplaatst in een oormerk die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 12f, tweede lid;

c. één conventioneel merk en één elektronisch merk waarbij de transponder is geplaatst in een maagbolus die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 12f, tweede lid;

d. een conventioneel merk en een tatoeage, voor zover het gaat om geiten die niet deelnemen aan het intracommunautaire handelsverkeer, of;

e. een door de Minister toegelaten slachtmerk, voor zover het gaat om schapen en geiten die worden gemerkt op een schapenverzamelcentrum, onderscheidenlijk een geitenverzamelcentrum.

2. De identificatiemiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, voldoen aan de eisen, bedoeld artikel 12f, derde lid.

3. Het identificatiemiddel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 12f, vierde lid.

Artikel 12f

(Eisen aan merken)

1. De eisen, bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel a, zijn:

a. de modellen van de merken, en wijzigingen daarvan, zijn goedgekeurd door de Minister overeenkomstig artikel 12g;

b. op de merken zijn de door de Minister voorgeschreven gegevens, als bedoeld in artikel 12j, aangebracht;

c. de merken zijn afkomstig van een door de Minister geregistreerde leverancier, die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 9, derde lid en artikel 12h.

2. De eisen, bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdelen b en c, zijn:

a. de eisen, bedoeld in het eerste lid onderdelen a en b;

b. het merk is afkomstig van een door de Minister geregistreerde leverancier, die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 12h.

3. De eisen, bedoeld in artikel 12e, tweede lid, zijn:

a. voor het conventionele merk dezelfde eisen die gesteld worden aan een conventioneel merk ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel a met dien verstande dat deze eisen op een enkel merk betrekking hebben, en

b. voor de tatoeage de eisen van bijlage I, deel D.

4. De eisen, bedoeld in artikel 12e, derde lid, zijn de eisen van bijlage I, delen A en C.

Artikel 12g

(Goedkeuring model merk)

1. De aanvraag tot goedkeuring van een model geschiedt schriftelijk en wordt ingediend bij Dienst Regelingen van het Ministerie. De schriftelijke aanvraag gaat vergezeld van de modellen van de merken waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd.

2. Een model van een conventioneel merk, wordt goedgekeurd indien:

a. het voldoet aan deel A, onderdelen 1 tot en met 3, van de bijlage bij verordening 21/2004, en

b. het de volgende kleur heeft:

1°. in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel a, een gele kleur;

2°. in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b, een groene kleur;

3°. in geval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel c, een grijze kleur.

3. Een model van een elektronisch merk, wordt goedgekeurd indien het voldoet aan:

a. deel A, onderdelen 3, 4 en 6 van de bijlage bij verordening 21/2004;

b. de richtsnoeren en procedures die krachtens artikel 9, eerste lid, van verordening 21/2004 zijn vastgesteld, en

c. ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b, heeft het elektronische merk een groene kleur.

Artikel 12h

(Registratie leverancier)

1. Ingeval een model van een merk is goedgekeurd overeenkomstig artikel 12g, tweede of derde lid, wordt de leverancier van dat merk geregistreerd bij Dienst Regelingen van het Ministerie, voor zover de betreffende leverancier niet reeds geregistreerd is.

2. De registratie, bedoeld in het eerste lid, wordt doorgehaald indien:

a. de leverancier aan een houder van schapen of geiten een merk heeft geleverd waarvan het model niet overeenkomstig artikel 12g, tweede of derde lid, is goedgekeurd door de Minister;

b. de leverancier van merken bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdelen b en c, niet voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 12i.

3. De doorhaling van de registratie, bedoeld in het tweede lid, wordt ongedaan gemaakt, indien de desbetreffende leverancier ten genoegen van de Minister heeft aangetoond dat hij overeenkomstig de bepalingen van deze regeling zal handelen.

Artikel 12i

(Eisen aan leverancier)

De leverancier, bedoeld in artikel 12h, tweede lid, onderdeel b, voldoet aan de volgende eisen:

a. de leverancier houdt een inzichtelijke administratie bij waaruit per UBN, per besteldatum, per individuele code, als bedoeld in artikel 12j, tweede lid, onderdeel b, het aantal verstrekte merken onderverdeeld naar de identificatiemiddelen, bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdelen b en c, blijkt;

b. de leverancier verstrekt wekelijks aan de Minister per UBN een overzicht als bedoeld in onderdeel a.

Artikel 12j

(Vermeldingen op merken)

1. Op een conventioneel merk, ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel a, worden de volgende gegevens vermeld:

a. de letters ‘NL’;

b. gevolgd door het UBN;

c. daaronder het uniek volgnummer.

2. Op een conventioneel merk, ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c, worden de volgende gegevens vermeld:

a. de letters ‘NL’;

b. gevolgd door een door de Minister toegekende individuele code van ten hoogste 12 cijfers.

3. Op een elektronische merk, ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c, worden de gegevens, bedoeld in het tweede lid vermeld.

4. De elektronische transponder in een elektronisch merk, ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdelen b en c, vermeldt bij uitlezing de volgende gegevens:

a. de cijfers ‘528’;

b. gevolgd door een door de Minister toegekende individuele code van ten hoogste 12 cijfers, die overeenkomt met de gegevens op het elektronische merk waarin deze transponder is geplaatst.

5. Op het nieuwe conventionele merk ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 34a, vierde lid, worden de gegevens, bedoeld in het tweede lid vermeld.

6. Op het merk, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid en vijfde lid, kunnen, buiten het deel waar de gegevens, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, zijn aangebracht, ter aanvulling andere gegevens worden vermeld.

7. In afwijking van het zesde lid wordt, ingeval van identificatie als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c, het UBN niet vermeld op de merken.

G

Artikel 34a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid wordt ‘dezelfde UBN- en volgnummercombinatie’ vervangen door: dezelfde gegevens, als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdeel b.

2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

4. In afwijking van het tweede lid, kan een houder een schaap of geit dat, onderscheidenlijk die is gemerkt met identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c, ingeval van verlies van het elektronische merk, in plaats van met een elektronisch merk, hermerken met een conventioneel merk.

5. Ingeval van hermerken als bedoeld in het vierde lid voldoet het nieuwe conventionele merk, aan de eisen als bedoeld in artikel 12j, vijfde lid.

6. Indien een schaap of geit dat, onderscheidenlijk die aanwezig is op het bedrijf van geboorte een merk heeft verloren, is het de houder toegestaan om het andere merk ook te verwijderen en het schaap of de geit te merken met twee nieuwe merken met nieuwe gegevens, als bedoeld in artikel 12j.

7. Ingeval van hermerken als bedoeld in het zesde lid maakt de houder aantekening in zijn bedrijfsregister waaruit blijkt welke gegevens, als bedoeld in artikel 12j, op de oude en nieuwe identificatiemiddelen stonden, onderscheidenlijk staan vermeld.

H

Na artikel 34a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34b

1. In afwijking van artikel 10, eerste lid, is het de houder toegestaan om zijn schapen of geiten die zijn gemerkt met identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel a, om te merken met identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c.

2. De schapen en geiten, bedoeld in het eerste lid, worden overeenkomstig de eisen van artikel 12e, eerste lid, onderdelen b of c, omgemerkt.

3. De houder die zijn schapen of geiten ommerkt houdt een administratie bij, waaruit blijkt welke gegevens, als bedoeld in artikel 12j, op de oude en nieuwe identificatiemiddelen stonden, onderscheidenlijk staan vermeld.

I

In artikel 35, eerste lid, wordt ‘bijlage III’ vervangen door: bijlage IV.

J

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt ‘alsmede het UBN op het merk’ vervangen door: alsmede het UBN of de individuele code op het merk.

2. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. indien een houder schapen of geiten die zijn gemerkt met identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel b of c, houdt, maakt hij aantekening van de desbetreffende gegevens, bedoeld in artikel 12j, in de vierde kolom van de tabel van het bedrijfsregister.

3. In het tweede lid wordt ‘bijlage II, onder B’ vervangen door: bijlage III, onder B.

K

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ‘onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Onderzoekingsregulatief 2002’ vervangen door: onderzoek als bedoeld in bijlage II, onderdeel 2 of 3.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien een schaap of geit dat, onderscheidenlijk die is gemerkt met identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 12e, eerste lid, onderdeel c, ter slacht wordt gebracht, vernietigt de houder, onder toezicht van de officiële dierenarts, het elektronische merk terstond na de slacht.

L

Na artikel 44a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44b

1. Van de toegelaten oormerken voor schapen en geiten, bedoeld in bijlage I, onderdeel D, onder 1, 2 en 3, bij de Regeling identificatie en registratie van dieren zoals die luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van de regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 27 november 2006, houdende wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren in verband met modernisering van voorschriften I&R runderen (TRCJZ/2006/3606), wordt het model goedgekeurd op grond van artikel 12f, eerste lid, onderdeel a.

2. Leveranciers van voor schapen en geiten toegelaten oormerken, bedoeld in bijlage I, onderdeel D, onder 1, 2 en 3, bij de Regeling identificatie en registratie van dieren zoals die luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van de regeling van 27 november 2006, TRCJZ/2006/3606 worden geacht te zijn geregistreerd door Dienst Regelingen van het Ministerie op grond van artikel 12f, eerste lid, onderdeel c.

3. Merken die zijn gebruikt in de Pilot Elektronische identificatie en registratie voor schapen en geiten, als bedoeld in de beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 april 2006 houdende een ontheffing op de Regeling Identificatie en Registratie van dieren en het Ingrepenbesluit, VD/06/920, worden geacht te zijn goedgekeurd op grond van artikel 12f, eerste lid, onderdeel a.

4. Leveranciers van merken die zijn gebruikt in de Pilot Elektronische identificatie en registratie voor schapen en geiten, als bedoeld in de beschikking van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 april 2006 houdende een ontheffing op de Regeling Identificatie en Registratie van dieren en het Ingrepenbesluit, VD/06/920, worden geacht te zijn geregistreerd op grond van artikel 12f, tweede lid, onderdeel b.

M

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Deel C wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdelen 1, 2, 4, 5, 6, 8 en 9 vervallen.

b. Onderdeel 7 komt te luiden:

7. In het slachtmerk is gestanst het UBN van het verzamelcentrum en het uniek volgnummer.

2. Deel E vervalt.

N

Bijlage III, onderdeel B, wordt vervangen door bijlage 1.

O

Bijlage IV wordt vervangen door bijlage 2.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 december 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Bijlage 1

Onderdeel B. behorende bij artikel 36, tweede lid

stcrt-2006-240-p12-SC78061-1.gif

Bijlage 2

Bijlage IV behorende bij artikel 35

stcrt-2006-240-p12-SC78061-2.gif

Toelichting

§ 1. Algemeen

Onderhavige regeling voorziet in een wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren (verder: de regeling). De wijzigingen hebben betrekking op de identificatie en registratie van schapen en geiten. De aanpassing valt uiteen in drie delen. Ten eerste wordt het mogelijk om op facultatieve basis schapen en geiten elektronisch te identificeren. Ten tweede worden de eisen die gesteld worden aan merken voor schapen en geiten en leveranciers van deze merken aangepast. In de derde plaats wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling op een aantal onderdelen te verhelderen.

Centraal in deze regeling staat de keuzemogelijkheid voor een houder van schapen of geiten met welke identificatiemiddelen hij wil identificeren. Vanaf nu zijn zowel de vertrouwde gele oormerken (verder: conventionele merken) als nieuwe elektronische merken toegestaan. Er zijn twee vormen van elektronische merken: merken waar een elektronische transponder in het oormerk is geplaatst en merken waar een elektronische transponder in een zogenaamde maagbolus is geplaatst. Al naar gelang van de wijze van identificatie komt er een onderscheid in het soort gegevens dat wordt aangebracht op de merken. Ingeval van identificatie door middel van twee conventionele merken wordt nog steeds met vermelding van het UBN (Uniek Bedrijfsnummer) in combinatie van een uniek volgnummer gewerkt. Voor de merken, ingeval van identificatie door middel van elektronische merken, wordt deze methode niet meer gevolgd. Op deze merken zal een individueel nummer, dat los staat van het UBN, worden aangebracht. Elk van deze dieren wordt dus individueel geregistreerd. Benadrukt wordt dat een houder die niet wenst over te stappen naar de nieuwe methode er voor kan kiezen de bestaande methode te blijven toepassen. Identificatie door middel van twee conventionele merken blijft voorlopig mogelijk.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat er naast identificatie door middel van conventionele en elektronische merken ook in bepaalde situaties gebruik kan worden gemaakt van identificatie door middel van een slachtmerk of tatoeage in combinatie met een conventioneel merk. De eisen aan slachtmerken worden op ondergeschikte punten aangepast. De regels met betrekking tot identificatie door middel van een tatoeage worden niet gewijzigd.

Hierna wordt in deze toelichting behandeld: elektronische identificatie en registratie (paragraaf 2), de aangepaste eisen aan merken en leveranciers (paragraaf 3), aanpassingen ter verheldering (paragraaf 4), een nadere toelichting van de artikelen (paragraaf 5) en tenslotte worden de administratieve lasten belicht (paragraaf 6).

§ 2. Elektronische identificatie van schapen en geiten

De regeling introduceert de mogelijkheid om schapen of geiten te identificeren door middel van elektronische identificatiemiddelen. Schapen en geiten kunnen voortaan geïdentificeerd worden door middel van:

1. twee conventionele oormerken;

2. één conventioneel merk en één elektronisch merk waarbij de transponder in het oormerk is geplaatst;

3. één conventioneel merk en één elektronisch merk waarbij de transponder in de maagbolus is geplaatst;

Een elektronische transponder in een elektronisch merk is uit te lezen door middel van een zogenaamde reader. Op deze reader zal een bepaalde cijfercode te zien zijn die overeenkomt met de code die op het bijgaande conventionele merk staat vermeld. Deze cijfercode is ook altijd visueel afleesbaar op beide oormerken, of het enkele oormerk ingeval van identificatie door middel van een maagbolus. Dus in het geval dat een schaap elektronisch is geïdentificeerd door de ene houder en dit schaap vervolgens wordt gehouden door een andere houder, die de elektronische transponder niet kan uitlezen, deze laatste toch de gegevens kan aflezen van het merk en dus kan administreren in het bedrijfsregister.

De Europese verordening (EG) nr. 21/20041 stelt elektronische I&R verplicht per 1 januari 2008. De verordening biedt de mogelijkheid voor lidstaten om elektronische identificatie voor deze datum op facultatieve basis in te voeren. In het kader hiervan is Nederland in januari 2006 gestart met een praktijkproef (verder: pilot) om te testen of het vernieuwde I&R systeem in de praktijk uitvoerbaar is. Mede door deze pilot, is er in de schapen- en geitensector meer behoefte gekomen voor het gebruik van elektronische identificatiemiddelen. Voor houders die voor hun eigen bedrijfsvoering de dieren al op individuele basis registreren, heeft dit voordelen. Nummers hoeven niet meer handmatig te worden opgeschreven en er worden minder fouten gemaakt. De invoering van elektronische identificatie zal niet alleen voor de houders van grote aantallen dieren voordelen opleveren. Ook hobbyhouders kunnen profijt hebben van de nieuwe toegestane methode. Veel hobbyhouders hebben bezwaren tegen het identificeren door middel van twee oormerken. Een houder kan vanaf nu gebruik maken van een conventioneel merk in combinatie met een maagbolus. Een maagbolus is een cilinder met hierin een elektronische transponder die in de maag van een schaap of geit wordt gebracht. Helemaal zonder zichtbare (oor)merken wordt dus niet gewerkt, omdat zonder het conventionele merk niet duidelijk zou zijn of het dier überhaupt is geïdentificeerd. Maar dieren hoeven in elk geval op deze manier nog maar één zichtbaar merk te hebben.

Om het gebruik van elektronische identificatiemiddelen te stimuleren wordt per 15 december 2006 elektronische identificatiemiddelen op facultatieve basis ingevoerd. Op deze manier kunnen houders er nu al hun voordeel mee doen en kunnen zij alvast kennis maken met elektronische identificatie.

Zoals aangegeven in paragraaf 1 maakt de invoering van elektronische identificatie het mogelijk om schapen en geiten te voorzien van een eigen individueel nummer dat los staat van het UBN. De nummering door middel van UBN met uniek volgnummer zal dan ook niet meer worden gebruikt ingeval een houder gebruik maakt van elektronische identificatiemiddelen. Op termijn zullen alle schapen en geiten volgens deze individuele methode worden genummerd. In de komende overgangsperiode zullen beide methoden van nummering naast elkaar bestaan.

Om de elektronische identificatie bij schapen en geiten mogelijk te maken zijn een aantal zaken aangepast in de regeling. Centraal in deze wijzigingsregeling is de nieuwe paragraaf (3.2) aan de regeling. Deze paragraaf is het nieuwe fundament als het gaat om identificatie en registratie van schapen en geiten. Maar ook andere artikelen worden aangepast aan de nieuwe systematiek. Tenslotte worden ook format van het bedrijfsregister en vervoersdocument hierop aangepast.

§ 3. Veranderingen met betrekking tot eisen aan merken en leveranciers

Het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk is aangesloten bij de Europese regelgeving. Er worden, behoudens de kleur, geen extra nationale eisen gesteld aan merken. Door wel eisen te stellen aan de kleur die bepaalde merken moeten hebben is duidelijker met welke merken (conventioneel of elektronisch) een bepaald dier is geïdentificeerd. Dit is onder andere van belang voor de handhaving en de certificering van dieren die bestemd zijn voor de export.

Aangaande de eisen aan de merken verandert er een en ander. Er wordt voortaan gewerkt met goedkeuringen van modellen van merken. Dit houdt in dat een leverancier, voordat hij merken kan leveren, een model van een merk voorlegt aan de Minister ter goedkeuring. De Minister gaat vervolgens na of aan alle gestelde eisen is voldaan. Deze eisen volgen grotendeels uit de Europese verordening (EG) nr. 21/2004. Een leverancier dient bovendien ook nog geregistreerd te worden, alvorens hij merken mag leveren.

Daarnaast wordt ook de bestelprocedure gewijzigd. Voor de houder die werkt met twee conventionele merken per dier verandert er niet veel. Deze merken kunnen gewoon, zoals nu ook het geval is, bij Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV (verder: Dienst Regelingen) besteld worden. Overigens wordt in deze regeling de mogelijkheid opgenomen om via het internet bestellingen bij Dienst Regelingen te plaatsen. Voor de houders die overstappen naar identificatie door middel van elektronische merken zal de bestelling niet via Dienst Regelingen verlopen. Deze merken kunnen direct besteld worden bij de leverancier. De laatste mag de merken direct aan de desbetreffende houder leveren onder de voorwaarde dat het model van het merk is goedgekeurd door de Minister. De Minister levert in deze gevallen overigens wel de gegevens aan de leverancier die op het merk vermeld dienen te worden. Hiermee wordt bedoeld de uitgifte van alle individuele nummers, om zo te waarborgen dat alle nummers ook daadwerkelijk uniek zijn.

§ 4. Overige aanpassingen

De specifieke eisen die in artikel 11 en bijlage E bij de regeling gesteld werden aan de bevestigingstangen waarmee merken worden aangebracht zijn niet meer noodzakelijk. Deze eisen worden voor alle dieren waarop de Regeling I&R van dieren betrekking heeft (runderen, varkens, schapen en geiten) afgeschaft. Dit wil overigens niet zeggen dat houders niet meer zorgvuldig hoeven te handelen bij het aan- of inbrengen van merken ter identificatie. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het daarop gebaseerde Ingrepenbesluit schrijven nog altijd voor dat er geen onnodig leed of verwondingen aan het dier mogen worden toegebracht.

De tarieven met betrekking tot de identificatie en registratie van schapen en geiten, als bedoeld in de Regeling tarieven I&R, zullen per 1 januari 2007 worden aangepast. Er zal een bedrag in rekening worden gebracht voor de goedkeuring van modellen van merken en wijzigingen deze modellen. Daarnaast zal een bedrag in rekening worden gebracht voor de registratie van leveranciers.

§ 5. Artikelsgewijs

Onderdeel A ziet op de toevoeging van een drietal definities in artikel 1. In de eerste plaats worden de begrippen ‘conventioneel merk’ en ‘elektronisch merk’ geïntroduceerd. Deze definities zijn nodig om het onderscheid duidelijk te maken tussen de verschillende vormen van identificatie. In de nieuwe artikelen 12e en verder wordt naar deze begrippen verwezen. In de tweede plaats wordt het begrip ‘ommerken’ opgenomen in de definities. Dit begrip wordt opgenomen in verband met de mogelijkheid voor houders om over te stappen van identificatie door middel van conventionele naar identificatie door middel van elektronische merken. Artikel 34b, eerste lid, gaat nader in op ommerken en de eisen daaromtrent.

Onderdeel B ziet op de aanpassing van artikel 8. Deze aanpassing valt uiteen in twee delen. In de eerste plaats wordt het vierde lid aangepast. De eisen aan merken van schapen en geiten, die in het oude vierde lid stonden zijn vervangen door een verwijzing naar het nieuwe artikel 12e. In de tweede plaats vervallen het vijfde tot en met het achtste lid. De eisen gesteld worden aan identificatiemiddelen van schapen en geiten zijn voortaan opgenomen in de artikelen 12e en volgende.

Onderdeel C past een aantal zaken in artikel 9 aan op de nieuwe situatie voor schapen en geiten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de houders en leveranciers die werken met de reeds bestaande conventionele merken en de houders en leveranciers die overstappen, onderscheidenlijk werken met de nieuwe elektronische merken. Voor de eerste groep verandert alleen dat bestellingen voortaan ook via het internet kunnen worden gedaan. Maar deze bestelling dient nog steeds via Dienst Regelingen te verlopen. De eisen die aan deze leveranciers worden gesteld blijven onveranderd. De tweede groep, de houders die overstappen naar elektronische merken, kunnen niet meer via Dienst Regelingen merken bestellen. Deze houders bestellen hun merken direct bij de leverancier. Aan de leveranciers van de elektronische merken worden overigens wel andere eisen gesteld. Deze eisen staan in de artikelen 12h en 12i.

Onderdeel D ziet op de aanpassing in artikel 11. De aanpassing bestaat uit twee delen. In eerste plaats worden de eisen die gesteld worden aan de bevestigingstangen voor het aanbrengen van merken afgeschaft. Deze aanpassing geldt voor alle diersoorten waarop de Regeling I&R van dieren betrekking heeft. In de tweede plaats wordt het artikel aangepast op het gebruik van de maagbolus. De houder dient er niet alleen zorg voor te dragen dat het merk aan het dier bevestigd blijft, maar hij dient ook zorg te dragen voor het in het dier aanwezig blijven van de bolus.

Onderdeel E ziet op een aanpassing van het verbod om zonder toestemming van de Minister merken aan derden te verstrekken of merken van derden aan te nemen of onderhanden te hebben. Voorheen was het niet toegestaan voor een houder om zijn dieren te merken met merken die hem niet ter beschikking waren gesteld door de Minister of een leverancier als bedoeld in artikel 9, eerste lid. Echter in de nieuwe situatie ziet artikel 9, eerste lid, slechts op een deel van de leveranciers van merken voor schapen en geiten. Artikel 12 wordt aangepast zodat het ook van toepassing is op leveranciers, bedoeld in artikel 12f, tweede lid, onderdeel b.

Onderdeel F ziet op de invoering van een nieuwe paragraaf (3.2) specifiek voor de merken van schapen en geiten. Het startpunt van de paragraaf is artikel 12e. Hierin staan de middelen opgesomd waarmee schapen en geiten geïdentificeerd mogen worden. Het voordeel hiervan is dat het duidelijker wordt welke merken een houder moet of mag gebruiken. Artikel 12f ziet vervolgens op de eisen de worden gesteld aan de verschillende merken. Deze eisen worden in de navolgende artikelen nader uitgewerkt. In artikel 12g staan alle eisen opgesomd waaraan een model van een merk moet voldoen om goedgekeurd te worden. Hierbij wordt opgemerkt dat modellen van merken per set aan Dienst Regelingen aangeleverd dienen te worden. De registratie van de leveranciers die elektronische merken mogen leveren aan houders is geregeld in artikel 12h. De leverancier van deze merken moet aan gepaalde eisen voldoen. Deze worden opgesomd in artikel 12i. De paragraaf wordt afgesloten met een artikel (12j) dat ziet op de vermeldingen die op de merken dienen te komen, alsmede de zaken die niet op de merken mogen komen.

Onderdeel G ziet op aanpassingen in artikel 34a. Aan dit artikel worden twee zaken toegevoegd. Het gaat om een uitbreiding van de mogelijkheden om schapen en geiten te hermerken ingeval van verlies. In de eerste plaats kan het voorkomen dat een houder die niet is overgestapt naar elektronische identificatie toch te maken krijgt met elektronisch geïdentificeerde schapen of geiten. Omdat het dier altijd is voorzien van minimaal één conventioneel merk kan deze houder zonder gebruik te maken van een reader toch het nummer van het dier aflezen en registreren in zijn bedrijfsregistratie. Mocht het schaap of de geit het elektronische merk verliezen, dan is het genoemde houder toegestaan dit dier te hermerken met een conventioneel merk. Het dier zal vanaf dan weer gemerkt zijn met twee conventionele merken. De houder dient van dit hermerken een aantekening te maken in zijn register. Verder ziet onderdeel G op een vereenvoudiging van handelingen voor de houder wiens schaap of geit nog op het geboortebedrijf staat. Op het moment dat een dergelijk dier een merk verliest, dan mag de houder het andere merk ook uitknippen om het dier vervolgens te voorzien van een nieuwe set merken. Hij dient hier een aantekening van te maken in zijn bedrijfsregister. Achterliggende gedachte is het vereenvoudigen van de situatie voor de houder. In de oude situatie moest de houder een vervangend merk bestellen bij Dienst Regelingen. Na ontvangst van dit merk mocht hij het desbetreffende dier hermerken. Deze schakel wordt er nu uitgehaald zodat de houder meteen kan handelen.

Onderdeel H creëert de mogelijkheid, in het nieuwe artikel 34b, voor houders om vrijwillig over te stappen van de bestaande systematiek met twee conventionele merken naar het nieuwe systeem van één elektronisch merk in combinatie met één conventioneel merk. Dit wordt aangeduid als ommerken. De reden hiervoor is dat het in beginsel niet is toegestaan om dieren te voorzien van nieuwe merken, behoudens in het geval van verlies van een merk. Maar daarvan is hier geen sprake. De houder mag de conventionele merken uitknippen en het dier voorzien van elektronische merken. Het is een houder overigens niet toegestaan om, andersom, de elektronische merken uit te knippen en het dier te voorzien van twee conventionele merken.

Onderdelen I en J zien op de vernummering van de bijlagen en een technische aanpassing naar aanleiding van de nieuwe nummersystematiek bij elektronische merken.

Onderdeel K wijzigt artikel 38 op twee punten. In de eerste plaats wordt de verwijzing naar het reeds ingetrokken Onderzoekingsregulatief 2002 vervangen door verwijzing naar een bijlage bij de regeling. Het betreft hier een technische wijziging. In de tweede plaats ziet de wijziging op de vernietiging van bolussen na de slacht. Achterliggende gedachte hierbij is het voorkomen van hergebruik van bolussen voor de I&R.

Onderdeel L voegt een nieuw artikel in de regeling. Artikel 44a ziet op de overgangsrecht aangaande modellen van reeds bestaande conventionele merken en hun leveranciers. De oormerken worden geacht te zijn goedgekeurd in de zin van artikel 12f, eerste lid, onderdeel a. De leveranciers worden geacht te zijn geregistreerd door Dienst Regelingen in de zin van artikel 12f, eerste lid, onderdeel b. Artikel 44a ziet eveneens op goedkeuring van modellen van merken en registratie van leveranciers die zijn gebruikt, onderscheidenlijk merken leverden voor de eerdergenoemde pilot. Deze merken en leveranciers worden geacht te zijn goedgekeurd onderscheidenlijk geregistreerd door Dienst Regelingen.

Onderdeel M ziet op de aanpassing van bijlage 1, deel C. Alle regels in deze bijlage met betrekking tot merken, met uitzondering van slachtmerken, vervallen. De eisen aan merken staan voortaan geregeld in paragraaf 3.2 van de regeling. Aangaande de slachtmerken worden ook een aantal zaken gewijzigd. De eisen aan afmetingen, gewicht en kleur worden niet langer noodzakelijk geacht. Dit wordt voortaan aan de sector overgelaten. De overige eisen gesteld aan de slachtmerken in bijlage 1, deel A en C, blijven overigens van kracht.

Onderdeel N ziet op de aanpassing van het format van het bedrijfsregister. Door de facultatieve invoering van elektronische identificatie is het vereist dat dit format wordt aangepast. Dit omdat schapen en geiten nu ook op individuele basis geregistreerd moeten worden in het bedrijfsregister.

Onderdeel O ziet op de aanpassing van het format vervoersdocument. Door de facultatieve invoering van elektronische identificatie is het vereist dat dit wordt format aangepast. Ook hierop kunnen schapen en geiten nu op individuele basis geregistreerd worden.

Artikel II regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Omdat in de schapen- en geitensector sprake is van een lammerseizoen in het voorjaar, is invoering van elektronische identificatie voorafgaand aan het lammerseizoen gewenst. Om elektronische identificatie op facultatieve basis voor het lammerseizoen van 2007 mogelijk te maken is er voor gekozen om onderhavige regeling per 15 december 2006 in werking te laten treden. Hierna kunnen leveranciers van identificatiemiddelen worden geïnformeerd, geregistreerd en kunnen zij de nieuwe merken ter goedkeuring aan Dienst Regelingen van het Ministerie aanbieden.

§ 6. Administratieve lasten

Met de invoering van elektronische identificatie op facultatieve basis veranderen de administratieve lasten. Voor houders die overstappen naar elektronische identificatie heeft dit een lastenvermindering tot gevolg omdat de registratie van dieren geautomatiseerd kan worden. Voor houders die niet overstappen en geen elektronische geïdentificeerde dieren ontvangen veranderen de administratieve lasten niet. Voor houders die niet overstappen, maar wel elektronisch geïdentificeerde dieren ontvangen betekent dit een lastenverzwaring. De reden hiervoor is dat de elektronisch geïdentificeerde dieren op individueel dierniveau geregistreerd moeten worden in het bedrijfsregister en op het vervoersdocument. De administratieve lasten worden in dit geval dus veroorzaakt door de nieuwe nummersystematiek. Het reeds bestaande systeem werkt met UBN + volgnummer en de nieuwe systematiek werkt met een individuele code die los staat van het UBN.

De veranderingen in de administratieve lasten worden veroorzaakt door:

1. het bestellen van oormerken,

2. de registratie van ongeregistreerde dieren,

3. het omnummeren of ommerken van dieren,

4. het invullen van vervoersdocumenten,

5. het bijhouden van het bedrijfsregister,

6. de registratie van oormerkleveranciers en 7. de goedkeuring van model van merken.

De bestelprocedure voor merken gaat veranderen voor zowel de houders die overstappen alsmede de houders die niet overstappen. De houders die overstappen naar elektronische identificatie kunnen de merken rechtstreeks bestellen bij hun leverancier in plaats van een bestelling via Dienst Regelingen te doen. Voor de houders die niet overstappen verandert er ook iets. Zij kunnen hun bestellingen voortaan ook via het internet doen. De nieuwe bestelprocedure levert een reductie van € 77.978,25 aan administratieve lasten op.

De registratie van ongeregistreerde dieren is iets dat elk jaar gedurende het lammerseizoen moet gebeuren. Nieuw geboren geitenlammeren en schapenlammeren moeten geïdentificeerd en geregistreerd worden. Door de invoering van elektronische identificatie kan dit registreren geautomatiseerd worden. Dit levert een reductie van € 13.591,79 aan administratieve lasten op.

De regeling maakt het mogelijk dat dieren die reeds zijn voorzien van twee conventionele oormerken mogen worden omgemerkt zodat zij worden voorzien van één elektronisch merk en één conventioneel merk. Dit zogenaamde ommerken creeert een extra administratieve last van € 149.523,– voor de houders die overstappen. Hierbij dient bedacht te worden dat dit overstappen op vrijwillige basis plaatsvindt.

Zowel het invullen van de vervoersdocumenten als het bijhouden van het bedrijfsregister zal een voor de ene houder een vermindering en voor de andere houder een vermeerdering van de administratieve lasten met zich meebrengen. De houders die overstappen naar elektronische identificatie zullen een reductie van administratieve lasten ondervinden, terwijl de houders die niet overstappen, maar wel met elektronische geïdentificeerde dieren te maken krijgen op hun bedrijf, een toename van administratieve lasten zullen ondervinden. Totaal bezien zorgt de invoering van elektronische identificatie en registratie voor een reductie van € 14.273,09 aan administratieve lasten aangaande de vervoersdocumenten en een reductie van € 65.681,19 aan administratieve lasten aangaande de bedrijfsregisters.

Tenslotte dienen leveranciers modellen van merken goed te laten keuren voor de Minister en dienen zij zich te laten registreren. Dit zal een administratieve lastenverzwaring van € 30,36 voor de goedkeuring en € 45,54 voor de registratie met zich meebrengen.

Het totale bedrag aan lastenreductie in verband met onderhavige wijzigingsregeling bedraagt € 21.934,42.

Onderhavige wijzigingen van de regelgeving zijn voorgelegd aan Actal.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2002, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 november 2006 (Stcrt. 233).

Naar boven